Pauwels Lucx : opperhoofdman van Oostkerke
René De Keyser
Ter illustratie van de uitleg die we gegeven hebben, op blz. 2 van “Rond de Poldertorens” afl. april 59, over de opperhoofdmannen der Ambachten, geven we hier de tekst van het bewaarde deel van een grafzerk van een opperhoofdman.
Deze halve zerk in blauw arduïn wordt nu bewaard op het kasteel te Oostkerke:
SEPULTVR VA PAVWELS LVCX F’s
MATIEVS IN ZYNEN TIT OPPER
HOOPMAN VAN PROCHIE VA OOSTKERKE
DE TIT VA 18 JAEREN EN WAS DE
TWEEDE MAN VAN NAERSCHREVEN ...,... (de rest verdwenen)
De familie Lucx was in de 17e eeuw een rijke en ontwikkelde boerenfamilie te Oostkerke. Pauwels Lucx was alleszins Opperhoofdman te Oostkerke van 1621 tot 1624. Op 12 mei 1626 was Gelen Uitterhuuse dit reeds in zijn plaats; en van af deze laatste is mijn lijstje der Hoofdmannon van Oostkerke ongeveer volledig, zonder dat deze Pauwels Lucx er nog op voorkomt. Zodat die 18 jaren opperhoofdmanschap moeten gezocht worden vóór 12 mei 1626.
In 1602-03 bedreef Pauwels Lucx een boerderij van 99 gemeten op Oostkerke.
Die hoeve was in 1632 aangegroeid tot 127 gemeten. Het kerk- en armenland werd veelal verpacht aan boeren rond wiens hof het lag. Aldus pachtte Pauwels Lucx in 1612, 11 gemeten 1 lijn en 41 roeden kerkland, dat allemaal gelegen was rond de hoeve waar nu Aloïs Claeys op woont, In 1642 pachtte de weduwe van P. Lucx de eerste 10 percelen van het land dat “den arme’ bezat in de Watering van Sheer Baselishoek, die allemaal lagen rond dezelfde hoeve. Zodat we ongeveer zekerheid hebben dat Pauwels Lucx op de hofstede van Aloïs Claeys heeft gewoond.
Vermits in 1642 zijn weduwe vermeld staat, moet Pauwels Lucx voor dit jaar gestorven zijn. Pauwels Lucx de Oude, zoals hij af en toe genoemd wordt, schijnt tenminste 2 zonen nagelaten te hebben; nl. : Pauwels de Jonge en Matheus.
a) Pauwels (de jonge) woonde in 1642 op de hofstede in het 1e Begin van Sheer Baselishoek, waar nu Kamiel Focedey woont. Pauwels de jonge had in 1632, 62 gemeten in gebruik, maar had zich later verbeterd bij zover dat hij in 1660 reeds 105 gemeten 2 lijnen en 76 roeden bedreef. Deze jonge Pauwels Lucx moet een ontwikkeld man geweest zijn. In 1634 vinden we hem als ontvanger der belastingen te Oostkerke.
Dit vraagt een woordje uitleg. Men had toen twee voorname vormen van belasting: parochiekosten en pointing of zetting.
De parochiekosten dienden om de uitgaven van het plaatselijk bestuur te dekken. De pointing of zetting, waren de lasten die aan het Brugse Vrije verschuldigd waren. Het globaal bedrag voor b.v. het Ambacht Oostkerke, werd vastgesteld door het Magistraat van het Brugse Vrije. De opperhoofdman van het Ambacht samen met de ontvanger, moesten er voor zorgen dat het bedrag over al de parochies van het Ambacht werd verdeeld.; dat het geïnd werd en overgemaakt aan het Brugse Vrije. Aldus zien we in de parochierekening van Lapscheure, gesloten op 28/10/1638, Pauwels Lucx als ontvanger betaald worden voor het opmaken van de lijsten der belastingsplichtigen van Lapscheure voor het jaar 1637. Zulk een lijst werd “smaldeel” genoemd.
Die ze1fde Pauwels werd nog door Lapscheure betaald voor het “verteer by hem gedaen” toen hij vergaderde met de hoofdmannen van al de parochies van het Ambacht Oostkerke om “te vervolgen de pointing en zetting van het jaer” in oogst 1636.
Dit toont voldoende het belang en de verantwoordelijkheid van de bedieningen van ontvanger en van opperhoofdman van Oostkerke.
Pauwels Lucx de jonge werd op zijn beurt Opperhoofdman. We vinden hem in die hoedanigheid aanwezig bij de aanbesteding voor het herstellen van de kerk te Oostkerke op 2 januari 1639.
