Over het ontstaan van de huidige rijksgrens tussen de zee en Middelburg

door Dr. Jos. De Smet.

De huidige grens die in onze streek, Nederland en Be1gië scheidt, dagtekent slechts uit de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), wanneer Noord-Nederland zich heeft vrijgevochten van het Spaanse juk.

Vóór 1580 strekte het Brugse Vrije zich uit tot aan de Westerschelde, over bijna geheel Westelijk Zeeuws-Vlaanderen, dat het zogenaamde Oostvrije vormde, waarvan alleen het Ambacht Moerkerke, en een deel van het Ambacht IJzendijke, namelijk Sint-Margriete en Sint-Jan-in-Eremo, bij het Brugse Vrije en later bij België gebleven zijn.

De huidige grenslijn tussen de zee en Middelburg (O.Vl.) werd voor het eerst vastgelegd in 1664.

Het Verdrag van Munster van 30 januari 1648, stelde een einde aan de Tachtigjarige Oorlog. Artikel 14 ervan bepaalde dat de Staten Generaal van de Verenigde Provinciën van Noord-Nederland de Schelde, het Sas van Gent en het Zwin zouden gesloten houden, zodat aldaar geen Zuid-Nederlandse schepen meer naar zee konden varen.

Volgens artikel drie zou ieder van beide partijen de gebieden behouden die zij, bij het sluiten van de vrede, bezaten. Daarenboven bepaalde artikel 67, dat de grenslijn later, bij gemeen overleg, zou afgepaald worden. En artikel 68 schreef voor dat o.a. de volgende forten zouden afgebroken worden: 1° op Spaanse bodem de forten St.-Job en St.-Donaas; en op Noord-Nederlandse bodem de twee forten van het eiland Kadzand, nl.  Oranje en Frederik (Retranchement), en de forten van het Kleine en het Grote Pas van Sluis te St.-Anna-ter-Muiden.

Tot slot, voor wat onze streek betreft, bepaalde artikel 71 dat de dijk, die de “Rivière du Soute” of Zoete Vaart afsloot bij het Fort St.-Donaas, zou weggegraven worden en vervangen door een sluis (1).

Het duurde echter tot in 1664 vooraleer overgegaan werd tot het afpalen van de grenslijn. Bij deze gelegenheid gaf de magistraat van het Brugse Vrije een boekje van 42 blz. uit : “Deductie ende verificatie om te betoonen, hoe dat de Limiten in Vlaenderen, in het quartier van den Lande van den Vryen, tussen syne Majesteyt van Spangnien, als Graeve van Vlaenderen, ende de hoge ende mogende Heeren Staeten generael van de vereenigde Nederlanden behooren gereguleert, gelimiteert ende vastgestelt te worden in conformiteyt van het derde en 67. Article van het Tractaet van cle Vrede van den jaere 1648, overgegeven aen cle seer Edele Heeren Commissarissen van syne Majesteyt by Burgemeesters encle Schepenen ‘s Lands van den Vryen.  M.DC.LXIV  ”.

Dit boekje bevat zeer veel interessante inlichtingen over het geleidelijk ontstaan van de nieuwe landgrens tussen de zee en Watervliet.

In 1604, onder de oorlog, hadden Noord-Nederlandse troepen zich definitief meester gemaakt van de steden Sluis, Aardenburg en Oostburg. Het omliggende gebied bleef verder onder de rechtsmacht van de magistraat van het Brugse Vrije. Te IJzendijke, dat toen ten gevolge van de overstromingen op de boord van de Westerschelde lag, hadden de Staten Generaal een fort gebouwd.

De stad Brugge, waar de magistraat van het Brugse Vrije zetelde, was in 1578 door de Calvinisten bezet, en keerde eerst in 1584 terug onder de gehoorzaamheid van de Koning van Spanje. Enkele schepenen van het Brugse Vrije, clie tot de calvinistische leer waren overgegaan, waren in 1584 naar Noord-Nederland uitgeweken.
In 1604, wanneer Staatse troepen Sluis hadden veroverd, kwamen deze uitgeweken schepenen zich aldaar vestigen, en met de toelating van de Staten Generaal, hadden zij te Sluis een nieuwe schepenbank gevormd: Het Vrije van Sluis, dat de wetgeving van het Brugse Vrije aldaar toepaste, en dat het bestuur overnam van het eiland Kadzand en van heel het gebied dat lag ten oosten van het kanaal van Oostburg (delen van de Ambachten van Oostburg en van IJzendijke).

