Knokke van 1876 tot 1913 volgens het Dagboek van Leopold De Vos.
Dr. Jos De Smet
1. De Familie De Vos - Traen
In ons nummer van juni 1960, blzn 9 en 17, zagen we reeds dat Leopold De Vos, geboren te Knokke op 21 mei 1840, huwde op de 8e april 1863 met Anna Maria Theresia Traen, geboren te Knokke op 6 maart 1825 en weduwe van Benedictus Van Damme (+4 juni 1862). Uit het eerste huwelijk waren twee zonen geboren: Edmond (4 mei 1855) en Louis (29 april 1861), en uit het tweede huwelijk een dochter Sidonie (15 januari 1865).
In 1876 waren de twee zonen Van Damme nog student: Edmond in de afdeling voor wijsbegeerte van het Klein Seminarie te Roeselare, en Louis aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge. Edmond zou overgaan naar het Groot Seminarie te Brugge, waar hij op 50 september 1876 binnentrad.
Een maand vroeger was Edmond, met zijn moeder, naar Brugge gereisd om aldaar zijn "sitane" te laten maken. Om de zegen van Maria af te smeken over de toekomst van Edmond, trok mevrouw De Vos, met haar beide zonen en Belle Moeie, op 5 september in bedevaart naar Oostakker.
Het eerste verlof van Edmond op het Seminarie viel op 28 november. Een kennis had hem te Brugge afgehaald met een sjees, en hij kwam heel fier naar huis “om zyn habit” te tonen.
Op 7 juni 1879 werd hij te Brugge onderdiaken gewijd.
Leopold De Vos had een nonkel die te Brugge verbleef bij de Broeders van Liefde. Hij overleed aldaar op 1 februari 1880. De verdeling van de erfenis gebeurde op een familievergadering te Brugge de 13e maart. Het aandeel van Leopold De Vos werd hem op 5 april uitbetaald en bedroeg 1158 fr. 88 cent.: een belangrijke som voor die tijd.
Nog vóór zijn priesterwijding werd Edmond, op 8 april 1880, tot leraar benoemd aan het Klein Seminarie te Roeselare. Hij werd te Brugge priester gewijd de 18 december en celebreerde zijn plechtige Eremis te Knokke de 2 januari 1881. Geheel de familie was opgekomen, uitgenomen de echtelingen Jozef Traan van Moerkerke en "geus” Claeys van Knokke.
De tweede zoon Louis, die nog student was aan het St-Lodewijkscollege te Brugge, moest op 28 januari 1681 loten voor de militie te Damme. Hij trok het lot nr.42, waardoor hij aangewezen was voor soldaat. Evenals voor zijn broer Edmond,moest vader De Vos een plaatsvervanger betalen, die in zijn plaats soldaat zou zijn.
Leopold De Vos werd op 4 juli 1881 tot kerkmeester verkozen te Knokke, in plaats van de overleden Frans Galle.
Op 5 oktober 1881 trok ook Louis Van Damme naar het Klein Seminarie te Roeselare. Nu waren de twee gebroeders samen en kwamen ook samen in verlof. Zij moesten een goede indruk nalaten te Roeselare, want de superior en de econoom kwamen op bezoek naar Knokke.
Louis trad binnen in het Groot Seminarie te Brugge de 30e september 1882. Hij kwam de eerste maal met verlof met de sjees van Pol Traen en bracht twee andere seminaristen mede. Het Seminarie gaf slechts één enkele dag verlof per trimester, zodat veel seminaristen niet naar huis konden. Zo komt dat Louis, ieder maal hij voor een dag met verlof kwam, altijd twee andere seminaristen medebracht.
De gezondheid van de dochter Sidonie liet te wensen over, en op 6 september 1884 nam haar moeder ze mede naar Brugge voor een consultatie van twee dokters.
Louis werd tot onderdiaken gewijd op 20 december 1884 en tot diaken op 30 mei daarna.
In september 1885 werd Edmond overgeplaatst van Roeselare naar Blankenberge als directeur van het Sint-Pietersgesticht. Vader en Moeder De Vos bezorgden de verhuizing op 29 september en 1 oktober, en gingen nu regelmatig hun zoon bezoeken die zoveel dichter woonde. Maar hij bleef slechts drie maanden te Blankenberge, en werd op 29 december 1885 benoemd tot bestuurder van de Zusters Predikheressen van Ter Bank te Leuven. Daar verbleef hij tot aan zijn dood op 22 augustus 1918.
Zijn ouders zorgden voor de verhuizing in de nieuwjaarsdagen van 1886 en vader De Vos ging Edmond voor de eerste maal bezoeken te Leuven op 19 mei. Dit bezoek had waarschijnlijk betrekking op de priesterwijding van Louis, die gebeurde op 19 juni daarna. Een volgende dag droeg de nieuwe priester zijn Eremis op in de kerk te Knokke. De 21e juni moest Edmond naar Leuven terugkeren en nam Louis en Sidonie mede, die aldaar een volle maand verbleven en eerst op 20 juli naar huis terugkeerden.
Louis werd door de Bisschop naar de Universiteit te Leuven gezonden, waar hij op 6 oktober 1886 ingeschreven werd.
In de loop van de zomer van 1887 gingen vader en moeder De Vos hun twee zonen bezoeken te Leuven. Zij vertrokken op 20 juni, op 21 deden zij een uitstapje met Edmond naar Bertem, en keerden de volgende dag naar huis terug met de trein van 10 h 28 uit Leuven. Zij kwamen toe in het station te Heist om 15 h 30, en waren te Knokke om 17 uur 30.
Louis bleef slechts één jaar te Leuven. Volgens het jaarboek van het bisdom had hij er de graad behaald van licentiaat in de wijsbegeerte en de letteren (?) en werd hij op 5 oktober 1887 benoemd tot leraar van de kleine figure (vierde klas van de humaniora) aan het St-Lodewijkscollege te Brugge.
