Een wreed verhaal
André Desmidt
Tijdens onze succesvolle daguitstap naar Ieper zat ik naast Liliane Devos (echtg. William Neyts) en ze vertelde me terloops een vreemd verhaal over de oorlog en over een ver familielid.
Het is uitzonderlijk dat we verhalen citeren over niet-Heistenaars maar de heer Jan De Coninck (1922 – 1993) uit Blankenberge is niet alleen getrouwd met een Heistse (Juliette Demunter) maar hij werkte ook na de oorlog tientallen jaren op de zeedijk in Heist bij Photo Hall als fotograaf (tot begin jaren zeventig). Velen kenden hem als Jan Kodak.
Wij hebben ook heel wat informatie gevonden in oude kranten. (ontvangen van vrienden en familie). Ook leenden we enkele nooit eerder gepubliceerde foto’s.
Eigenlijk was Jan De Coninck timmerman van beroep maar zijn oorlogskwetsuren lieten hem niet meer toe om na de oorlog deze stiel verder uit te oefenen en zo schakelde hij over naar de fotografie op de Zeedijk in Heist.
Jan De Coninck op de dijk te Heist voor Photo-Hall
Oorlogsperiode
Liever dan naar Duitsland te worden gedeporteerd als verplicht tewerkgestelde voor de Duitsers (Arbeiteinsatz) trokken een aantal Blankenbergenaars waaronder Jan De Coninck (net zoals vele andere landgenoten trouwens) naar Frankrijk (Bretagne). Zo konden ze hier niet gepakt worden als werkweigeraar.
Daar werkten ze in de operatie Todt (eigenlijk ook voor de Duitsers bij de aanleg van de Atlantic Wall). In alle geval gaf dat een groter veiligheidsgevoel dan te moeten werken in Duitsland. Land van de vijand dat naar het einde van de oorlog toe massaal werd gebombardeerd en het voorwerp was van Britse en Amerikaanse luchtaanvallen.
Begin 1944 belandden Jan De Coninck (valse naam Raymond Boncour) en Kamiel De Corte in Lorient (Departement Morbihan – Zuid-Bretagne). Een belangrijke Duitse militaire basis voor duikboten. Ze werden aangeworven voor de uitbouw van een versterkt bastion.
Zoals vele Franse en Belgische werkmakkers sloten ze zich aan bij de partizanen en voerden als verzetslieden ’s nacht menige geheime sabotage-opdracht uit. Ginder bleek het leven niet zo gevaarlijk als in België omdat er uitgestrekte bossen en velden zijn waar men zich gemakkelijk kan verbergen.
In het vooruitzicht van D-Day werden het aantal acties opgevoerd. Meer dan eens moesten ze in contact komen met gedropte Fransen, Amerikanen of Engelsen. Bij die acties werden wapens aangevoerd, munitie, uniformen, levensmiddelen…
Hoe meer D-Day naderde hoe minder acties er werden ondernomen tegen de Duitsers dit om represailles te vermijden. Regelmatig gaven in die periode Duitse soldaten zich gevangen bij het verzet.
Wanneer de geallieerden op 6 juni 1948 landden leek de bevrijding nabij maar…de Duitsers wilden redden wat er nog te redden viel en startten een jacht op de jonge mannen om naar Duitsland gedeporteerd te worden. Dit was ook het lot van Jan De Coninck en vijf lotgenoten uit Blankenberge. In afwachting van hun deportatie werden ze opgesloten in een school waaruit ze gelukkig konden ontsnappen.
Ze sloten zich aan bij het maquis en schuilden in de bossen.
Nadat ze de Duitsers in de rug hadden aangevallen besloot de vijand een razzia te organiseren met resultaat 16 gevangenen waaronder de groep uit Blankenberge.
Het bloedbad van Rosqueo
Ze werden opgesloten in de beruchte gevangenis van La Faouët waar ze vijf dagen gemarteld werden om dan door de Krijgsraad veroordeeld te worden tot de doodstraf. Eén kon ontsnappen… voor de anderen was het wachten op de dood. Soms werd het hen te machtig en weenden ze om hun moeder.
Op een avond om 21 uur komt een Duitse officier met brede glimlach bij hen met de mededeling dat het vonnis onmiddellijk zal voltrokken worden. Ze smeken om een laatste briefje te mogen schrijven, ze vragen een priester, ze roepen naar hun moeder…
Ze worden op een camion geladen en weggevoerd naar het dichtstbijzijnde dorpje Rosqueo. De zes worden voor een grote vers gegraven put geplaatst en doodgeschoten. De Duitser die nog iets hoorde komt dichterbij voor het genadeschot.
Terwijl De nog gekwetste Jan De Coninck enkele weken na de feiten.
Vijf zijn onmiddellijk dood. Jan De Coninck heeft kogels in zijn arm en in zijn hand maar is nog in leven. Hij blijft evenwel als dood liggen tussen de lijken.
de Duitsers een groep Fransen halen voor hetzelfde lot kan Jan De Coninck vluchten. Hij ontmoet nog twee Duitse schildwachten die van het verschot de vlucht namen. Uitgeput wordt hij opgemerkt door twee inwoners van het dorpje. Ze brengen hem naar een ondergrondse schuilplaats waar hij verzorgd wordt. Op 6 augustus bevrijden de geallieerden het dorp La Faouët.
De gefusilleerden worden op aanwijzen van Jan ontgraven en krijgen een plechtige begrafenis in aanwezigheid van een diep bedroefde Jan De Coninck die als uit de dood is opgestaan.
Enkele weken later kwam hij aan in Blankenberge.
Daar werd alles in gereedheid gebracht om de vijf stadsgenoten te repatriëren en in Blankenberge plechtig te begraven.
Na de oorlog hield Jan De Coninck alleen een stijve duim over aan de schietpartij. Hij werd tientallen jaren fotograaf op de zeedijk te Heist voor Photo-Hall en trok er honderden Heistenaars en nog meer toeristen in een tijd dat niet iedereen beschikte over een fototoestel. Hier kreeg hij de bijnaam Jan Kodak.