Burgemeester Dokter Eugene Mattelaer, een biografie

Paul B. Mattelaer (met de medewerking van Danny Lannoy)

2020 01 12 135602° Kortrijk 26 juli 1911 - † Knokke 19 mei 1999.

Gehuwd met Lieve de Beir; vader van vijf kinderen; Geneesheer-stomatoloog; Oorlogsheld; Burgemeester van Knokke en van Knokke-Heist; Dichter.

Deel 2. De Held van de Omsingeling en de naoorlogse Knokse politiek.

WO II betekende een kentering in het gedachtegoed van Eugène Mattelaer. Vanaf 1935 had hij moeilijke financiële jaren gekend. Vanaf 10 mei 1940 doorstond hij aan het front vol misprijzen de gruwelen van de Blitzkrieg en van de Duitse bezetter. Tijdens zijn krijgsgevangenschap in Colditz las hij gedichten van de jood Stefan Zweig, promotor van verdraagzaamheid. Ook bewonderde hij het internationalisme van het Rode Kruis.

De Omsingeling 2 september tot 1 november 1944.

In 1944 is Antwerpen reeds in handen van de geallieerden en toch besluit Hitler dat het Duitse leger ten allen prijze de Scheldemonding in handen moet blijven houden. Aan Belgische zijde rukt het Canadese leger op vanuit het Waasland, ten westen van Zeebrugge (Operatie Switchback). Dorpen rond Knokke, zoals Westkapelle en Hoeke, worden onder water gezet door de bezetter. Heistenaars vluchten naar Knokke. Op 2 september begint The battle of the Scheldt-Pocket, die lokaal De Insluiting of De Omsingeling wordt genoemd.

Precies op 2 september komt dr. Mattelaer per fiets naar Knokke vanuit Rixensart, waar zijn kinderen vertoeven. Zijn schoonvader, dr. R. de Beir, was ervan overtuigd dat de geallieerden aan de Belgische kust zouden landen. Begin September is het relatief kalm, ook al gebeuren de eerste daden van repressie door zogenaamde verzetslieden. Het echtpaar Mattelaer gaat op zoek naar brood en vlees.

Weldra vallen de eerste gekwetste burgers door collateral damage. In het Hôtel du Phare te Heist amputeert Mattelaer een hand van een gekwetste en een onderste lidmaat van een moeder van acht kinderen.

Op 19 september wordt dr. Mattelaer door het Belgische Rode Kruis aangesteld tot hoofd van een team huisartsen en verpleegsters in het Rode Kruis-Noodhospitaal, gelegen aan het Verweeplein. Ze krijgen stiekem medewerking van het Verzet, van de brandweer o.l.v. luitenant Julien Decock en van de gemeentelijke diensten (o.l.v. secretaris Jan Claeys).

Het echte werk begint op zondag 24 september. Heist wordt op bevel van de Duitsers geëvacueerd en de inwoners worden zelfs tijdens hun vlucht door hen beschoten. Met zijn luttele ervaring als assistent heelkunde werkt hij dag en nacht als chirurg in de operatiekamer, die ondergebracht was in de kelders. De omstandigheden waren primitief: zwakke verlichting door petroleumlampen; slechts één chirurgisch set met slagersbenodigdheden, telkens opnieuw gesteriliseerd; weinig medicijnen, vooral chloroform en antitetanusserum. Levensgevaarlijk zijn de nachtelijke tochten, met de witte vlag op kop, naar de Duitse commandopost. Daar krijgt hij hechtingsgerief, medicijnen en ander medisch materiaal. Het Rode Kruis kent immers geen vijanden. Op een nacht, op weg naar het hospitaal, hoort hij het geroffel van een naderende bom. Terwijl hij dekking zoekt, fluiten de shrapnels langs zijn oren. Sluis wordt op 11 oktober platgebombardeerd en uitgebrand. Gekwetsten worden naar het Noodhospitaal gevoerd.

Dr. Mattelaer verblijft de drie laatste weken van november permanent in het hospitaal. Hij amputeert een 18-tal ledematen, verwijdert een nier, verzorgt zeer zwaar getroffenen die meestal overlijden, behandelt beenbreuken, verricht talloze appendectomies (zgn. appendicitis) en doet ook bevallingen.