Hij zou er echter niet lang blijven, want op 30 juni 1888 overleed hij te Knokke op 27 jarige ouderdom. Hij werd begraven op 1 juli. Op 27 september van het volgende jaar werd door zijn ouders een gedenkteken geplaatst op zijn graf.
De volgende zomer, op 9 juni, trok vader De Vos met zijn dochter Sidonie naar Leuven. Hij keerde de volgende dag terug, maar Sidonie bleef bij Edmond tot 7 juli. Na de dood van Louis troffen nog andere zware rampen de familie De Vos. Moeder De Vos leed aan de ogen. Een van haar ogen was bijna blind.
In augustus 1890 ging zij te raad bij de Brusselse oogmeester Tack, die regelmatig zitdag hield te Brugge in het huis van de heer Moulaert. In november reisde zij met haar man naar Brussel voor een nieuw onderzoek bij oogmeester Tack; de vrouw bleef er tot 20 december. Nog eens werd de reis ondernomen naar de hoofdstad op 4 februari 1891, en de 28e van dezelfde maand ging moeder De Vos binnen in het Sint-Janshospitaal te Brugge om haar oog te laten opereren.
Veertien dagen later trof haar en haar echtgenoot nog een veel zwaarder slag. Hun dochter Sidonie, die over geen al te goede gezondheid beschikte, werd ziek en overleed de 16e maart op 26 jarige leeftijd.
Hetzelfde jaar reisden de echtelingen De Vos nog viermaal naar Brugge om er het oog van moeder te laten verzorgen. Zij verbleef opnieuw in het hospitaal van 7 tot 14 oktober 1891.
De 9e en 10e februari 1892 namen de echtgenoten De Vos hun intrek in een nieuw gebouwd huis, en lieten op 27 februari hun oud huis afbreken.
Hun enig overlevend kind, Edmond, kwam slechts eenmaal per jaar naar huis. De residentieplicht van de geestelijken werd vroeger buitengewoon streng toegepast; reizen was zeer moeilijk en tijdrovend. Om toch ieder jaar zijn ouders te kunnen bezoeken te Knokke, richtte hij jaarlijks een bedevaart in voor de leden van de Congregatie van zijn school naar de Heilige-Bloedprocessie te Brugge, ‘s namiddags kwam hij met deze meisjes voor een paar uren naar Knokke. Na 1897 wordt er geen gewag meer gemaakt van het bezoek van de Congregatie en op 10 september 1900 was Edmond eens naar huis gekomen.
In 1892 en 1893 moet Leopold De Vos nog enkele malen per jaar met zijn vrouw naar de oogmeester te Brugge. Zij was toen 67 jaar oud en zag niet meer genoeg om op reis te gaan. Vader De Vos moest alleen op bezoek naar Leuven van 23 tot 25 mei 1895.
Samen met Edmond ondernam hij uitstapjes naar Scherpenheuvel en naar Bertem. In 1901 trok hij er tweemaal heen: op 8 maart met de bedevaart van een confrerie uit Knokke naar het heiligdom van Sint Jozef te Leuven, en van 8 tot 10 juli, wanneer hij met Edmond ook Antwerpen bezocht.
Op 3 maart 1904 werd zijn vrouw ziek. Haar toestand werd met de dag erger en zij overleed op 9 maart, om 6 uur, op 79 jarige leeftijd. Nu was Leopold De Vos volledig alleen. Op uitnodiging van Edmond kwam hij van 21 tot 28 april daarna naar Leuven, en bezocht met Edmond het Kongo-museum te Tervuren, de stad Leuven, Wilsele, Bertem, Egenhoven, Korbeek-Dijle en Heverlee. Op 28 april ‘s avonds was hij terug thuis.
Met Heilige-Bloeddag 1904 kwam Edmond met “een compagnie van 47 leerlingen” zijn vader bezoeken. Hij kwam terug naar Knokke van 12 tot 16 september. Het volgende jaar, van 25 tot 28 september, was Leopold De Vos opnieuw op bezoek te Leuven, en ondernam hij een uitstapje naar Luik.
In 1908 vermeldt hij nog een bezoek aan Leuven van 25 tot 28 september waarbij hij opnieuw Tervuren bezocht. In 1910 was hij weer te Leuven, nu van 20 tot 24 mei, en hij deed een uitstap naar Tervuren en ook naar de wereldtentoonstelling te Brussel.
Leopold. ondernam daarna geen grote reizen meer. De laatste aantekening in zijn dagboek is van 16 augustus 1913. Hij overleed te Knokke de 15e januari 1914, op zijn 74 ste jaar.
Zijn stiefzoon Edmond Van Damme overleefde hem nog vier en een half jaar, en stierf te Leuven de 22e augustus 1918, op 65 jarige leeftijd.
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Vanaf 1880 was De Vos agent van verzekeringen. Daarvoor ging hij geregeld enkele dagen per maand “op reis” naar: Blankenberge, Damme, Hazegras, Heist, Hoeke, Lapscheure, Het Kalf, Meetkerke, Moerkerke, De Oosthoek, Ramskapelle, Sint-Anna-ter-Muiden, Sluis, Uitkerke, Westkapelle, Het Zoute en Zuienkerke.
2. De ontwikkeling van de gemeente Knokke
Vanaf 1876 tot 1913 is Knokke stilaan uitgegroeid tot een bekende badplaats. Daarvan vinden wij talrijke sporen in het dagboek van Leopold De Vos.
Op 30 mei 1889 werd de steenweg naar zee “in gravier” gelegd. Dit was de Zeekassie de latere Lippenslaan. Hetzelfde jaar werd ook veel gewerkt aan het bouwen van de zeedijk. Wegens loongeschillen ontstond aldaar op 15 juli een grote beroering onder de arbeiders.
Nu de dijk er reeds ten dele lag, werd op 4 augustus aldaar een groot hotel geopend. Maar de stormen van 25 en 28 september vernielden de nieuwe dijk op talrijke plaatsen.
