"Heyst la pieuse" anno 1978

Georges Devent

In het teken van het jaar van het dorp kijken we even terug hoe het leven hier was zowat honderd jaar terug. Blijkt de economische toestand op dit ogenblik niet zo rooskleurig te zijn, toch zullen wij na het lezen van ‘t artikel moeten bekennen dat het verre van vergelijkbaar is met wat zich te Heist afspeelde in de 19e eeuw.

Rond 1880 kon Heist zich buigen op een 400 tal woningen welke onderdak aan een 1800 inwoners verschaften. Hiervan konden ongeveer 950 mensen lezen en schrijven. Het aantal vissers beliep ongeveer 150 met tevens zowat 50 lavertjes voor 35 schepen. Deze schepen hadden platte bodems omdat zij op het strand moesten liggen en waren voorzien van twee mastjes en twee vierkante zeilen.

Aan de voorkant, op het dek, was een overdekte plaats om te slapen en de vissers sliepen er op planken met hun vest als hoofdkussen. De bemanning van iedere sloep bestond uit 5 man: de stuurman, drie maats en het lavertje. Het lavertje reinigde de zaterdag de schuit en bracht het nodige aan boord voor de volgende reis: een tonnetje zoet water, bussels hout, kaarsen en pakjes kalissehout om drank te bereiden daar koffie te duur was. De vissers trokken meestal in zee van de maandag tot de vrijdagmiddag. De kleinere boten gingen niet zo lang op zee en legden zich toe op de vangst van garnaal welke omstreeks 1870 voor het eerst werd gevangen. De prijs voor 1 kg garnaal bedroeg toen 30 centiemen.

Het is algemeen geweten dat in die tijd grote armoede heerste in de vissersfamilies. Een vissersgezin telde 6 à 7 leden. De kindersterfte lag zeer hoog; men noteerde rond die tijd 40 sterfgevallen onder de 1 jaar op 161 geboorten.

De opbrengst van de vis werd als volgt verdeeld: 5% voor schrijf- en wrijfkosten, waarvan 2/3 voor de reder en 1/3 voor de stuurman. Vervolgens trok men alle onkosten af, daarna 20% voor de reder en 6% voor het verlies van de netten. Wat overbleef werd tussen de manschappen verdeeld, waarbij het lavertje 2/3 van het aandeel van een man kreeg.

Niet te verwonderen dat een visser in die tijd aldus jaarlijks op zee slechts 600 tot 800 fr verdiende. Of dit genoeg was om rond te komen, laten we aan de lezer over maar weet dat een huis met aanhorige zwijnenstal toen reeds 2.700 fr kostte. Het zwijn zelf betaalde men 25 fr. Koffie was toen ook al duur: 2,20 fr/kg tegen 9 centiemen de kilo voor aardappelen, 14 centiemen voor 1 liter melk, en bloem om het dagelijks bakken van brood kostte 33 centiemen. Een gezin van 4 personen besteedde jaarlijks ongeveer 655 fr aan voeding, 150 aan kledij en onderhoud ervan en 150 fr aan huishoudmateriaal.
Deze gegevens komen uit: Pêcheur Côtier d’Heyst, van V. Brante.

Het is aldus niet te verwonderen dat de vrouwen de ganse winter eetwaren moesten halen op de pof. Konden de vissers niet uitvaren, dan zochten zij werk bij landbouwers. Zelf hadden ze ook wat land waarop groenten en aardappelen worden getooid. Een bijverdienste was het loodsen van de schepen die de Schelde moesten opvaren, want de Heistenaars kenden goed de oostelijke zeebanken.