Op 1 november, daags voor de bevrijding, treft een brisantbom het centrum bij de Eeuwfeestplaats (thans Burg. Frans Desmidtplein) van Knokke, waarbij zwaar gekwetsten vielen.

Dr. Mattelaer heeft ongeveer 300 personen medisch bijgestaan.

De volgende dag komt zijn broer Bernard Mattelaer per fiets aan te Knokke, met een lading voedselpakketten uit Kortrijk. Hij had reeds vier dagen in Blankenberge gewacht tot de geallieerden hem de toelating gaven om naar Knokke door te rijden. Zonder nieuws uit Knokke is zijn Kortrijkse familie beducht voor het ergste.

Op 3 november is Knokke bevrijd en hierdoor een groot gedeelte van België. Dr. Eugène Mattelaer is de held van Knokke. Op Kerstmis 1944 schrijft hij de eerste versie van zijn Moedgedicht, opgedragen aan de gekwetsten en het RK-team. Het gedicht wordt vertaald in 750 talen.

2020 01 12 135638Het Moedgedicht

Het Moedgedicht.

Nooit de moed opgeven

Kun je niet vliegen, loop
Kun je niet lopen, ga
Kun je niet gaan, kruip
Maar blijf nooit stil staan
Nooit dalen, immer opgaan

Kun je niet lachen, glimlach
Kun je niet glimlachen, wees toch blij
Kun je niet blij zijn, wees tevreden
Maar nooit de moed opgeven
En immer voorwaarts streven.

Eugène Mattelaer
Knokke

Recente getuigenissen, genoteerd door de auteur in 2012.

1. Interview Mevrouw Denise Verhoest (°1928), echtgenote van Paul Roels.

Oostende, Stockholmstraat 26, september 2012.

Mijn schoonvader Camiel Roels was brouwer te Heist en bevriend met dr. R. De Beir. Beiden gingen tijdens het interbellum tekenen in de velden. Mijn ouders hadden een groentewinkel aan de Driehoeksplaats. In september 1944 was ik 16 jaar en werd ik als hulpbrancardierster aangeworven door het Rode Kruis. In Hotel Esperanza (Hotel de l’Espérance, Lippenslaan t.o.v. Verweeplein) hielp ik bij de opvang van gevluchte personen, in ’t bijzonder van Sluizenaars. Vanuit het Hotel Esperanza zag ik Sluis in brand staan (11 oktober).

In het Noodhospitaal, in de leegstaande Kolonie, verzorgde ik tal van gekwetsten. Het Hospitaal werd opgericht door het Rode Kruis, met als artsen dr. E. Mattelaer, hoofdchirurg, dr. Bekkers, later radioloog in Oostende, dr. Everaert, dr. R. De Beir, e.a. De verpleegsters waren mevr. Noël en mevr. Tahon, die woonde in de Fincentlaan. Iedereen was dag en nacht beschikbaar. ’s Morgens gaven de verpleegsters mij instructies betreffende mijn dagtaak, o.a. wassen, scheren, eten geven, kleine verzorgingen toedienen. Het Rode Kruis zorgde voor watervoorziening en soep, voornamelijk bouillon. Het operatiekwartier was aanvankelijk voorzien op de eerste verdieping, maar werd verhuisd naar de kelder omwille van beschietingen. In de gemeenschappelijke grote kamer was er een keuken. Ik bracht het voedsel naar de ernstig gekwetsten in het Noodhospitaal en naar de betere patiënten in Hotel Esperanza.

