Voorlopige OCR tekst zonder correcties
Ongewone gast in Vivenkapelle: Een hermelijn
Jan Tilleman
De “Malelei”, een flink uit de kluiten gewassen beek, verbindt Male met Damme. Deze waterweg is een belangrijke trekroute voor de bruine rat. Als exotenbestrijder van de stad Damme ben ik bevoegde rattenvanger op het stuk gelegen tussen de Vierscharestraat en de Moerkerksesteenweg. De afstand bedraagt slechts een goeie 100 meter. Niettemin valt hier toch wat te beleven. Een drijvend vlotje op de “leie” met daarop twee klemmen dient om voorbijtrekkende ratten te verwennen met “hapjes” d.w.z. een stuk maiskolf, een hondenkorrel en choco. Geef toe, je zou zelf ook even halthouden toch?
Eind november 2017 kende deze tussenstop echter voor zes ratten een fatale afloop. De laatste dag van november ging ik nog eens langs naar het vlotje. Toen ik gluurde, zag ik een witte hermelijn argeloos zwemmen van onder de Vierscharestraat. Ik trok mij aanstonds terug om snel een fototoestel bij de hand te nemen. De unieke gast liet zich uitgebreid fotograferen terwijl hij het vlot beklom. Pas na onze wederzijdse kennismaking ging hij er als uitstekende onderwaterzwemmer vandoor.
Voor mij was het de derde keer in mijn carriere van een jaar en vier maanden dat ik een hermelijn kon waarnemen. In de Nieuwstraat in Moerkerke kwam ik er eens een tegen in bruin zomerkleed. In Lapscheure heb ik vorige winter een jong exemplaar in wit winterkleed ontdekt. Eigenaardig genoeg is het topje van de staart zowel in de zomer als in de winter steeds zwart.
Uit de waarnemingen kunnen we afleiden dat de hermelijn terug algemeen verspreid voorkomt op Dams grond- gebied. Dit in tegenstelling tot de bunzing of in de volksmond “fichow” genoemd die vroeger zeer algemeen was rond de boerderijen. Als rattenpakker bij uitstek hield hij zich graag op onderaan in de korenmijten. Deze laatste behoren ook steevast tot het verleden.
Meer over de hermelijn
afb. 1. Bron: commons.wiki-media.org
De hermelijn, met wetenschappelijke benaming “Mustela Erminela”, behoort tot de carnivoren of vleeseters. Hieronder wordt hij gerekend bij de marterachtigen (Mustelidae), naast zijn verwanten de wezel die we ook muishondje noemen, de boommarter, steenmarter en de bunzing. De bunzing is bij ons bekend onder de benaming “Fichow”. Dit komt van de wetenschappelijke benaming voor de Amerikaanse nerts (Neovison Vison), hier ingevoerd om te kweken voor zijn mooi bruine pels.
Geliefkoosde prooien van de hermelijn zijn vooral muisachtigen. Konijnen en hazen worden ook wel eens overmeesterd waarbij een beet in de nek spoedig leidt tot de dood van deze slachtoffers. Als de mogelijkheid zich voordoet, vallen vogels eveneens ten prooi. De hermelijn kan flink rechtop zitten in een typische houding om aldus de omgeving af te speuren of te ruiken in welke richting er wat te vangen valt (afb. 1).
Gezien het feit dat er overal in ruime mate prooidieren voorkomen, treffen we de hermelijn in heel Europa aan. Na een drachttijd van 21 tot 28 dagen brengt een vrouwtje vijf tot negen jongen ter wereld. De paartijd is mei- juni, maar wonderwel treedt een embryonale rust op, waarbij de celdeling stopt tot na de komende winter zodat de jongen dan in de loop van maart geboren worden. Het zogen van de jongen duurt vier weken waarna ze leren vlees eten. Op een leeftijd van vijf weken lopen ze uit om verder zelfstandig door het leven te gaan. Gezien het in feite nooit tot een overpopulatie of, anders gezegd, een plaag komt, kunnen we concluderen dat de hermelijn zelf ook ten prooi valt van andere roofdieren. Bepaalde roofvogels hebben muizen, ratten, konijnen, jonge hazen en zelfs eekhoorntjes op hun menu staan. Hermelijnen worden niet expliciet vermeld maar ik durf aan te nemen dat wie eekhoorns pakt, eveneens hermelijnen te grazen neemt. Hiertoe komen de steenarend en de havik in aanmerking. Onder de roofdieren is de alomtegenwoordige vos vijand nummer een voor onze hermelijn. Een overbevolking zit er dus zeker niet aan te komen. Daar zit het toedoen van de mens ook wel voor iets tussen.
