Verdwenen boerderijen in de Fonteinestraat

Griet Lambrecht, Dieter Verwerft, Frederik Roelens,
Jan Huyghe, Jari Hinsch Mikkelsen en Stefan Decraemer

Inleiding

In de aanloop naar de aanleg van de A11 heeft Raakvlak archeologisch onderzoek uitgevoerd op het tracé van de nieuwe snelweg op het grondgebied van Brugge, Knokke-Heist en Damme. Na een uitgebreid vooronderzoek worden verschillende sites opgegraven[1]. Eén van de opgravingen vindt plaats in de Fonteinestraat, waar resten van twee boerderijen zijn onderzocht.

2022 02 24 153353Fig1: Situering van het projectgebied op de topografische kaart (ovaal). (GisWest geoloket)

2022 02 24 153412Fig2: Onderzoeksterrein op kadasterkaart. De grijze zone is de onderzochte zone. Binnen deze zone bevindt zich de sporenconcentratie. De onteigeningsgrens is aangeduid met de dikke lijn, dit is de breedte van de A11 (zie ook: lijn op figuur 1) (CAdGis).

Het vooronderzoek

Het vooronderzoek bestaat uit verschillende stappen. Allereerst voeren de archeologen een bureaustudie en veldprospectie uit in 2008-2009 op de meeste (geoogste of geploegde) akkers binnen het projectgebied van de A11 (Decraemer 2013a). Elke akker is volgens het systeem van line-walking geprospecteerd. De vondsten zijn verzameld en per akker geïnventariseerd. Tijdens deze veldprospectie is er in het zuidwesten van het perceel 488F (zie figuur 2) een vondstenconcentratie vastgesteld met grijs aardewerk, rood aardewerk, glas, metaal en pijpfragmenten.

Vervolgens is in 2011 en 2012 een landschappelijk booronderzoek uitgevoerd. Aan de hand van dit onderzoek is de opbouw van de ondergrond preciezer in kaart gebracht, zodat de exacte locatie van opgevulde geulen/geultjes, veenformaties, uitgeveende kuilen en donken of oude landduinen aan het licht komt. Dit inzicht is cruciaal om te weten op welke diepte de archeologische sporen kunnen voorkomen. Ter hoogte van de grote opgevulde geulen is de oude bodemopbouw weggespoeld, waardoor enkel nog middeleeuwse sporen te zien zijn die zich net onder de teelaarde, dus op de klei bevinden (Lambrecht et al. 2017). Uit controleboringen blijkt duidelijk dat de Fonteinestraat net op een dergelijke diep ingesneden zeegeul is gelegen. Sporen worden hier dus enkel verwacht net onder de teelaarde, mogelijke oudere sporen zijn weggespoeld.

Aansluitend is in 2012-2014 het tracé van de A11 en de percelen aan de Fonteinestraat (Ramskapelle, Afd. 9, sectie A, 488E, 488F, 489B & 489C) onderzocht met proefsleuven. Tijdens dit onderzoek zijn kuilen en paalsporen aangetroffen met materiaal uit de late middeleeuwen tot de 18de eeuw (Coornaert 1981, 376 en 378; Decraemer 2013b). Op basis van de resultaten van het proefonderzoek is besloten om een zone van ongeveer 3600m² op te graven. De site zelf is nog groter, maar valt buiten de onteigeningsgrenzen van het project. De sporen liggen vlak onder de teelaarde op een diepte tussen 50 en 70 cm onder het maaiveld. De sporen zijn vrij goed bewaard gebleven, maar zoals vaak in de polders, zijn er veel sporen met een amorfe vorm, die moeilijk concreet te duiden zijn (uitbraaksporen en afvalkuilen) (Dewilde et al. 2008).

