De ontwikkeling van Knokke en haar 100-jarig Stadhuis
Danny Lannoy
Volgens de oude charters van de St. Bertinusorde was er in 1227 reeds bewoning in ‘Sancte Caterine de Knoka’. Wij hebben geen topografische documenten uit de 13de en 14de eeuw. Wel was er in 1408 sprake van het dorp ‘Schaarte’ dat enkele jaren voordien door zand werd overstoven. Schaarte lag tussen Coudekerke en Knokke. Deze duinverplaatsing reikte toen tot het dorp en kerkje van Knokke (1).
De bisschop van Doornik en de abt van St. Bertin verklaarden op 7 oktober 1253 de parochie Knokke tot zelfstandige entiteit. Koudekerke, of het latere Heist, werd zo in twee gesplitst wegens de uitgestrektheid.
Door verdere indijkingen van de Volkaertgotepolder verschoof de dorpskom van Knokke in oostelijke richting. In de Papenpolder (de huidige De Judestraat), grond van de kerkgemeenschap, werden percelen in cijnspacht bebouwd.
Knokke telde halfweg de 14de eeuw misschien een veertigtal woningen verspreid over het grondgebied met een dorpskern van 15 huizen.
In 1455 was de kerk toegewijd aan de heilige Margaretha en stond waarschijnlijk bloot aan de verwoesting van troepen die de Zwinmonding of inham naar de havenstad Brugge aanvielen. In 1527 schreef de vicaris van Brugge dat de parochie ‘Cnocken’ een armoedig dorp was met weinig bewoning.
Gouverneur van Vlaanderen Jean de Croy liet in oktober 1572 weten aan hertog Alva dat de Geuzen dreigden de kustplaatsen langs het Zwin binnen te vallen. Er werden wachtposten voorzien op de kerktorens. Eind 1575 werd de kerk van het naburige Heist in brand gestoken. De kerkrekeningen van 1599-1600 spreken wel over grote herstellingswerken aan de kerk van Knokke wat wijst op vernielingen omstreeks 1584.
De parochies in het graafschap Vlaanderen stonden onder het bestuur van het ‘Brugse Vrije’ met zetel te Brugge (2). Het ‘Brugse Vrije’ had bestuurlijke, rechterlijke en financiële bevoegdheden. Leden van het Vrije kwamen ook geregeld de dijken controleren na zware stormschade en verplichtten de wateringen deze te onderhouden. Iedere parochie had een hoofdman, een ontvanger en twee ‘pointers’ of belastingambtenaren. Hier en daar duikt een naam op. Dit hebben we te danken aan de verslagen van deken J.B. Jennyn die in 1639 Knokke bezocht. Pastoor Willem Desmet bediende de parochies Lissewege, Heyst en Knocke en Lieven Schollaert was er koster. In 1626 was Jan Dullaert hoofdman en kerkmeester. Hij was landbouwer en had 117 gemeten grond in uitbating. Halfweg de 17de eeuw telde Knokke 200 inwoners.
Rond die periode was reeds sprake van bakker-winkelier Maarten Gheillaert die er ‘De Zwaan’ openhield op de hoek van de Dorpsstraat (nu Sebastiaan Nachtegaelestraat) en Weg naar Westkapelle (Smedenstraat).
Een deel van de inkomsten van de gemeente was nodig voor het onderhoud van de officieren en soldaten van het Sint Paulusfort en Isabellafort.
Knokke was een vredige parochie waar de godvruchtige tradities in ere werden gehouden, onder meer het bijwonen van de processie van Heist en het uitdelen van wijn en krakelingen op Witte donderdag. Veldwachter Verbeke verkondigde de zondag de mededelingen op de ‘kerkstichel’ bij de ingangspoort van de kerk; hij stond zelfs in voor het ‘clockluwen’ en was daarenboven nog grafdelver. In 1662 was er de ommegang met deelname van de schutters van de St. Sebastiaansgilde.
Gerardus Brunfaut was in 1659 hoofdman. Deze laatste woonde in ‘Vijfhuizen’ langs de Graaf Jansdijk (3).
