Het Oude Zoute, een leven vol ‘zoute’ smaak en ‘zoet’ geluk    

Frieda Devinck

Wie waren ze, de allereerste oerbewoners die het ‘Oude Zoute’ kleur en geur gaven?

Vanwaar kwamen ze en waarom besloten ze daar te blijven, maar vooral hoe konden ze er over- leven?

Hoe kwamen ze aan die fantastische lapnamen als Klette Jukse, Pietje Payo, Sissen Kadee, Klette Muus en nog een hele reeks andere?

We draaien de jaren even terug tot in 1700.

2020 01 12 145327Het schilderachtige Oud Zoute bij de huidige Sparrendreef

Hoe is het Zoute ontstaan?

In die tijd vormde de Zeedyck, tegenwoordige Graaf Jansdijk, de grens tussen de duinen en de polders. Ten noorden van die dijk was er nog altijd een wisselvallige ebbe en vloed lijn en het was er te onveilig en ongeschikt voor bewoning en het laten grazen van schapen. Die grond behoorde niemand toe, het was de zee die er domineerde met haar grillig karakter. Dit ruige, woeste deel waar de natuurelementen vrij spel hadden, bestond enkel uit strand, hoge duinen, zilte schorren, slikken en zoutwaterkreken.

Een kaart van Zeeuws-Vlaanderen uit 1747 toont ons dat een deel van de ‘Zoute Schorre’ nog tweemaal daags overspoeld werd doordat de grote ‘Zoute Kreek’ van de Zwinarm haar doorkruiste. Hier in Vlaanderen heersten toen de Oostenrijkers en later werd onze streek nog bezet door de Fransen en de Nederlanders. De administratie was nog niet op punt gesteld en bij elke bezetting werden de wetten weer veranderd.

Volgens een verhaal, dat wordt gestaafd door historische feiten en kerkregisters, had een zekere Johannes Monteville de durf en de moed om zich met vrouw en kind in de duinen van de Zoute Schorre te vestigen rond de jaren 1724. Waren het zwervers? Niemand wist waar ze vandaan kwamen of waarom ze zich daar vestigden. Het gewoonterecht uit die tijd, naar oud gebruik vastgelegd, liet toe dat al wie in onbewoond gebied een lemen huisje optrok tussen zonsondergang en zonsopgang, er mocht blijven wonen op voorwaarde dat er voor dageraad rook uit de schoorsteen kwam en dus bewoond was. Waar hij het zette, hoe groot hij het maakte en hoeveel grond hij erbij afbakende, het werd allemaal van hem, hij kon niet meer van die plek verdreven worden.

Het echtpaar koos een stuk grond dat voldoende was opgehoogd, bouwde een ruime hut en bedekte die met een dak van stro. Ze begonnen de zanderige grond te ontginnen, die had een dunne maar vruchtbare bovenlaag als gevolg van de eeuwenlange aanslibbingen. Ze kregen nog 11 kinderen, het eerste werd op 13 februari 1725 gedoopt, het laatste op 7 juni 1748 en alien waren ingeschreven in een register. Het kroost groeide op en floreerde in de frisse zeewind en de gezonde lucht van de duinen. Allen moesten hard werken, de akker werd steeds groter en de opbrengst verschafte voedsel aan mens en dier. Er waren ook voordelen: hout uit de duinpannen voor haard en oven, gras in de duinen voor de geit en af en toe een konijn in de strik of een visje in de kreek.

De kinderen werden stilaan volwassen en zochten een lief in de Oosthoek, in ‘t Kalf of het Dorp, sommigen trokken zelfs tot in Heist om er een te vinden. Ze trouwden, er kwamen hutten bij en ze kregen op hun beurt ook veel kinderen.

De nederzetting groeide uit tot dertien huisjes, later kwamen er nog bij en het werd een echte wijk. Het oude Zoute was geboren!