Historische en archeologische situering

De Vlaamse polderbodem is geologisch gezien een vrij jonge bodem. Vóór de 12de eeuw is de kustvlakte nog in aanwas en worden er geleidelijk aan, door bedijking, gebieden veroverd op de zee. Over de eerste kolonisatie van de pas bedijkte gebieden zijn nog steeds weinig archeologische gegevens voorhanden. Uit de late middeleeuwen zijn voornamelijk sites met walgracht gekend in de polders. De polderklei geeft haar geheimen moeizaam prijs. Grote kuilen en harde materialen zijn gemakkelijk te herkennen, maar andere archeologische sporen zijn vaak minimaal aanwezig en beperken zich veelal tot wat verspreide vondsten (Verhaeghe 1978, 58-59; Dewilde 2008; Lambrecht et al. 2016).

Hoewel sporen in de klei moeilijk te vinden en te interpreteren zijn, zijn er onder het vlakke landschap van de kustpolders toch nog vele resten van verdwenen dorpen en hoeves terug te vinden.

Tussen 1000 en 1300 is er een grote ontginningsbeweging in Europa. Het is een welvarende periode met economische bloei en productieve landbouw. Vlaanderen is in de volle middeleeuwen dicht bevolkt waardoor men steeds naar extra grond en ruimte zoekt. Het creëren van nieuwe polders biedt een uitkomst.

Na het ontzouten van de kustvlakte wint de runderteelt al heel snel aan belang. De historicus Adriaan Verhulst stelt dat runderteelt is het vroegst en het nadrukkelijkst aanwezig in de kuststreek ten noorden van Brugge (waar ook deze site is gelegen). In de loop van de 12de eeuw duiken volgens zijn onderzoek steeds meer gespecialiseerde veeteeltbedrijven op (Verhulst 1995, 91). Naast de verzande geulen en de schorren hebben ook de duinen een economische betekenis als graasgebied en jachtterrein (Verhulst 1995, 90).

Maurits Coornaert situeert ter hoogte van de site in de Fonteinestraat een verdwenen bewoning die Claps Dorp[2] wordt genoemd. “De term dorp kan erop wijzen dat deze bewoning uit meerdere delen bestond” (Coornaert 1981, 376-378)[3]. Er zijn vroeger verschillende klapsdorpen opgericht, naar aanleiding van bovenvermelde ontginningsbeweging. In het begin van de 12de eeuw heeft de adel besloten de veengronden te laten ontginnen. De ‘claps’ is de term gebruikt door mensen uit de naburige droge zandstreek, om het overgangsgebied tussen het veengebied en de zandstreek te benoemen. Deze kwelzone bestaat uit ondiepe uitgestrekte plassen, natte hooilanden en ondiepe veenmoerassen. Hiertussen bevinden zich erbovenuit stekende langwerpige zandruggen (‘rip’ of ‘reep’) van diverse grootte.

Om het veen te ontginnen worden arbeiders, veelal uit andere streken, aangetrokken. Ze bouwen dijken en ontwateren het gebied. Na het droogleggen steekt men veen, waarna de grond nog als landbouwgrond kan gebruikt worden. Op plaatsen met dunne veenlagen kan men na het droogleggen direct gewassen telen op de nieuwe akkers.

De aangetrokken arbeiders hebben huisvesting nodig, maar omdat de bewoners van de omliggende dorpen deze ongehuwde mannen niet zomaar in hun gemeenschap willen opnemen, richten de landeigenaars eenvoudige onderkomens in op een reep in de claps. Een groepje van deze hutten wordt ‘Clapsdorp’ of ‘Klapdorp’ genoemd. Aangenaam leven is het niet in de claps. De repen zijn omringd door natte gronden met veel muggen en dazen. De ‘dorpen’ in de claps zijn geen lang leven beschoren. Na verloop van tijd mengen de dijkenbouwers van de clapsdorpen zich toch onder de lokale bevolking (De Meireleir 2005, 3-9).