Op 9 april 1609 werd te Antwerpen, tussen de Aartshertogen Albrecht en Isabella en de Staten Generaal van de Verenigde Provinciën, een bestand of wapenstilstand gesloten voor de duur van twaalf jaar. Artikel 3 van het Bestand bepaalde dat ieder van beide partijen in het bezit zou blijven van de gebieden die zij toen bezaten (2).

Op 27 mei 1609 liet de magistraat van het Brugse Vrije, aan al de hoofdmans van de Ambachten IJzendijke, Aardenburg en Oostburg weten, dat zij gedurende het Bestand aan hen onderhorig bleven. Dit werd door de magistraat van het Vrije van Sluis belet.

Een beroep van het Brugse Vrije bij de Staten Generaal te ‘s-Gravenhage op 13 januari 1610, had slechts voor gevolg dat de rechtsmacht van het Brugse Vrije alleen erkend werd in de parochies Sinte-Margriete, Sint Jan-in-Eremo, Sint-Laureins en Heile. Maar de grens moest tot op 300 roeden of 1052 meter afstand blijven van de steden, versterkingen en forten door de Noord-Nederlanders bezet.

Op 24 juni 1610 benoemden cle Staten Generaal een commissie belast met de afpaling van de grenslijn, zonder dat het Brugse Vrije geraadpleegd werd. Toen werd Sint-Anna-ter-Muiden en een groot deel van het grondgebied van Westkapelle hij de Staten ingelijfd. Wat erger was, de katholieke magistraat, te Sint-Anna-ter-Muiden aangesteld door de Aartshertogen, werd afgesteld en vervangen door een nieuwe calvinistische magistraat. Daarenboven werd de katholieke geestelijkheid gewapenderhand uit de kerk van Sint-Anna verdreven, alwaar op Sinksen (22mei) 1611 voor het eerst een gereformeerde godsdienstplechtigheid werd gehouden. In hetzelfde Muide had de gouverneur van Sluis de grenspaal geplaatst, niet op 300 roeden van de forten van het Pas, maar zover ervan verwijderd als het zwaarste kanon van Sluis reikte.

Niettegenstaande de beslissing van de Staten Generaal palmde het Vrije van Sluis de parochie Heile in, en poogde vruchteloos hetzelfde te doen met Sinte-Margriete, Sint-Jan en Sint-Laureins. Op het einde van het Bestand staken de Staatse troepen aldaar de dijken door, zodat deze laatste drie parochies onder water liepen en moesten verlaten worden. De weinige bewoners die daar overbleven, werden aanzien als Spaanse onderdanen, en moesten sauvegardegeld betalen om bevrijd te zijn van de plunderingen van de Staatse troepen.

In zijn boekje van 1664 “Deductie ende verificatie.,.” deed het Brugse Vrije opmerken dat in 1610, bij het begin van het Bestand, de Staatse overheid zich niet gehouden had aan de bepaling, waarbij slechts een gebied van 300 roeden diep rond de steden en vestingen door haar bezet als Staats gebied mochten meegerekend worden. Zij had terstond nog enige kleine redouten aangelegd, die niet bezet werden, maar die als mijlpalen dienden voor de grens, die in rechte lijn getrokken werd tussen de steden en versterkingen, zodat geheel het gebied te noorden van deze lijn, als Staats gebied werd opgevorderd.

Sedert het sluiten van de vrede in 1648, hadden de Staatse troepen de heerlijkheid Waterland te groten dele ingepalmd. In 1657 hadden zij gewapenderhand de kerk van Waterlandkerkje van de katolieken afgenomen en aan de gereformeerden overgedragen, zodat de katholieken aldaar verplicht waren hun diensten te verrichten in een schuur, waarboven zij een torentje met een klokje gebouwd hadden. Op het Spaans gebleven deel van de Heerlijkheid Waterland, werd een nieuwe parochie gesticht: Waterland-Oudeman. De Grenscommissie van 1664, alhoewel zij overal elders de grenslijn van 1621 volgde, nam toch Waterlandkerkje hij Noord-Nederland (3).