Een grote verbetering in de verbinding met het binnenland was het aanleggen van een buurtspoorweg Brugge-Knokke-Heist door het dorp. Het was een hele gebeurtenis op 11 augustus, wanneer om 20 h 30 de eerste locomotief door het dorp reed. Het duurde nog tot 18 maart 1890 vooraleer de stoomtram naar Brugge voor de eerste maal reed. En reeds de volgende dag trok Leopold De Vos met de tram naar Brugge. De tijd was voorgoed voorbij dat hij te voet optrok naar het station te Heist om er de trein te nemen naar Brugge.
Hij zou ook nooit meer te voet van Brugge naar Knokke moeten terugkeren. De stoomtram moest nog plechtig ingehuldigd worden, en dit gebeurde op 5 juni daarna.
Op 3 september 1891 kwam Koning Leopold II, die zich veel gelegen liet aan de Belgische kust, een bezoek brengen aan Knokke. Hij wandelde dan verder langs het strand naar Heist.
De zeebaden hadden veel bijval en er was reeds een dienst voor redders ingericht. Op 5 september verdronk een dame, en de redder die haar wilde hovenhalen verdween ook in de golven. Enkele dagen later spoelde het lijk van de dame aan, terwijl dit van de redder nooit teruggevonden werd.
Voortdurend werden nieuwe gebouwen en villa’s hij de zee gebouwd. In juni 1892 waren er reeds 21. Op 15 juni 1892 werd door Louis De Clerck het “Hôtel de Bruges” geopend rechtover de kerk.
Nu Knokke belangrijker werd, was aldaar plaats voor een geneesheer. Deze Dokter Wallaeys, werd op 17 juli 1894 plechtig ingehaald. Een badplaats veronderstelt talrijke drankgelegenheden. Het vervoer van bier op grote schaal, zoals dit nu gebeurt met vrachtwagens, was toen nog onbekend. Het bier moest uit de naaste omgeving komen en zo kreeg Knokke een eigen brouwerij, waar voor de eerste maal gebrouwd werd op 9 december 1896.
De Engelse Vorstin Victoria vierde haar jubileum van vijftig jaar koningin 22 juni 1897. De talrijke Engelsen te Knokke, richtten allerlei feestelijk-heden in, ter ere van hun vorstin.
Gedurig werd gemoderniseerd. Op 27 juli 1898 werd de nieuwe kiosk langs de Zeedijk ingehuldigd door een Brugse muziekkapel en op 13 oktober 1899 werd de verdeling van gas ingehuldigd.
Tegen het stof werd voor de eerste maal een sproeier in dienst gesteld tussen het dorp en de zee, op 5 september 1901. En eindelijk, op 22 juli 1903 werd de lijn van de stoomtram verlengd tot aan de zee. Zij werd ingehuldigd de 15e augustus van het volgende jaar.
Er was ook reeds een apotheker, want hij overleed in november 1906. Zijn naam staat niet opgetekend; maar hij was van vreemde afkomst, en zijn lijk werd naar elders overgebracht om begraven te worden.
De 5e juli 1908 was Knokke in feest wegens het bezoek van een minister en van de gouverneur van West-Vlaanderen. Er was zeer veel volk opgekomen. Bij een badplaats behoort ook een gemeentehuis, en niet een paar kamers in een herberg. De bouw van het nieuwe gemeentehuis werd gestart op 17 november 1911 en werd de 15e juni 1915 ingehuldigd.
De urbanisatie werd verder doorgevoerd, Op 19 februari 1912 begon men met het leggen van de eerste voetpaden. De Lippenslaan of “Boulevard” werd gemoderniseerd in 1912 en de tram aldaar geëlektrificeerd. Het eerste elektrische rijtuig reed op 29 juni 1912.
3. De Politiek
Knokke was nog een dorp en behield dan ook een dorpsmentaliteit voor wat de politiek betrof. Op 1 december 1880 werd Leopold De Vos, die een van de vooraanstaande katholieken was, door de liberale burgemeester in een herberg gescholden voor “sloeber, deugniet en bedrieger: gij zit in de kerk te studeren hoe gij de menschen zult bedriegen”.
De burgemeester maakte het nog bonter: op 23 oktober 1881 stoorde hij de hoogmis en verstrooide opzettelijk de pastoor tijdens zijn sermoen, door onder de preekstoel te zitten schrijven in een boek . Het was in de verkiezings-periode, want twee dagen later hadden de verkiezingen plaats en de liberalen behaalden de zege. De ontgoocheling van De Vos was groot, want hij schreef in zijn dagboek: “De geuzen hebben door dwang en bedreiging de victorie behaelt; de katholieken zijn door het volk verraden”.
De eedaflegging van de nieuwe gekozenen werd luidruchtig gevierd op 16 januari 1882 door “schieten en poefen”. Natuurlijk had de verliezende partij een klacht ingediend wegens onwettige praktijken en Leopold De Vos verscheen op 5 mei 1882 als getuige ten laste op de rechtbank te Brugge. Waarschijnlijk had de zaak geen gevolg, want hij schrijft er niets meer over.
Tussen de pastoor en de liberale burgemeester ging het zeer slecht. Iedere plagerij was welkom. Op 20 februari 1884 zou L. Dhondt om 9 uur trouwen met een Mis, maar de burgemeester liet de trouwers wachten tot 9 h 30, vooraleer hij het burgerlijk huwelijk voltrok; en de trouwers kwamen drie kwartier te laat in de Kerk.
Het duurde tot de verkiezingen van 17 november 1895 vooraleer de katholieken de volledige gemeenteraad vormden. De liberale burge-meester overleed de 26e december, waarschijnlijk van spijt. Maar in de verkiezing van oktober 1907 kregen de liberalen opnieuw de bovenhand.