Een wereld op zichzelf

De eerste bewoners van het oude Zoute stamden alien af van die oerbewoners.

De families met de namen Monteville, Waeghe, Reubens, Viaene, Byl, Stockx, Hillewaert, Degraeve, Raes, Daese, Osaer, Loeys enz... waren allemaal aan elkaar verwant.

In de jaren achttienhonderd tot het prille begin van negentienhonderd was het in feite een grote familie die de lemen huisjes van het oude Zoute betrok. Ze hadden alien een grootvader of grootmoeder gemeen en waren allen nicht of kozijn van elkaar. Alles groeide en bloeide in het ‘Zoekte’, zodanig zelfs dat de vrouwen die niet getrouwd waren, ook kinderen kregen. Ze zagen elkaar allemaal even graag en er was geen jaloersheid want ze waren allen even rijk of even arm en ze kregen evenveel kinderen. Het was een wereld op zichzelf waar het leven soms ‘zoet’ of ‘zout’ kon zijn. En die ene letter maakte soms een wereld van verschil!

De Zoutenaars waren misschien wel arm maar ‘trokken hun plan’ en leefden meestal van wat hun grond opbracht. Ze ruilden en leenden alles onder elkaar en hielpen elkaar wanneer het nodig was. Het was een soort familiale commune. De mannen gingen werken bij de rijke boeren van het Hazegras en het Kalf. Ze waren geen vissers van beroep zoals zo dikwijls foutief vermeld werd op foto’s of zichtkaarten van de huisjes. Ze gingen wel garnalen kruien in zee voor eigen kroost of in het geheim een visje vangen in de kreek om eten op tafel te hebben. Het was zelfs bij decreet verboden te stropen of te vissen en het oude Zoute kreeg geregeld controle van de ‘gendarmes’ te paard. Daar vonden ze natuurlijk wat op!

Bij vloed liep de Zoute Kreek vol zeewater en met de stroming kwam er allerlei vis mee. Als dan het tij keerde en het ebbe werd, sloten ze de kreek af met een raster van dicht ineengevlochten wilgentenen. Het water trok terug en de vissen lagen te spartelen op het droge. Ze hadden ze maar voor het oprapen en ze kwamen vanzelf in de pan terecht. En...naar de letter van de wet hadden ze niet gevist!

Alle Zoutenaars kweekten één of twee varkens of een geit en lieten de kiekens vrij rondlopen. Overal werden kotjes aan de huizen gebouwd, een bakhuis voor de oven, een kot voor de varkens en één voor de geit en ook nog een kippenhok. Zo kreeg het ‘oede Zoekte’ zijn schilderachtig uitzicht.

2020 01 12 145400Knocke s/Mer (Vieux Zoute)
Het gehucht ‘Oud Zoute’ van west naar oost in de jaren ’20 met centraal café ‘De Sultan’.

2020 01 12 145434Knocke s/Mer - Au Zoete
De woningen van Pol Byl-Waeghe en ‘Wantje’ Waeghe in 1912.

2020 01 12 145454Melia Mortier poseert bij haar bescheiden woning.

De wc, een ‘vertrek’ genoemd, was buiten naast het geitenhok en had meestal een deurtje met een hartje in. In vele wc’s was er plaats voor twee, een volwassene en een kind. Boven een put lag een houten plank met een gat in en een houten deksel erop om af te sluiten, dit was voor de grote mensen. Direct ernaast, maar tien centimeter lager, lag er nog een plank met een gat en deksel voor de kleine kinderen. Er lagen geen straten tussen de verschillende huisjes, enkel kronkelende, smalle zandwegels.

De Zoutenaars schuwden de bezoekers

Ze zagen maar zelden een bezoeker in de buurt. De kinderen werden erg schuw en kropen achter moeders schort als er iemand vreemd opdaagde. Als er al eens een nieuwsgierige dame langskwam, met een schone hoed op en een zijden rok aan, bekeek ze de varkens met opgetrokken neus want zoiets, zo dicht bij de huizen, had ze in de stad nog niet gezien.

