Dorpskernen in ons Noorden
Rene De Keyser
Oostkerke-dorp is ontstaan op een hooggelegen plaats langs de weg die liep van de Heernis west van Hoeke-molen, naar St-Pieters-op-de-Dijk (1).
Vermoedelijk heeft nog een andere weg invloed uitgeoefend, bij zover dat Oostkerke—dorp zou ontstaan zijn bij een kruispunt. Die andere weg liep van Eyenbroek naar de markt van Monnikenrede.Deze weg vormde de scheiding tussen de kerkwatering van Oostkerke en de watering van Sheer Baselishoek Voor het delven van de twee afleidingsvaarten, liep er van Eyenbroek naar Dudzele ook een weg die nu doorgesneden is. Daardoor hebben wij wel eens gedacht aan het mogelijke bestaan van een weg Dudzele-Oostkerke-Lapscheure.
De overstroming van het Zwin langs de kant van Lapscheure heeft echter alle mogelijke sporen daarvan volledig weggevaagd, zodat het hier wel bij een gissing zal blijven. We hebben ons ook sedert lang afgevraagd of er in de vorm van de wegen rond Oostkerke-dorp, nog meer aanwijzingen te vinden zijn betreffende de ontstaansgeschiedenis van dit Dorp.
Een bepaalde vorm die in Oostkerke-dorp de bijzondere aandacht vraagt, is een driehoek. Ten oosten van Oostkerke—kerk kan men op de kadastrale kaart een driehoekig blok huizen waarnemen.
Eertijds was dit het 8e begin van de watering van Sheer Baselishoek. In 1550 bestond dit begin uit 2 artikels. Het eerste, groot 81 roeden, behoorde de kerk van Oostkerke met een huis daarop staande waar de kapelaan woonde en waar men St. Sebastiaans-gilde in hield. Het kreeg daardoor de naam van Gildehuis. Het tweede artikel was 75 roeden groot met een huis daarop staande waar Willem de Boer in woonde(2). Het gehele begin dat dus 156 roeden groot was, is nu bekend als kadastersectie B nrs 387 tot en met 394. Te zuiden van dit driehoekig begin, ligt nu nog de weg van Ooskerke-dorp naar de Damse vaart. Deze weg wes eertijds de kerkweg naar Monnikenrede. Te noorden van de driehoek, bestaat nu geen weg meer. Op de kadastrale kaart is de vroegere weg nog door een enkele lijn aangeduid. Daar lag vroeger de Gildeweg die in 1718 vage lag, dus niet meer gebruikt werd (3). De oudere naam van deze weg was “wagenweg naer Meunikereede”(4). Te westen van de driehoek ligt nu de weg rond het kerkhof. Deze weg werd omstreeks 1665 verbreed om de processie betere doorgang te verlenen (5). Vermoedelijk is deze verbindingsweg tussen de kerkweg en de waterweg naar Monnikenrede slechts laattijdig ontstaan. Aan de basis van de driehoek, te westen ervan, staat de kerk met daarrond het kerkhof. Tussen de beschreven driehoek en de tegenwoordige kerk, daar waar de in 1958-59 nieuwgebouwde pastorie staat, lag “het ongewijde kerkhof” of “heidenkerkhof”(6). Daar werden de ongedoopten op ongewijde aarden begraven. Door het verminderen van de bevolking sedert de geuzenberoerten op het einde van de 16e eeuw, werd het oude koor ten oosten van de huidige kerk niet herbouwd en bleef gans dit oostelijk deel van het kerkhof ongebruikt en diende alleen als hooiland. Dit was een der argumenten die gebruikt werden om de toelating te verkrijgen om aldaar de nieuwe pastorie te bouwen.
Het komt wel meer voor dat een driehoekig dorpsplein teruggaat tot het Frankische Tijdperk(7). Indien deze dorpskern te Oostkerke werkelijk tot het Frankische Tijdperk teruggaat, en St Guthago is daar een beetje borg voor, dan moet er bij dit driehoekig plein een waterput bestaan hebben. Dergelijke waterput was er nodig voor drinkwater van mensen en dieren. Daar was ook het nodige water om te blussen in geval van brand.