Ik bewaar nog een aantal sterke herinneringen, o.m. aan de obussen die vielen in de weide bij de boerderij Zwaenepoel, nabij het station, waarbij twee slachtoffers zwaar gekwetst raakten. Ook denk ik aan de obussen op de Onafhankelijksplaats (Eeuwfeestplein en thans F. Desmidtplein). Het verbrijzeld been van Margriet Verschorre van de Graaf Jansdijk, heb ik (gedeeltelijk) verwijderd. Nadien werd het geamputeerd door dr. Mattelaer. Haar moeder Maria was op slag overleden. Mijn gedachten gaan ook uit naar de getroffen familie Daese: Irène, hulpverpleegster, werd gekwetst en hun vader overleed onmiddellijk. Verder herinner ik mij de obussen op het vlieghavengebouw en de evacuatie van gekwetsten naar Brugge op 2 november, via Sluis, want Westkapelle stond onder water. In Hotel Esperanza werd een gevluchte Sluizenaar, een zot (wellicht een schizofreen), door het RK opgevangen. In de Kolonie werden in de brandweerafdeling Duitse soldaten, die zich hadden overgegeven, in het geheim in veiligheid gebracht door de heer ‘Collin’ (Luitenant Julien Decock), hoofd van de brandweer; ik bracht hen levensmiddelen. Nog lange tijd na de bevrijding assisteerde ik dr. E. Mattelaer bij bevallingen en kleine heelkundige ingrepen.

2. Interview met Urbain Kint, zoon van Jerome (1898-1997). Hoeke, 11 april 2012.

Eind oktober 1944 bereikten de Canadezen de gemeente Hoeke ten zuiden van de Damse vaart. Hoeke was in Duitse handen en lag in het ‘Sperrgebiet’. Op 28 oktober rond 9 u. schoten de Canadezen obussen richting Westkapelle, vanop de brug over de Natiënlaan (Knokke-Maldegem). Vader Jerome, dochter Aline (later kloosterlinge bij de Zwarte Zusters in Brugge) en dochter Thérèse zaten toen achteraan in de keuken, richting Damse vaart. Voor de keuken was er een overdekte plaats. Opeens ontplofte een bom op die plaats. De familie Kint werd zwaar getroffen: Thérèse was op slag dood; Aline was zwaar gekwetst aan haar onderbeen en vader Jerome kreeg een bomstuk op zijn linkervoorarm, die daarna nog slechts hing te bengelen aan zijn bovenarm. Een slagader was getroffen, met veel bloedverlies als gevolg. Een buurvrouw kwam terstond hulp bieden en legde een garrot (knevel) aan onder de linkerschouder om het bloedverlies tegen te houden. Vader, toen 46 jaar, kon niet naar Brugge gevoerd worden, want de weg was afgesloten door de bezetter. Men wist van horen zeggen dat er een noodhospitaal was in Knokke. ’s Anderendaags, op 29 oktober, nam ik, toen 14 jaar, het besluit vader naar Knokke te brengen. De gekwetste man werd op een matras op een kar met paard gelegd. We moesten in Westkapelle door de Palingspotstraat (thans Hoekestraat) en verder doorheen het onder water gezette Westkapelle, aan de kant van Sluis, om ten slotte Knokke te bereiken.

In het Noodhospitaal amputeerde dr. Eug. Mattelaer zijn arm tot boven de elleboog. Na de oorlog kreeg vader een kunstarm. Nooit liet hij een foto maken zonder zijn prothese. Meestal verborg hij zijn linkerarm achter een bijstaande persoon en in een zeldzaam geval werd een kiekje genomen met zijn prothese, goed zichtbaar aan de zwarte handschoen die zijn kunsthand bedekte. Mijn vader, Jerome Kint, leefde nog 53 jaar en stierf in 1997, bijna honderd jaar oud.

Gelukkige jaren - Gemeentebelangen Schepen en burgemeester (1945-1971)

Na tien jaren kommer en kwel, klaart de hemel op. Mattelaer heeft grootse plannen.

Hij wil in de nationale politiek een functie uitoefenen, maar zijn echtgenote is realistisch: hun financiële toestand is niet schitterend. Samen met Lucien Lammerant richt hij in 1945 de Christelijke Volkspartij op in Knokke.

2020 01 12 135702Pater Dewilde

Pater Vincent Dewilde van het Zoutekerkje, een gezamenlijke kennis van schoonvader De Beir en graaf Leon Lippens, neemt een nieuw politiek initiatief voor Knokke.

