Voorlopige OCR tekst zonder correcties

 Aanslag op de goede zeden te Heist-aan-Zee, 1899.
Een eerste persmisdrijf als aanloop op het beroemde proces over Escal-Vigor van Georges Eekhoud, 1900?

Geert Tavernier en Noel Geirnaert[1]

Proces en veroordeling van een boekhandelaar in Heist

De tweede helft van de 19e eeuw kende de opkomst van het kusttoerisme[2]. Hierbij speelde de aanleg van spoorwegen tussen binnenland en kust een belangrijke rol. Blankenberge beschikte sedert 1863 over een goede verbinding door de aanleg van de spoorweg Brugge - Blankenberge. In 1868 werd de spoorverbinding tussen Blankenberge en Heist voltooid, waarop Heist, na Oostende en Blankenberge, kon uitgroeien tot 3e badplaats aan de Belgische kust.[3]

In die context hield Victor Weber[4] tijdens het zomerseizoen van 1899 een boekenwinkel open in de Kursaalstraat nr. 9 te Heist. Weber verbleef hier enkel tijdens het zomerseizoen om er te kunnen verkopen; buiten het seizoen verbleef hij bij zijn moeder in de Broekstraat [rue du Marais] nr. 60 te Brussel. Het gerecht te Brugge kreeg echter lucht van ‘onzedige zaken’ die hij te koop stelde.

Op 10 augustus 1899 kreeg Weber dan ook in zijn winkel het bezoek van een aantal heren van de wet: de Brugse procureur des konings Janssens de Bisthoven, Brugs onderzoeksrechter Halleux, diens griffier en de politiecommissaris van Heist. Ze keken rond en namen enkele tijdschriften en boeken in beslag. Ze wezen Weber op enkele exemplaren van het tijdschrift La femme et I’Amour die in de vitrine lagen, waaruit ze enkele prenten toonden en passages voorlazen. Gevraagd of dit niet strijdig was met de goede zeden, antwoordde Weber dat de tekst voor zichzelf sprak; op de prenten had hij weinig te zeggen [Je ne vois rien dans ce texte qui puisse donner quelqu’ arriere pensee et quant a ces gravures que puis-je vous en dire]. Daarna werd hem een andere passage uit het tijdschrift getoond met de afbeelding van een jonge man en een jonge vrouw die weliswaar gekleed was maar met het rechterbeen bloot tot aan het bovenlijf. Hierop repliceerde Weber droogweg dat dit een badpak voorstelde [C’est un maillot]. Daarna volgde nog een passage uit het tijdschrift, waarop Weber zich verdedigde door te zeggen dat hij die zaken enkel verkoopt en niet uitgeeft, dat de gewraakte passages niet zichtbaar waren vanuit de vitrine, en dat het aan ieder voor zich is om de inhoud te beoordelen ... [Je suis libraire etnon editeur. C’est a vous a apprecier le contenu de cette brochure. Du moment que ce texte n ’est pas visible a l’etalage, comment peut-il etre attentatoire aux bonnes moeurs? Je reconnais cependant que la brochure ou vous me montrez des passages (...) etait a l’etalage mais fermee. ...]. Er werden hem nog een aantal sappige passages uit hetzelfde tijdschrift getoond, waarop Weber stelde dat iedereen van die zaken op de hoogte is, maar dat hij niet wist dat hij hiermee de wet schond [ Tout le monde sait ces choses la, mais moi je ne suis pas au courant de cela.]

Ook een aantal boeken werden in beslag genomen:

  • L ’Hermaphrodite[5]
  • Coups de Desir
  • Les Flagellants[6]
  • Coupeur de Nattes
  • Les Floriferes

rdp201801p024 029 page6 image2rdp201801p024 029 page6 image1

L’Hermaphrodite, Les Flagellants & Coupeur de Nattes waren geschreven door de Fransman Armand Dubarry en uitgegeven bij Chamuel te Parijs.
Coups de Desir, van de hand van Paul Matheix, was ook uitgegeven bij Chamuel te Parijs.
Les Floriferes was eveneens geschreven door een Fransman, Camille Pert. De boeken behandelen afwijkende of perverte vormen van seksualiteit.