HET PLAN VAN HET 3e BEGIN
Misschien is er wel verband tussen deze waterput en de twee toegevulde waterlopen die men vond dank zij het zorgvuldig opgraven van het koor der romaanse kerk in 1956—57 (8). Die twee opgevulde waterlopen zullen vóór de bouw van de romaanse kerk de verbinding geweest zijn van de nu nog rond de kerk bestaande aders of waterlopen : 1° de waterader tussen het 7e en het 8e begin van de kerkwatering (ligt nu vlak voor de deur van de noodkerk)(9); 2° de waterader (nu vervangen door buizen) tussen het 8e en het 9e begin van de watering van Sheer Baselishoek; en 3° de waterader tussen het 7e en het 9e begin van Sheer Baselishoek (nu achter de school der Z.E.Z. Maricolen)(9a). Deze laatste ader loopt verder onder de weg naar Hoeke in de richting van Eyenbroek. Hij liep er tussen het le begin van Sheer Baselis enerzijds en het 2e en 3e begin van deze watering anderzijds en heette daar “de Vategote”(l0). Hij liep verder voort over het Oude Zwin en noemde daar “Neckersvliet”(l1). Tussen Eyenbroeke en de weg naar Hoeke, lagen langs de Vategote, de “Cattepit”(12) en de “Monikepit”(13).
Het knooppunt van deze drie wateraders zal gelegen hebben in de omgeving van het koor van de romaanse kerk, voor dat deze er gebouwd werd. Dit knooppunt zal de put geweest zijn bij de Frankische Dorpskern. Bij nauwkeurig onderzoek gedurende de opgravingen naar de romaanse kerk, werden in het slib waarmede deze waterlopen gevuld waren talrijke scherven gevonden van middeleeuws aardewerk, die gedateerd werden tussen de 9e en de 12e eeuw. Dus van voor de bouw van de romaanse kerk. Die scherven kunnen best het gebruik van de waterput illustreren. Dergelijke waterputten werden, wanneer de inwoners overgingen tot het kristen geloof, wel eens gebruikt als openbare doopplaats(14). Moest ooit iemand op het gedacht komen een historische roman over Oostkerke te schrijven, dan kon hij daar Sint Guthago zijn bekeringswerk laten uitoefenen.
Bij de bouw van de romaanse kerk verdwenen dus deze waterlopen en deze Put. Zou dit de reden zijn waarom de kerk op het kerkhof een steenput had gemaakt? Die steenput is in de kerkrekeningen bekend van 1572 tot 1672. Vermits deze put in 1572 herste1d werd, bestond hij dus al vroeger. De juiste ligging van die steenput is onbekend (15).
In acht nemende dat de legende verhaalt dat St Guthago begraven werd op het westelijk deel van het kerkhof, daar waar nu de toren staat, kunnen we ons een voorstelling maken van de primitieve toestand. Het kerkhof waar St Guthago begraven werd zal te westen van de teruggevonden water-lopen gelegen hebben.
Wegens de aanwezigheid van het graf van de Heilige, was er tussen dit graf en de waterlopen geen plaats genoeg voor de romaanse kerk en daarom besloot men de grachten te vullen en er boven te bouwen. Dit had de vastgestelde verzakkingen van de eerste romaanse kerk tot gevolg. Bij de bouw van de gotische beuken en toren, waren de relieken van St Guthago reeds opgegraven sedert 1159 en dus kon men vrijelijk zover westwaarts bouwen als nodig was, met het gevolg dat de toren kwam te staan waar het graf van onze heilige geweest was.
Bij de gekende oppervlakte van de eerste dorpskern die 156 roeden bedroeg moet vermoedelijk ook de oppervlakte geteld worden van de Gildeweg en van de verbindingsweg tussen de kerkweg en de wagenweg naar Monnikenrede, en ook het Heidenkerkhof tot aan de waterloop die de waterader verbond die nu voor de noodkerk ligt met deze die nu vervangen is door de buizen. De bij te rekenen oppervlakte zal wel minstens 100 roeden bedragen, zodat de dorpskern rond de 250 roeden groot kan geweest zijn. De eerste bewoners in de kustvlakte vestigden zich op de hoogste plaatsen nl.op de klei op veengebieden, eilanden die een weinig boven kreekbeddingen uitstaken (16)
De ondergrond van de vermoedelijke oude dorpskern bevat veen. Onder het koor van de romaanse kerk was deze Veen— of turflaag 90 cm dik. Door het verder ontwateren van de streek na de indijkenigen, zakte de turf in, waerdoor de oppervlakte dáár lager kwam te liggen dan vóór de kerk en langs do dorpsstraat, waar omzeggens geen veen voorkomt. Hoog en droog is een bekende uitdrukking, en is hier ook de verklaring waarom de inwoners zich langzamerhand kwamen vestigen op de nieuwe dorpskom.