De Beir en pater Dewilde hadden voor WO II een reis ondernomen naar de Elzas. In het voorjaar van 1946 roept de pater enkele notabelen van Knokke samen. Hij stelt de katholieke graaf Leon Lippens, de liberale John Verhulst en de CVP’er Eugène Mattelaer voor een nieuwe partij te stichten, namelijk de Gemeentebelangen. De liberalen zijn verdeeld. Voor WO II heerste er immers een grote en soms hatelijke partijtwist tussen de liberalen en de katholieken in Knokke.

Toch is de nieuwe partij, bestaande uit katholieken en een fractie van de liberalen, gereed voor de gemeenteraadsverkiezingen van 24 november 1946. De uitslag is een verrassing. Mattelaer heeft de meeste (ca. 8000) voorkeurstemmen. Graaf Lippens, als altijd een echte gentleman, schrijft hem een brief, gedateerd 26 november, met de mededeling dat Mattelaer de sjerp zou moeten dragen. Eens te meer en tevergeefs komt de echtgenote van Mattelaer tussen en maant haar man aan dat voorstel niet te aanvaarden: "t Is tijd om te werken’.

De gemeente wordt bestuurd door de zogenaamde Drievuldigheid: Leon Lippens, burgemeester, John Verhulst, schepen van financiën en Eugène Mattelaer, schepen van onderwijs en schone kunsten. De plechtige inhuldiging van de burgemeester wordt gevierd op 1 juni 1947. Na de verkiezingen van 1952 vervoegt J. Rombout het schepencollege. In de periode 1954 - 1958 is Mattelaer provincieraadslid voor de CVP.

2020 01 12 1357182 juni 1947: Inhuldiging van Burgemeester Leon Lippens op het Verweeplein. De Heilige Drievuldigheid: Leon Lippens, Eugène Mattelaer en John Verhulst.

De grote meerderheid wordt opnieuw behaald in 1958. In 1964 vervoegt de liberale partij, de PVV, de Gemeentebelangen. ‘De droom van verzoening is werkelijkheid geworden’, zegt Mattelaer.

1966 begint dramatisch. In maart overlijdt Mattelaers goede vriend John Verhulst. In juni wordt Leon Lippens ziek. Volgt een ontroerend gesprek in Den Hul: Lippens vraagt Mattelaer hem als burgemeester op te volgen. Mattelaer neemt zijn hand en antwoordt: ‘Alleen als u mijn raadgever blijft, kan ik deze taak opnemen’. Na zijn ontslag schenkt graaf Lippens mevrouw Mattelaer een groot bloemenboeket voor haar steun in 1946. Mattelaer volgt hem op als burgemeester van Knokke met als schepenen Pierre Van de Velde, Herman Aernoudts en Roland van Parijs.

In 1969 wordt het gemeentebestuur aangevallen door de oppositie. Een jaar vòòr de verkiezingen van oktober 1970 en met een fusie van Knokke en Heist in zicht, bestookt R. Fevery met de steun van R. Declercq het gemeentebestuur. Zij stellen het bestuur (Gemeentebelangen) in verdenking van een illegitieme Zwarte Kas. Na WO II was het toerisme exponentieel gegroeid. Die groei zorgde enerzijds voor veel inkomsten door het innen van verblijftaksen in de maanden juli en augustus en anderzijds voor werkoverlast bij de ambtenaren. Aan de Bestendige Deputatie werd in 1947 een voorstel van John Verhulst gedaan dat een apart budget van de begroting voorzag voor de extra uren van de ambtenaren. Dat werd toen verworpen door de BD. Het apart budget werd in 1967 nog uitbetaald aan drie ambtenaren: Jan Claeys, stadssecretaris en grote weerstander, diens zoon André, afdelingshoofd en Roger Stockx, gemeenteontvanger. De verantwoordelijken zijn de gewezen burgemeester Lippens en burgemeester Mattelaer, daar Verhulst overleden was. Op woensdag 13 november veroordeelt de rechtbank van Brugge Leon Lippens en vader en zoon Claeys; Mattelaer en Stockx worden vrijgesproken. Een overwinning voor de oppositie in het vooruitzicht van de verkiezingen in 1970. Last but not least, gewezen burgemeester Lippens, as always a gentleman, neemt alle kosten voor zijn rekening.

