KNOKKE IN DE JAREN ZEVENTIG (1870 - 1875)
In de laatste honderd jaar is er veel veranderd langs onze kust. Al de gemeenten zijn er badsteden geworden en beleven een hoge bloei.
Ook Knokke heeft een grote uitbreiding genomen. Vooral Het Zoute is een voornaam centrum geworden, bewoond door zeer welgestelde mensen.
In 1870 was Knokke nog een landelijk dorp met een 1300 inwoners. Het bewoond gedeelte lag tussen de kerk en de herberg Het Kalf. De Lippenslaan en de straten die nu naar de zee lopen, bestonden toen niet. Een zeedijk was er niet, en van aan de kerk naar het strand liep een kronkelende wegel door het duinenlandschap.
In 1870 is Leopold De Vos, die gehuwd was met Maria Teresia Traen, weduwe van Benoit Van Damme, herbergier en winkelier in het dorp te Knokke, begonnen een dagboek te houden, waarin hij dag voor dag de weersgesteltenis optekende, alsook de gebeurtenissen die hem het noteren waard schenen.
1. De Gemeente
Het zwaartepunt van de gemeente lag tussen de kerk en de herberg Het Kalf. In i870 was het gemeentebestuur nog in deze herberg gevestigd. Maar op 1 februari 1871 werd de gemeentekas, alsook de “arsiven” of gemeentelijke papieren naar een herberg van het dorp verhuisd.
In het najaar van 1872, na de verkiezing voor de helft van de raadsleden, veranderde de meerderheid. Deze besloot nu het gemeentehuis van de herberg van Jan Van Landschoot over te brengen naar de herberg van Ph. Van Houtte, die het ambt van veldwachter bekleedde. Het overbrengen van de papieren van de gemeente geschiedde in aanwezigheid van het schepencollege, van de garde en van twee gendarmes.
Wat de openbare werken betreft, de eerste riolen werden in het dorp aangelegd in maart 1873. De gemeente telde twee steenwegen: een naar Westkapelle en een andere naar Heist. Op 19 december 1870 werd het leggen van de kalsijde naar Het zoute in aanbesteding gegeven. Zij liep van Driewegen, over Het Kalf naar het Schorre.
De stoomtram Brugge-Knokke-Heist kwam er eerst in 1889. De naaste spoorweg-verbinding in 1870 was het station te Reist, dat er pas in 1869 gekomen was, nadat de spoorweg Brugge-Blankenberge langs de duinen was doorgetrokken tot in Heist.
2. Het Gemeentebestuur
De gemeente werd bestuurd door een gemeenteraad van negen leden, waarvan de helft om de drie jaar vernieuwd werd. Het was geen voorbeeldig bestuur. Want in de gemeente ging het er weinig ernstig aan toe. Voor de zittingen van 27 maart en van 1 april vermeldt onze kroniekschrijver: “geen vooruitgang, geen affairens gedaen”. Het was nog erger iedermaal de “proohierekening” of gemeenterekening moest goedgekeurd worden. Zoals bv. op 21 september 1871, waar de raadsleden ‘s avonds “al dronken waren” en het een echte “zwynsboel” was. Op 18 en op 23 oktober 1871 werd de gemeenterekening opnieuw niet goedgekeurd, en op ]0 september 1872, wanneer de gemeente-rekening nogmaals moest besproken worden, was geheel de raad beschonken. Na deze zitting van de Raad, trokken de dronken raadsleden naar de gemeente-school, om er de prijsuitdeling voor de meisjes bij te wonen. Aldaar gedroegen zij zich “lyk verkens”. Dit had ernstige gevolgen.Op 21 september kwam de schoolopziener een onderzoek instellen; gevolgd op 28 september door de arrondissementscommissaris. Eindelijk, op 5 februari 1875, werden er sancties getroffen:
De “garde” en herbergier van het Gemeentehuis Ph. Van Houtte, werd afgesteld, en de burgemeester voor vijftien dagen uit zijn ambt ontzet. Tegen de garde was vroeger reeds een onderzoek ingesteld door de arrondissementscommissaris, namelijk op 2 september 1870, waarbij veel getuigen ondervraagd werden en de burgemeester door enkele personen openlijk gesmaad werd.