Die oude Zoutenaars werden ooit beschreven als ‘aussi farouche que les lapins’ of ‘as wild and shy as rabbits’. De journalist-columnist Jean d’Ardenne werkte aan een Toeristische gids van de Belgische kust’ en had gehoord over het ver afgelegen gehucht en de mensen die er woonden. In zijn mooi pak, met wandelstok en gladgestreken snor, mantel over de arm, kwam hij alles eens in ogenschouw nemen. Hij durfde de huisjes niet al te dicht naderen omdat de kippen er zomaar rond liepen en kakelend om hem heen fladderden. De vrouwen die voor de huisjes stonden te babbelen, keerden die ‘curieuzeneuze’ ostentatief de rug toe. Hij beschreef het oord als ‘un endroit isolé, habité par des rustres qui vivent dans la misère et la pauvreté’ dus ‘een geïsoleerd oord, bewoond door lomperiken die in miserie en armoede leven’.

Dit moet men met een korreltje ‘zoekt’ van het ‘Zoekte’ nemen.

De man die met petroleum voor de lamp naar het Oud Zoute kwam, vertelde een heel ander verhaal. Hij stak de loftrompet op over de kleine huisjes daar en vertelde ‘dat het overal even net was met gordijntjes voor het venster en boven de schouw. Overal stond er ‘schoon bucht’ op de kasten, porseleinen ‘teljoortjes en tasjes’. Er werd geslapen in een alkoof ook ‘koetse’ genaamd. De vrouwtjes in het Zoute hadden een blauw schortje aan boven hun rok en waren fier als het in een perfecte plooi lag. Boven de rok droegen ze een ‘jakke’ die ze konden losknopen om hun kinderen de borst te geven en op het hoofd droegen ze een simpel mutsje in de week en de zondag een met pareltjes versierd’.

Het oude, echte Zoute moeten we even situeren: het lag grotendeels in de driehoek nu gevormd door het Amerikapad, de Sparrendreef en de Emile Verhaerenlaan. Maar er stonden ook nog enkele huisjes langs de latere Welse weg en richting Zoutelaan. De naam kende veel variaties. In 1774 noteerde de pastoor van het dorp dat Jacobus Osaer wonende in de ‘Soute Schorre’ - het latere Zoute - meer dan 4.300 stappen moest doen tot aan de kerk om de mis bij te wonen. De echten spraken altijd van het ‘Zoekte’, en in het oude Knokse dialect was ‘zout’ wel degelijk ‘zoekt’. Ook staat op sommige zichtkaarten nog ‘Le Zoet’ of ‘het Zoete’ vermeld, maar of het leven er echt zo ‘Zoet’ was, is nog de vraag.

De lapnamen waren kleurrijk en typerend

De verbasterde roepnamen en de lapnamen van de Zoutenaars zijn voer voor een roman op zich. Niemand werd echt bij zijn doopnaam genoemd maar vroeg of laat werd er iets van gemaakt dat gemakkelijker in de mond lag of bij de persoon en zijn uiterlijk paste of soms bij een avontuur dat hij had meegemaakt.

Zo werd de naam Rosalie afgekort tot Liete, Coleta werd steevast in Klette veranderd, Johanna werd direct Wanne, Kristina was voortaan gewoon Stiene en wie Nathalie werd gedoopt moest voortdoen met de roepnaam Natte. Isabelle Mortelle werd Belle Slukens omdat ze met Leopold Waeghe getrouwd was die men Polle Slukens noemde. Rosalie Hillewaert was dan weer Liete Klakkers en Klette Jukse was gehuwd met Martijn Raes alias Jukse. Barbara Reubens werd Babbe Reumes omdat dit makkelijker was. Nathalie Cocquyt liep door het leven als Natte Kokutte. Theresia werd Treze(beze), Amelia Mortier vormde men om tot Mille of ook wel Melia Matier. De naam Coleta Mattheeuws was wat lang en werd zonder pardon veranderd in Klette Muus, dus ook de familienaam moest er soms aan geloven. Als er twee of meer vrouwen met dezelfde naam waren, kregen ze een extra achtervoegsel eraan geplakt om het verschil aan te duiden. Zowel de moeders als tantes werden dan bedacht met het mooie Middelnederlandse vleinaampje ‘moeie’. Mathilde Waeghe veranderde van Tiele in Tielemoeie als ze een kind kreeg. Bij de Landschoots liepen er een Stienemoeie en Wannemoeie rond.