De verkiezingen van oktober 1970 verlopen in een gespannen sfeer. Niet alleen is er de smet van de Zwarte Kas, maar de CVP van Heist wijst een medewerking met Knokke af. Exit de Gemeentebelangen: de kandidaten van de CVP en van de PVV staan op een eigen lijst. De campagne van de CVP wordt geleid door E. Mattelaer, J.B. de Gheldere en A. Proot, respectievelijk oud-burgemeesters van Knokke, Heist en Ramskapelle. 

CVP-Heist sloot voor de verkiezingen van oktober 1970 een compromis met de Knokse Gemeentebelangen dat inhield: enerzijds dat het een CVP-lijst zou worden (middenstand, ACV, landbouw). Anderzijds dat Dr. E. Mattelaer de eerste burgemeester zou worden van de nieuwe fusiegemeente Knokke-Heist voor één jaar. Dat daarna de kandidaat met de meeste voorkeurstemmen hem zou opvolgen. Manu Desutter had de meeste voorkeurstemmen en werd burgemeester van 1973 tot 1979.

Toen Desutter volksvertegenwoordiger werd in 1977 kwam Graaf Leopold Lippens als nieuwe burgervader.

 

2020 01 12 135740Brief van Leon Lippens aan Eugene Mattelaer.

Au Docteur Eugène Mattelaer,

Bourgmestre honoraire de Knokke-Heist,

en témoignage de beaucoup d’estime et d’une très longue et fidèle amitié, et avec toute ma gratitude pour sa participation à la campagne électorale 1982 aux côtés de mon fils Léopold -

“Nooit de moed opgeven”

Bien amicalement
Léopold Lippens
15.IX.1982

 

2020 01 12 135805Tandartse Lieve Mattelaer (vòòr WO II).

2020 01 12 135819Stomatoloog Dr. Eugène Mattelaer (1951).

Overige activiteiten

Op professioneel vlak wordt dr. Mattelaer ook parttime assistent heelkunde bij dr. R. Maenhoudt (1947-1953). In 1947 is hij medestichter van de kliniek O.L. V. ter Linden. Uiteindelijk kiest hij voor het beroep van stomatoloog (geneesheer-tandarts). De dagen zijn druk: om 8 u. in het ziekenhuis, om 13 u. in het kabinet en om 20 u. in het stadhuis. Daarom worden de twee oudste kinderen voor twee jaar naar zijn familie in Kortrijk gestuurd. Als stomatoloog heeft hij samen met zijn echtgenote een briljante praktijk tot 1966. Als organisator van het Congres voor Tandheelkunde en Stomatologie in het Casino te Knokke (1950), wordt hij lid van een internationale club van stomatologen (Delta-Sigma-Delta) en ook nationaal voorzitter van de Belgische vereniging voor Stomatologie (1954-1956). De tandartsenkabinetten zijn uitgerust met de meest geavanceerde apparatuur en worden bewonderd door collega’s in binnen- en buitenland. De tandartsassistente is Elza Debaere, gehuwd met Robert Trio, de drijvende kracht achter het vogelreservaat het Zwin.

Een belangrijke realisatie van Mattelaer is van culturele aard. In 1947 worden de drie politiek getinte muziekverenigingen tot een gemeentelijke Harmonie samengebracht. Daaruit groeit het Cultuurverbond (1952) en de Stedelijke Culturele Raad. In 1964 pleit hij in de gemeenteraad voor een Cultureel Centrum. Uit de briefwisseling met Leon en Philippe Lippens, blijkt dat men eerst dacht aan een museum, omdat twee verzamelaars een schenking van schilderijen zouden doen. Daarna werd gedacht aan een cultureel centrum met een bijbehorend museum. Tenslotte geeft de overheid enkel subsidies voor een cultureel centrum. Een oude vriend, professor in de architectuur Paul Felix, architect van het UZ Gasthuisberg te Leuven, wordt aangesteld. Op 15 december 1971 wordt de eerste steen gelegd van het Cultureel Centrum ‘Scharpoord’.