Weber werd gewezen op een passage uit L’Hermaphrodite, waarop hij eerst niet reageert. Na wat aarzelen antwoordde hij dat dit boek al lang bestaat [Cet ouvrage existe depuis des annees]. Gewezen op fragmenten uit Coups de Desir, Les Flagellants en Coupeur de Nattes repliceert hij tenslotte door luidop de vraag te stellen waarom deze zaken wel in Brussel getolereerd worden maar hier niet?! Gewezen op een onzedige passage uit Les Floriferes antwoordt hij dat er niets onwaar in het boek staat, en dat het een roman is [Ces choses sont veridiques. C’est un roman].

De aangehaalde tijdschriften en boeken werden in beslag genomen, en er werd een gerechtelijk onderzoek ingesteld n.a.v. het uitstallen, verkopen of verspreiden van geschriften die indruisen tegen de goede zeden.

Hierbij werd ook boekengroothandelaar Leopold Istace[7] uit Brussel vervolgd. Hij hield een winkel open aan de Koningsgalerij nr. 14 te Brussel. Weber had aangegeven dat Istace hem de geviseerde boeken geleverd had. Istace bevestigde dit, en werd dan ook vervolgd wegens minstens medeplichtigheid.

rdp201801p024 029 page6 image3

De schrijvers en uitgevers in kwestie konden niet vervolgd worden aangezien ze Frans waren.

Bij latere verhoren blijven Weber en Istace op de vlakte, stellend dat ze weinig kwaad deden. Zo repliceert Weber tijdens een verhoor op 26 aug. 1899 bij onderzoeksrechter Halleux te Brugge dat alle boeken van Dubarry van hetzelfde genre zijn en dat ze niettemin overal verkocht worden [Tous les livres de Dubarry sont dans ce genre et cependant ils se vendent partout.] Wat Pert betreft, stelt Weber dat hij medische onderwerpen beschrijft in romanvorm.

Op 13 maart 1900 sprak de 12-koppige volksjury van het West-Vlaams Assisenhof zich uit over de schuld van Weber en Istace. Beiden werden schuldig of minstens (in het geval van Istace) medeplichtig bevonden aan een aanslag op de goede zeden, te Heist en Brussel, in de loop van mei tot aug. 1899, door het te koop stellen van de boeken L’Hermaphrodite, Les Flagellants, Coupeur de Nattes & Coups de Desir.

Het Assisenhof veroordeelde Weber tot betaling van een boete van 100 fr. (of een vervangende gevangenisstraf van een maand), en Istace tot een boete van 200 fr. (of een vervangende gevangenisstraf van 2 maanden).[8]

Een tweede proces. nu tegen twee beroemde auteurs:
Georges Eekhoud en Camille Lemonnier

De veroordeling van Weber en Istace was naar alle waarschijnlijkheid voor het Brugse parket een aansporing om ook door te gaan met een veel belangrijker dossier: het dossier tegen Georges Eekhoud en Camille Lemonnier. Deze zaak is tot op de huidige dag bekend in de literatuurgeschiedenis. Het hele gebeuren is in 1984 diepgaand bestudeerd door Jacques Detemmerman, uitsluitend op basis van artikelen in kranten en tijdschriften, geschreven getuigenissen en secundaire literatuur[9]. In de geschiedschrijving van stad en streek is het dossier echter onvermeld gebleven, tot in 2014 Sophie De Schaepdrijver in haar schets van de Brugse samenleving in het begin van de 20ste eeuw uitvoerig de aandacht vestigde op het ophefmakende assisenproces tegen Georges Eekhoud en Camille Lemonnier in het toen zeer behoudsgezinde Brugge[10].

