Grafstenen van de Familie Quintens in de kerk te Heist

René Vlietinck

In de kerk van Sint Antonius Abt te Heist zijn er 2 gedenkstenen van de familie Quintens. Deze bevinden zich links en rechts bij het binnenkomen, respectievelijk in de St Antonius- en de Doopkapel (1). Hierbij geven we een korte beschrijving met uitleg over de tekst en de afstamming van de familie Quintens.

De witmarmeren gedenksteen in de St Antoniuskapel is ingemetseld in de muur naast de toren en rechtover het beeld van de vereerde heilige. De steen zelf (1,51m op 0,99m) is in wit marmer met ingekapte, zwartgeverfde letters en omringd door een blauwmarmeren kader (2,10m op 1,27m). Hier volgt de tekst:

aenzlen Doet geDenken, aLs aenzlen geDenken Doet
Dat geDenksChrIf Is goeD
(doodshoofd met gekruiste beenderen)

D’ HEER JOANNES QUINTENS F S JAN BY
PASPHASIA VANDEWEERDE, GEBORTIG VAN HEYST IN ZYN LEVEN
ONZE VROUW ARM EN KERKMEESTER HOOFMAN AGENT EN
MEYER DEZER GEMEENTE VAN HEYST OVERL. DEN 5 MAER 1833 TE BRUGGE
IN DEN OUDERDOM VAN 77 JAEREN IN HOUWELYKE GEWEEST
DEN TYD VAN 50 JAER EN 8 MAENDEN MET MAY
FRANCISCA DEWITTE F A PETRUS BY ISABELLA
POTTERS GEBORTIG VAN ZUYENKERKE OVERL. TOT BRUGGE
DEN 22 AUGUSTUS 1827 IN DEN OUDERDOM VAN 71 JAER EN 8
MAENDEN SAEMEN GEWONNEN 7 KINDER WAERVAN IN LEVEN ZYN
JACOBUS EERSTEN BURGEMEESTER DEZER GEMEENTE
IN HOUWELYK MET JOANNA DHONT.
JOANNA IN HOUWELYK MET EMANUEL VANDEPUTTE.
JOSEPH IN HOUWELYK MET MARY NOTTERDAM.
GEFONDEERT VOOR EEUWIG EEN JAERGETYDE TEN LASTE VAN
DEN DISCH DEZER GEMEENTE ’S AVONDS ‘S MORGENS EEN ALFURE
GELUYD MET DE KLOK 24 STEEN TERWE MEEL GEBAKKEN IN
BROOD VOOR DEN ARMEN DAEGS DAERNAER EEN GELESEN
MISSE WAERVOOR GEFONDEERT IS 30 GULDENS NEDERLANDS
‘S JAERS OP 6 GEMETEN GARS IN LISSEWEGE VOORS 4
GERECOMMANDEERDE GELEZEN MISSEN ‘S JAERS TEN LASTE VAN
DE PASTORIE DEZER GEMEENTE GEFONDEERT OP DEN GROOTEN
HOF BY HET KERKHOF

bId Voor aL Die Wiens zleLens geDenk sChrIft
hIer besChreVen Is

Het grafschrift uit de doopkapel meet met de blauwmarmeren omlijsting inbegrepen 2,20m op 1,28m. De steen zelf, in wit marmer, meet 1,65m op 1,05m.

De volgende tekst is er ingekapt

(Voorstelling zandloper)

D.O.M.
TER GEDACHTENIS VAN D’HEER
JACOBUS QUINTENS
F S JAN BY MARY FRANCISCA DEWITTE
GEBOORTIG TE HEYST
IN LEVEN ONZE VROUW KERK EN BURGE-
MEESTER DEZER GEMEENTE VAN HEYST
OVERL. TE BRUGGE DEN 16 NOVEMBER 1858
IN DEN OUDERDOM VAN 79 JAREN 9 MAENDEN 17 DAGEN
IN HOUWELYK GEWEEST
DEN TYD VAN 41 JAREN EN 11 MAENDEN
MET VROUW
JOHANNA CECILIA DHONT
F A JACOBI, BY ISABELLA BEYNE
GEBOORTIG VAN RAMSKAPELLE
OVERL. TE BRUGGE DEN 16 JUNY 1849
IN DEN OUDERDOM VAN 65 JAEREN EN 10 MAENDEN
GEFONDEERT VOOR EEUWIG EEN JAERGETYDE
TEN LASTE VAN DEN DISCH DEZER GEMEENTE OP
DEN EERSTEN MAENDAG NAER 16 JUNY ‘S AVONDS
EN ‘S MORGENS EEN ALF EURE GELUYD MET DE KLOK
24 STEEN TERWE MEEL GEBAKKEN IN BROOD
VOOR DEN ARMEN, WAER VOOR GEFONDEERT IS
63 FRANCS ‘S JAERS, OP 8 GEMETEN EN 6 RON MAEY-
GERS EN ROEYLAND IN HEYST WEST VANDE KERKE.
DAT ZIJ RUSTEN IN VREDE
BID VOOR DE ZIELEN