In die tijd hadden slechts do welgestelde personen, die een zeker bedrag aan belastingen betaalden, kiesrecht. Zo zien wij onze kroniekschrijver op 11 juni l872 naar Brugge reizen om er te kiezen voor de Kamers. Op 24 mei 1875 trok hij opnieuw naar Brugge voor de verkiezing van de Provinciale Raad.
Op 1 juli 1872 was er te Knokke zelf verkiezing voor de helft van de gemeenteraad. Er was onenigheid en ‘s avonds werd er gevochten. Waarschijnlijk had de geestelijkheid zich met de kiezing bemoeid, want er ontstond grote ruzie op de parochie, bij zover dat twee gebroeders hun flambeeuw uit de kerk gingen halen en ermee op het dorp rondliepen. Enkele dagen later werd de onderpastoor verplaatst.
Op de gemeenteverkiezing van 26 oktober 1875 was alles rustig verlopen. Maar er waren zware klachten ingediend over de verkiezing zelf, bij zover dat op 8 en 10 december leden van de Bestendige Deputatie, en op 27 december de arrondissementscommissaris een onderzoek kwamen instellen en talrijke getuigen onderhoorden.
Tot in 1914 bestond in ons land de burgerwacht of garde civiek: een troep uitsluitend samengesteld uit burgers die zelf hun uitrusting betaalden, en waarin geen werklieden, tenzij als klaroenblazer of trommelaar, werden geduld. Deze inrichting dagtekende van rond 1830 en was vooral bestemd om de orde te handhaven en de goederen van de bezittende klasse te beschermen in geval van binnenlandse onlusten.
In de steden was deze burgerwacht ingericht en bewapend. Op enkele zondagvoormiddagen van het jaar werden haar leden opgeroepen voor militaire oefeningen. In de buitengemeenten was de burgerwacht niet actief, en bestond slechts op papier. Nochtans moesten op bepaalde tijdstippen verkiezingen gehouden worden om de officieren en de onderofficieren van het korps aan te duiden. Dit gebeurde onder meer te Knokke op 10 mei 1874.
Het Belgisch leger in die jaren, werd nog opgeroepen door loting. In ieder militiekanton werd jaarlijks in januari of in februari een loting gehouden onder de militieplichtigen, om een vast aantal ervan voor de dienst aan te wijzen, wie een van de laagste loten getrokken had, moest soldaat worden. Maar zij die over geld beschikten konden een plaatsvervanger of“remplaçant” kopen voor 1200 Fr., zodat alleen de armste jongens soldaat moesten worden.
De 27 januari 1875 moest de oudste zoon uit het eerste huwelijk van de vrouw van onze kroniekschrijver, Edmond Van Damme, geboren te Knokke op 4 mei 1855, en Student in de retorica aan het St-Lodewijkscollege te Brugge, naar Damme gaan om er deel te nemen aan de loting. Hij trok het nummer 42 en moest soldaat worden.
Vader De Vos liep naar de secretaris van Blankenberge en naar het Provinciaal bestuur te Brugge, omdat men hem verteld had dat zijn zoon, die wilde priester worden, geen soldaat moest zijn. Het was echter niet waar. Volgens het militieregister heeft Edmond een plaatsvervanger betaald, die in zijn plaats soldaat is geworden.
3. De Handel van de Echtelingen De Vos - Traen
De echtgenoten De Vos - Traen hielden een herberg en een winkel in het dorp te Knokke. In hun herberg beleefden ze nu en dan moeilijkheden met dronk- aards die niet betaalden of te veel schandaal verwekten. Zij gaven ook logement aan een oude Engelsman, die enkele maanden bij hen verbleef en dan niet kon betalen. Een tijd later liep de meid weg.
De echtgenoten besloten hun herberg op te geven, en op 26 december 1871 werd er venditie gehouden van het herberggerief.
Nu bleef alleen nog de winkel over, die door de vrouv beheerd werd. De man zelf richtte weinig of niets uit. Bijna om de veertien dagen zien we vrouw De Vos naar Brugse trekken met een sjees van bekenden ofwel met een wagen om “winkelware”. Het gebeurt zelden dat de man met de wagen om koopwaren trekt. Meestal reist hij naar Brugge met het “convoi” van uit Heist. Gewoonlijk vertrekt hij aldaar met de trein van 11.15 en keert terug met deze van 14.40 uit Brugge. In de wintermaanden ging hij dikwijls te voet naar Brugge en keerde terug met de trein.