Waar de gemeentenotabelen samenkwamen weten we pas omstreeks 1720. De gemeente betaalde aan uitbater herbergier Nicolaes Maes van de ‘Weiknecht’ ‘camer heure’. Deze herberg-brouwerij bevond zich tegenover ‘De Zwaan’ aan de oostkant van de Dorpsstraat. Het heette later ‘Weiman’ (jager, jagersknecht). Daar kwam in 1894 ‘Hôtel de Bruges’ van Louis Deklerck (4).
Herberg ’t Kalf’ deed dienst als gemeentehuis vanaf 1800 tot 1871.
Herberg ‘De Zwaan' was gemeentehuis van 1735-1800 en van 1871-1873.
Herberg ‘Communal’ deed dienst als gemeentehuis van 1873 tot 1913.
Omstreeks 1735 vinden we de notabelen in ‘De Zwaan’ waar voor de kamerhuur 1 1/2 pond groot per jaar werd betaald.
In 1748 werd een volkstelling ingevoerd door het Oostenrijks Bestuur. Knokke telde 346 inwoners verspreid over 76 gezinnen. 18 gezinnen waren onbemiddeld. Andries Ramaut was hoofdman-landbouwer en Adriaan Verbeke ‘officier’. In 1771 was Karel Meire hoofdman en in 1789 Sebastiaan Nachtegaele (5).
Bij de Franse overheersing vanaf 1794 kwam een einde aan de feodaliteit. Het graafschap Vlaanderen en de kasselrij van het Brugse Vrije zouden voortaan vervangen worden door provinciën ingedeeld in kantons. Knokke behoorde tot het kanton Westkapelle. Nachtegaele werd door het Frans Bestuur als ‘maire’ van de ‘commune’ aangesteld.
In Knokke was het inwonersaantal in 1815 verhoogd tot 810 waarvan 548 ouder dan 12 jaar, en 262 jonger dan 12 jaar. Er waren 144 gezinnen. Knokke had slechts 31 zelfstandige landbouwers.
Rond 1800 verhuisden de notabelen naar de herberg ‘Het Kalf’ (6). De meeste bestuurders waren landbouwers en woonden langs de Graaf Jansdijk. Dit moet één van de redenen geweest zijn!
In 1841 waren er 10 huwelijken, 31 geboorten en 18 overlijdens op een bevolking van 1147 inwoners.
Er waren dit jaar 42 kiezers voor de gemeente en 4 voor de provincie en kamer.
De raad beschikte over “eene kasse met schof voor de bewaering des plans en boeken van het kadaster’. Men was niet tevreden over de postbedeling: deze kwam slechts om de twee dagen naar het afgelegen dorp, waar in andere gemeenten de correspondentie dagelijks werd bedeeld.
De toestand van de weinige wegen was in bedenkelijke toestand. Veel putten werden opgevuld met takkenbossen of steengruis. Alle aarden wegen kenden twee diepe karresporen; bij veel regen werden deze omgevormd tot modderpoelen.
De militaire bezettingen waren ‘voorlopig’ achter de rug in 1830 bij de stichting van het onafhankelijke België. Op de oude forten van het Hazegras waren nog slechts enkele soldaten gehuisvest die ten laste waren van de gemeente.
Knokke doorstond de crisis in de aardappeloogst omtrent 1845.
In december was er nog een dijkbreuk in de Zoutepolderdijk en alle gronden en aanpalende hofsteden liepen onder water. De gemeente bekommerde zich ook over de aangestrande schepen voor de kust. Af en toe spoelde ook wel eens een lijk aan en diende de veldwachter de autoriteiten in te lichten. De landbouwers deden al het mogelijke om de ingezetenen werk te verschaffen. Het armbestuur kwam tussen in de aankoop van roggemeel.