Hoewel de teksten duidelijk zijn en voor zichzelf spreken, willen we toch wat uitleg geven en enkele beschouwingen daaraan wijden.

In de kroonlijst van het eerste grafschrift vinden we de initialen D.O.M. Dit zijn dezelfde die bij het tweede geval te lezen zijn in het grafschrift zelf (zie vorige bladzijde). Dit zijn de beginletters van Deo Optimo Maximo, wat vrij vertaald betekent: beste hoogste God - hij is naar of bij de beste hoogste God heengegaan. Op veel grafschriften vinden we D.O.M.S met de betekenis: aan de beste hoogste God gewijd.

De gedenksteen uit de St Antoniuskapel begint en eindigt met een CHRONOGRM. Deze uit de Doopkapel bezit er geen, maar daar zien we bovenaan een zandloper, zinnebeeld van het tijdelijke en vergankelijke. Gezien de zandloper maar in de 16e eeuw in gebruik werd genomen, zullen we dit zinnebeeld niet vinden op oudere zerken.

Een CHRONOGRAM (chronos = tijd) is een jaarschrift, ook genaamd incarnatie. Het is een spreuk, een zinnetje of een vers, waarvan de som van de letters welke tevens als romeinse cijfers gebruikt worden, een jaargetal. vormt.

De waarde van de romeinse cijfers is de volgende: M = 1000; D = 500; C = 100; L = 50; X = W = 10; V=U=5; IJ= 2 en 1=J=1.

In de tekst horende bij het eerste grafschrift (blz. 15) komen we zo tot het jaartal 3654 , wat het dubbele is van 1827. Dit laatste getal is dan tevens ook het jaar van afsterven van Mary Francisca De Witte, de echtgenote van Johanna Quintens.

De romeinse letters die men als cijfers gebruikt, staan hier in de tekst als hoofdletters aangeduid. Het gebeurt dat men die in een andere kleur aangeeft.

Ga nu eens na met de tekst of de jaartallen 3654 en 1827 wel juist zijn

“ aenzlen Doet geDenken, aLs aenzlen geDenken Doet; Dat geDenksChrlf Is goeD “

Onderaan vinden we

“ bID Voor aL DIe WIens zleLens geDenksChrlft hIer besChreVen Is “

Men zou zich kunnen afvragen waarom telkens het jaar van overlijden is aangegeven van de vrouw en niet dit van de man, Jan Quintens ? Waarom, anders gezegd, komt in de bovenste tekst van het grafschrift 3654 voor en in de onderste tekst 1827, het overlijdensjaar van zijn vrouw ?

Zou dit met opzet zo uitgevoerd zijn omdat zoals verder zal blijken Joannes Quintens nogal wat last berokkende aan de heren van de Kerkfabriek, het Bureel en de pastoor ? Zou het jaar van afsterven van Quintens zelf, zijnde 1833, niet passend geweest zijn voor een jaarschrift ?

Zoveel vragen die we overlaten aan het gezond oordeel van de aandachtige lezer, nadat deze kennis zal hebben genomen van de verschillende moeilijkheden en processen die de kerkfabriek werden aangedaan door Johannes Quintens.

Nopens die jaarschriften voegen we er nog aan toe dat het chronogram in de tijd der Rederijkers veel in gebruik was. De grote bloei situeerde zich vooral in de 16e en 18e eeuw.

Hoewel reeds hogerop werd gewezen op de goed leesbare en duidelijke teksten, vergeleken met veel andere grafschriften, ware het toch wenselijk dat bepaalde letters en cijfers werden bijgewerkt, om het geheel nog vlotter te doen lezen. Dit zal ook de belangstelling van de bezoeker verder aanscherpen voor deze grafschriften. Grote onkosten zou dit zeker niet vergen voor de kerkfabriek.

