DE ZEE
Gust Vermeille
De zee der opvarenden is vlak,
toch staan er torens in,
die schitteren of vast blijven branden.
Dood hout wordt groen in de zee.
Nevel waait in het hoofd van de zee,
in de paaitijd der vissen,
als haar ogen zijn als van een Delftse vaas.
De zee stijgt naar het terras,
drijft de haren recht op de ruggen der honden.
Zij vlecht haar haar tot torens,
waar vogels aan mensen denken.
Haar glimlach strekt zich uit,
tot waar jonge zeehonden blaffen.
Uit “POEZIE EN GEDICHT “
De Zee (Gedicht)
Gust Vermeille
Heyst Leeft
1977
03
013-013
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:37:15