De grens van 1664, die de huidige landgrens vormt, is onveranderd ge-bleven tot na cle Spaanse Erfenisoorlog (1700-1713). Ten gevolge van deze oorlog gingen onze gewesten over van het Huis van Spanje naar het Huis van Oostenrijk.

Geheel de XVIIe eeuw door had Frankrijk oorlog gevoerd bij zijn geburen. Noord-Nederland wilde onze gewesten gebruiken als een voorgeschoven verdedigingsstelling tegen Frankrijk. Daarom werd aan de Oostenrijkse Keiser, onze nieuwe vorst, door de Staten Generaal van de Verenigde Provinciën opgedrongen: het “Traité de la Barrière des Pays-Bas”, dat te Antwerpen werd ondertekend op 15 november 1715. De Staten Generaal mochten nu verscheidene Zuid-Nederlandse vestingen militair bezetten, vooral langs de Franse grens: nl: Namen, Doornik, Menen, Veurne, Waasten, leper, alsook het Fort van Knokke te Merkem aan de samenloop van de IJzer ende leperlee. Daarbij zou Dendermonde een gemengd garnizoen krijgen bestaande uit een bataljon Staatse en een bataljon Oostenrijkse troepen,

Art 17 van dit verdrag voorzag in onze streek een verandering van de grenslijn, om de Noord-Nederlanders beter in staat te stellen hun grens door forten en overstromingen te verdedigen. De grens, die vroeger begon aan de monding van het Zwin, zou nu van de zee vertrekken tussen Heist en Blankenberge, daaromtrent waar nu de vaargeul van Zeebrugge ligt. Zij zou zuidwaarts lopen tot de Goteweg, van daar rond de oude kerk van Heist (waar nu het oude kerkhof ligt langs de steenweg op Ramskapelle), daarna in rechte lijn tot de Driehoek (begin van de Hoekevaart aan het Oude Zwin), verder tot de Zwarte Sluis, daarna naar het Fort Sint-Job, en dan opnieuw in rechte lijn naar de oude grens van 1664, in de Papenpolder te N.W. van de kerk van Middelburg.

Daardoor werden in het N.O. van Brugge alleen 9191 gemeten of 4065 Ha. aan Noord-Nederland afgestaan, onderverdeeld als volgt: 1461 gemeten van Heist met de kerk en 46 huizen; 22 gemeten en 4 huizen van Ramskapelle; geheel Knokke met 3300 gemeten, de kerk en 47 huizen; 2428 gemeten van Westkapelle met de kerk en 59 huizen; een deel van Sint-Anna-ter-Muiden op Oostenrijks gebied: 768 gemeten en 2 huizen; 300 gemeten van Hoeke met 16 huizen; en 712 gemeten van Lapscheure met 6 huizen.

De Staten van Vlaanderen tekenden protest aan tegen deze uitbreiding van het Noord-Nederlands gebied, niet alleen te N.O. van Brugge, maar ook  te N. van Eklo, waar Sinte-Margriete, Sint-Jan-in-Eremo en Watervliet naar Noord-Nederland overgingen, evenals een groot gebied rond Assenede en Zelzate, alsook de westoever van de Schelde vanaf het Fort La Perle, met geheel de gemeente Doel (4).

Afgevaardigden van de Staten van Vlaanderen vertrokken op 15 januari 1716 naar Wenen, om aldaar hun klachten aan de Keizer voor te leggen.

Nieuwe onderhandelingen werden met de Verenigde Provinciën ondernomen, en op 22 december 1718, werd te ‘s Gravenhage een nieuw verdrag gesloten voor de grensregeling, In onze streek begon de nieuwe grens nu aan het Fort Sint-Paulus te Knokke, liep in kronkelende lijn naar het Fort Sint-Donaas, dat bij Noord-Nederland verbleef, liep dan op zekere afstand te Z. van de oude grens van 1664, tot aan de Verloren Kreek te W. van Middelburg, waar zij de oude grens vervoegde, St.- Margriete, Sint-Jan-in-Eremo, Waterland-Oudeman en Watervliet keerden terug tot de Oostenrijkse Nederlanden. Nu was de Nederlandse gebiedsaanwinst rond Sluis, slechts 2138 gemeten of 946 Ha.: 1190 gemeten en 6 huizen te Knokke; 768 gemeten en 2 huizen te Sint-Anna-ter-Muiden; en 180 gemeten zonder huizen te Lapscheure (5).