In tegensteling tot Frankrijk, waar in de tweede helft van de 19de eeuw nog tal van persmisdrijven voor de rechtbank kwamen, was men in België minder doortastend op dit gebied. Jacques Detemmerman wijt dit verschijnsel niet zozeer aan een vermeende tolerantie van de Belgische autoriteiten dan wel aan onverschilligheid. Rond de eeuwwisseling lijkt de mentaliteit te veranderen, en zal het gerecht actiever optreden tegen literaire teksten die als aantasting van de goede zeden werden beschouwd[11]. Het proces tegen Weber en Istace kan achteraf als een eerste vingeroefening gelden voor een veel belangrijker dossier: dat tegen Camille Lemonnier en Georges Eekhoud. Deze twee auteurs waren toen al verscheidene jaren gevierde auteurs in Franstalig België. Met ‘Franstalig België’ bedoelen we dus het intellectueel leven in heel België, dat voor een belangrijk deel Franstalig was.

Camille Lemonnier (Elsene, 1844 - 1913) had al in 1888 de vijfjaarlijkse Staatsprijs voor literatuur behaald. Vijf jaar later werd Georges Eekhoud (Antwerpen, 1854 - Schaarbeek, 1927) met dezelfde prijs bekroond, steeds onder een katholiek-conservatieve regering. Toch werden hun werken als controversieel beschouwd. Net voor de eeuwwisseling verwekten Lemonniers roman ‘L’ homme en amour’ (1897) en Eekhouds roman ‘Escal-Vigor’ (1897) groot schandaal bij het conservative deel van de spraakmakende elite. Lemonniers werk, een heteroseksuele schandaalroman van zowat 300 pagina’s over de ontwakende seksualiteit, verscheen toen hij al een gevestigde reputatie had in de literaire wereld. Ook Georges Eekhoud was met zijn roman Escal-Vigor over een homoseksuele relatie tussen een jonge aristocraat en een jonge herder niet aan zijn proefstuk. In de literaire wereld werden de twee boeken trouwens positief onthaald. Toch liet men het tot een proces komen, en wel voor het Brugse assisenhof, nadat een eerdere klacht bij het parket van Brabant zonder gevolg was geklasseerd.

In augustus 1899 viel het gerecht dan ook binnen bij een boekhandelaar in Heist. Vier boeken werden in beslag genomen, vanwege hun moreel laakbare inhoud. Twee boeken waren geschreven door Franse auteurs. Die werden verder ongemoeid gelaten. De hierboven vermelde boeken van Eekhoud en Lemonnier daarentegen waren voor de Brugse procureur baron Leon Janssens de Bisthoven (Sint-Niklaas, 1859 - Brugge, 1922), pas sinds 1898 procureur in Brugge, voldoende reden voor een proces. Niettegenstaande Janssens de Bisthoven zelf literair actief was, ontpopte hij zich als procureur tot een conservative scherpslijper, die rigoureus wou opkomen als beschermer van de ‘goede zeden’. Om Lemonnier en Eekhoud aan te klagen had hij zelfs een beroep gedaan op zijn buurman in Heist, een Brusselse advocaat, die de boeken met opzet had besteld, waarop dan een klacht werd ingediend bij de gerechtelijke politie.

Pas meer dan een jaar later, op 25, 26 en 27 oktober 1900, kon het proces tegen Georges Eekhoud gevoerd worden voor het Brugse Assisenhof. Lemonnier kwam aan de beurt op 29 en 30 oktober. De twee processen verliepen achter gesloten deuren, maar toch kon het Brusselse tijdschrift ‘Le Petit Bleu’ een nauwkeurig verslag van de hele procesgang publiceren. Ondertussen ageerden verschillende vooraanstaande Belgische intellectuelen tegen de gang van zaken. Een aantal onder hen, getuigde in het voordeel van de twee beklaagden. Eekhoud en Lemonnier werden dan nog verdedigd door de Brusselse steradvokaat Edmond Picard (Brussel, 1836 - Dave, 1924). Bekende schrijvers als Emile Verhaeren en Julius Hoste schreven artikels in kranten, waarin zij hun verontwaardiging luchtten. Het resultaat was dat beide processen op een sisser afliepen: beide beklaagden werden na een korte beraadslaging door de jury volledig vrijgesproken.