In de tweede helft van de 14de eeuw teistert een economische depressie de streek en maken oorlogen het leven nog moeilijker. De regio raakt ontvolkt en er verdwijnen zelfs hele dorpen. Andere redenen waarom dorpen verlaten worden, zijn overstromingen, opwaaiende stuifzanden of het verzanden van de geul die voor sommige dorpen levensnoodzakelijk is. Verder maakt de pest in de 14de eeuw vele slachtoffers waardoor de streek nog verder ontvolkt (Pieters 2008; Loppens 1936; Loppens 1938).

2022 02 24 153433Fig 3: Het projectgebied op de kaart van Ferraris (1771 en 1778) met aanduiding van de hofstede het Fonteijnken (pijl).
Het opgravingsareaal valt deels op het erf van voormalige hoeve. (KBR)

Maurits Coornaert vermeldt ook nog een andere verdwenen bewoning, namelijk de 18de-eeuwse hofstede Het Fonteijnken, waarnaar de Fonteinestraat is genoemd. Deze hoeve wordt rond 1700 aangelegd ter hoogte van het middeleeuwse Claps Dorp. Op de topografische kaarten van Joseph de Ferraris staat hier een verdwenen boerderij die bestaat uit twee volumes (Coornaert, 1981, 378).

De boerderij is gebouwd eind 17de/begin 18de eeuw in een moeilijke periode voor Ramskapelle. Na de ellende van de 80-jarige oorlog (1568-1640) is het leed nog niet voorbij. In 1678-1679 delen de in het dorp gelegerde Hollandse soldaten de lakens uit en zadelen ze de parochie op met allerlei karweien zoals het vervoer van militairen en eisen ze allerlei goederen op. Hierdoor raakt de gemeentekas leeg (Lannoy 1998, 107). In 1696 zijn, tot het einde van de 9-jarige oorlog (1688-1697), 60 Franse soldaten gelegerd in het dorp (Lannoy, 1998, 109). Verder, in 1699, na deze oorlog, heeft het dorp te lijden onder een inval van Franse troepen. Dit is opnieuw een extra tegenslag voor Ramskapelle. Enkele jaren later is het dorp verplicht een aantal Spaanse soldaten onderdak te verlenen. In het arme dorp worden het jaar daarop de goederen van drie boeren, die diep in de schulden zitten, openbaar verkocht. Daarenboven is de kerk van Ramskapelle in 1699 in erg slechte staat. Een deel van de kerk wordt hersteld maar de middenbeuk en de linker zijbeuk worden in 1710 afgebroken. Met de opbrengst van de verkoop van de gereinigde stenen wordt het dak gerepareerd (Lannoy 1998, 105).

De opgraving

In de zone waar tijdens het vooronderzoek sporen uit de late middeleeuwen tot de 18de eeuw wordt vastgesteld, is een groot vlak van ongeveer 3600 m² aangelegd. Het vlak is manueel opgeschaafd door het veldteam. In totaal worden 184 sporen aangetroffen en onderzocht.

In het noorden en het oosten is de grens van de sporenconcentratie bereikt. In het zuiden wordt de opgravingsput begrensd door de onteigeningsgrens en in het westen wordt het onderzoek beperkt door de aanwezigheid van de waterleiding (TMVW).

2022 02 24 153455Fig 4: Algemeen grondplan.

De sporen kunnen in twee groepen opgedeeld worden, namelijk, sporen uit de late middeleeuwen en sporen uit de nieuwe tijd/ nieuwste tijd.

2022 02 24 153514Fig 5: Sporen uit de late middeleeuwen (13de eeuw tot 1495).

Verschillende bewoningssporen zijn aan de hand van het aardewerk te dateren in de late middeleeuwen, namelijk in de tweede helft 13de eeuw tot de eerste helft van de 15de eeuw. Deze sporen liggen voornamelijk in het zuiden van het opgravingsterrein, maar ook verspreid over het opgravingsareaal zijn er sporen uit deze periode die tussen de latere sporen liggen.