Bij de mannen ging het er juist hetzelfde aan toe.

Richard werd Riesten, Franciscus veranderde in het kortere Sissen en een bekende figuur met die naam was Sissen Kadee die veel werd gefotografeerd of geschilderd door de artiesten. Dan had men Kru (Kruutje) die eigenlijk Ludovicus Stockx heette en in het Amerikapad woonde. Kruutje trok naar de oorlog in 1914 en kwam als eerste Knokkenaar terug naar huis in 1918... gezeten op het paard van een Duits officier... die laatste had hij aan een boom vastgebonden! De gekende familie Hillewaert kreeg de bijnaam Payo. Zou het te maken hebben met de betekenis van het Spaanse woord ‘payo’ dat boer en ook dorpeling betekent? Er was zelfs een paadje door het bos dat door de oude Zoutenaars nog heel lang ‘Pietje Payo’s wegeltje’ genoemd werd. Eén van de Hillewaert- alias Payo-nakomelingen kreeg de bijnaam Kikker. Geef maar eens aan je zoon de welluidende naam Innocentius, in het oude Zoute werd dit al vlug Eno of Inootje. Leopold Byl, kreeg van in zijn kindertijd de roepnaam ‘kleine pulle’ en werd dan ook Polle Pulle genoemd. Ingelbertus Viaene werd door een Franstalige klerk, per ongeluk, ingeschreven met de voornaam ‘Ange’ en hij ging door het leven als Engel.

Dan was er nog het raadsel van Jan Byl, die eigenlijk Jan Viaene was, maar wat daar aan de grondslag van lag, blijft een mysterie.

2020 01 12 145518Het echtpaar Leopold Hillewaert (1856-1946) en Joanna Hillewaert (1862-1949).

2020 01 12 145533‘Kru’ (1894-1952), Louis Stockx, verongelukt te Zeebrugge op 21 april 1952.

2020 01 12 145602De ‘Rosten van Kru’ met zijn vissersnet (broeder Stockx).

2020 01 12 145619De ‘Kikker van Payo’s’ (Hillewaert).

Een Viaene zit op zijn praatstoel

Louis Viaene, een echten van ‘t Zoute, stamt af van Jacobus Viaene die er al woonde in de jaren 1750. Louis werd geboren bij de buren omdat er thuis al kinderen waren en moeder moest dus ergens anders bevallen.