Gewoonlijk bleven die opperhoofdmannen 3 jaar in bediening. Doch meermalen bleven ze 6, of zelfs meer jaren in dienst; zoals het met zijn vader gegeurde. Pauwels de jonge is waarschijnlijk slechts 3 jaar opperhoofdman geweest.
b) Matheus Lucx had in 1642 reeds zijn vader op zijn hoeve opgevolgd. Hij pachtte het merendeel van het kerk-. en armenland dat Pauwels Lucx de oude had gebruikt. Matheus bewerkte in 1660 een hoeve van 165 gemeten 2 lijnen en 65 roeden.
Matheus Lucx bracht het ook tot ontvanger van Oostkerke. Hoeke en Monnikenrede in 1654. Dit ontvangerschap betrof de parochiekosten, want Hoeke en Monnikenrede moesten dit soort belasting opbrengen samen met Oostkerke. Bij gebrek aan gegevens, was het niet mogelijk vast te stellen of hij ook de pointing en zetting in het gehele Ambacht moest ontvangen; vermoedelijk was dit wel zo.
Bij deze welvaart en eervolle bedieningen, kenden de gebroeders Lucx echter ook bittere tegenslagen. De kerkrekening 1653 - 54 vermeldt de ontvangst van het sepulture - recht of vergoeding voor begraving binnen de kerk; voor 2 kleine kinderen van Matheus Lucx in de O. L. Vrouw - beuk beneden de trap; voor Marie Turfhoop, huisvrouw van Pauwels Lucx, begraven in de O. L. Vrouw - kapel boven; voor Pauken, zoon van Pauwels Lucx, op dezelfde plaats begraven; en voor Marieken, dochter van Pauwels, beneden de trap in O. L. Vrouw - kapel begraven. Deze laatste twee waren nog minderjarig.
Na deze zware beproeving vind ik de gebroeders Lucx niet meer terug als ambtenaren met zware verantwoordelijkheid. Ze komen later nog wel voor als kerkmeesters. Op 23 juli 1667 werden door Heer Louis de Corte, ridder heer van Oostkerke, benoemd tot kerkmeesters: Pauwels Lucx in plaats van Jacq Aernouts, die overleden wast en Hubrecht Meersman i.p.v. Matheus Lucx wiens mandaat beëindigd was. Nog eenmaal vind ik Pauwels Lucx terug in de parochierekeningen en wel als kandidaat - verdediger van zijn dorp tegen de Franse huurlingen die Vlaanderen in de 2e helft van de 17e eeuw zo vaak uitplunderden. De rekening 1675 - 76, gesloten op 25/2/1678 vermeldt op folio 18: betaeld aen Pauwels Lucx en Jan van de Kerckhove, aen Jan De Backer ende aen Cornelis De Busshere, samen de somme van 4 pond 10 schellingen grooten over het verlies van haerlieden fysyken (1) van een franse partye (2) op vier Januari 1677 welke personen waren naer de platse gecomen met haerlieden geweere by laste van den hooftman : 4p 10sc. Indien we er rekening mede houden, dat Pauwels Lucx de jonge in 1632 toch minstens 20 jaar oud was, vermits hij toen reeds als landbouwer met 62 gemeten gevestigd was, dan moet hij in 1677, op het ogenblik dat hij bereid was zijn dorp te verdedigen, minstens 65 jaar oud zijn geweest. Hij mag dan ook met recht als voorbeeld gesteld worden van gehoorzaamheid aan het wettig gezag, dat hem het bevel gaf de wapens op te nemen, bevel dat hij ondanks zijn ouderdom, moedig volbracht.
Voetnoten:
(1) Verdraaiing van fusieken of fusilen, Dit gebeurde gedurende de Hollandse Oorlog van Lodewijk XIV : 1672 - 1678,
(2) Een “parye” of partie was een bende soldaten onder het bevel van een kapitein, die uitgezonden werden naar de dorpen en de hoeven om er onder bedreiging, eten, kleren en fourrage op te eisen. Heel dikwijls waren dit echte strooptochten en brandschattingen. Men noemde dat “partie lopen”. Zowel vriend als vijand ging partie lopen en het platteland afstropen. Ook ongeregelde benden deden het voor eigen rekening ende profijt.
Bronnen:
Staatsarchief Brugge:
- Fonds Brugse Vrije: parochierekeningen van Oostkerke over de in deze bijdrage vermelde jaren
- Idem : parochierekening van Lapscheure gesloten op 28/10/1638
Kerkarchief Oostkerke:
- Kerkrekeningen van Oostkerke over de in deze bijdrage vermelde jaren.
- Ommeloper van de bezittingen van den arme van Oostkerke anno 1642.
Staatsarchief Brugge: ongeklasseerd,
- Beterding Oostkerke en Hoeke door J. Maranis anno 1659 - 60