In de sporenconcentratie in het zuiden van het opgravingsareaal is geen duidelijke gebouwplattegrond te herkennen maar vermoedelijk stond er een gebouw met aardvaste stijlen en wanden van leem/klei en vlechtwerk. In twee sporen is een stukje leem gevonden dat wellicht van zo’n wand afkomstig is. Gecombineerd met de sporen die iets later (1400-1500) gedateerd zijn, kunnen twee rijen diepe kuilen geïnterpreteerd worden als de volledige uitbraak van een gebouwtje uit de 14de eeuw.

Van deze 14de-eeuwse bewoning zijn weinig duidelijke sporen overgebleven, zoals dit vaak het geval is in de polders. Opmerkelijk zijn de vondsten van bot die in deze sporenconcentratie zijn aangetroffen. In één kuil zijn de resten van een hond aangetroffen. In een ander spoor zijn resten van schapen/geiten[4] in verschillende leeftijdscategorieën aangetroffen.

Deze sporen zijn vermoedelijk resten van de verdwenen bewoning ‘Clapsdorp’. De nederzetting was hoogstwaarschijnlijk opgetrokken in houtbouw. Hoewel de economie bloeit en er vanaf de 14de eeuw steeds meer baksteen wordt geproduceerd, blijft baksteen wel duurder dan hout als bouwmateriaal. Op het platteland blijft de toepassing van baksteenbouw nog heel lang beperkt tot kerken, abdijen en kastelen. Boerderijen en andere huizen worden nog steeds opgetrokken in vakwerkbouw (Hollestelle 1976, 100; Patrouille 2002). Dit wordt bevestigd door de vulling van de sporen. In de 13de tot 15de-eeuwse sporen komen geen tot weinig baksteenstippen voor en helemaal geen baksteenpuin of volledige bakstenen.

Dit Clapsdorp is opgericht op het moment dat de grond nog vrij nat was in de polders. De vondsten van de resten van schapen/geiten stemmen overeen met dit beeld (Aluwé 2017). Schapen zijn namelijk dieren die gekweekt kunnen worden op deze natte gronden. De bewoners van de nederzetting hielden in elk geval schapen, of zij ook dijkenbouwers en veenstekers waren, is aan de hand van de vondsten niet te bevestigen. Er waren geen sporen geschikt voor zaden- en vruchtenonderzoek of pollenonderzoek, noch vonden we lagen met resten van vis- of schaaldierenconsumptie. Bij het botmateriaal zijn er ook een paar vogelresten en resten van schelpdieren (mossel, oester en noordhoren) aangetroffen (Aluwé 2017).

2022 02 24 153538Fig 6: Sporen uit de nieuwe tijd (1495-1789)/nieuwste tijd (1789-…)

Een groot aantal sporen zijn gedateerd in de 16de en 17de eeuw. Deze sporen zijn terug te vinden in het noorden en het westen van de site. Enkele smalle ondiepe sporen van kleine paalkuilen en een rij uitbraaksporen van diepere sporen zijn te dateren in deze periode. Deze sporen zijn ouder dan Het Fonteijnken en jonger dan de sporen die bij het ‘Clapsdorp’ horen. Wellicht gaat het hier om een voorloper van Het Fonteijnken, waarvan de kern, net zoals bij de hofstede Het Fonteijnken, net buiten het opgravingsareaal ligt.

De grote uitbraaksporen worden geïnterpreteerd als een grondige afbraak van een gebouw uit de 16de -17de eeuw. Het gebouwtje was wellicht gefundeerd op bakstenen poeren. Bij deze zeer grondige afbraak heeft men alle bruikbare bouwmaterialen verwijderd uit de ondergrond. Alle bakstenen van de funderingen zijn uitgegraven, in de kuilen is enkel puin aangetroffen.

