‘t Heistenaartje - S.O.S. Palingboot

Cyriel Vantorre

Dreigend hun schaduwen voor zich uitwerpend, sluipen vier gestalten over de Knokse duinen naar de laagwaterlijn. Eén ervan mankt een beetje door het zwaar gewicht van een buitenboordmotor, een ander gaat gebukt onder de last van een zwaar pak. Een derde, die de leiding op zich schijnt genomen te hebben, angstig om zich heen kijkt alsof er ieder ogenblik een grijs uniform zou komen opdoemen en dat kon voor het moment gemist worden als de pest. Een schuw mannetje sluit de kleine groep, Dat, beste lezers, waren de woorden die 40 jaar geleden door het luchtruim via de verboden B.B.C. klonken. Reporter 17, toen onder ons gekend als “Vuilbaard” en als echte naam Hubert VandeVijver had, zond het volgende verhaal vanuit Engeland naar onze streekgenoten van Heist en Knokke.

Niemand die op de hoogte was, wilde die boodschap missen en vele gezinnen zaten die avond met spanning naar de berichten te luisteren. Ook wij, lieve lezers, hadden een deken rond onze radio gewikkeld, want ach wij waren zo bang van de concentratiekampen, Hamburg en al de rest. We waren in het jaar 1942 en de Duitsers hadden zich ongevraagd reeds twee jaar van onze kusten meester gemaakt en vermoordden al wie niet akkoord ging.

Vooraleer m’n vertelling verder te zetten vraag ik aan de Knokke- en Heistenaars die dit relaas per toeval lezen, mij kritiek te geven als er enige onjuistheden in voorkomen. Mijn vader wijlen Alfons Vantorre, broer André en uw dienaar, ’t Heistenaartje, voerden toen ook op de kleine bootjes die hun aanlegplaats op de badplaats van Heist of Knokke hadden. Hoe aandoenlijk reporter 17 die reportage uitzond, hoe gretig we elk woord ontvingen en hoe onze gedempte adem in de huiskamer klonk is met geen woorden te beschrijven. Terwijl ik die woorden op papier zet, grijpt de emotie me nog steeds aan.

Vergeef het me als dit opstel wat uit de hand moest lopen. Nooit, maar dan ook nooit heb ik zulk spannend oorlogsverhaal weten vertellen, alle Amerikaanse en Engelse oorlogsfilms uit dien tijd waren dwaas gedoe vergeleken met deze moedige en wonderbaar1ijke vlucht uit het streng bewaakte spergebied waarin we toen opgesloten zaten. Waarom men na de oorlog deze heldhaftige mensen nooit in de kijker heeft geplaatst, komt me nog steeds als een raadsel voor. Toch was het een simpel verhaal, zo eenvoudig als de golven van de zee waarop het drama zich afspeelde.

Ik wil het verhaal niet van voor naar achter vertellen, doch op het einde ervan zou ik moeten schrijven

DAT IK NOG BESTA IS EEN EEUWIGDURIGE VERBAZING DIE HET LEVEN IS

Hun echte namen heb ik vergeten, maar dat doet niets af aan het verhaal.

Vier mensen hadden, onder het juk van de Duitse bezetting, het plan opgevat hun geboortegrond te ontvluchten. Op die bewuste avond schreven ze hun naam in het natte strandzand met eronder. “Wij hadden U zo lief “. Met z’n vieren namen ze wat zeezand op hun lippen, sloegen een kruis, stapten in hun bootje, legden geruisloos de roeiriemen in de dollen en brachten het klein scheepje door de branding van het strand

De avond voor de ontvluchting was goed gekozen. Het was nieuwe maan, dus stekehelle donker en de lawaaierige golven van de branding dempten het geluid van de riemen die in het donkere water de kracht moesten geven om hun bootje vooruit te stuwen. Gevaarlijk slingerde het drijvend ding van links naar rechts en wipte het met z’n steven soms hoog uit de baren waarna het dan met een plons terug in de diepte neerviel. Dadelijk waren de inzittenden drijfnat.