Leopold De Vos tekent ook op iedermaal dat hij naar Brugge trekt voor de verkiezingen voor Kamers en Provincieraad. Deze verkiezingen, waar alleen welstellende burgers stemrecht hadden, geschiedden op een werkdag. Het is slechts sedert de verkiezing van de Provincieraad van 25 mei 1884, dat de verkiezingen gebeuren op een zondag. Hij tekent de katholieke zegepraal op in de kamerverkiezingen van 13 juni 1876 en van 10 juli 1884, maar geeft niet de uitslag van de katolieke nederlaag op 11 juni 1878, wanneer de Brugse liberale senator Boyaval verkozen werd met één stem meerderheid (de liberaal behaalde 1472 stemmen en de katholieke kandidaat van Ockerhout 1471). De antikatholieke schoolwet van juli 1879, ging in de Senaat door met één stem meerderheid: zodat de éne stem meerderheid van de Brugse senator, het stemmen van deze schoolwet, ook genoemd ongelukswet, heeft mogelijk gemaakt.
Na de herziening van de grondwet en de nieuwe kieswet van 1893 werd bij ons het algemeen meervoudig stemrecht ingevoerd. Ieder mannelijke Belg van ten minste 25 jaar had stemrecht. Maar deze die een zekere som aan belastingen betaalden, of die over zekere diploma’s beschikten of een hoger ambt bekleedden, kregen tot vier stemmen voor de gemeentever-kiezingen en tot drie stemmen voor de Kamers en de Provincie. De eerste verkiezing met algemeen stemrecht werd gehouden op 14 oktober 1894. Het aantal kiezers was nu te groot om ze allen te laten samenkomen in de hoofdplaats van het kieskanton.
Daarom kreeg iedere gemeente een kiesbureel, en moesten de kiezers zich niet meer verplaatsen.
4. De Politie.
In enkele aantekeningen over politiezaken zien wij hoe Knokke enerzijds een dorp bleef en anderzijds begon een badstad te worden.
De vechtpartijen in de herbergen verminderden. Wij vinden een paar zelfmoorden van ingezetenen, alsook deze van een heer die op 11 augustus 1881 langs het strand gevonden werd: hij had zich een kogel door het hoofd geschoten; een tweede geval deed zich voor op 24 juni 1900. Een schilder valt uit de kornis van het klooster en wordt zwaar gewond opgenomen; een man valt dood van de trappen in een hotel. Een kind sterft: “van uit de tote van eene kokende moor te drinken”. Een moeder en haar kind en een andere vrouw vallen in het vuur en verbranden. Een meid uit een villa sterft “verbrand met petrol in de stove te gieten”. Iemand wordt doodgebliksemd.
In de politieke beroerte van de jaren 1878-1884 wierpen straatschenders, op 2 oktober 1881, ‘s nachts een vensterruit in boven de voordeur van Leopold De Vos. Er wordt ook gestolen. Op 23 augustus 1879, gedurende een storm, worden uit de schuur van Pol Van Houtte al de schoven van de oogst gestolen. Op 6 juli 1903, ‘s middags, was een dief de kerk binnen-gebroken. De koster kwam er op uit en werd bijna vermoord. Op 29 maart was er een poging tot brandstichting in de kerk, maar het begin van brand kon gedoofd worden.
De 26e juli 1879 was een troep vreemd volk met beren, apen, paarden en ezels naar Knokke gekomen. Zij veroorzaakten moeilijkheden, en wanneer de gendarmen optraden, kwamen de vreemdelingen in opstand.
In de nacht van 6 op 7 september 1896 had een messengevecht plaats, waarbij een inwoner van Knokke dodelijk gekwetst werd. De dader werd de volgende dag gevankelijk naar Brugge opgeleid.
Op 4 maart 1910 was een kind te vinden gelegd in de duinen. Het parket van Brugge was te Knokke afgestapt, maar de ontaarde moeder werd niet gevonden. Eindelijk tekent De Vos nog vier verkeerongevallen op. Op 14 mei 1879 werd Pieter Savels beide benen afgereden door de trein Brugge-Heist. Op 4 juli werd een man doodgereden door de tram; op 29 mei werd Constant Viaene omvergereden door de wagen van de reddingsboot; en op 9 september 1910 was een kind uit een villa doodgereden door een “oto” .
5. Branden
Als agent van een verzekeringsmaatschappij was Leopold De Vos speciaal geïnteresseerd in al de branden die in de streek voorvielen. In 1876 een schuur en een stal; op 26 juni 1877, gedurende een onweder, veroor-zaakte de bliksem brand, die een schuur en stal, alsook een hooiopper vernielde; twee personen werden gedood. In 1879 was er een brand te Westkapelle; in 1881 twee branden van een schuur en stal; in 1883 een schuur en stal te Westkapelle; in 1884 twee branden; de donder was ook een huis gevallen, maar had geen brand veroorzaakt; in 1885 een brand te Knokke en een andere te Sluis.
Op 29 maart 1886, gedurende een storm, werd de molen van Charles Lievens op het Kalf bijna volledig verwoest. De heren van de "assurantie" kwamen op 7 april de schade vaststellen. Nog twee andere molens hadden dit jaar te lijden van de donder op mei 23: de hekkens van de molen van Bouvert te Heist werden afgeslagen, en er was ook veel schade aan de molen van Jan De Wulf te Westkapelle. Verder waren er dit jaar twee branden, waaronder de hofstede van Leopold Vlaminck, die afbrandde op 26 december. Drie dagen later waren de heren van de “assurantie” ter plaatse om de schade op te nemen. In 1890 was er een brand te Blankenberge, in 1893 brand van een vlasmijt, in 1894 twee branden te Ramskapelle en te West-kapelle, en een koe “verdonderd” te Dudzele. 1895 bracht een brand te Oostkerke, en de donder viel op twee gebouwen te Knokke, waarbij het Hôtel de Bruges in het dorp.