In de vroegste bewoningsfase zijn er zoals eerder vermeld schapen/geiten gekweekt. In de tweede (postmiddeleeuwse) bewoningsfase zijn de bewoners overgeschakeld op runderteelt. In een kuil uit deze periode worden de resten van één rund, grotendeels in anatomisch verband, aangetroffen. Helaas kan niet het hele spoor onderzocht worden, omdat het net op de onteigeningsgrens ligt. Ook in dertien andere sporen worden resten van rund aangetroffen. De aangetroffen resten vertegenwoordigen een divers spectrum aan leeftijden. In een andere kuil is het dijbeen van een robuust boerenpaard aangetroffen. De aangetroffen dierenbotten uit deze periode wijzen op een boerderij waar aan runderteelt wordt gedaan. De boeren worden bij het werk op de boerderij en op het land bijgestaan door een boerenpaard (Aluwé 2017). Alle rundsbeenderen komen uit sporen uit de nieuwe tijd.

De enige plaats waar in sporen uit de nieuwe tijd nog volledige bakstenen te zien waren, is bij een afvoergoot die gedeeltelijk is bewaard. De goot komt uit in de grote gracht die pas in de 19de eeuw volledig is gedempt.

2022 02 24 153553Fig 7: Twee afbeeldingen van spoor 35, de goot waarvan nog enkele bakstenen in situ zijn bewaard.

 

Op deze site zijn dus sporen aangetroffen van enkele bijgebouwen van verschillende boerderijen. Uit de vondsten en sporen kunnen we weinig afleiden over de sociale status van deze boerderijen. Aan de hand van de verzamelde informatie kan er niet echt gesproken worden over zichtbare culturele invloeden van elders. Toch is er aardewerk van andere landen of streken aanwezig, zoals Saintonge uit noord Frankrijk, majolica uit Spanje, Werra- en Weseraardewerk en steengoed uit Duitsland en materiaal uit witbakkende klei uit de Maasvallei. De bewoners van Ramskapelle leven in elk geval niet totaal afgesloten van de rest van de wereld. Volgens Coornaert is de hoeve Het Fonteijnken gebouwd rond 1700. De sporen en vondsten wijzen erop dat de site tussen 1250 en 1600 is bewoond. Daarna is er dan ongeveer 100 jaar nauwelijks activiteit op te merken, vervolgens stellen zijn er sporen vast te stellen van grondige afbraakwerken in de 18de eeuw. Vermoedelijk zijn bij de oprichting van de hoeve Het Fonteijnken de oude ruïnes van de voorgaande bewoning grondig uitgebroken om zoveel mogelijk bouwmateriaal te recupereren. De bewoningssporen lopen door elkaar, maar de sporen uit de late middeleeuwen overheersen in het zuiden van de site en de sporen uit de nieuwe tijd liggen meer geconcentreerd in het noorden.

Besluit

Tijdens het archeologisch onderzoek is een deel van het erf van de voormalige hofstede Het Fonteijnken onderzocht. Binnen het onderzoeksareaal zijn sporen van minstens één, vermoedelijk twee gebouwen aangetroffen. Minstens één van deze gebouwen is ten dele opgetrokken uit baksteen. Deze gebouwen zijn niet in verband te brengen met Het Fonteijnken. Het ene gebouw is te dateren in de 14de eeuw, het andere in de 16de eeuw. Duidelijke grondplannen zijn kunnen niet gereconstrueerd worden daar beide gebouwen zeer grondig zijn uitgebroken. Het oudste gebouw is afgebroken op het einde van de late middeleeuwen, het andere gebouw in de 18de eeuw. Vermoedelijk zijn bij het optrekken van de hoeve Het Fonteijnken de ruïnes van de vorige bewoning zeer grondig uitgebroken. Al het mogelijke bouwmateriaal is gerecupereerd. Dit is niet verwonderlijk in deze periode met een tekort aan bouwmaterialen in het verarmde Ramskapelle.