In 1848 waren er gemeenteraadsverkiezingen. In juli van hetzelfde jaar was er een geschil tussen het schepencollege en veldwachter Jan Van Houtte. Burgemeester Pieter Vermeire, schepen Philip Van Landschoot en landbouwer Joannes Buysse van St. Anna bevonden zich in de herberg ‘De Vrede’....alwaer zich den veldwachter ook bevond, den welken den burgemeester beginnen aan te randen met alle slegte verwittegingen, en zeggende dat hij aan zijne beveelen niet meer .. (…) .. dat hij met de nieuwe kiezing een schup in ’t gat ging hebben....’. Buysse repliceerde op dit gebeuren wat Van Houtte aanzette betrokkene op de grond te duwen. De schepen was genoodzaakt tussen te komen. Dit was blijkbaar niet het eerste incident. Burgervader Vermeire lichtte de arrondissementscommissaris in. Jan Van Houtte werd ontslagen na 23 jaar dienst. Pieter Beyne werd voorlopig aangesteld. Na het openstellen van de betrekking werd de 38-jarige Eugeen Calus de nieuwe veldwachter, tweede kandidaat was de 37-jarige Philip Van Houtte. Bij de verkiezing werd Jan Nachtegaele de nieuwe burgemeester. Schepenen waren Bernard Verlinde en Philip Tavernier.
Deze laatste zou burgemeester worden in 1854 bijgestaan door Lodewijk Driessens en Frans Boone. Raadsleden waren toen Karel Traen, Sebastiaan Loeys, Sebastiaan Nachtegaele en Philip Schepens. Frans Franckin was secretaris, die ook nog andere gemeenten bediende.
In 1858 werd de steenweg van Westkapelle naar Knokke aangelegd, in 1868 de steenweg van het Hazegras naar Schapenbrugge, in 1865 de weg van ’t Kalf naar het Hazegras en in 1874 de baan Hazegras naar Retranchement. In 1868 was er de aanbesteding voor het kasseien van de Zeeweg (latere Lippenslaan).
In 1863 waren er opnieuw verkiezingen geweest. Er waren 94 kiezers en de meerderheid kreeg 48 stemmen. Philip Tavernier bleef burgervader. Op de tweede plaats stond Emanuel Beyne, verder Karel Traen, S. Nachtegaele en Lodewijk Driessens. Raadslid Philippe Van Parys overleed in 1863 en werd opgevolgd door Jan Boone. Secretaris Franckin was overleden eind 1862 en werd vervangen door Jules Lagraviere, woonachtig te Lissewege. Zijn jaarwedde bedroeg 300 fr.
Na de verkiezingen in oktober 1866 bleef Philip Tavernier burgemeester.
In maart 1870 vroeg raadslid Jozef Van Landschoot om de zittingen publiekelijk te laten verlopen. Tavernier weigerde op dit voorstel in te gaan.
Op 16 februari 1871 werd na een stemming beslist de archieven over te brengen naar de herberg ‘Le Cygne’ bij Jozef Van Landschoot. De voorzitter en laatstgenoemde mochten niet meestemmen om redenen van rechtstreeks belang. Pastoor Opdedrinck schreef in zijn ‘Knocke Histoire et Souvenir’: ‘cette nouvelle maison communale fut inaugurée le 9 mars 1871’ en zo werd ‘De Zwaan’ in het dorp opnieuw gemeentehuis als ‘Le Cygne’.
De dorpspolitiek liet zich meer en meer uiten. Van Landschoot had een afsluiting geplaatst aan zijn woning wat niet naar de zin was van Tavernier. Veldwachter Van Houtte was in opdracht van de burgemeester naar de raadskamer moeten gaan om enkele archiefstukken. Bij aankomst was het gemeentehuis gesloten. De volgende dag trokken Tavernier en Van Houtte naar de ‘Cygne’ waar de raadskamer weer gesloten was. Op een andere dag trof Tavernier de archiefkast aan met een ‘openstaand schof’! De toestand bleef gespannen tussen de burgemeester en het raadslid-uitbater.
De verkiezingen van 1 juli 1872 hadden een hele omwenteling tot gevolg. Van de negen zittende raadsleden waren er slechts twee herkozen. Op 8 oktober om ‘drie ure na noen, wij Sebastiaan Nachtegaele, burgemeester dezer gemeente Knocke hebben ons begeven ten Raadhuize alhier …..(..)