De aantrekkeliike pels
Archeologische bevindingen tonen aan dat dierenhuiden reeds in het steentijdperk als kledingstukken door de mens gedragen werden. Zogenaamde “schrabbers”, uit silex geslagen, werden gebruikt om de dierenhuiden te ontdoen van vleesresten. De opbrengst van de gedode dieren was tweeerlei. Enerzijds was het vlees een krachtige voedingsbron en anderzijds dienden de huiden om zich te beschermen tegen de koude. In het Mesolithicum (12000 tot 10000 voor Chr.) was dit van groot belang door de overgang naar een merkelijk koudere periode, met name een nieuwe ijstijd.
Pas veel recenter (in de middeleeuwen, tevens een zacht klimaat) begon de vangst van kleine pelsdieren voor het luxebont. De mooie witte wintervacht met zwart staarttopje van de hermelijn is zeer aanlokkelijk om er exclusieve bontmantels mee samen te stellen. Het is dan ook de elite van de maatschappij die het zich kon permitteren om dergelijke stukken aan te schaffen. Er moesten trouwens heel wat diertjes sneuvelen om een hele bontmantel te vervaardigen. Mantels van hermelijn zijn de laatste 200 jaar erg in trek bij de Europese keizers en koningshuizen. Zo was de Franse keizer Napoleon bij zijn kroning getooid in een “Kroningsmantel” met hermelijnbont (Afb. 2). De eerste koningin van Belgie, Louise-Marie van Orleans (1812-50), was bij haar kroning eveneens getooid in een mantel met hermelijnvoering en dito kraagafzetting (Afb 3). Op deze afbeelding zijn minstens 33 pelzen met een zwart staartje zichtbaar.
Afb 2: Napoleon in zijn kroningsmantel met hermelijnbont. Bron: wikipedia.nl
Afb 3: Koningin Marie Louise getooid in haar mantel. Bron: wikipedia.nl
Zeer recent, in 2013, droeg zelfs de Nederlandse koning Willem-Alexander bij zijn kroning een hermelijnen mantel, die ook gedragen was door zijn voorvader koning Willem I in 1815. En in ons land is de rode toga van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie afgeboord met hermelijnbont.
Gegevens over het aantal dierenvellen die er nodig zijn om een bontmantel te maken, zijn moeilijk te vinden. Enkel vanuit veganistische hoek komt men ermee op de proppen. Voor nertsen is dat 30 tot 60 terwijl er 200 tot 400 velletjes van de eekhoorn nodig zijn.[1] Een volwassen eekhoorn (Sciurus Vulgaris) weegt zowat 330 gr. en een mannetjes hermelijn weegt 260 gr. Als we de vergelijking van het gewicht doortrekken naar de velgrootte, dan zijn er volgens de omgekeerd evenredigheid 484 hermelijntjes nodig om een grote mantel te maken. Dat is uiteraard een flinke hoeveelheid wat ten koste gaat van de populatie.