Eenmaal buiten die gevaarzone fluisterde Jef “Hé Pros, we zijn erdoor, hang het motorke maar in het hennegat”. Bijna onhoorbaar dankte Pros de hemel om het wellukken van die eerste fase en schroefde het zelf-in-elkaar geprutste motorke in de hengsels van het statiegat. Direct daarna hoorde men het zacht pruttelen van wat dat op iets van een motor moest lijken. Nooit tevoren had in Pros en z’n medematen hun oren zo iets heerlijks geklonken als dit geluid van de buitenboordmotor. Jef en de Beer schepten intussen het water uit de boot die dadelijk het ruime sop koos, richting N.N.W. Engeland.

Alles scheen aanvankelijk goed te gaan en op het gelaat van de ongelukkige Dré verscheen een rustige glimlach. Helaas, driemaal helaas, ter hoogte van de muur van Zeebrugge viel het zelfgemaakte motorke stil. Misschien een vuiltje in de vergasser of de leiding van de benzine verstopt. Hoe, of wat dan ook, het scheepje wilde niet meer vooruit en de vier mensen in de drijvende doodskist waren genoodzaakt de roeiriemen terug in de dollen te brengen om met mankracht vooruit te komen. De rustige glimlach van Dré z’n gelaat verdween bij spoorslag en alsof dit alles nog niet genoeg was flitste plots een hel zoeklicht aan die dadelijk het varend tuig in een lichtbundel gevangen hield. Spookachtig danste het licht op het water en verraderlijk kon men op de boeg lezen:“S.O.S. palingboot“. Het roeien had opgehouden en de mannen verschansten zich op de bodem van hun boot. Dadelijk werd die ene flitsstraal bijgestaan door meerdere lichtbundels en toen die terug doofden kon het de vier opvarenden niet troosten.

Allen dachten aan hun einde. “Laten wij onze akte van berouw lezen”, stelde Dré voor. Dit vroom voorstel werd dadelijk bijgetreden, ze sloegen een kruis en stamelden onzeker Onze Heer en Mijn God het gebed vervolgde heel stil en allen hadden moeite om de juiste woorden uit hun jeugd terug te vinden.

De mens is een geboren kind

Er scheen niets te gebeuren en weer plonsten de riemen in het water, zodat de reis naar het beloofde Engeland traag vorderde. Toen de morgenklaarte aan de kim verscheen werd een zwaar vliegtuiggeronk hoorbaar. Het sloeg hen om het hart en vooraleer men besefte wat er gebeurde cirkelde boven hun hoofden een Duits gevechtsvliegtuig dat hun met een machinegeweer bestookte. De ongelukkige Dré nam een witte vlag en zwaaide ermee wanhopig in de hoogte, boven het geronk kermde hij: “Schiet toch niet”. Deze woorden waren nog niet koud of een kogel doorboorde z’n hoofd en hij viel met een stille kreet in de armen van Pros. Z’n laatste woorden die hij nog kon uitbrengen waren die van z'n vrouw. Alles was zo snel gebeurd dat de overlevenden niet eens merkten dat ze met beide benen tot aan de enkels in het binnenstromend water stonden. Het bloed van Dré kleurde het.

Koelbloedig begon de Beer het water uit te hozen en snauwde tegen Jef: “Rap het pak open en stelpt de wonde van Dré”. Pros, totaal uit z’n lood geslagen, begon alleen verder te roeien. Ondanks de beste zorgen van de Beer begonnen de ogen van Dré wazig in het ijle te staren en het leek alsof hij van de wereld afscheid wilde nemen met de woorden: “Dank u maat“. De emotie uit hun ogen wrijvend, roeiden ze manhaftig verder. Pros dekte z’n overleden makker en begon zijn kloefen kapot te kappen om tappen te snijden en de mitrailleurgaten in hun boot te stoppen. Amper dit werkje achter de rug kwam, tot overmaat van ramp, een noordwesterstorm opsteken. Alle drie hadden ze het hard te verduren en het enige wat ze konden doen was hun scheepje aan het anker leggen, doch het ankertouw knapte af en elk op z’n beurt hield men het bootje met z’n steven op de wind, terwijl de twee anderen het water uithoosden die met grote hoeveelheden binnen boord kwam. Dadelijk was alle eetwaar bedorven en sloeg het drinkwater over boord.

