De overstromingen in de Zwinstreek 1944

dr. jur. Karel Aernoudts

In 1944, het vierde oorlogsjaar, veroorzaakten de Duitse bezetters in Nederland, België en Frankrijk met opzet overstromingen in de laaggelegen polders, die gelegen waren onmiddellijk ach­ter de smalle kuststrook. Het was een onderdeel van hun verdedigingswerken tegen een gevreesde geallieerde landing.

Ook het gebied van onze Sint-Guthagokring ontsnapte niet aan deze algemene maatregel die reeds in februari 1944 tot uitvoering kwam. Maar juist in onze streek kregen deze inundaties een dramatisch hoogtepunt toen begin september het geallieerde leger, namelijk de Canadezen, de streek van Brugge bereikten, maar hier twee maand ter plaatse bleven trappelen. Het Leopoldkanaal, maar vooral de lage polders ten zuiden en ten noorden, bleken een tijdelijk onoverkomelijke barrière voor een modern gemechaniseerd leger. De overstromingen werden vanaf 8 september geactiveerd onder meer door het inlaten van zeewater en bereikte omstreeks 20 september het hoogste peil. Ze duur­den op dit hoog peil meer dan twee maand, verdreven talrijke inwoners uit hun woonplaatsen en brachten veel schade toe aan landbouw en aan het plantenbestand in onze streek.

Militaire inundaties en doorsteken van dijken zijn niet nieuw in ons Sint-Guthagogebied. We vermelden hier enkele: in 1488 tijdens de beroerde gevechten tussen de stad Brugge en keizer Maximiliaan van Oostenrijk werd door kapitein Picavet bevolen een dijk door te snijden bij Hoeke om door het onder water zetten van de landerijen de dagelijkse uitvallen van het garnizoen van Damme te beletten. In 1622 tijdens de Tachtigjarige oorlog tussen Spanje en de Verenigde Provincies pro­beerden de Spanjaarden Sluis te heroveren. De Staatsen sneden de zeedijken door en honderden Spaanse soldaten werden door de vloed verrast en verdronken. Het opgestuwde zeewater kwam tot bij Brugge. In 1702 werd door de Bruggelingen een dijk doorgestoken tussen Fort St.-Donaas en Sluis. De lage landen tussen Damme en het Isabellafort liepen onder water. '

Tot in onze tijd zijn inundaties, dit wil zeggen opzettelijk veroorzaakte overstromingen een ideaal verdedigingsmiddel waarbij een betrekkelijk zwak leger zich met succes kan verdedigen tegen een numeriek sterker en beter uitgerust aanvalsleger.

De inundaties van 1944 en hun weerslag op de militaire operaties en op de burgerbevolking.

We kunnen hier twee fazen van elkaar onderscheiden: februari tot begin september en sep­tember tot half november 1944.

Nadat de Duitsers in 1943 tot overstroming hadden besloten, plaatsten ze op meerdere plaatsen in de polders betonnen palen waarop de letters N.A.P. (normaal Amsterdams Peil) voor­kwamen. Het waren aanduidingen die op hun militaire kaarten punten van gelijke hoogte tegenover het zeepeil aangaven. De eerste onderwaterzetting in februari begon door de afvloeiing van het polderwater naar zee op te houden. De normale waterstand op 1.2.44 bedroeg 1,74 m. Daarna steeg het water geleidelijk tot 3,34 m begin april en bereikte 3,91 m in mei. De bezetter maakte plannen voor evacuatie van de plaatselijke bevolking maar gaf de uitvoering van het bevel door naar de plaatselijke overheid, de gouverneur en het provinciaal bestuur. Alhoewel in deze plannen de evacuatie van vol­ledige dorpen werd voorzien (zoals Ramskapelle) is het gelukkig nooit tot volledige uitvoering van dit bevel gekomen.

Op talrijke plaatsen werden rond hoeven en woonwijken, langs wegen lage dammen aange­legd om het water binnen bepaalde perken te houden. Ook waterpompen werden nog veelvuldig ge­bruikt. Zo bracht men de zomer door en kwam intussen de langverwachte landing in Normandië, Wel had men alhier last van grote zwermen muggen die over het drassige land zoemden. Een gedeelte van de oogst ging verloren.