Knocke - Rue du Village - Hôtel Communal
Hôtel Communal met links de raadkamer.
Het eerste punt van de dagorde was de eedaflegging van de raadsleden. Eduard Claeys en Frans Mengé werden als schepen benoemd, raadsleden waren Sebastiaan Loeys, Leopold Vlaminck, Jozef Matthys, Andries D’hondt, Pieter Jacxens en Jan Van den Broecke.
Begin 1873 telde Knokke 1357 inwoners en de raad besloot een nieuw gemeentehuis te zoeken en alle archieven over te brengen van de ‘Cygne’ naar de herberg van Leopold Van Houtte, de ‘Communal’ ‘daer er verscheiden omstandigheden ware, dat de raadsleden te klagen hebben gehad over de handelswijze van den tegenwoordige waard uit het gemeentehuis, gelijk mede over de bewaring der Archieven, en het hoogst nodig is deze in eene betere plaats over te brengen’ (7).
In het verslag opgemaakt door de secretaris stond: ‘Het jaar 1872 behoort dus nog niet geheel tot onze handeling. Echter ontveinzen wij ons den toestand niet dien ons door het vroegere Bestuur is nagelaten, toestand vol kommer voor wat den geldelijken betreft en vol moeilijkheden, die wij nochtans hopen - , - mogen boven te komen.. (...). Dit zegt meer dan genoeg.
De gemeenteraad kwam nu in het ‘Hôtel Communal’ terecht waar in 1888 de Loskaai zou komen voor de stoomtram naar Brugge (nu Gemeenteplein). Deze herberg-winkel werd na 1890 door Van Houtte uitgebouwd tot pension. Het was een vrij hoog gebouw op de hoek van de Naaldenstraat (nu Edward Verheyestraat) en de Dorpsstraat (S. Nachtegaelestraat).
Uit de begroting halen we bijzondere gegevens zoals de jaarwedde van 106 fr. voor burgemeester Nachtegaele. De schepenen ontvingen 27 fr. Secretaris Lagraviere kreeg 550 fr., de ontvanger 250 fr., Pieter Cosyn bediende van de burgelijke stand 75 fr. (8). Voor de huur van het raadshuis werd 50 fr. betaald aan Leopold Van Houtte. De pastoor verdiende 300 fr. (bijna 3 x meer dan de burgemeester); de onderwijzer Pieter Ackerman kreeg 700 fr. en aanvullende kosten. Veldwachter August Decock ontving als jaargeld 700 fr.
In 1875 ging Sebastiaan Nachtegaele een tweede ambtsperiode in. Oud burgervader Philip Tavernier kwam terug in de raad en zou er nog schepen worden.
Eind 1885 kocht Nachtegaele 3m2 grond op het kerkhof voor een grafkelder (9). Hij betaalde 120 fr. en deed een gift van 30 fr. aan het Armbestuur.
Knokke kwam vanaf 1883 in de ban van het toerisme. Kunstenaars hadden het mooie dorp ontdekt waar noch tram- noch treinverbinding was. Eén van die kunstenaars, Alfred Verwee, samen met Henri Dumortier en Louis Van Bunnen, waren de eerste verkavelaars in Knokke. Vanaf 1888 veranderde het beeld van het landbouwdorp. Hotels en pensions rezen uit de grond. Knokke volgde in de voetsporen van andere badplaatsen aan de kust. Rond de vuurtoren uit 1872 verschenen het ‘Grand Hôtel de Knocke’, villa’s met zicht op zee en een stenen zeedijk met wandelboulevard.
In december 1890 werd Paul Parmentier verkozen als gemeenteraadslid en eind 1891 gaf schepen Tavernier zijn ontslag als schepen en werd opgevolgd door Parmentier. Deze laatste had zich hier in Knokke gevestigd en was goed bevriend met Verwee. Hij was ook de grote stimulator van de St. Sebastiaansgilde.