4. Reizen.
Op 31 augustus 1870 trekt De Vos te voet naar de begrafenis van een familielid, Pieter Duthoy te Meetkerke. Bij het terugkeren neemt hij het konvooi van uit Dudzele. Op 27 augustus 1872 doet hii een grote uitstap met de oudste zoon van zijn vrouw. Hij trekt te voet naar Houthave, waar ze bleven slapen, gaat de volgende dag naar Meetkerke en naar Brugge, en keert met het konvooi terug.
De grootste reis die de echtelingen De Vos-Traen ondernamen, gebeurde op 4 aug. 1970. Met da Burgemeester en zijn vrouw, alsook met de heer en mevrouw Van Hove uit Heist, reden ze per “fiture” over Westkapelle, Sint-Anna-ter-Muiden, Sluis, Oostburg en Schoondijke, naar Breskens. Daar zetten ze over met de stoomboot naar Vlissingen, reden verder met een andere voiture naar Middelburg. In het terugkeren namen zij hun eigen “fiteure” te Breskens, en keerden terug langs een andere weg over Groede, Sint-Pieter (Nieuwvliet), Zuidzande en Sluis naar Knokke.
Ieder jaar gingen vader of moeder met een voiture of met het konvooi naar de prijsuitdeling in het St.-Lodewijkscollege, waar Edmond Van Damme student was. H1j keerde dan met zijn ouders naar huis terug. De laatste prijsuitdeling was deze van 11 augustus 1875. Twee dagen later trok Edmond naar Roeselare, om er zijn examen af te leggen voor de afdeling Wijsbegeerte van het Klein Seminarie, waar hij op 1 oktober student werd.
Nu en dan werd door de vrouw of door de man een bezoek gebracht aan familie in andere dorpen, waar een bruiloft werd bijgewoond: op 10 mei 1870 te Ramskapelle en op 13 september daarna te Klemskerke. In 1874 ondernam vader De Vos een grote “toer”, waarschijnlijk met een sjees, en bezocht Heist, Dudzele, Brugge, Sint-Pieters, Uitkerke, Zuienkerke, Lissewege en Ramskapelle. Soms nam hij zijn dochter Sidonie mee naar Brugge. Wanneer deze ziek was ging hij op 25 dec.1872 met een gebuur naar Sluis om “metsin” of geneesmiddelen voor haar. Gewoonlijk gingen man en vrouw samen naar de Bedevaart tot het H. Bloed, ingericht door de 3 Brugse dekenijen, de zondag na de H.-Bloedprocessie; en soms ook naar de processie zelf, zoals op 4 mei 1874 wanneer ze meegingen met een kar van een gebuur. Maar onderweg sloeg het paard de kar aan splinters.
Soms trok de man ook met een van zijn zonen naar de kermis te Meetkerke, te Dudzele, Damme, Lapscheure of te Hoeke. Er werd ook wel eens gewandeld tot aan het Retranchement.
5. Tijdverdrijf.
Buiten de uitstappen, werden ook wandelingen op de gemeente ondernomen, hetzij met kennissen of met de kinderen: naar het Scherre, het Zoute, het Kalf of de Vrede, alsook naar de duinen en naar de monding van het Zwin.
Soms kregen zij bezoek van familieleden uit Damme, Lissewege en Zuienkerke.
Andere familieleden woonden in Frankrijk. In juli 1870 was de oorlog uitgebroken tussen Frankrijk en de Duitse Staten. Het Belgisch leger was gemobiliseerd om de zuidergrens te bewaken. Maar daarover is niets opgetekend in het dagboek. Langs onze zuidergrens bezetten de Duitsers een groot deel van het Franse grondgebied. Wanneer gevreesd werd voor een belegering van Rijsel, kwam Louis De Vos uit deze stad naar Knokke terug. Op 26 maart 1871, na het einde van de belegering van Parijs, kwam Pieter Van Damme, die waarschijnlijk het beleg had meegemaakt, op zijn beurt naar Knokke terug. Enkele tijd later is hij opnieuw naar Frankrijk vertrokken; maar op 3 juli 1872 is hij met zijn huishouden voorgoed te Knokke komen wonen.