De boven geschetste toestand nam plots in de eerste septemberdagen een dramatische wen­ding, toen juist in onze Sint-Guthagostreek het tot een belangrijke confrontatie kwam tussen terug­trekkende Duitsers en oprukkende Canadezen. Hierbij een korte terugblik op de militaire situatie begin september. Tussen de rivier de Ome in Normandië en de Westerschelde in Nederland stond het 15de Duits leger opgesteld. In begin september had Generaal Majoor Gustav von Zangen het bevel overgenomen. Lange tijd na de landing der geallieerden was deze strijdkracht intact gebleven daar de Duitse legerleiding in de mening verkeerde dat de geallieerden in het Nauw van Kales zouden landen of na de eerste landing in Normandië nog een bijkomende landing alhier zouden uitvoeren. Toen de catastrofe in Normandië, waar het Zevende Duits leger stond, zich voltrok, werden weliswaar enige divisies afgestaan maar te laat om nog beslissend tussen te komen. Op 2 september overschre­den de geallieerden de Belgische grens, op 3 september werd Brussel bevrijd en 4 september Antwer­pen. Daarmee was België zowat in twee gesplitst maar vooral daardoor was het 15de Duits leger af­gesloten. In de late avond van 5 september kwam een algemeen terugtrekkingsbevel om zich terug aan te sluiten bij de rest van het Duitse front ergens in Nederland. Door een smalle kuststrook in Noord-Frankrijk en West-Vlaanderen trokken de Duitsers op alle verkeersmiddelen noordwaarts. Want weldra bleek dat alleen een evacuatie over de Wester-Schelde en door Walcheren en Zuid-Beveland nog uitkomst bood. De grootste hinderpaal hierbij bleek de overtocht over de brede Scheldemonding tussen Breskens en Vlissingen. De overtocht zou ongeveer twee weken duren. Daarom moest een sterk bruggenhoofd gehouden worden ten zuiden van de Westerschelde. Na afweergevech­ten op het kanaal Brugge-Gent bij Moerbrugge-Oostkamp, bereikten de Canadezen het Leopoldkanaal bij Moerkerke. Juist in die luttele dagen tussen Moerbrugge en Moerkerke werden de inundaties geactiveerd.

Het behoud van de zeesluizen bij Heist en de mogelijkheid de sluizen open ,te houden bij vloed waren dan ook van kapitaal belang voor de Duitsers. Het peil in Schipdonk- en Leopoldskanaal kwam op een zeer hoog peil te staan en werd van hieruit in de polders geloodst. Waar het niet vlug genoeg ging werden bressen in de kanaaldijken gemaakt. Dit gebeurde onder meer bij Ramskapelle, Platheule en Sint-Laureins. Begonnen op 8 september bereikte het water omstreeks 20 sep­tember het hoogste peil (4,38 m). Daar de gemiddelde hoogte van de maaivelden in de polders op 3,10 m ligt, kan men hieruit afleiden hoe zwaar deze gebieden geteisterd werden. In weinige dagen waren de weiden en velden ten noorden en ten zuiden van het Leopoldkanaal overstroomd. Dit ge­beurde nu volop met zeewater.

Geen enkele maatregel heeft meer bijgedragen tot een tijdelijke stopzetting van de geallieerde opmars naar de Westerschelde dan deze inundaties. Het 15e Duits leger ontsnapte vrijwel intact over de Westerschelde en kreeg terug aansluiting bij de rest van het Duitse front in Nederland. Het speelde vervolgens nog een grote rol bij de mislukking van de opera­tie Market-Garden. De ironie van het noodlot wilde dat het ter plekke kwam bijna op hetzelfde ogenblik dat de geallieerden aanval lanceerden richting Arnhem om het Duits front te doorbreken. Toen er aldus een lange tachtig km lange corridor was ontstaan, deden afdelingen van het ontsnapte 15de Duits leger voortdurend venijnige aanvallen op de zwakke flanken. De betreurde schrijver Cornelius Ryan vertelt in zijn boek „Een brug te ver" hoe de opperbevelhebber West, maarschalk Hans Model bij het binnensijpelen van de eerste verslagen van de operatie Market-Garden, de over­tuiging kreeg dat de geallieerden nog een laatste ultieme poging deden om het 15de Duits leger tegen te houden. Zo bevreesd was men in Duitse kringen op dat ogenblik voor een uitschakeling van hun voornaamste militaire kracht in het Westen. In West-Vlaanderen, de Zwinstreek en op de lijn van het Leopoldkanaal bleven de geallieerden veel te lang ter plaatse trappelen. De belangrijke en onmisbare haven Antwerpen bleef nog 85 dagen potdicht.

De langdurige strijd voorde vrijmaking van de haven van Antwerpen zou nog jarenlang en zelfs nog tot op onze dagen een punt van discussie blijven tussen militaire experts in Groot-Brittannië en Amerika. Dit was echter 't verste van de zorgen van de plaatselijke bevolking. Het gebied ten noorden van de vaarten, dit is een be­langrijk gedeelte van het werkterrein van onze Sint-Guthagokring, kreeg nu de volle laag van de oor­logsstorm over zich. De watermiserie ging gepaard met een toenemende artilleriebeschieting en luchtaanvallen. Het was een verschrikking die weken aanhield er waartegen men zo moeilijk kon ver­dedigen. De overstromingen waren in 't begin nog een bron van jolijt voor de jeugd. Roeiboten, kano', vreemdsoortige pleziervaartuigjes doken overal op en het was een speciale sensatie over de overstroomde vlakte te varen van het ene dorp naar het ander. De toenemende beschieting, vooral vanaf 6 oktober, was er de oorzaak van dat alle verkeer uitviel. Niemand waagde zich nog buiten­huis. Toen het water bleef stijgen verlieten een groot aantal inwoners noodgedwongen hun wonin­gen. Slechts de hoger gelegen kuststrook bleef droog en werd het toevluchtsoord van velen.

