aquarel

Wie de Zwinstreek binnenkomt moet minstens één groot kanaal over. Bezoekers uit het zuiden passeren de twee afwateringskanalen en de Damse Vaart.  Komende langs de kust moet men over het Boudewijnkanaal en  de afwateringsvaarten.  Wie via het Rentranchement komt, passeert het afwateringskanaal Sluis-Cadzand.

Al die 19de eeuwse kanalen doorkruisen de Zwinstreek.  Zij hebben als gemeenschappelijke kenmerken een grote rechtlijnigheid, vrij hoge kanaaldijken aan beide zijden, een brede geul en een hoge bomenrij op de dijken.  Door hun hoge dijken en bomen zijn de kanalen dan ook een zeer duidelijk landschappelijk element in het gebied.

De kanalen vormen een soort natuurlijke grens op de horizon, tussen land en lucht.  Ze verdelen het gebied a.h.w. in grote kamers.  Daarom wordt het landschap soms ook een "coulissenlandschap" genoemd.

De vijf kanalen kunnen worden verdeeld in drie types.  Het Kanaal van Schipdonk, het Leopoldkanaal en het kanaal Cadzand-Sluis zijn afwateringskanalen die het overtollige water door sluizen naar zee brengen.  Het  Boudewijnkanaal is een zeekanaal dat mogelijk maakt dat grote schepen de binnenhaven van Brugge bereiken.  De Damse Vaart of Napoleonkanaal was oorspronkelijk bedoeld als waterweg, maar heeft nu een louter recreatief karakter. (FT)

Terug