De loods werd, na zijn taak van Vlissingen naar Breskens gebracht, maar moest vandaar te voet terug naar Heist. De vergoeding werd verdeeld onder de reder en de bemanning. Zo geraakte de visser naast het strandjutten, het verkopen van opgevist materiaal en zijn part in de deelvis, aan het part dat niet bekend was en omgezet werd in jenever. Hoewel hij het niet zo nauw nam en de vrouw alles in het werk moest stellen om te beletten dat haar man de tien frank van veertien dagen zee-arbeid verkwistte. De zeeman vroeg zijn vrouw zelden hoe ze de eindjes aan elkaar knoopte. De vissersvrouw had het in die tijd hard te verduren en de zwarte ellende in de vissersfamilies tierde welig. Niet voor niets bestond het “Schuldhof” te Heist.

Een echt spektakel voor de badgasten van toen was het inschepen en het in zee steken van de bemanning, evenals de terugkeer van de visvangst. De tijd aan wal werd doorgebracht in de herberg en alleen de zondagmorgen verliet de visser voor één uur de herberg om de mis bij te wonen, want alles bij alles stond de Heistse visser bekend als de godvruchtigste onder zijn soortgenoten. “Heyst la pieuse...”

Na de mis zette hij zich terug aan de jenevertafel en kwam slechts de zondagnamiddag thuis om zijn roes uit te slapen. Wilde hij weer het huis verlaten, dan ging de vrouw hem vaak met een klop te lijf. Voor de bevolking van 1800 zielen bezat Heist 80 herbergen, wat ongeveer één herberg voor 22 personen betekende. Men mag echter de vrouwen en het grote aantal kinderen niet meerekenen. In feite dus 80 herbergen voor 200 vissers…

De maandagmorgen moest de visser dan bij het opkomen van het water opnieuw het zeegat in. De maandagmorgen was de man vaak zo beschonken dat hij zich niet kon bewegen. Dan sprong gans de familie op de bres. Hij werd aangekleed en naar zee gedragen. Daar legde men zijn voeten in het frisse zeewater. Kwam hij niet bij, dan werd hij helemaal ondergedompeld en kameraden die de drank beter hadden weerstaan hesen hem aan dek. Eens het schip aan het rollen ging op het water, verdween de dronkenschap als bij toverslag.

Alle schepen maakten zich op het zelfde ogenblik zeilklaar. De vrouwen kwamen aandraven met het gebruikelijk pak met brood, vet, verse kousen.  De vismanden werden ingescheept. De opkomende zee bereikte de romp en nam een half uur later de sloepen bolzeil mee de zee in. Voor het 'Kursaal' bleven alleen de oude vissers staan, lange tijd naar de horizon starend, onbeweeglijk, de benen wijd open en de handen in de zakken.

In 'Les pêcheurs flamands' van Ed. Augin wordt dit "ritueel" - uiteraard in het frans - voor ons, nuchtere Vlamingen, nogal vrij pathetisch beschreven:

"Alerte! Femme, lève-toi! La mer est haute!

Dans toutes les maisons de pêcheurs, c'est l'heure grave; celle ou ton courage et ton énergie vont secouer la léthargie du père. Le flot monte, il faut appareiller.

"Alerte! Femme, lève-toi!

Ton homme impuissant, obtus, effondré, anéanti doit prendre la mer.

Cette morse, qui ronfle à faire vibrer les murs de la maison, est l'instrument de travail; son absence c'est la prison pour lui, la faim pour sa famille.

Alerte! Il meufant que Ie pain manque. Et toute la maison, Ie père exepté, se jette à bas du lit, s’habille et court à la besogne…"

BRONNEN

  • Pêcheur côtier d’ Heyst ; V. Brants, Paris 1888 (172 blz)
  • Heyst-aan-zee en zijn verleden: J. Nollet, Brugge 1909 (81 blz)
  • Het zielig leven van de Heistse vissers: R. De Corte (persartikel)
  • Plages Belges - deel I - les pêcheurs flamands; Ed. Augin, Paris 1898

Georges Devent

 2015 02 03 102009

"Heyst la pieuse" anno 1978

Georges Devent

Heyst Leeft
1978
02
003-005
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:37:15