Naast de politiek speelt het Rode Kruis een bijzonder belangrijke rol in het leven van Mattelaer. In 1940 kreeg hij als krijgsgevangene in Colditz voedselpakketjes van het RK en ook nieuws over zijn vaderland. Tijdens de Omsingeling organiseerde het Rode Kruis het Noodhospitaal. In 1946 wordt hij voorzitter van het RK, afdeling Knokke. Tijdens de Grote Watersnood van 1953 die vooral Zeeland treft, zijn vele kelders van Knokke ondergelopen. Hij stuurt berichten aan de bevolking en laat chloorkalk bezorgen aan de getroffenen. In 1956 wordt hij voorzitter van de Provinciale Raad van het RK en later lid van de Nationale Raad onder voorzitterschap van prins Albert. Van 1972 tot 1982 wordt hij ondervoorzitter in naam van de Vlaamse Gemeenschap. 

2020 01 12 1359081982 La Réserve: Leopold Lippens, Prins Albert, dr. & mevr Mattelaer, gouverneur Vanneste. Het afscheid van de ondervoorzitter van het Rode Kruis, Vlaamse Gemeenschap.

De Kerk speelt eveneens een belangrijke rol in zijn leven. Tussen 1945-1990 is hij lid en voorzitter van de kerkraad (kerkfabriek) van de H. Hartkerk. In 1953 wordt een nieuwe klok in de toren van de H. Hartkerk geïnstalleerd, de St.-Michielsklok, waarvan hij peter is. Van 1982 tot 1986 is hij, benoemd door het Belgisch episcopaat, algemeen voorzitter van Pro Petris Sede voor de Benelux- landen. In oktober 1988 wordt hij ontvangen door paus Johannes-Paulus II te Rome.

2020 01 12 135922Ontvangst door Paus Johannes Paulus II – 18-10-1988

Bij de Belgische strijdkrachten blijft Mattelaer actief als reserveofficier. Hij neemt deel aan meerdere kampen. Hij legt zich in het bijzonder toe op het organiseren van noodhospitalen. Hij eindigt zijn militaire carrière als reserve luitenant-kolonel. Zo is hij bevriend met dr. generaal-majoor A. Guérisse, die de leiding waarneemt van de geneeskundige diensten van het leger. Tijdens WO II was hij onder de schuilnaam Pat O’ Leary een leidende verzetsman.

Dokter Eugène Mattelaer is ook een gedreven dichter. Poëzie zit hem in de genen. Zijn rechtstreekse voorouder Joost Mattelaer (1616-1689) was in 1647 Prince van de Rederijkerskamer van het H. Kruis van Kortrijk; ook meerdere broers zijn dichters. Mattelaer dicht sinds zijn collegejaren tot het jaar van zijn overlijden. De literator Fred Germonprez (1914-2001) schreef over hem dat hij geen dichter was in de traditie van l’art pour l’art, maar dat in zijn poëzie altijd een boodschap schuil ging, o.a. van optimisme en geloof. Zijn grote voorbeeld is Guido Gezelle en hij knipoogt soms naar Jacob Cats. Zelf relativeert hij zijn gedichten: ze zijn bescheiden en echt. Vele gedichten zijn ongepubliceerde gelegenheidsgedichten voor zijn familie, vrienden en kennissen. Met de president van Senegal, L. Senghor, eveneens dichter, is hij goed bevriend.

2020 01 12 135940Een voorouder Mattelaer

De laatste jaren

Na zijn terugtrekking uit de politiek wordt hij door de KU Leuven in 1976 gevraagd om coördinator te worden van de nieuw op te richten School voor Mond- en Tandheelkunde in het AZ St.-Jan te Brugge (1976-1980). Om expertise op te bouwen bezoekt het team dergelijke klinieken in Nederland, Duitsland en Frankrijk. Door dat succes vragen de KU Leuven en de Kulak aan dr. Eug. Mattelaer het zogenaamd Centrum Hoger Onderwijs West-Vlaanderen, later het Post-universitair Centrum genoemd, mede te organiseren. Hij wordt medevoorzitter van 1977 tot 1981.