Nu kunnen we tot staving van de veronderstelde oude nederzetting in de driehoek, ook nog twee plaatsnamen aanhalen die op Oostkerke voorkomen: nl. “Zuidhem”(17) en “Noordhem”(18). Hem—benamingen zouden na de l0e eeuw niet meer ontstaan zijn(19). De ligging van Noordhem is niet zeker bekend. Zuidhem 1ag in de zuidbroek te zuiden van de kerk in de kerkwatering(20). We vragen ons af wat er, buiten de nederzetting in die tijd, nog alhier zou bestaan hebben dat kon dienen als oriëntatiebepaling. De Zuidhem zal wel de “hem” te zuiden van de nederzetting geweest zijn en de Noordhem de “hem” te noorden van dezelfde nederzetting.
Indien het hier uiteengezette vermoeden over Oostkerke—dorp juist is, dan is het nog een a1leenstaand geval in het Noorden. Een alleenstaand feit dat dan nog niet volledig bewezen is, kan echter gemakkelijk betwijfeld worden. Daarom hebben we eens vluchtig in de omgeving uitgezien naar gelijkaardige gevallen. Dudzele—dorp schijnt wel gelijkenis te vertonen. De driehoek in Dudzele is bewoond door Mr Pastoor en Mr Onderpastoor. In 1447 was die driehoek 1 gemet groot en daarop bevonden zich: St—Lenaertshuus metten hove,‘t baghinhof en de priesteragie waer Meester Jan de Coorte woonde (21). Daarmede is dit onvindbaar begijnhof te Dudzele ook aangeduid en vastgesteld.
De ligging van de driehoek te Dudzele is juist dezelfde als te Oostkerke. Dit wil zeggen, dat de punt van de driehoek naar het oosten is gericht en dat de kerk te westen aan de basis staat. Ook de twee oppervlakten lopen niet ver uiteen. Een ander punt van overeenstemming tussen deze twee dorpskernen van Oostkerke en Dudzele is dat ze ook alle twee op de grens liggen van het Oudland en het Middenland, zoals deze grens door de bodem-kartering werd vastgesteld (22). Over een mogelijke waterput te Dudzele bezit ik geen gegevens.
Het valt nu af te wachten of iemand die in zulke zaken beter geleerd is dan de verzamelaar van deze gegevens, zich uitspreekt over die twee driehoeken. Dan weten we meteen of de geschiedenis van Oostkerke en Dudzele niet een klein stapje achteruitgegaan is.
Rene De Keyser
———oo000oo———
Bewijsplaatsen
1. Biekorf 1958 nr 10 a blz. 305—308.
2. Staatsarchief Brugge ac. 3676 Ommeloper Watering Baselishoek.
3. Staatsarchief Brugge Vrije Uitsend rekening Oostkerke 1718.
4. Kerkarch. Oostkerke register landen kerk Oostkerke 1554 blz 95 art 116
5. Kerkarchief Oostkerke kerkrekening 1665—69 f 27.
6. Kerkarchief Oostkerke register landen disch 1482 f 7.
7. Ons Heem jaarg. 10 nr 6 blz 131 en id. 12 nr 5 blz 152.
8. Oudheidkundig onderzoek van St.Kwintenskerk te Oostkerke bij Brugge in Bull. Koninkl. Comm. Mon Land 1957 VIII
9. Rijksarch. Brugge fonds Sanders ommelopor watering kerk Oostkerke 1459
10. Wdb De Flou 16 - 108
11. idem 11 - 195
12. idem 7 - 595
13. idem 10 - 954
14. Ons Heem jaarg. 12 nr 1 Herfstmaand 1957 blz 28,
15. Kerkarchief Oostkerke rekening 1572 en 1672.
16. Natuurwetenschappelijk Tijdschrift 40 - 1958 blz 176—193 : Ing. Americkx - Bodem en Bewoning in de Zeepolders.
17. Wdb De Flou 18 - 649
18. idem 11 - 544
19. An Soc Emul 1951 (12) blz 87.
20. Archief Burgelijke Godshuizen Brugge - Magdalena lias 10 : farde Oostkerke leggers van landen nr 1 f.1 keerzij – 15e eeuw
21. Zelfde archief St-Janshospitaal Omloper Reigersvliet 1447 f.182 v°
22. Biekorf 60e jaar slachtmaand 1959 - nr 11 B (met rijke bibliografie betreffende de pub1icatiën over de bodemkartering en de ontstaansgeschiedenis van de Polders).