Een van de meest gegeerde vermakelijkheden waren de venduties van vruchten en soms van meubels en vee op de hofsteden. Er was altijd zeer vee1 volk aanwezig. Voor deze bezoekers weren tenten opgeslagen alwaar drank en spijs verkocht werd, zodat de bezoekers geen honger en vooral geen dorst moesten lijden.
Toen vader De Vos nog herberg hield had hij gedurende enkele maanden een Engelsman, Chantrell, op logement. Hij ging veel met hem wandelen te Knokke en te Heist; en soms gingen ze samen met het konvooi naar Blankenberge. Wanneer Chantrell alleen uitging, kwam hij dikwijls laat in de nacht thuis. Tot slot kon hij niet betalen en De Vos liet op 13 november 1871 het goed, dat zich bevond op de kamer van de Engelsman, opschrijven door de burgemeester. Enkele dagen later sloot De Vos zijn herberg voorgoed, maar hij gaf nog maaltijden voor “uitvaarten” (begrafenissen).
Voor de Knokkenaars van die tijd waren er nu en dan feestjes. Zo vermeldt het dagboek op 11 januari 1871 een “maeltyd der societeit”, misschien een schuttersgilde.
Tweemaa1 wordt vrouw De Vos uitgenodigd op een “kinderfeeie” of koffietafel ter gelegenheid van een doop.
De verpachting van de landerijen van het armbestuur van Knokke ging soms gepaard met een feest. Op 16 september l873 trok Leopold De Vos naar Brugge met de wagen van Martin Van Damme, omdat notaris Termote, ter gelegenheid van de verpachting van de landerijen van het armbestuur, voor de boeren van Knokke, een eetmaal gaf bij L. Van Houtte.
6. De Zee.
Over de zee, die nu bron is van welvaart voor Knokke, vinden wij zeer weinig in het dagboek van vader De Vos. Het strand werd niet bezocht. Toch heeft reeds iemand in 1870 geprobeerd om het strand toegankelijk te maken voor de mogelijke bezoekers. J. Van Landschoot had er een “planke-weeg” aange1egd over de duinen naar het strand. Bij rechterlijke beslissing moest deze plankenweg weggenomen worden in het bijzijn van de veldwachter en van twee gendarmes. Heist daarentegen begon reeds als badplaats op te komen, omdat de trein tot daar liep. Een particulier, P. Maertens, had aldaar een kursaal gesticht, die echter op 25 november 1872 failliet ging. De meubels van de kursaal werden openbaar verkocht op 3 december daarna.
Op 12 mei 1873 was de oude vuurtoren voltooid en werd hij voor de eerste maal aangestoken.
Het Zwin was nog niet ingedijkt, en bij noodweer zochten sommige schepen er hun heil, om er toch te stranden. Op 5 en 6 jnnuari 1871 stranden aldaar twee schepen rechtover het Hazegras. Het eerste schip had een lading raap-zaad, die op 17 jan. openbaar verkocht werd door een koopman uit Brugge. Op 3 december 1871 was een schip gestrand op de “Paardemarkt”, rechtover het Zwin. De lading bestond uit tarwe. Op 22 oktober 1873 strandde het schip “Céleste Patrie”, geladen met ijzer. Schip en lading werden openbaar verkocht op 31 oktober.
De kust te Knokke had toen reeds te lijden van het stormweer. Op 20 maart 1874 was “den duune merkelijk ingehaeld”, en waren een bootje en enige balken aangespoeld. Op 31 mei 1875 was een lijk aangespoeld op het strand. De dode werd niet eens christelijk begraven, maar heel eenvoudig in de grond gestopt op het “heidensch kerkhof” of ongewijde deel van de begraafplaats rond de kerk.
Het is in deze jaren dat het laatste deel van het Zwin, namelijk de haven van Retranchement, die nog toegankelijk was voor kleine bootjes, ingedijkt werd door het aanleggen van de Internationale Dijk, waardoor de Willem-Leopoldpolder is ontstaan. De inpoldering begon met een macht van volk op 17 juni 1872, en op 14 apr. 1874 werd de ingedijkte polder voor de eerste maal beploegd en bezaaid. De sluis van het Hazegras werd ten dele opgevuld om doorgang te verlenen aan de steenweg van de Vrede, dwars door het Zwin, naar Retranchement