In 1890 werd een badendienst ingericht. De zomermaanden brachten vele toeristen naar Knokke, die ondertussen een stoomtramverbinding had naar Brugge en het binnenland.
Knokke telde in 1892 ongeveer 1542 inwoners. Sebastiaan Nachtegaele kreeg het burgerkruis 1ste klasse voor zijn meer dan 35 jaar dienst als bestuurder van de gemeente. Op 3 september 1891 kwam Leopold II naar Knokke en zou er zelfs een pijl afschieten bij de plaatselijke gilde. Deze kreeg in 1897 de ‘keure’ om jaarlijks een keizerschieting te mogen inrichten en dit tot op heden.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1895 had Nachtegaele zich geen kandidaat meer gesteld. Theophiel D’hoore werd benoemd als burgemeester. Schepenen waren Paul Parmentier en Alfons Van Hecke. Raadsleden waren Leopold Vlaminck, Jacobus Fincent, Frans Beyne, Pieter Devroe en Leonard Tavernier, (de katholieke lijst had drie gekozenen, waaronder de burgemeester maar had geen meerderheid!).
In 1897 werden er in Knokke vier gouden bruiloften gevierd met een gezamenlijk feest op kermismaandag 18 oktober. Het muziekgenootschap ‘De Duinenzonen’ begeleidde de stoet naar het gemeentehuis voor de ontvangst en banket.
Op 8 maart 1898 kwam een bericht van het arrondissement met bemerkingen over het gemeentehuis! Er werd onmiddellijk onderhandeld met weduwe Van Houtte om de benedenverdieping van haar villa te huren. De huurprijs werd bepaald op 200 fr. Schepen Parmentier schonk twee schilderijen voor de raadzaal. Het ene ‘voorstellende een gedeelte der Smedenstraat en de andere de omgeving der kerk van Knocke’. Op 22 augustus 1902 overleed Parmentier en werd begraven in zijn dierbaar Knokke. Er werden rouwredes gehouden door schepen Van Hecke, de heer Claus namens de vreemdelingen en Louis Van Steene namens de schuttersgilde. Parmentier werd met alle stemmen vervangen door Edouard Verheye ‘uit der zelfder lijst’.
Er kwam een feestcommissie, een ruimingsdienst en een stratenplan voor de omgeving van de Zeeweg of Lippenslaan. En daar liep de paardentram van ’t dorp naar de dijk. Het verenigingsleven kwam tot bloei met een voetbalploeg van Raymond Aertssen; in 1905 waren de Noordschutters met de liggende wip actief; de Engelsen kwamen vanuit Brugge hun geliefde golfsport beoefenen in de duinen. De dorpspensions kregen concurrentie van de vele hotels langs de Lippenslaan en aan de dijk en omgeving. In 1904 brandde het ‘Hôtel du Phare’ uit en zag het gemeentebestuur in dat een pompierkorps moest opgericht worden.
Jules Wassenhove werd benoemd als bouwmeester van Knokke.
Op een gemeenteraad in februari 1906 had raadslid Eugeen D’hooghe enkele punten op de dagorde gezet... één ervan was ‘het bouwen van een gemeentehuis’.
Bij de verkiezingen in 1907 kon D’Hoore zijn sjerp behouden. Bij de katholieken waren verkozen: Deklerck, Lantsoght, Schepens, Tavernier en De Groote; bij de liberalen: Pieter Vermeire, Desiré Ryckaert, Camiel Demey en Louis Baeyens. Vermeire kreeg alle stemmen en werd 1ste schepen ter vervanging van Jacob Fincent (die in 1906 Verheye had opgevolgd). Dokter Lamoral bleef 2de schepen.
Er waren plannen om de ‘Dijkplaats’ (het Van Bunnenplein) aan te leggen, de ‘Avenue’ van rioleringen en bestrating te voorzien. De nieuwe markt moest ook aangepakt worden. Kortom Knokke moest mee met zijn tijd.