In 1896, een brand van stal en schuur en grote schade aan een huis door de donder; in 1897 twee branden: een “strovim” te Knokke en een huis te Ramskapelle; en in 1903 brandde een stal af.
Een grote brandramp trof Knokke op 30 augustus 1905. Een van de oudste hotels; het Hôtel du Phare op de zeedijk, brandde volledig af. De brandweer van Heist met een handpomp en een stoompomp uit Brugge waren gekomen om het onheil te bestrijden. Dat gebeurde in volle bad-seizoen, zodat er duizenden toeschouwers waren. Het geredde meubilair van het hotel werd op 19 september openbaar verkocht. In 1905 vinden wij nog twee andere branden: een schuur, stallen en wagenkot met drie graanmijten; en nog een andere schuur.
De 4e angustus 1907 was er een begin van brand in een hangar van het Palace Hotel. In 1910 werd een huis beschadigd door de bliksem en op een hofstede brandde een schuur af.
Op 11 juli 1911 viel de donder op de stallingen van een hofstede op het Hazegras, die afbrandden met alles wat zich er in bevond.
6. De Kerk.
Leopold De Vos, die kerkmeester was, heeft een en ander opgetekend over het kerkelijk leven te Knokke.
Om de vier jaar komt de bisschop van Brugge vormen te Knokke, en op 24 mei 1878 wordt Sidonie, de dochter van De Vos, gevormd; en de volgende zaterdag mocht zij mee naar de markt te Brugge. Bij de vorming van 4 juli 1894 was Leopold De Vos peter; bij deze van 12 mei 1898 was zijn vrouw meter.
De zendingen werden gepredikt door de Paters Redemptoristen. De Vos vermeldt slechts die van november 1889, van maart 1897 en van oktober 1905. In februari 1898 was er een vernieuwing van de zending. In 1881 wordt van 1 mei tot 11 oktober het groot jubileum gevierd; en op 6 oktober 1886 wordt opnieuw het kruis van de "jubile" geplant , alsook het volgende jaar op 6 oktober.
De 4e november 1887 inwijding van een nieuwe kruisweg in de kerk door een Pater Redemptorist. De vijftigste verjaring van de bisschopswijding van Paus Plus IX wordt te Knokke gevierd op 10 juni 1877. Deze paus stierf in maart 1878. En op 12 maart 1893 wordt ook van Leo XIII de vijftigste verjaring gevierd van zijn bisschopswijding.
De confrerie van de H. Franciscus-Xaverius werd op 26 oktober 1877 met grote plechtigheid in de kerk van Knokke ingesteld. Het kerkgebouw was te klein voor de talrijke aanwezigen, want 260 man met muziek waren uit Dudzele afgekomen en 100 man uit Westkapelle. De 25 maart daarna trok de nieuwe confrerie naar Dudzele om aldaar de plechtige vaandelwijding van de plaatselijke confrerie hij te wonen.
Op 23 juli 1890 en op 25 mei 1909 trekt de pastoor van Knokke met de congregatie naar O.L.Vrouw te Oostakker. Op 15 augustus 1909 was de Sint-Jozefgilde uit Knokke te Westkapelle aanwezig voor het feest van de confrerie van de Heilige Franciscus-Xaverius aldaar. Leopold De Vos vermeldt ook de plechtige inwijding op 3 juni 1894 van een kapel aan de balie van de hofstede van Constant Bonte.
De overplaatsingen van de geestelijkheid worden regelmatig opgetekend. Op 29 april 1878 werd pastoor Van der Ghote overgeplaatst naar Leisele. Hij vertrok met veel droefheid. Te Knokke werd hij vervangen door pastoor Vercruysse, die op 14 mei ingehuldigd werd.
Alle huizen waren bevlagd en versierd, er ging een prachtige stoet uit en ‘s avonds werd een vuurwerk afgeschoten. Onderpastoor Nyssen vertrok op 27 maart 1886 als pastoor naar Stuivekenskerke en werd vervangen door onderpastoor Van Damme, die reeds op 29 juni daarna verplaatst werd naar Spiere en vervangen door onderpastoor Garmin.
Pastoor Vercruysse overleed de 15 juli 1887. Zijn goed werd publiek verkocht op 1 augustus; en op 8 augustus had de luisterrijke inhuldiging plaats van zijn opvolger pastoor Gryspeerd. De 6 december 1893 werd onderpastoor Garmin overgeplaatst naar Zedelgem en vervangen door E.H. Van Biervliet.
Pastoor Gryspeerd werd op 26 mei 1899 benoemd te Koekelare en vervangen door E.H. Fonteyne, onderpastoor te Kortrijk. Deze werd ingehuldigd op 15 juni. 0nderpastoor Van Biervliet vertrok op 5 oktober 1901 en werd vervangen door E.H. Lelieur, onderpastoor te Oudenburg. Deze laatste werd op 2 februari 1907 overgeplaatst naar Sint-Eloois-Winkel en vervangen door E. H. R. De Smet, leraar te Tielt.
Op 29 mei daarna was het de beurt aan pastoor Fonteyne, die overge-plaatst werd naar Pittem, waar hij op 29 november 1908 begraven werd. Te Knokke werd hij opgevolgd door pastoor Ronse, ingehuldigd op 20 juni 1907. Drie jaar later, op 4 april 1910, ging pastoor Ronse over naar Zedelgem, en werd vervangen door pastoor Loosvelt, die op 25 april ingehuldigd werd.
De bevolking van Knokke groeide gedurig aan en op 7 augustus 1912 kwam er een tweede onderpastoor.
Van de kosters vernemen wij alleen dat koster Cosyn op 20 november 1906 begraven werd en opgevolgd door zijn zoon Remi, die op 27 oktober 1909 de kosterij verliet.
Van 13 juni 1909 af volgde de processie een nieuwe weg: Lippenslaan, Markt, Piers de Raveschootlaan, Dorpsstraat en terug naar de kerk.