Onder het chronogram vinden we dan ook het bekende DOODSHOOFD MET DE GEKRUISTE BEENDEREN.

Dit is op het grafschrift in de Doopkapel vervangen door de ZANDLOPER. Beide voorstellingen die we regelmatig op grafschriften terugvinden, zijn het zinnebeeld van het tijdelijke en vergankelijke, want de doden willen ons altijd iets leren. Zou prof. dr. Frans Daels misschien ook daaraan gedacht hebben met zijn bekende spreuk: “Het leven met de doden is het hoogste leven” ?

Onder deze zinnebeelden komt een brokje GENEALOGIE (leer van de ontwikkeling en verwantschap van geslachten).

We laten dit voorlopig met rust, want in de tweede bijdrage komen we dan uitvoeriger terug op de afstamming en geschiedenis van de familie Quintens. Het is immers interessant en aangenaam om de volgende vragen met zekerheid te kunnen beantwoorden. Wanneer en door wie zijn de grafschriften er gekomen, zijn het dezelfde uit de oude kerk, wie heeft ze bekostigd... ?

Op deze vragen kan nog niet met zekerheid geantwoord worden.

Na raadpleging van de verschillende documenten zoals rekeningen, budgetten, verslagen van vergaderingen, briefwisseling... vanaf 1823 tot heden, zijn we er niet toe gekomen daar één en ander over te vinden. Jaar na jaar komen bijna altijd dezelfde onkosten voor van herstellingen aan de kerk, voor de stoelen, de klokken het metsel-, timmer- en schilderwerk..., maar niets over de grafschriften.

Dit alles werd nauwkeurig beschreven en aangetekend, maar over hetgeen we graag iets hadden willen mededelen vonden we niets.

Mogelijks werden de onkosten van plaatsing begrepen in de algemene kosten van een of andere aannemer van een groot werk voor de kerk. Laat ons hopen dat een zoeker, die daar belang in stelt, wat meer geluk zal kennen en ons het antwoord kam geven. Of zal het toeval ons een handje helpen? Zo zijn er reeds veel zaken opgelost.

In elk geval was dit nauwkeurig speuren niet helemaal nutteloos en zijn er enkele vermeldenswaardige zaken uit de bus gekomen. Zo staat in het verslag van de tweede zitting van de kerkfabriek van 8 juni 1828 bij art. 2 het volgende:

“Wij Heeren Kerkmeesters en Pastoor hebben aan d’heer Joannes Quintens toegestaan eene Grafstede en eenen zerk te stellen in de kerk op conditie dat den boven vermelden twee witte marmeren weywaeterbakken zal stellen in de kerk.

Gedaen te Heyst den 8 juni 1828 “


Volgen de handtekens van: De Muynck, pastoor in Heyst, J. Quintens, Schoutteeten, Frans de Smedt, Jan Bulcke, Albert de Neve, Frans vanden Bussche.

Dat wijst er dus op dat er in de oude kerk een “grafstede” en zerk van Quintens moet geweest zijn. Zou dit dezelfde steen zijn die zich nu in de Sint Antoniuskapel bevindt?

Dat er veel grafstenen geweest zijn in de oude kerk - van grafzerken is er geen sprake - bewijst het volgende verslag van de buitengewone zitting van de kerkraad van 3 februari 1879.

Merken we op dat om een buitengewone zitting te mogen houden dit telkens moest aangevraagd worden aan de Bisschop en zonder diens toestemming niet mocht plaatsgrijpen. Ziehier enkele uittreksels uit het verslag van die zitting.

“De zitting geopend zijnde wordt voorgesteld den offer gedaan door Mr Jan Deckers om het afbreken en wegvoeren der oude kerke als volgt:

"Ik ondergetekende Joannes Deckers, aannemer van openbare werken te Westkapelle, verklaar bij deze de oude kerk met sacristie zonder de toren te Heyst te aanveerden om af te breken en weg te ruimen op de hier volgende voorwaarden”.

Dan volgen een zestal in ‘t lang en in ‘t breed beschreven voorwaarden die te lang uitvallen om alle vermeld te worden. We halen er enkel artikel 2 en 5 uit, om de stelling dat er veel grafstenen in de kerk geweest zijn, kracht bij te zetten.