De sporen uit de late middeleeuwen zijn wellicht te relateren aan het Claps Dorp, een ontginningsnederzetting. De sporen van deze bewoning zijn te dateren tussen 1250 en 1500. De bewoners van deze site kweken schapen/geiten en hebben een hond. Of zij ook in de veenindustrie of de dijkenbouw zijn tewerkgesteld, zoals je van de bewoners uit klapsdorpen mag verwachten, is niet te achterhalen.

Pas in de 15de-16de eeuw is men op deze site overgeschakeld van schapen/geitenteelt naar runderteelt, waarbij men op de boerderij ook de hulp krijgt van een robuust boerenpaard.

In zuidelijke en westelijke richting liggen de grenzen van de site niet binnen de opgegraven oppervlakte. In het kader van de aanleg van de nieuwe A11 heeft Raakvlak ook ten westen van de Fonteinestraat proefsleuven getrokken. Op deze velden zijn geen nederzettingssporen aangetroffen. De overige sporen die bij de hoeve Het Fonteijnken en zijn voorgangers horen, bevinden zich vermoedelijk op de akker ten zuiden en ten westen van het opgravingsareaal.

De archeologische sporen nuanceren de schaarse geschreven bronnen en bieden meer informatie over de site.

Bibliografie

  • Kim ALUWÉ K. 2017: Ramskapelle – Fonteinstraat (RA14FO) Assessment dierlijk bot, ongepubliceerd verslag.
  • Maurits COORNAERT 1981: Westkapelle en Ramskapelle, deel 3, Tielt.
  • Stefan DECRAEMER S. 2013a: Archeologisch vooronderzoek A11 deel II: De veldprospectie, ongepubliceerd verslag van de veldprospectie, RAAKVLAK, Brugge.
  • Stefan DECRAEMER 2013b: Ramskapelle (Knokke-Heist) A11-Fonteinestraat, ongepubliceerd verslag van het proefonderzoek (2013/5), RAAKVLAK, Brugge.
  • Marc DE MEIRELEIR 2005: Klapdorp, Het dorp dat ging vliegen, in: Heemkring D’Euzie Stekene, jg 24, 3-9.
  • Marc DEWILDE en Vera AMEELS 2008: 7.3.5 Sites met walgracht, in: Onderzoeksbalans Onroerend Erfgoed Vlaanderen, Brussel. (https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/archeologie/late_middeleeuwen_en_moderne_tijden/landelijke_archeologie)
  • Johanna HOLLESTELLE 1976: De Steenbakkerij in de Nederlanden tot omstreeks 1560, Arnhem.
  • Griet LAMBRECHT, Dieter VERWERFT, Frederik ROELENS, Jan HUYGHE, Jari HINSCH MIKKELSEN 2018: Archeologisch onderzoek Fonteinestraat, Ramskapelle (Knokke-Heist) - 2018/19.
  • Griet LAMBRECHT, Frederik ROELENS, Jan HUYGHE, Jari HINSCH MIKKELSEN en Dieter VERWERFT 2016: Eienbroekvaart, Oostkerke (Damme), Resultaten archeologisch prospectie met ingreep in de bodem.
  • Griet LAMBRECHT, Dieter VERWERFT, Frederik ROELENS, Jan HUYGHE en Jari HINSCH MIKKELSEN 2018: Archeologisch onderzoek Fonteinestraat, Ramskapelle (Knokke-Heist)-2014/028 (Raakvlak verslag).
  • Griet LAMBRECHT, Jan HUYGHE, Dieter VERWERFT, Frederik ROELENS, Jari HINSCH MIKKELSEN, Bieke HILLEWAERT & Stefan DECRAEMER 2017: Het Brugse ommeland tijdens de Metaaltijden: een overzicht (prov. West-Vlaanderen, België). In: LUNULA, Archaeologia protohistorica, XXV, pp. 3-10.
  • Danny LANNOY 1998: Knokke-Heist, Terugblik, Historische Gids, Maldegem.
  • Karel LOPPENS 1938: De Yden der Vlaamsche kust, hun ontstaan en verdwijnen, in: Biekorf,44-12, 289-295.
  • Karel LOPPENS 1936: Blutsie, een verdwenen gehucht der Vlaamsche kust, in: Biekorf, 42-1,33-35.
  • Els PATROUILLE E. 2002: Laatmiddeleeuwse baksteenindustrie te Zeebrugge (prov. West-Vlaanderen, in: Archeologie in Vlaanderen, VI, 243-260.
  • Marnix PIETERS, Marc DEWILDE en Vera AMEELS 2008: 7.3.7 Verlaten dorpen, in: Onderzoeksbalans Onroerend Erfgoed Vlaanderen, Brussel, (https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/archeologie/late_middeleeuwen_en_moderne_tijden/landelijke_archeologie)
  • Frans VERHAEGHE 1978: Bijdrage tot het archeologisch onderzoek van de middeleeuwse bewoning in de Belgische kustvlakte, in: Adriaan VERHULST en GOTTSCHALK M.K.E. Transgressies en occupatiegeschiedenis in de kustgebieden van Nederland en België, Colloquium Gent 5-7 september, Handelingen, Gent, 37-64.
  • Adriaan VERHULST 1995: Landschappen en landbouw in middeleeuws Vlaanderen, Brussel.