Deze grens bleef onveranderd tot in 1785.

Keizer Jozef II wilde de Hollandse garnizoenen uit de Barrièresteden van de Oostenrijkse Nederlanden doen vertrekken. Hij liet aldaar de versterkingen en kazernen afbreken boven het hoofd van de Staatse troepen, die verplicht waren naar hun land terug te keren. Hij wilde alleen nog de grens van 1664 erkennen en liet overal de Hollandse garnizoenen van de grensforten die lagen op het vroeger Spaans gebied,verjagen en daarna deze versterkingen afbreken. Zo werden op 11 oktober 1784 de forten van het Hazegras en van Sint-Donaas bezet door Oostenrijkse soldaten. De enkele Hollandse militairen die zich aldaar bevonden, werden naar Sluis teruggestuurd.

2015 02 25 111125

Grens van 1664 - Schets volgens Carte particulière des environs de Bruges, Damme ets. 1718.

Jozef II wilde ook de Schelde weer vrij maken en openstellen voor de zeeschepen van ons land, wat door het Verdrag van Munster in 1648 verboden was. Hij liet een landingskaai met een lazaret bouwen bij het Hazegras, voor de schepen die uit het verre Oosten kwamen. Maar de Zeeuwse admiraliteit legde een fregat in de monding van het Zwin om de toegang van zeeschepen aldaar te beletten. Op 8 oktober 1784 zond Jozef II een Zuid-Nederlands schip van Antwerpen naar de zee. Voorbij de grenslijn werd het beschoten door de Noord-Nederlandse marine zodat het naar Antwerpen moest terugkeren.

Aan de gespannen toestand tussen de Keizer en Noord-Nederland  kwam een einde door tussenkomst van het Franse Hof, en op 8 november 1785 werd te Fontainebleau een verdrag gesloten tussen beide tegenstanders, Artikel 4 van dit verdrag bepaalde dat de grens van 1664 tussen Noord- en Zuid-Nederland opnieuw van kracht werd (6)

Nadat de Franse Republiek op 1 oktober 1795 (9 vendèmaire l’an IV) onze gewesten bij Frankrijk had ingelijfd en ingedeeld in negen departementen, werden onze huidige provincies gevormd. Het Leiedepartement was het huidige West.-Vlaanderen, het Scheldedepartement was het huidige Oost.-Vlaanderen, waarbij geheel Zeeuws Vlaanderen gevoegd werd.

In 1814, na de nederlaag van Napoleon, werd ons land bij het Koninkrijk der Nederlanden gevoegd. Toen ging Zeeuws-Vlaanderen over naar de Provincie Zeeland. De grens tussen deze laatste Provincie en West.- en Oost.-Vlaanderen was de grens van 1664. Deze grens is opnieuw land-grens geworden vanaf 1839. Zij werd lichtelijk gewijzigd in de monding van het Zwin, tussen Sluis en de zee, ten gevolge van de indijking van deze monding en de winning van de Sluise Havenpolder in 1861, de Zwinpolder in 1863 en de Willem-Leopoldpolder in 1872.

0000000

Verwijzingen

1. Placcaertbouck van Vlaenderen: tweede deel van het derde boek;    Gent 1685, pp 1293 en volgende.
2. Recueil des Ordonnances des Pays-Bas: Règne d’Albert et d’Isabelle. Deel I  - (10 sept 1597 - 30 april 1609) uitgegeven door V. Brants, Brussel. 1909  p 402.
3. Placcaertbouck van Vlaenderen: tweede deel van het derde boek, pp 1322 en volgende
4. Ibidem: derde deel van het vierde boek; Brussel 1740, pp 1852 en volg. De Vlaamse tekst van dit nieuw traktaat, uitgevaardigd te Brussel op 28 okt 1719, staat aldaar op pp 1887-1888.
5. Ibidem: pp 1875 en volg. 7.  
6. Recueil des Ordonnances des Pays-Bas autrichiens: troisième série, 1700-1794. Tome douzième (10 janvier 1781 - 23 décembre 1786), uitgegeven door Paul Verhaegen, Brussel, 1910; pp 459 en volg.