“Art. 2 De schilderijen en zerken (er moeten dus zerken geweest zijn) die waarde hebben als ander kostelijkheden gevonden, enz... blijven eigendom van het kerkbestuur.”

“Art. 5 De schade te herstellen die aan de graven of monumenten die het kerkhof bevat, door de afbraak, zouden kunnen veroorzaakt worden.”

Zou de steen in de nieuwe kerk de oude vervangen hebben of zou het deze zijn uit de oude kerk die werd overgebracht? Dit kunnen we niet afleiden uit het bestek van aannemer Deckers.

Als we het hebben over grafstenen of zelfs zerken, wil dit nog niet zeggen dat het een grafzerk is met een lijk in. Tenzij dit natuurlijk uitdrukkelijk wordt vermeld. We maken die opmerking omdat keizer Jozef II (1780—1790 Oostenrijk) uitdrukkelijk verbood lijken in kerken te begraven. Dus na 1790 werden geen lijken meer begraven. Gezien J. Quintens na die tijd overleden is, zal hij wel niet in de kerk begraven zijn, tenzij... We spreken immers van het jaar 1828 en toen behoorde ons grondgebied tot het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de regering van Willem 1 (1815-1830).

Merken we terloops op dat ons Heyst van 1828 687 inwoners telde, waarvan 429 in het dorp, 59 in de westhoek, 86 in de zuidhoek en 109 in de oosthoek. Dit waren de vier plaatsen die het toenmalige Heyst vormden. Dit jaar waren er ook 8 huwelijken, 35 geboorten en 23 sterfgevallen. Deze gegevens komen uit het jaarlijks rapport nr 86 van de gemeenteraadszitting van 15 januari 1834.

Om dus terug te keren naar ons onderwerp, besluiten we dat na 1778 het nog uitzonderlijk was dat bezinkingen in de kerk zelf plaats hadden. Dat doet veronderstellen dat er wel sprake is van de toelating voor een grafzerk van Quintens, maar dan in de betekenis had van én een grafzerk op het kerkhof rond de oude kerk én een zerk (dus grafsteen) in de kerk.

Op het grafschrift vinden we ook nog de tekst (blz. 15):

“gefondeert voor eeuwig een jaargeteyde ten laste van den disch...”

Het woordje “eeuwig” mogen we niet letterlijk opnemen, hoewel 100 jaar na de fundatie de opgelegde verplichtingen nog ten dele worden nageleefd. Laten we het nog even verder hebben over de fundatie. Onder FUNDATIE, ook fondatie, verstaan we een stichtingsfonds (vb. voor liefdadigheidsdoeleinden), een stichting gevestigd op dat zeker doel aangewezen fondsen. “DEN DISCH” was een liefdadigheidsinstelling die te vergelijken is met het huidige O.C.M.W. (c.o.o.).

De fundatie wordt gebruikt om de stichting aan te duiden van een persoonlijk bezit ingevolge de wil van de schenker en die bestemd is tot een bepaalde dienst. Die kan volgens de wet van 27 juni nu rechtspersoonlijkheid krijgen. Die fundaties dateren reeds van eeuwen geleden en werden vooral in het leven geroepen om “haar of zijn zielezaligheid“ te vermeerderen.

Bij akte van een notaris werden de opbrengsten opgemaakt van de afgestane goederen, gronden en waarden (legaten genaamd). Voor die opbrengsten moesten dan elk jaar, totdat ze bijna op waren, prestaties geleverd worden. Deze laatste werden door de Kerkfabriek, in naam van de pastoor bepaald en ingeschreven.

In het volgend nummer zullen we nog verder uitweiden over fundaties, alsmede over de familie Quintens zelf en haar geschiedenis. Ook komen de gewichten, geldwaarden enz. aan bod om zodoende die grafschriften volledig te kunnen begrijpen en zelfs te leren waarderen.

Voetnoot
(1) We verwijzen hier naar “Sint Antoniusabt, 1875—1975” van J. Larbouillat, dat werd geschreven ter gelegenheid van het 100—jarig bestaan van de kerk. Dit werkje is nog te bekomen bij dhr Larbouillat of bij E.H. Pastoor (20 fr).

Grafstenen van de Familie Quintens in de kerk te Heist

René Vlietinck

Heyst Leeft
1977
03
015-021
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:37:15