Zijn vader, Engel Viaene, was schrijnwerker en zijn moeder Stiene Waeghe hield een herberg open in hun huisje. Daar was heel het Zoute thuis en werd er veel gedronken. Men vertelde dikwijls dat er ‘zoveel volk was bij Viaene’ maar er kon slechts tien man binnen. De naam van de herberg was ‘In de Sultan’ en waarom die naam gekozen werd, is een heel apart verhaal. In januari 1896 liep de Engelse boot ‘Sultan’ vast op het strand voor het Zoute waar de duinen ver op het strand opwaaiden. Daar lagen veel zandbanken voor de kust. Het schip was volgepropt met steenkool en de bemanning had het in de steek gelaten. De staat werd dus eigenaar en de ‘Sultan’ zou openbaar verkocht worden. Maar... de Zoutenaars vonden dat het schip op hun ‘eigen’ strand was aangespoeld voor hun ‘eigen’ welzijn. Liefhebber kopers uit Oostende en omstreken die waren afgekomen, durfden zelfs niet te bieden als ze de vijandige houding van de Zoutenaars zagen. Alle Zoutenaars, met de hulp van enkele Knokkenaars, kochten de steenkool op aan een prijsje, hielden een deel voor zichzelf en verkochten de rest aan de boeren en mensen van de nabije dorpen. Het was een winstgevend zaakje! Er werd gestookt tot in Westkapelle, Dudzele en Moerkerke met ‘Sultan’ kolen. Het schip werd tot de kiel afgebroken tot er niets meer restte. Het was in stevig hout gebouwd en met koperen christus nagels aaneengeklonken. Het koper werd afzonderlijk aan de man gebracht. De vrachten werden met paard en kar en ook per slee, die gemakkelijk glijdt over zand, dwars door de duinen versleept. Het onderstel van de molen van het Kalf werd hersteld met de stevige balken van de ‘Sultan’ en voor de ramen van het ‘Hötel de la Plage’ gebruikte men het harsrijke ‘pitch-pine’ hout. Er werd heel wat hout van het schip in gebouwen van Knokke gebruikt. Engel Viaene besloot dat ‘In den Sultan’ een passende naam was voor zijn herberg. En zo geschiedde!

Als het ‘Zoute kermis’ was, werd een draaiorgel buiten gezet onder een zeil en werd er binnen in de herberg gedanst bij het open venster. Juist voor de eerste wereldoorlog kreeg het oude Zoute elektriciteit. Een houten kot werd gebouwd en hier en daar werden houten palen gezet. Er liep een draad tot aan ‘In den Sultan’ en van de ene kant van het Zoute tot aan het andere. De herberg kreeg stroom maar had geen ‘compteur’, enkel een ‘tableau met plombs’. Viaene vertelde lachend: ‘ze sloegen er een slag naar, want we moesten maar 10 fr. elektriciteit betalen voor een heel jaar’.

Als er thuis een varken geslacht werd, was dit een hele gebeurtenis. De kinderen moesten zelfs niet naar school die dag. Het vlees ging in het zout, dan in de kuip en werd bewaard op een droge, koude plaats. De jongens stonden te likkebaarden als er smout, kaantjes en worstjes werden gemaakt. ‘Zilte’ (hoofdvlees) was ook heel lekker maar kon niet lang bewaard worden want daar kwam vlug schimmel op. Ze droegen dan een teljoor vol naar de buren en de familie. Als die dan slachtten kregen zij ook een bord zilte of een bloedworst en zo was er altijd wel iets voor bij de boterham of de patatten. In de winter werden de patatten onder bed uitgegoten opdat ze niet zouden bevriezen.

Als Louis 8 jaar was verdiende hij wat geld als caddie op de golf. De meeste spelers waren Engelsen en de golf was iets speciaals voor de jeugdige Zoutenaren. Het was een eerste kennismaking met een zekere rijkdom, voor het eerst kregen ze inzicht in een andere wereld. Louis leerde een beetje Engels, enkele woordjes maar. Op een dag vroeg de vrouw van mister Wilson hem: ’Louis will you come with me, I have a box for you’. Hij kreeg een kartonnen doos halfvol ‘pateetjes’ en had er nog nooit een gegeten! Met zijn doos trok hij door de duinen naar huis alsof hij een goudklomp in zijn handen had. Maar vooraleer hij thuis kwam had hij er toch al een paar binnengespeeld.

(deze tekst verscheen in Knokke Style 2015 en wordt vervolgd.)

Bron

  • “Dagklapper uit Knokke I en II”, A. D’hondt / “Geschiedenis van Knokke”, J. Opdedrinck.

Het Oude Zoute, een leven vol ‘zoute’ smaak en ‘zoet’ geluk

Frieda Devinck

Cnocke is Hier
2015
52b
001-007
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:49:21