Op 19 maart 1985 zegt hij de politiek vaarwel. Tot zijn grote vreugde verneemt hij, dat bij de verkiezingen van 1988 de Gemeentebelangen opnieuw het licht zien onder leiding van Leopold Lippens.

In de herfst van zijn bijzonder intens leven wordt hij, dankzij zijn uitgebreid sociaal netwerk, vaak uitgenodigd op lokale, provinciale en nationale herdenkingen, bruiloften en feesten, waar hij dikwijls optreedt als redenaar. Jaarlijks wordt een ritueel familiefeest gehouden in het ouderlijk huis (Binnenhof). Regelmatig krijgt hij bezoek van de familie Lippens. Hij overlijdt ten huize op 26 juli 1999 op de gezegende leeftijd van 89 jaar. Zijn echtgenote Lieve overlijdt te Brugge op 24 maart 2005.

De mens Eugène Mattelaer

2020 01 12 135953

Ondanks zijn tegenslagen tussen 1935 en 1944, is Mattelaer altijd een optimist geweest. Sinds zijn jeugd is hij niet alleen een goede redenaar en organisator, maar eveneens een humanist en een dichter. Zijn humanistisch voorbeeld is Erasmus van Rotterdam (1466-1536). Het boek van Stefan Zweig, auteur, dat hij las in Colditz, ‘Triomfen Tragiek van Erasmus van Rotterdam’ is zijn livre de chevet. In de jaren na de oorlog geeft hij vele lezingen over die grote humanist in scholen, voor Volksontwikkeling en het Davidsfonds, en ook in Wallonië, in legerinstellingen, voor de loge, de joodse gemeenschap en in vele andere contexten. Pluralisme en tolerantie zijn volgens Mattelaer grote deugden, op voorwaarde dat de andere hem respecteert. De conservator van het Erasmushuis in Anderlecht, Daniël Vandamme, is een dikwijls geziene gast ten huize Mattelaer.

Als gevraagd wordt wat het meest heeft geteld in zijn leven, antwoordt hij overtuigd: het Rode Kruis, inclusief zijn werk tijdens de Omsingeling, en de Gemeentebelangen. De rest beschouwt hij als een plicht.

Deel 1. Addendum

Geneesheer-luitenant Eug. Mattelaer werd op 25 mei 1940 krijgsgevangene genomen door de Duitse bezetter en naar Colditz (D) in beestenwagens afgevoerd. Een sfeerbeeld: “De gevangenen, van Oflag IV C, die het slot voor het eerst zagen moet de moed in de schoenen zijn gezonken: metershoge muren bovenop steile rotsen, prikkeldraad en schildwachten alom; zelfs terwijl de rest van Duitsland tijdens de nacht volledig verduisterd was, baadde het slot in een zee van felle zoeklichten.

De tweede binnenkoer van het slot was het heiligdom van de gevangenen. De met kasseien geplaveide koer is klein, een twintig meter op dertig, met daarrond dreigende, torenhoge, grauwe muren met getraliede vensters... (Pontzeele).

2020 01 12 140011Aankomst van de eerste Belgen in Colditz. (foto J. Delange; © D. Pontzeele).

2020 01 12 140022Expo in de EBES Galerij - 26.06.1988
V.l.n.r. Gaspar Warnier, Kris Verplancke, Eugène Mattelaer, André Claeys, mevr. F. Bonneure.

 

Onderscheidingen (voornaamste)

Commandeur orde Leopold II; Officier Orde Leopold I, Officier in de Kroonorde, Médaille de l’Ordre du mérite de la République Française.

Diverse militaire onderscheidingen.

Commandeur Pauselijke orde St-Sylvester, Groot-Officier Ridderorde H. Graf van Jeruzalem, Gouden Kruis Pro ecclesia en Pontifice, idem H. Donatius Bisdom Brugge. Diplôme d’Honneur de l’Academie Internationale de Lutèce, Gouden Medaille Ministerie van Cultuur. Erekruis van het Rode Kruis, Gouden Medaille RK, Gouden Palmen RK, Eremedaille Koningin Elisabeth, Medaille Henri Dunant (RK). Ereburger van de gemeente Sluis. Ere-lector KuLeuven.