Na de oorlog kwamen we in het bezit van geallieerde militaire kaarten waaruit bleek dat de overstromingen beperkt bleven tot een strook van drie tot vijf km ten noorden van het Leopoldskanaal. Zeeuws-Vlaanderen bleef grotendeels gespaard. Ook luchtfoto's, genomen door geallieerde verkenningsvliegtuigen op 20 oktober 1944, en waarvan copies berusten in de bibliotheek van Sint-Guthago (door tussenkomst van bestuurslid Germain Bonte) waren leerzaam. Een grillig patroon tekent zich af voor de nauwkeurige onderzoeker. De polderdorpen, meestal ontstaan vóór de indijkingsperiode van de 11e en 12e eeuw op hoger gelegen stroken grond of op grote woonterpen, bleven thans lichtjes boven het overstromingspeil uitsteken. Hetzelfde gold voor een aantal hoeven die eens woonkernen waren geweest vóór de indijkingsperiode. De dorpskernen Westkapelle, Oostkerke, Ramskapelle, Moerkerke, Dudzele, St.-Anna-ter-Muiden, de woonterp Koudekerke (Heist) bleven boven het waterpeil. Ook de aloude Krinkeldijk, eens de linkeroever van het Zwin, bleef boven de overstroming en diende als verbindingsweg.

2021 03 09 104716

De langdurige overstroming had behalve zijn militair effect, ook nog een invloed op het landschap. De overstroomde poldervlakte waarover thans een ijskoude herfstwind gierde, leed onder de invloed van het brakke water. Allerlei afval dreef rond en de oogst was er helemaal aan.

Op 6 oktober 1944 was de beslissende strijd van de Canadezen voor de vrijmaking van de linker Scheldemonding eindelijk losgebroken. Een eerste aanval over het Leopoldkanaal ten Oosten van Aardenburg. Maar een nieuwe aanval in de rug der Duitsers over de Braakman bij Hoofdplaat in de nacht van 8 op 9 oktober had meer succes. Zeer traag maar verbeten dreven de Canadezen de Duitsers naar het Westen. Een operatie die begroot was op drie tot vier dagen, liep thans uit op een operatie die uiteindelijk vier weken duurde. De omstandigheden waarin moest gevochten worden, vergden het uiterste van iedere infanterist. Een oorlogsreporter gaf uiting aan de wanhoop, de ver­bittering van de gewone soldaat toen hij schreef: „Waar we hier vechten, kan men het geen land meer noemen". Er was geen gehucht of het had zijn kreek, zijn vliet, zijn water, zijn eeuwige mod­der en zijn grijze ijskoude regen.

Toen de geallieerden eindelijk ons gebied bevrijdden, twee maand nadat ze tot Zeebrugge en Lissewege waren doorgestoten en bovendien komend uit het noord-oosten in plaats vanuit het zuid­westen, duurde het nog weken eer het gezwollen waterpeil tot een peil van vóór september gedaald was en nog tot februari 1945 eer het water uit de polders volledig verdwenen was.

Naarmate het water terugtrok kwam een steeds kaler oppervlakte aan het licht. Een grijsach­tige materie bleef gans de zomer 1945 over de akkers en weiden kleven. Ploegen en bewerken van de akkers was meestal af te raden. Een gevolg van het zout zeewater. Het landschap werd kaler: hagen, populieren, wilgen, fruitbomen stierven af. De oogst 1945 was alleen voor enkele landbouwgewassen mogelijk. Het duurde tot 1946 eer alles weer normaal werd, maar het plantenbestand was drastisch veranderd. Eigenlijk werd het niet meer zoals voorheen. Intussen werden andere vereisten in de landbouw gesteld. Een stukje van onze jeugd was daarmee onherroepelijk voorbij.

Het zeewater had alhier veel vernietigd. In zijn boek „Kunstmatige Inundaties in Maritiem Vlaanderen 1316-1945" schrijft L. Leper: „Welke legerleiding dan ook het inzicht mocht koesteren de poldergronden om strategische belangen te dienen, andermaal te overstromen, nooit genoeg kan haar op het hart ge­drukt worden dat in dezen overstroming met zeewater te vermijden is, wanneer de onderwaterzetting met zoet water kan verwezenlijkt worden".

De overstromingen in de Zwinstreek 1944

Karel Aernoudts

Rond de poldertorens
1985
LA
013-016
BV
2023-06-19 14:50:19