Als werken in en rond de kerk weten wij alleen dat op 21 november 1901 met de afbraak van de gevel werd begonnen en in december 1910 werd de openbare hof rond de kerk beplant.
In de kerk brandde voor de eerste maal gaslicht op 22 december 1900.
In Knokke hadden zich Engelsen gevestigd. Op 18 december 1905 werd een volwassen Engelsman gedoopt en deed hij zijn Eerste Communie, om op de volgende dag te huwen met een meisje uit Knokke. Op 30 mei 1907 deden drie Engelse kinderen hun Eerste Communie.
7. De school.
Zoals wij zagen in de eerste bijdrage over het dagboek van Leopold De Vos (2e jaargang Nr 2 blz 8), bezat Knokke een gemengde officiële school, waaraan ook een meesteres gehecht was, die opspraak verwekte door haar dronkenschap. De 14 november 1876 kwamen de inspecteurs een onderzoek instellen en op 14 februari 1878 moest de meesteres de school verlaten wegens dronkenschap. Haar opvolgster kwam toe op 3 april.
1879 was het jaar van de beruchte schoolwet of ongelukswet. De koster van Knokke, was ook gemeentelijke onderwijzer. Nog voor het stemmen van de schoolwet werd hij door het liberaal gemeentebestuur voor de keus gesteld, en op 15 april gaf hij zijn kosterschap op, om verder school-meester te blijven. De onderpastoor gaf zondagschool voor de oudere jongens die niet regelmatig de school bezocht hadden, want de school-plicht bij ons bestaat eerst sedert september 1916 (schoolwet en 1914). Ten gevolge van de bepalingen van de nieuwe schoolwet, werd aan de heer onderpastoor het schoollokaal ontzegd.
Het volgende jaar op 15 november 1880, werd de vrije katholieke school ingewijd en geopend. De meesteres van de gemeenteschool gaf een banket op 27 april 1882. Was dit misschien voor de ouders van de leerlingen?
Er zou ook een klooster komen om voor de vrije school te zorgen. De bouwwerken begonnen op 9 maart 1892 en de Zusters betrokken hun klooster op 19 maart 1894. Op 6 september werd dan de kapel van het klooster gewijd en had aldaar de eerste H. Mis plaats.
De gemeentelijke jongensschool werd vergroot op 9 oktober 1900.
Franse Zusters die, in gevolge de Franse wetgeving van 1904 op de kloosters, hun land hadden moeten verlaten, bouwden op 4 augustus 1908 een eigen klooster te Knokke, waar nu de Rijks-Middelbare School gevestigd is.
Wij vinden nog dat te Knokke de scholen gesloten werden op 9 februari 1912 om reden van de kroep.
8. De Feesten.
De lijst van de feesten in de loop van de jaren opgetekend door Leopold De Vos, toont ons hoe het polderdorpje langzaam uitgroeide tot badstad.
Ieder jaar werd in de week van 20 juli -Sint-Margareta- de dorpskermis gevierd, waarop meestal veel volk aanwezig was als het weder gunstig bleef. In 1879 was het slecht weer en woedde een storm, zodat geen enkele kermistent kon opgeslagen worden. Er was dan ook weinig volk.
In 1890 was het de eerste kermis na het in dienst stellen van de stoom-tram Brugge-Heist. Er was geweldig veel volk en de trams zaten stampvol met mensen uit de omliggende gemeenten, die naar de kermis kwamen. Op de kermis van 1904 was er een zo grote menigte aanwezig dat de stoomtram met moeite zijn weg kon banen door het volk. De Knokkenaar Pol De Vulder kwam onder de tram terecht en werd beide benen afgereden.
De kleine kermis had plaats rond 15 oktober. Op die datum waren de badgasten verdwenen en waren de Knokkenaars meester van hun dorp. Dit was dan ook meestal de gepaste gelegenheid voor plaatselijke vieringen. In 1881 was er vuurwerk ter gelegenheid van de medalje ontvangen door Jan De Grave.
In 1882 was er ringsteking en in 1885 feest voor de gedecoreerden. In 1897 waren er drie gouden bruiloften van Jan Baes, R. Raes en Jan Vlaeminck. In 1907 had men de grote kermis uitgekozen om een diamanten bruiloft en vier gouden bruiloften te vieren. Van nu af aan begon de kleine kermis af te vallen, want de feesten werden hoe langer hoe meer gegeven gedurende het badseizoen van juli tot september. Zo werd op 21 september 1896 het borstbeeld van schilder Verwee ingehuldigd.
Vanaf 1900 was er ieder jaar in juli een bloemenstoet; en in de tweede helft van augustus een lichtstoet. Het eerste groot feest voor de bad-gasten, dat duizenden mensen lokte, werd gegeven op 30 augustus 1891. De 28 september 1909 was het geheel de dag feest ter gelegenheid van de decoratie van burgemeester T. Dhoore.
Te Knokke werd ook veel met de boog geschoten. Zo werd op 20 januari 1876 de verjaring gevierd van de stichting van de Sint-Sebastiaansgilde voor de jonkmans. Er was muziek en dans en ‘s avonds werd er duchtig gevochten. Enkele feestvierders moesten daarvoor op 8 februari voor de rechtbank verschijnen: ze werden echter allen vrijgesproken.
Op 30 januari 1876 was er feest in de herberg van L. Verheyen, met dans. Leopold De Vos beschrijft het orkest: “Muziek met groskes, trompet en accordeon”. Op 6 mei 1876 kwam er nog een gaaipers bij, namelijk bij Louis Van Lantschoot, en op 5 en 30 juli was er gaaischieting, evenals op de kleine kermis in oktober.
Koning- en sireschietingen worden vermeld op 21 september 1890, 3 april (2e Paasdag) 1893, 6 april 1896, 3 april 1899 en op 24 april 1905.