Online

  • Federale Overheid, Federale overheidsdienst financiën 2018: Cadgis Grand Viewer. <http://ccff02.minfin.fgov.be/cadgisweb/?local=nl_BE> (geraadpleegd op 25 juni 2018)
  • Koninklijke Bibliotheek van België 2014: Kaart van Ferraris. <http://www.kbr.be/collections/cart_plan/ferraris/ferraris_nl.html> (geraadpleegd op 22 februari 2014)
  • Provincie West-Vlaanderen, GisWest geoloket. <https://www.geoloket.be/ Html5Viewer/index.html?viewer=GisWest.Geoloket&run=openThema&subthema=Basis> (geraadpleegd op 1 september 2019)
  • Vlaamse Overheid, Agentschap Onroerend Erfgoed 2015: Inventaris Onroerend Erfgoed, Fonteinestraat Ramskapelle (Knokke-Heist) (ID: 108371) <https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/108371> (geraadpleegd op 25 februari 2015)
  • Vlaamse Overheid, Agentschap Onroerend Erfgoed 2015: Onderzoeksbalans, A. Onderzoeksbalans Archeologie, 7. Late Middeleeuwen en Moderne tijden: Dewilde M. - Ameels V. 2008: 7.3.5 Sites met walgracht en Pieters M., Dewilde M. en Ameels V. 2008: 7.3.7 Verlaten dorpen <https://onderzoeksbalans. onroerenderfgoed.be/ onderzoeksbalans / archeologie / late_ middeleeuwen_en_moderne_tijden> (geraadpleegd op 25 februar

Voetnoten

[1]    De andere opgegraven sites zijn: Brugge, Dudzele, Zonnebloemweg; Brugge, Stationsweg-Zeelaan; Knokke-Heist, Ramskapelle, Heistlaan.

[2]    Het toponiem clap- of klap- komt vaak voor in de kwelzone tussen de hogere en lagere zandgronden. Andere voorbeelden zijn de Klapperstraat in Beveren, Clapendorpe in Boekhoute (deze naam wordt al sinds 1280 niet meer gebruikt) en de Klapstraat op Koewacht (De Meireleir 2005, 3-9).

[3]    In de Ommeloper voor de 53ste Reigaarsvliet (A 8, f° 426ro, 1447) staat “de stede die men heet Claps Dorpe” Naar COORNAERT M., 1981, 376.

[4]    Aan bot is niet te zien of het om schaap of geit gaat.

Verdwenen boerderijen in de Fonteinestraat

Griet Lambrecht, Dieter Verwerft, Frederik Roelens, Jan Huyghe, Jari Hinsch Mikkelsen en Stefan Decraemer

Rond de poldertorens
2019
04
095-105
BV
2023-06-19 14:50:19