HomeActiviteitenActiviteiten 2013

 

20130421-erfgoeddag-320In 2013 verliep Erfgoeddag in het thema: Stop de tijd. Tijdens de rondleiding belichtten de gidsen een aantal aspecten van de wereld waarin we leven tijdens de rondleiding doorheen het museum.

Fotografie

Fotografie is de opvolger van de schilderkunst en de voorloper van de film.

In het museum zien we in elke zaal objecten en foto’s die een nostalgisch gevoel oproepen.
Deze foto’s vertellen ons het verhaal van mensen die dikwijls reeds lang geleden overleden zijn.  Denk maar aan de foto’s van de vissers die op zee gebleven zijn, de vissersvrouwen, de kinderen (in het klaslokaal) en de vakantiefoto’s die een roze blik op het verleden werpen.

We zijn in staat onze omgeving te zien doordat onze ogen het licht registreren die voorwerpen weerkaatsen.  Het oog (via de iris) vangt dit licht op en geeft signalen door aan onze hersenen die ze analyseren en er een “beeld” van maken.  Het is dus niet ons oog dat een beeld vormt, maar onze hersenen.

Een fototoestel registreert licht op een vergelijkbare manier als ons oog.  Het licht wordt opgevangen op een lichtgevoelig element: de film.  Een gewoon fototoestel (geen digitaal) is simpel.  Een optisch element (de lenzen) een chemisch element (de film) en een behuizing is alles wat nodig is om een fototoestel te maken. 
Het licht valt eerst door een systeem van lenzen: het objectief, en daarna wordt de hoeveelheid licht geregeld door het diafragma (zoals de iris van het oog) en de sluiter.

Dan wordt het licht geleid naar een lichtgevoelige film. Op de film zitten minuscule korrels met een chemische stof die reageert op licht.  Hoe meer licht op de korrels hoe heviger de chemische reactie.  Het resultaat is een negatiefbeeld van de werkelijkheid: wat helder is wordt donker weergegeven, wat donker is helder.  Het negatief beeld wordt positief op papier afgedrukt.

In 1816 maakte Joseph Nicéphore Niépce de eerste foto. Hij deed dit door een doos te maken met een heel klein gaatje. Binnen de doos maakte hij een achterwand met een lichtgevoelige plaat . Door een aantal uur (soms 8 uur) het gaatje in de doos open te houden ontstond er op de achterwand een afbeelding.

Spreuken en zegswijzen.

In het drieluik van Daubi, te bekijken in het museum op het eerste verdiep, zijn 170 spreuken en gezegden i.v.m. visserij, zee en scheepvaart verwerkt.  In het middenpaneel ligt het accent op Heist en het vissersleven.

Hier enkele voorbeelden:     (nummers terug te vinden op computerscherm)
“Zijn anker laten vallen”: Wanneer een schip zijn anker laat vallen, zal het enige TIJD ter plaatse blijven liggen.  Figuurlijk betekent het zich ergens (tijdelijk) vestigen. Daubi stelt hier een – dunekeun of duinkonijn (de bijnaam van de Heistenaren) - voor dat een anker laat vallen op één van de kleine vissershuisjes in de Heistse duinen. (nummer 1)

“Zijn anker lichten”: Het is TIJD dat ik vertrek. Het lavertje licht zijn anker dwz dat hij het anker optrekt om te vertrekken, om weg te gaan. Hij was de scheepsjongen die na zijn plechtige communie (12 jaar) mee aan boord ging.  Zijn belangrijkste taak bestond in de zorg voor de proviand, de drank (vandaar dat hij hier wordt afgebeeld met een tonnetje op zijn rug,) vet en kaarsen, zoet water… (nummer 31)

“Bij elk heilig huisje (of kapelletje) aanleggen”: Een schip legt aan bij de kade om er enige TIJD te blijven.  Zo legt een dronkaard aan bij elk heilig huisje of kapelletje, waarmee men ironisch een herberg bedoelt. Vissers die van zee terugkeerden, geraakten nooit onmiddellijk thuis want bij elk heilig huisje waar zij voorbijkwamen, legden zij aan.  (nummer 52)

“Voor anker gaan”: Wanneer een zeeman met rust gaat, of aan wal zal blijven, zegt men dat hij voor anker gaat. Een schip zal dan enige TIJD blijven liggen. (nummer 59)

Bewaarmethodes

Men kan de tijd en het verval stopzetten door cultureel erfgoed te bewaren en tijdloos te houden.  Preservatie is dus heel belangrijk als we zaken willen bewaren voor de toekomst.  Maar wat zijn de doosdoeners voor je erfgoed? Wie zijn ze en hoe pak je ze aan?

Licht doet leven. Maar net zo goed zijn zonlicht en kunstlicht schadelijk voor tal van voorwerpen. Te veel of te fel licht heeft het effect dat materialen verkleuren en sneller verouderen.
Een verkeerde temperatuur kan een gevaar betekenen voor erfgoed: in een warme omgeving wordt was kleverig en bij wisseling van temperatuur verandert metaal van omvang. Ook barsten, kromgetrokken hout en afgebladderde verf zijn jammerlijke getuigen van onaangepaste klimatologische omstandigheden.
Te veel of te weinig vocht heeft impact op je erfgoed.  Uit ervaring weten we dat een schimmel goed gedijt in een vochtige omgeving en zicht binnen de kortste keren aan kostbaarheden hecht. Voor een optimale bewaring van voorwerpen, mag de relatieve vochtigheid in een vertrek niet boven 65% stijgen. Een te hoge luchtvochtigheid kan naast schimmels ook corrosie van metalen voeroorzaken.