7. Kermissen en Feesten.
Knokke vierde toen nog regelmatig zijn kermissen. De grote kermis viel in de derde week van juli en de kleine rond het midden van november. Te dier gelegenheid ontstonden bijna ieder jaar ruzie en vechtpartijen. Er liepen veel dronkaards rond en geheel de nacht was er getier en rumoer op straat. In 1872 richtte een herbergier een mastklimming in en op vastenavond van 1874 liepen enkele gemaskerden rond op het dorp,
Als andere grote feesten had men op 22 juni 1870 de gouden bruiloft van landbouwer Galle, met feest en bevlagging. Bij deze gelegenheid ontstond ruzie, waarbij de burgemeester uitgescholden werd en alles lijdzaam verdroeg. Op de grote kermis van 1871 werd een nieuwe pastoor ingehuldigd. ‘s nachts braken dronkaards de denneboompjes waarmede het dorp versierd was, en vernielden zij de zegepoorten.
Op 8 september l872 werd de nieuwe burgemeester Sebastiaan Nachtgaele ingehuldigd. Geheel het dorp was bevlagd en versierd, uitgenomen de huizen van enkele politieke tegenstanders.’s Avonds was er prachtig vuurwerk. Op 4 november werd de nieuwe burgemeester van Westkapelle, Mareydt, ingehuldigd. Ook daar was alles luisterlijk versierd,
De buitengewone kerkelijke p1cchtigheden, hadden altijd veel bijval; o.m. de biddag die viel op 11 november en de processiën van het H. Sacrament en van O.L.Vrouw Half—Oogst. Op 19 maart trokken veel Knokkenaars in bedevaart naar Ramskapelle. De 15 juni van hetzelfde jaar 1871 werd het pauselijk jubileum gevierd ter gelegenheid van de 25ste verjaring van de kroning van Paus Pius IX. Overal werd bevlagd en op zondag 18 juni was het dorp feestelijk verlicht.
De bisschop van Brugge kram de Vorming toedienen op 1 juli 1874. Het dorp was versierd en er was zeer veel volk.
Op 13 mei 1875 was Heist in volle feest, wanneer aldaar de nieuwe kerk werd ingewijd. Zij verving het oude kerkje bij het kerkhof aan de weg naar Ramskapelle.
8. Het onderwijs
Knokke bezat rond 1870 slechts één school: de gemengde gemeenteschool.
Op 22 september 1870 kwam de meesteres zich te Knokke vestigen. De ondermeester liet te wensen over, op 24 maart 1871 kwam de schoolinspecteur, Mortier een onderzoek instellen en op 26 april werd de ondermeester ontslagen. Enkele jaren later, op 1 juli 1875 ontstond er een groot schandaal omdat de meesteres “stomdronken” rondgelopen had in het dorp.
9. Rustverstoringen
Te Knokke werd er toen tamelijk vee1 gevochten. Op 2 december 1870 was er een grote vechtpartij in een herberg, waarbij de herbergier gekwetst werd in het aangezicht. Op 24 februari daarna werden de vechters ieder veroor-deeld tot 26 Fr.boete. De bakker was een van de ergste rustverstoorders. Op l9 januari 1873 stapten de “poxeur du roi en de zuse van instructie met zijnen griffier” te Knokke af om een onderzoek in te stellen over een beruchte vechtpartij. Daarom moesten 45 Knokkenaars op 14 februari 1873 voor de rechtbank van Brugge verschijnen. Een er van kreeg zes weken gevangenis, de bakker 23 dagen en enkele anderen liepen boeten op. Het bloedigste gevecht, dat zeer erge gevolgen had, gebeurde op 17 november 1873 tussen Martin Van Damme en het huisgezin van herbergier Jan Neyts.
Voel goed werd stukgeslagen in de herberg van Neyts; en Van Damme werd “Gat in zynen kop geslegen”. De 13 februari 1874 kwam deze zaak voor het gerecht Neyts en Van Damme werden beide veroordee1d. Neyts weigerde te betalen en hij joeg de “garnizeerens” weg die in zijn huis waren gelegd. Dit waren mannen die er op zijn kosten gelogeerd werden door het gerecht, totdat hij zijn boete zou betaald hebben. Daarom werd op 7 en 13 juli al het goed van Neyts openbaar verkocht, tegen “contant geld” en zonder kosten. Het huis werd verkocht voor 4.560 Fr. Ook de herberg van Martin Van Damme werd openbaar verkocht. Hij ging een huisje bewonen op Het Zoute.