Blijkbaar had procureur Janssens de Bisthoven zich misrekend na zijn succesvol optreden tegen enkele ‘kleine garnalen’. Grote auteurs kon hij niet doen veroordelen, ook niet in het conservatieve Brugge. Merkwaardig is wel dat de twee zaken in Heist in de zomer van 1899 zijn begonnen. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat er een onderling verband is tussen de twee gerechtelijke acties.

Voetnoten 

[1]     Het eerste deel van dit artikel is van de hand van Geert Tavernier, het tweede deel is van Noel Geirnaert.

[2]    F. Welvaert, Toerisme: verschijnsel in tijd en ruimte, in 2000 jaar Zwinstreek, Knokke, 1985, pp. 68-80.

[3]    M. Coornaert. Heist en de Eiesluis. Tielt, 1976.

[4]     Victor Weber Victor, zoon van Gillis & Maria Joanna Muyls, geboren te Gent op 3 oktober 1856, gescheiden van Josephine Vons. Van zijn geboorte tot maart 1872 was hij op verschillende adressen in Gent gedomicilieerd. Daarna verbleef hij o.m. te Sint-Joost-ten- Node, Parijs, Brussel, Heist, en Antwerpen. In 1882, 1887 en 1888 liep hij enkele boetes te Brussel op voor respectievelijk slagen, slagen en huisdiefstal. Op 24 mei 1894 liep hij voor de Correctionele Rechtbank te Brugge een veroordeling op tot 7 maanden gevangenisstraf en een boete wegens valsheid in geschriften en aftroggelarij, gepleegd in juli 1892 te Oostende.

[5]    Raadpleegbaar op http://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k744981/f4.image.r=armand%20dubarry

[6]    Raadpleegbaar op http://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k66084h

[7]     Istace Leopold, zoon van Charles & Chapelle Mathilde, geboren te Spa op 12-11-1862, wonend te Brussel, vader van 5 kinderen (° 1885, 1887, 1889, 1892 en 1896). Hij liep in 1890 al eens te Brussel twee boetes op wegens verkoop of verspreiding van beelden strijdig met de goede zeden.

[8]     Rijksarchief Brugge, Archief van het Hof van Assisen van West-Vlaanderen en rechtsvoorgangers (1796-1960), doos 782, dossier nr. 72. Een foto van een stuk uit dit dossier werd hier opgenomen met toestemming van het Rijksarchief Brugge.

[9]     J. Detemmerman, Le proces d' Escal Vigor, in Revue de l' Universite de Bruxelles, 1984, afl. 4-5, p. 141-169. Alle latere studies zijn op deze gedetailleerde studie gebaseerd. Zie oook www.consciencebibliotheek.be/georges-eekhoud. We vermelden hier expliciet dat het eigenlijke dossier van het Assisenproces over deze zaak nog niet is gebruikt. Geert Tavernier constateerde echter in augustus 2017 dat dit dossier, hoewel nog vermeld in de ‘toegang met beperkte oplage' (voorlopige inventaris), zich niet meer in het archiefbestand bevindt, en waarschijnlijk als definitief verloren moet worden beschouwd. Ook onderzoek in het familiearchief Janssens de Bisthoven, het persoonlijk archief van Leon Janssens de Bisthoven, bewaard in het Stadsarchief Brugge, door Noel Geirnaert, bracht geen documenten in verband met deze zaak aan het licht.

[10]  S. De Schaepdrijver, Bolwerk Brugge. Bezette stad in 14-18, Brugge, 2014, p. 22-24.

[11]  Detemmerman, p. 141-143.

Aanslag op de goede zeden te Heist-aan-Zee, 1899. - Een eerste persmisdrijf als aanloop op het beroemde proces over Escal-Vigor van Georges Eekhoud, 1900?

Geert Tavernier en Noel Geirnaert

Rond de poldertorens
2018
01
024-029
BV
2023-06-19 14:49:21