Ongedierte bestaat in velerlei maten en gewichten, de schade die het aanbrengt is vaak mateloos.  Het doodskloppertje, het pelsmotje, het zilvervisje, het wolbeertje: vertederende namen voor verfoeilijke diertjes. Overal raken ze binnen en doen ze aan gezinsuitbreiding. Insecten en knaagdieren vormden stille vernietigingslegers voor je erfgoed. Ze vervuilen en knagen kapot. Ongedierte wordt aangetrokken door voedselresten, stof, vocht en vuil.

Stof!?!  Stofpartikels zweven overal rond, dwarrelen neer en lijken een voorkeur te hebben voor de kleinste koekjes en kantjes. Het beste middel tegen stof, is een droge stofdoek die niet pluist. Een sopje laat je best achterwege! Stof trekt vocht aan, waardoor schimmels kunnen ontstaan.   

En hoe bescherm je nu je erfgoed? 
Plaats boeken best in een rij, rechtop naast elkaar.  Laat boeken die aangetast zijn door schimmel, drogen en borstel nadien de schimmel zoveel mogelijk weg.  Als de lederen boekband begint te verpulveren, is er sprake van lederrot en is enkel de restaurateur de aangewezen persoon om de kaft te herstellen.  Probeer documenten zo droog mogelijk te bewaren en steek ze in zuurvrije enveloppes.  Reinig keramiek nooit met schoonmaakmiddel maar met een zachte borstel.  Probeer bij foto’s de afbeeldingkant niet aan te raken.  Pas geverfde ruimten zijn geen ideale bewaarplaatsen voor foto’s.  Chemische uitwasemingen kunnen het fotomateriaal aantasten. 

Draag bij het hanteren van metaal steeds schone katoenen handschoenen.  De zouten en zuren op transpirerende handen zijn immers grote boosdoeners die sporen nalaten op het materiaal.  Om het patina van sommige metalen niet teniet te doen, poets ze je best maar sporadisch op. 

Hout leeft dus geef het adem- en bewegingsruimte.  Lades kunnen stilletjes uitzetten of inkrimpen.  Laat daarom je kastlades niet langdurig openstaan.  Bij houtworm in je meubel, gebruik geen petroleum!  Het kan verkleuring veroorzaken en het is schadelijk voor mens en dier.  In geval van plaatselijke aantasting van onbehandeld hout kan je gebruik maken van een kleurloos contactgif op basis van pyrethroiden.   Je brengt het aan met een injectiespuit of borstel.  Ventileer ook altijd goed.

Bij schilderijen moet je zorgen dat de achterzijde niet te dicht tegen een kille buitenmuur hangt.  Anders heb je kans op schimmels.  Wees zuinig met licht.  Vermijd een te hoge luchtvochtigheid want anders kunnen er zich bellen op het papier vertonen.  Stof een schilderij niet af want anders kunnen er verfschilfers loskomen.  Raak het oppervlak nooit aan!  Bij barstjes, één adres, de restaurateur.  Textiel kan plat of aan een hanger bewaard worden.  Voorkom dat frommels, kreuken, vouwen en valse plooien zich tot het einde der dagen in textiel gaan aftekenen.  Een gewassen, ongeverfde, gladde stofhoes is het ideale omhulsel voor kledij.

Constateurs of duivenklokken

Sommige mensen willen heel graag de tijd zo snel mogelijk stop zetten.  Duivenmelkers die raceten met speciaal gefokte duiven in wedstrijdvluchten, werkten met constateurs of duivenklokken.  Dit toestel  duidde de tijd aan waarop de duiven waren vertrokken en weer aankwamen.  In België is men in 1818 begonnen met het in wedstrijdverband vliegen met postduiven.

In eerste instantie werd er een gewone klok naast de kooitjes gezet en werd genoteerd wanneer een bepaalde duif binnenkwam.  Het bleef echter mensenwerk en zeer waarschijnlijk werd er ook in die tijd –al of niet opzettelijk- al wel eens een verkeerde tijd genoteerd. Ook was het een probleem dat men nooit zeker wist dat de duif in het kooitje ook de duif was die onderweg was geweest.

Zo rond 1880 kwam er eindelijk een vorm van identificatie voor de duiven: het vleugelmerk. Het is waarschijnlijk in deze periode dat men begonnen is met het maken van de eerste constateurs.  De eerste constateur werd ontworpen en gemaakt door Van den Bossche uit Oudenaarde.  Dit was een klok met een uurwerk en een papierband. In de gesloten klok was een uitsparing van circa 1 bij 2 centimeter gemaakt waar de rol onderdoor liep.  Op het moment dat de liefhebber met zijn duif in het lokaal kwam, werd het vleugelmerk op het nog zichtbare stuk papier geschreven en werd er geconstateerd.  De afdruk werd gemaakt door naaldjes in de vorm van een uurwerk.  Omdat alleen wat gaatjes in een leeg stuk papier natuurlijk niet veel zeggen werden er bij deze klokken mallen geleverd om de tijd later zo nauwkeurig mogelijk om te zetten in een leesbare tijd.