De derde dag was de storm geluwd en doemde een toren op die de opvarenden wat hoop gaf, doch Pros, die seffens de werkelijkheid inzag, zei gelaten: “De toren van Westkapelle“. De storm had hun terug tot voor de Nederlandse kust geslagen. Kort daarop kwamen weer Duitse gevechtsvliegtuigen de drie overlevenden bestoken. Het ging voor Jef De laatste witte vlag zijn, want ook een boordkogel trof hem en hij was op slag dood. Dit nam Pros en de Beer hun laatste kruimel vertrouwen af, doch door een ingeving herpakte Pros zich en dacht bij zichzelf: “Onrecht kan zich geen nederlaag veroorloven“. Hij sneed nieuwe tappen, stopte de gaten in de wand van hun boot en sprak met kordate stem tegen de Beer: Vooruit Godverdomme, vooruit roeien, we zullen ze wel krijgen die moffen“. De Beer verbluft door die stoute taal van Pros, die anders altijd met nederigheid z’n lot aanvaarde, nam vol betrouwen de roeiriemen en begon met hem uit volle kracht verder te roeien. Tegen de avond begon de dorst hun kelen te kwellen, doch onverdroten zwoegden ze voorts, maar toen de morgenklaarte van de vierde dag in de lucht kwam waren hun krachten zo afgemat dat ze alle hoop opgaven en zich aan Gods wil overleverden. Een meeuw scheerde over het bootje. Pros Wilde er met een riem naartoe slaan, maar door machteloosheid miste hij de slag.

Verschrikt vloog de vogel verder, beide schipbreukelingen achterlatend. Een laatste opflakkering kwam bij de Beer op en kermend snikte hij: “Ik wil niet sterven“ en dronk z’n eigen urine. Dat wat in uitputting eindigt is de dood, doch het volmaakte eindigen is het eindeloze.

Als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Plots schrikten drie korte signaalstoten van een scheepssirene de twee uitgeputte mensen op. De Beer had altijd goed geweten dat dit sein betekende. Ik sla met volle kracht achteruit“. Enkele minuten later werden twee dode lichamen aan boord van een Engelse destroyer gehesen, gevolgd door twee bijna roerloze mensen die zich reeds verzoend hadden met het hiernamaals. Later verklaarde Pros voor de Engelse radio: “ Ik wist niet dat Engels brood zo heerlijk smaakte" en de Beer voegde eraan toe: “ Klaarhelder water smaakt als de heerlijkste drank ter wereld“. Plechtig werden hun beide makkers begraven. Het eenvoudig kerkje liep overvol en de pastoor vanop z’n kansel sprak de menigte in de Nederlandse taal toe

HET WATER IN EEN SCHIP IS BLINKEND
HET WATER IN DE ZEE IS DONKER
DE KLEINE WAARHEID HEEFT
WOORDEN DIE HELDER ZIJN
DE GROTE WAARHEID HEEFT GROTE STILTE.

Na de oorlog kwam nooit in beide mensen een glimp van wraak tegen de bezetter op en dat is hetgene wat velen onder ons missen.

--O--O--O--O--O--

Ook een vereniging als Heyst Leeft kent wel en wee.

Op 29 jl werd het gezin van secretaris Dany Vantorre uitgebreid met een dochter Annelies genaamd. Doe zo verder.

Op 12 okt. jl overleed echter Madeleine Coppens, de echtgenote van Jozef Ackx, de ouderdomsdeken van ons bestuur. Hoewel we wisten dat haar gezondheid niet meer zo best was, worden wij toch verrast door haar heengaan op 83 jarige leeftijd. Wij hopen dat Jos in deze moeilijke tijd, troost en verzet zal vinden in onze activiteiten.

't Heistenaartje - S.O.S. Palingboot

Cyriel Vantorre

Heyst Leeft
1982
03
019-022
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:37:15