Vanaf 1900 vinden wij jaarlijks de keizerschieting. In 1900 waren er 147 schutters en 47 siren; in 1901: 158 schutters en 58 siren; in 1902: 196 schutters en 65 siren; in 1909 : 198 schutters en 97 siren; 's avonds volgde dan dit jaar een vuurvogelschieting. In 1912 waren er 102 siren.
In 1907 werd er ook naar de liggende pers geschoten op 11 december. Leopold De Vos die een groot liefhebber was van het boogschieten, nam op 4 juli 1905 deel aan een schieting te Sluis; en op 8 september 1910 aan een palingschieting te Aardenburg.
Er waren nog andere feesten: op 11 april 1887 was er ringsteking. Op 13 juli 1893 kwam de rattenklub van Brugge een concours geven in de duinen met zijn ratten en honden. Op 24 mei 1900 was er een ganzen-knuppeling voor de vrouwen; de vrouw van Pieter Dc Cock, die de gans geknuppeld had, werd koningin. Op 23 mei 1904 was er een groot feest ter gelegenheid van de decoratie van Nathalie De Vulder, die reeds 35 jaar het ambt van vroedvrouw uitoefende. De 22e mei was het de gouden bruiloft van L. Bonte.
Een klub voor oude kaarters werd gesticht in 1907. De leden ervan moesten ten minste zestig jaar oud zijn. Zij hielden hun eerste kaarting met 40 man op 14 februari 1907 en telden samen 3065 jaar. De volgende jaren hielden zij hun kaarting in de maand december.
In de aantekeningen van Leopold De Vos vinden wij nog sporen van twee grote feesten die te Brugge gevierd werden. Ter gelegenheid van de zaligverklaring van graaf Karel de Goede, in 1127 vermoord door opstandige ridders in de Brugse Sint-Donaaskerk, ging te Brugge twee-maal een historische stoet uit op 26 en 28 augustus 1884. De eerste dag ging Leopold De Vos er heen en de tweede dag zijn vrouw. Er moest altijd iemand thuis zijn om de winkel open te houden. Leopold De Vos trok alleen naar de historische stoet die uitging op 22 augustus 1887 ter gele-genheid van de inhuldiging van het standbeeld van Breydel en De Coninc.
9. De Zee
De zee was niet alleen een bron van inkomsten voor de opkomende badstad Knokke. Nu en dan was ze ook oorzaak van rampen.
Op 3 januari 1877 verdronken twee vissers uit Heist met hun boot rechtover Knokke. De 20e februari daarna strandde een schip en zonk er een ander tussen Knokke en Heist. Ten gevolge van de mist strandde het schip Marguerite uit Granville aan het Zoute. Het had een lading jenever, tabak en kaas aan boord; op 29 maart was het reeds geheel gelost en op 17 april kon het door een sleepboot van het strand gesleept worden. Op 17 april 1882 was geheel het strand bezaaid met noten, maar er was geen spoor van een scheepsramp.
De 6 april 1887 werd een schip tussen Knokke en Heist in stukken geslagen. De mannen konden de kust bereiken, vastgebonden aan planken. Op 4 mei daarna liep een schip vast langs de kust, maar het kwam vrij met het eerste hoogwater. Op 16 januari 1896 strandde opnieuw een schip op het Zoute. Het zat te ver op het strand en kon niet vrijkomen, daarom werd het reeds twee dagen later voor afbraak verkocht.
Op 14 juli 1904 was iets merkwaardigs te zien: de Duitse oorlogsvloot, bestaande uit negen grote schepen, passeerde in het zicht van Knokke.
In 1911, op 2 oktober, brandde een schip af in het zicht van de kust en er spoelden twee lijken aan.
In die jaren vaarden nog veel kleine scheepjes van 150 tot 300 ton op zee en het waren meestal deze boten die op de kust vergingen. Grotere schepen met meer personeel en een geschoolde staf vaarden veiliger.
Knokke bezat ook visserssloepen, die zich op het strand vastzetten wanneer zij van zee terugkeerden. Op 21 februari 1894 werd de eerste schuit te Knokke op het strand gedoopt.
Regelmatig spoelden lijken aan. Op 25 juli 1877 werd een dode gevonden in het Zwin. Lijken spoelden aan op 18 juli 1883, 8 juli 1891, 16 mei 1901 en 12 december 1912; alsook vrouwenlijken op 29 augustus 1893 en 31 december 1894. De eerste was aangespoeld in badkostuum en de familie uit Holland kwam het lijk afhalen.
In 1896 van juni tot augustus verdronken drie personen bij het baden; en in 1903 een Knokkenaar.
10. Stormen.
De kust is ook blootgesteld aan stormen. Te Knokke werden veel huizen beschadigd door de zware stormen van 12 maart 1876, 8 november 1878, 14 oktober 1881, 30 oktober 1881, 11 februari en 22 december 1894. Het orkaan van 1 maart 1897 veroorzaakte de instorting van de in opbouw zijnde gebouwen van de Engelse school en wierp de molen van Van Damme om.
De storm van 28 januari 1901 was vergezeld van zware hagelbuien; deze van 11 september 1903 wierp veel bomen om; en eindelijk deze van 22 november 1908 veroorzaakte veel schade aan de zeedijk.
11. Sneeuw
Zekere winters gingen gepaard met zware sneeuwval. Op 14 januari 1876 kwam, ten gevolge van de dichte sneeuw, het konvooi van 8 h 30 uit Heist eerst om 11 h te Brugge toe. Van 3 tot 6 december 1879 kon de trein Heist-Brugge niet rijden wegens de sneeuw. Hetzelfde gebeurde op 19 en 20 januari 1881, wanneer alle verkeer onderbroken was. De geweldige sneeuwstorm van 26 januari 1902 joeg de sneeuw samen tot bergen, zodat alle verkeer onmogelijk werd. Op 11 en 12 april 1913 was het nog erger: veel telefoondraden waren afgebroken, alsook veel palen van de elektrische tram waren omgeworpen en versperden het spoor.