Dichtbundels, uitgegeven in Knokke

Terugblik, 1966; Kring des Levens, 1969; Liber amicitiae, 1972; Hond ze brandend de lamp, 1e uitg., 1974, 2e, 1974 en 3e, 1980; De andere oever, 1976; Ontmoeting, 1977;

Nooit de moed opgeven, 1e uitg., 1978, 2e, 1979 en 3e 1982; In Vlaanderens velden, 1983; Een voetspoor in het zand, 1989.

Bronnen: Deel 1 & Deel 2

  • Louis Vos, Ideologie en idealisme. De Vlaamse studentenbeweging te Leuven tussen de twee wereldoorlogen, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 1975, p. 263-328; Bloei en ondergang van het AKVS, Leuven, 1982.
  • Luc Schepens, De provincieraad van West-Vlaanderen, 1921-1978, Tielt, 1979.
  • Fred Germonprez, Eugeen Mattelaer, VWS-cahiers, 1981.
  • Niklaas Maddens & Louis Vos, Eugène Mattelaer, in: Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998.
  • Eugène Mattelaer, Oorlogsdagboekje Liefde en Leed. 10 mei - 22 augustus 1940. (onuitgegeven handschrift).
  • De Insluiting van de Scheldepocket (Heist-Breskens) in 1944, Acta Belgica Militari jg. 124, 1971, p. 131-136.
  • Zwaluw, waar vlieg je naartoe, Knokke (1987).
  • Als 't Gemeen U roept, 40 jaar politieke inzet, Knokke, 1991. Constant Devroe.
  • Liber amicorum Dokter Eugène Mattelaer, Knokke-Heist 1992.
  • Paul B. Mattelaer, Dokter Reimond de Beir, arts te Knokke (1879-1945), Deel IV, Wereldoorlog II. Het dagboek van Dr. R. de Beir tijdens de Omsingeling, in Cnoc is Ier, nr 42, 2005, p. 37-63.
  • Raf Declercq e.a.: Vanuit de schaduw, 25 jaar VU oppositie in Knokke-Heist, Knokke-Heist, zd.
  • A. D’hont, 25 jaar fusie 1971-1996, in Cnoc is Ier, nr. 33, 1996.
  • Knokke onder de oorlog, dl. 4, 1986, p. 37-38; Eugène Mattelaer zegt de Politiek vaarwel. Brugs Handelsblad 13 maart 1985; Eugene Mattelaer (1911-1999), Legendarische Knokkenaar. Cnoc is Ier, 2005.
  • Danny Lannoy & Frieda Devinck, Knokke, de jaren ’50, Knokke-Heist, 2004, p. 102-103, verkiezingen van 1952, en p. 280 verkiezingen van 1958.
  • Danny Lannoy, Het Neogotische Stadhuis, Cnocke is Hier, nr. 50b, 2014, p. 54-63.
  • Didier Pontzeele, Krijgsgevangenen. Belgische officieren in het kasteel van Colditz 1940-1943. Erpe, De Krijger, 2000; p. 10-12, Bijlage I, Personenlijst 1940, p. 144: Eugène Mattelaer.
  • Johan Mattelaer, Pierre Mattelaer & Jean-Marie Debois, De Familie Mattelaer, 1540-2013, Geschiedenis en Genealogie, Kortrijk, uitg. Groeninghe, 2013.
  • Eugène Mattelaer & Paul. B. Mattelaer, Ik moet je wat zeggen, Gesprekken tussen Eugène Mattelaer en de auteur in 1995 naar aanleiding van de door beiden gelezen publicatie van Bruno de Wever, Greep naar de Macht, Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, Tielt 1994.

Met dank aan Gerda Bulens voor de deskundige taaladviezen.

Burgemeester Dokter Eugene Mattelaer, een biografie - Deel II

Paul B. Mattelaer - Danny Lannoy

Cnocke is Hier
2014
51a
037-046
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:49:21