Bijlage

TRANSLAET   .   Article   I  .

Alsoo der eenighe swaerigheden voorghevallen zyn raeckende het seven-thiende Article van het Tractaet van Barriere, belanghende de verseke- ringhe van de Frontieren, ende de uytbreydinghe van de Grensen van Haere Hoogh Moghende in Vlaenderen, daeruyt souden konnen voort-kommen eenighe moeylijckheden, die men van d’eene en d’ander zyde soeckt te voorkomen, soo is men over-een-ghekomen dit Artikel voor te stellen in de plaetse van het voorseyde seventhiende.

Syne Keyserlijcke ende Catholique Majesteyt aggreëert ende approbeert dat in het toekomende de Grensen van de Staeten Generael in Vlaen-deren, sullen beginnen aen de zee noort-west het Fort van St. Pauwel alsnu ghedemolieert, het welcke by sijne Majesteyt aen hun ghelaeten wordt met thien Roeden Grondt van veerthien Voeten de Roede rondt den Voor-gracht van den Westen en den Zuyden, ende men sal eene rechte Linie trecken van den Dyck ligghende ten zuyden van het selve Fort gheteeckent met de Letter A. op de Caerte figurative daer van ghe-maeckt en wederzydts gheteeckent, dweirs door den Polder ghenaemt Haesegras, tot de joncture van den Crommendyck gheteeckent B. gaende lancx eenen Gracht, die light west den voorseyden ghedemo-lieerden Dyck, ende van daer naer het Canael genaemt het Nieuw Ghedelf (Izabelle vaart) gheteeckent C., het welcke men sal volghen tot het Nieuw Ghedelf Dryhoeck gheteeckent D., van waer de nieuwe gren-sen sullen gaen lancx eenen Waterganck ende Gracht gheteeckent E. tot de Lignie (van Cantelmo) gheteeckent F. welcken Waterganck ende Gracht sullen verblijven aen Sijne Majesteyt: Men sal van de Letter F. vervolghen lancx de selve Lignie tot voorby Sijne Majesteyts Bureau gheteeckent 0. tot eenen houck keerende in den Dyck (De Nachtegale), vanwaer men sal gaen door den kleynen Polder op de rechte van den Gracht tot aen de Swarte Sluyse, alsoo vervolghens op het point van eene Redoute op den Dyck op d’ander zyde van de twee Canaelen de Soute en de Saute gheteeckend  H. (St.-Job) by het Fort van St. Donaes, het welcke Sijne Keyserlijcke ende Catholicque Majesteyt overlaet in volle Souveraintieyt (sic) ende Eyghendom aen de Staeten Generael, als mede de Souverainiteyt van alle den Grondt gheleghen op de noort-zyde van de naervolghende Lignie, behoudens dat de deuren van de Sluysen van het voorseyde Fort sullen afghedaen worden, ende afgedaen blyven geduerende den tydt van den Peys ende dat de Geintresseerde sullen moghen doen leeghen het Bedde ofte Sulle reys en reys het gene van de voorseyde Swarte Sluyse, ende daer van visite doen als het hun sal believen, ende nootsaeckelijck sal dunoken, op dat in den tydt van Peys het Water magh hebben sijnen vryen loop in Zee.

De nieuwe Limiten sullen van den voorschreven Post keeren lancx den buyten voet van den Dyck naer den Polder genaemt ‘t Eynder Weireldts, van daer lancx den Zeedyck, ghelijck op de Caerte gheteeckend is, tot aen de oude Limiten aen de Coupure van eenen Dyck, die sluyt de Creke van Lapschuere gheteeckend I., en sullen hunne Hoogh Mogende hebben de Souverainiteyt van den Grondt ligghende ten noorden van die Linie.

Over het ontstaan van de huidige rijksgrens tussen de zee en Middelburg

Jos. De Smet

Rond de poldertorens
1960
04
010-016
Achiel Calus
2023-06-19 14:37:15