12. Reizen
Buiten de reizen die Leopold De Vos ondernam in de omgeving van Knokke als agent van verzekeringen, deze om zijn zonen te bezoeken te Roeselare en te Leuven, en deze met zijn vrouw naar de oogmeester te Brussel, gaat hij op 12 november 1896 de “have van Lissewege" bezoeken: ‘t is te zeggen de werken aan de nieuwe haven van Zeebrugge, die reeds een jaar aan de gang waren en die later in 1907 door Koning Leopold II zouden ingehuldigd worden. Ondertussen, op 7 juni 1906, tekent De Vos aan dat hij de begrafenis heeft bijgewoond te Knokke van L. Cijs “in de zeehaven verongelukt”.
In 1902, op 24 september reist hij naar Ledegem en Dadizele, in bedevaart naar O.L.Vrouw. In 1905, op 13 en 14 juni trekt hij naar Roeselare, Rumbeke en Oekene; en twee jaar later, op 8 en 9 juli, naar Roeselare, Ledegem, Rollegem-Kapelle en Sint-Eloois-Winkel.
De 29e juli 1907 was hij te Zeebrugge bij de inhuldiging van de nieuwe zeehaven. Daarna verminderden zijn reizen: op 10 februari 1908 trok hij naar Jabbeke, op 9 juli 1912 en 28 juni 1913 naar Oostende. Op 13 mei 1913 was hij nog in bedevaart naar O.L.Vrouw van Halle. Dit was zijn laatste grote reis. Hij overleed reeds het volgende jaar op 13 januari.
13. De Klopjachten
Ieder jaar, vanaf 1899, werd in het najaar tussen oktober en december door de heer Parmentier, een algemene klopjacht gehouden in de duinen. Bijna ieder jaar tot in 1912 nam Leopold De Vos eraan deel. Was het als jager of ging hij mede met de mannen die het wild opjoegen? Deze Klopjacht duurde een gehele dag. In 1903 (26 november) werden 40 hazen geschoten en in 1911 (15 nov) 205 hazen en twee fazanten. Voor de andere jaren staat de opbrengst van de jacht niet vermeld.
14. Verscheidene Aantekeningen
Zoals veel mensen uit Brugge en omgeving had Leopold De Vos geld belegd op de Bank Du Jardin te Brugge, die in 1874 failliet ging. De terugbetaling van het gestorte geld strekte zich uit over de jaren 1876, -78, -79, -83, -88 en 1894.
Ieder maal dat de oudste inwoner van Knokke begraven wordt, werd dit genoteerd : op 20 november 1887 Ferdinand De Munter, op 9 maart 1889 Pieter De Toulouse, op 25 juni 1908 Charles Raes, en op 12 december 1912 St. Barremaecker, deze was 96 jaar 1 1/2 maand oud.
En op 2 januari 1894 werd de weduwe Outers begraven, de oudste vrouw van de gemeente.
Heelkundige bewerkingen waren nog tamelijk zeldzaam. Zo vinden we dat op 29 augustus 1895, Door Vermeire naar Brugge vervoerd werd om geopereerd te worden. Hij overleed aldaar twee dagen later.
In mei 1880 werden te Knokke veel honden afgemaakt omdat ze gebeten waren van een razende hond. Een kind dat ook gebeten was werd naar Saint-Hubert in de Ardennen gevoerd om aldaar belezen te worden (Over middelen die te St-Hubert gebruikt werden om de razernij te genezen, zie Biekorf 1961 blzn 9 en 10).
In maart 1881 had het veel geregend. Al de kelders liepen vol water en veel land stond onder. Wanneer men in 1889 enkele nieuwe straten aangelegd had en de grachten daarbij gedempt, klaagt De Vos op 30 september, dat daardoor het water in zijn huis staat.
Op 25 juni 1890 moest te Knokke een huwelijk ingezegend worden, maar de toekomstige echtgenoot was vertrokken zonder spoor na te laten. Op 20 februari noteert Leopold De Vos de burgerlijke begrafenis of “burgerlijke delving van Depaepe”.
Op 29 augustus 1896 was hij te Brugge om er het spoorwegongeluk te bekijken dat gebeurd was met de trein van Blankenberge. Deze was ontspoord, en de lichte houten rijtuigen waren in elkaar gedrongen, zodat er één dode en talrijke gekwetsten bleven.
Hij vermeldt ook nog de verkoopdag bij boer Cornelis Nachtegaele op 17 juli 1888, waar honderden rijtuigen afgekomen waren en buitengewoon veel volk aanwezig was. Op 23 augustus 1894 werd de hofstede van Ph. Tavernier verkocht voor de grote som van 72.000 fr.
Op de Oosthoek werd de 6e april 1903 het kruis ingetrokken van de molen van Louis De Vos. Deze of een naamgenoot was op 17 december 1878, samen met de weduwe Loeys en haar zonen naar Amerika vertrokken. Zij vonden het aldaar niet naar hun zin en op 19 oktober 1879 was Louis De Vos met zeven andere personen reeds terug uit Amerika. Tien jaar later, op 22 feb 1889, vertrok Leopold Pepers met heel zijn gezin naar Antwerpen om aldaar in te schepen voor Argentinië.
Onder de verdere verscheidenheden lezen wij dat Pol Vermeire op 15 jan 1884 een otter ving in de duinen; dat er op 29 juni 1881 een staartster gezien werd in het noorden; en dat er op 4 oktober 1884 een maans-verduistering was.
Op 12 juni 1890 kwam de Brugse burgerwacht met de tram naar Knokke om er in de duinen veldoefeningen te houden.
De luchtvaart wordt vermeld met twee gebeurtenissen: op 20 sep, om 5 uur, daalde een luchtballon bij het dorp. Hij kwam uit Tourcoing met vier personen aan boord. En de 3e aug 1913 streek een vliegtuig neer op het strand te Knokke. Dit was een van de laatste aantekeningen die Leopold De Vos opschreef in zijn dagboek.