Voor het beheer van het goed van de minderjarige wezen van Martin, wier moeder gestorven was, had een familieraad reeds op 25 juli twee voogden aangesteld.
‘s Nachts werd er op het dorp dikwijls gescholden en nu en dan ruiten uitgeworpen in enkele huizen.
Op 17 oktober 1875, kleine kermis, werd er in een herberg zodanig gevochten dat de vrouw in levensgevaar verkeerde, en de pastoor en de dokter moesten bijgehaald worden. Op kerstavond 1875 was de bakker opnieuw verwikkeld in een vechtpartij en werd een van de weinige lantaarns, die op kosten van de inwoners in het dorp brandden, door dronkaards vernield. Ook bij Leopold De Vos gebeurden baldadigheden. Ten gevolge van een ruzie, werd zijn was, die buiten te drogen hing, door een buurvrouw met slijk en vuilnis beworpen. Zij werd veroordeeld tot 3 Fr boete en 10 Fr schadevergoeding.
10. Rampen
De koepokinenting was wel reeds gekend, maar nog niet overal toegepast. Nu en dan brak een epidemie van pokken uit. Zij die eraan stierven werden terstond begraven. Op 30 jan 1872 tot 11 feb. 1874 stierven te Knokke 11 personen aan de pokken en twee kinderen aan de mazelen.
Ook veeplagen kwamen voor. Op 5 maart 1872 brak de runderpest uit op een hofstede te Oostkerke. Deze werd terstond door soldaten afgezet om een uitbreiding van de besmetting te beletten.
In de kroniek staan al de brandrampen vermeld uit de streek; op 3 sept 1870 een huis op het Zoute; 4 sept een schuur te Westkapelle; 17 jan 1871 een molen aldaar; 8 sept een schuur te Knokke, brand veroorzaakt door de donder 20 juni 1872 een schuur te Westkapelle; 27 jan 1875 een molen te Oostkerke; en op 1 juli een schuur met stallingen te Knokke. Deze laatste brand werd ook veroorzaakt door de donder.
11. Nog een paar kleine verscheidenheden tot slot
Op 16 juli 1874 werd een staartster gezien; en op 2 jan 1875 werd te Brugge geen markt gehouden omdat de wegen onbegaanbaar waren door de ijzel.
Landbouwer Jan Baes had twee knechten: Charel en Edmond. Zij verlieten samen hun dienst op 9 mei 1875, omdat Edmond had willen trouwen met Stine, de dochter van de boer. De ouders verzetten zich tegen dit huwelijk. Gedurende enkele weken werd over niets anders gesproken te Knokke.
000 000000 000
Het is nu bijna honderd jaar geleden, dat dit alles te Knokke voorviel. Knokke is ondertussen een badstad geworden en van het vroegere landelijke dorp is er heel weinig overgebleven. (1)
Dr. Jos. De Smet
Inlichtingen over de familie van de schrijver van de kroniek.
Op 7 februari 1854 zijn te Knokke gehuwd Benediktus Van Damme, geboren te Moerkerke op 8 nov 1825, en Anna Maria Theresia Traen, landbouwersdochter, geboren te Knokke op 6 maart 1825. Ben. Van Damme, herbergier en winkelier, overleed te Knokke de 4e juni 1862. Zijn vrouw trad opnieuw in het huwelijk te Knokke op 8 april 1863 met Leopold De Vos, geboren te Knokke op 21 mei 1840. Anna Maria Traen overleed te Knokke op 9 maart 1904. Haar man Leopold De Vos, was toen agent van verzekeringen. Hij overleed te Knokke op 15 jan 1914, als ontvanger van de kerkfabriek. Oude Knokkenaars hebben hem weten wonen vooraan in de Lippenslaan waar nu “De Blauwe Ster” is.
De oudste zoon uit het eerste huwelijk, namelijk Edmond Edward Van Damme, geboren te Knokke 4 mei 1855, werd priester. Hij was achtereenvolgens leraar te Roeselare (12 apr. 1880) bestuurder van het St—Pietersgesticht te Blankenberge (4 sept. 1884) en Bestuurder van de Zusters Predikheressen van Ter Bank te Leuven (29 dec.1885). Hij is aldaar gestorven op 22 augustus 1918.
Nota’s:
(1) Rijksarchief Brugge; Aanwinsten 6007.