De hermelijn in de heraldiek
Omwille van zijn exclusiviteit heeft de hermelijn ook een plaats veroverd in de heraldiek of wapenkunde. Het hermelijnwit duidt op morele zuiverheid. Welstellende en voorname families voeren een familiewapen of wapenschild met tot zich toegeeigende symbolen. Hermelijn, voorgesteld door een veld van zilver (wit) bezaaid met staartjes of vlokjes van sabel (zwart), hoort tot dit ensemble. We hoeven het echt niet ver te gaan zoeken om een voorbeeld van toepassing te vinden. In onze eigenste Zwinstreek draagt de familie van Caloen hermelijn in haar familiewapen. Omschrijving; Dit is van hermelijn met een luipaard van keel(rood) getongd en geklauwd van goud.[2] Veelvuldige toepassingen ervan zijn te zien in de kerk van Koolkerke. O.a. als brandglasraam in het koor en een rouwbord of obiit van 19 mei 1939 (foto 4). De Franse regio Bretagne voert eveneens hermelijn in zijn wapen. Dat werd mee overgenomen uit het wapen van het historische Bretoens hertogdom (afb. 5)
Foto 4: Een obiit van de familie van Caloen
Afb 5: De Bretoense vlag
Afb 6: De weergave van hermelijn op het wapen van het Nederlandse waterschap Smilde[3] is ronduit prachtig te noemen.
Over de Malelei
(Andere bestaande schrijfwijzen zijn: Maeleleye, Maelsche Leye.)
De Maleleie, door de plaatselijke bevolking kortweg “De Leie” genoemd werd door menselijk toedoen gegraven. De rechtlijnige loop ervan liegt er niet om. Het overtollig water van uit de zandstreek ten zuiden van het Malekasteel, meer bepaald de Zuidmeers met het kasteel van Puienbroek, wordt tot in de vlakte van het Zwin bij Damme geloodst ( afb. 7). De leie vormt tevens de scheiding tussen de Watering van den Broek aan de Westkant en de Watering van Moerkerke Zuid over de Lieve aan de Oostkant. Vanaf de Vierscharestraat in Vivenkapelle tot aan de Branddijk in Damme loopt de Malelei tussen twee dijken die in vaktermen “Zijdelingen “ genoemd worden. Dit in het landschap opvallend fenomeen komt nog her en der voor.[4] Het voorkomt overstromingen van de lager gelegen gebieden waar de Malelei onderweg passeert. De vroegste vermelding van de Malelei zou dateren van 1373. Over de technische breedte van de barmen vernemen we meer dankzij een proces dat gevoerd werd tussen een zekere Seigneur Frangois du Hamel en de sluismeesters van de Watering van de Broek, in de periode van 1764 tot 9 augustus 1767.[5] In een bijlage bij dit proces vermelden de gezworen landmeters van “’s lands vande Vrijen” dat de geinspecteerde “Sydelinghe” aangelegd in 1416; 2 roeden breed was, doch door in te palmen op sommige plaatsen maar anderhalve roede meer breed is. In Vivenkapelle loopt de Malelei in een diepe bedding (Tussen de twee en drie meter diep) omdat hij hier de oude kustgordel doorkruist. De steeds aanwezige stroming van het heldere water valt bijzonder op. Het volume water dat hierlangs afgevoerd wordt moet wel zeer groot zijn. En vis, die heb ik in de “Leie” nog nooit gezien! Het gaat hier wellicht allemaal veel te snel. Trouwens van “onthaasting” is hier hoegenaamd geen sprake.
Afb 7: Uittreksel uit de kadastrale atlas: St. Kruis (1842).
Centraal van beneden naar boven zien we zowel de Pijpeweg als de Male Leie vertrekkende vanaf de Maele vijver.
Voetnoten
[1] Gegevens volgens Lisa Stel, Nederlands veganiste en auteur van kookboeken waarin niets van dierlijke producten in voor komt, zie haar website lisagoesvegan.com
[2] Johan Ballegeer, Heraldiek onder de poldertorens, - RDP, 37 (1995), afl. 4, p. 131.
[3] Het waterschap Smilde is wat wij noemen een polderbestuur. Smilde is functioneel in het noorden van Drenthe.
[4] De Zilte beek op Donk is daar een sprekend voorbeeld van. Je kan hem waarnemen langs weerszijden van de N 49 op het stuk tussen Leestjes bruggen en de serres van Bomberna.
[5] Zie studie van Rene De Keyser, Ruzie over ‘de Barm' te St-Kruis en Vijve-Kapelle, - RDP, 18 (1976), p. 41-43.