Jules Vermeille werd in 1910 benoemd als politieagent naast garde Casimir De Bruecker. Florimond Jacobs stond ervoor in om de vreemdelingenlijst bij te houden en politieverordeningen te maken. In 1908 werd ook de ‘Compagnie Immobilière Le Zoute’ opgericht onder impuls van de neven Maurice en Raymond Lippens. Meteen de aanloop naar het residentiële en groenrijke Zoute. De stenen zeedijk werd doorgetrokken in oostelijke richting. Heel wat straten en paden kwamen tot stand in de Zoutepolder. Riolen, een waterleidingnet en een eerste zuiveringsinstallatie werden voorzien. Villa’s en cottage’s rezen als paddenstoelen uit de grond.
In 1906 had raadslid D’hooghe de vraag gesteld een stadhuis te bouwen. In oktober 1909 kwam dit opnieuw ter sprake in de gemeenteraad en bouwmeester Wassenhove werd gelast een voorlopig plan en raming op te maken. Op 22 november 1910 werd na langdurige besprekingen eenparig beslist een lening aan te vragen bij de ‘Maatschappij van het Gemeentekrediet’. Eind van ditzelfde jaar waren de plannen, het bestek en het lastenboek klaar, begroot op 74.551,267 fr. Raadslid Demey stelde ‘elektrische’ verlichting voor, waar raadslid Van Houtte ‘gas’ verkoos. De Compagnie had vroeger met een akte reeds een perceel grond afgestaan langs de Zeeweg, ‘uitsluitend te dienen tot het stichten van een openbare markt…..’
Op 25 oktober 1911 keurde de raad de plannen goed voor het nieuwe gemeentehuis. Provinciaal bouwmeester Viérin had nog enkele opmerkingen gemaakt over de plannen. De aanbesteding greep plaats op dinsdag 19 september waar Karel Saelens, aannemer uit Oostende, de werken kreeg voor de laagste inschrijvingsprijs 69.872,25 fr. Engelbert Heyneman werd aangeduid als opzichter der werken.
Ondertussen waren er in 1912 verkiezingen geweest. De gedenksteen in het nieuw te bouwen stadhuis vermeldde echter de raad die de beslissingen trof het gebouw op te richten. Burgemeester Theofiel D’hoore, leden Victor Lamoral, Pieter Vermeire, Jacob Loeys, Juliaan Van Houtte, Eugeen D’hooghe, Desiré Ryckaert, Camiel Demey, Lodewijk Baeyens, gemeentesecretaris Lodewijk Dubois, gemeenteontvanger Lodewijk Van Steene, bouwmeester Jules Wassenhove, aannemer Karel Saelens.
Bij de verkiezingen van 15 oktober 1912 waren er 3 lijsten; de katholieken hadden 204 stemmen, de liberalen 350 stemmen en lijst 3 (Eugeen D’hooghe) kreeg 40 stemmen maar was niet verkozen. Er waren 57 ‘bonte’ stemmen aan kandidaten van verschillende lijsten.
Het nieuwe stadhuis werd opgetrokken in ‘Oud Vlaamschen Stijl’ stond in de notulen van de gemeenteraad. Bouwmeester Wassenhove had zich duidelijk laten inspireren door het stadhuis van Maldegem uit 1909 (10).
Wassenhove had zich in 1901 in Knokke gevestigd en werd er bouwmeester in 1905 (11).
Het beeld en de sfeer op het marktplein (Verweeplein) zou in grote mate bepaald worden door de inplanting van het nieuwe stadhuis, en dit tot op heden (al staat het parkeergebouw er niet op zijn plaats!).
De in overwegend rode baksteen opgetrokken constructie, met zijn toren als centraal accent, was een typisch voorbeeld van een openbaar gebouw. Voorbeelden zijn er genoeg; het vroegere stadhuis van Diksmuide, Temse, Retie, Damme en tientallen andere...
De benedenverdieping en trappenpartij waren in blauwe hardsteen en vormden een sokkel met het contrasterend roodbruin metselwerk. De twee vleugels werden voorzien van kruisvensters met metselbogen. Begin 1913 kreeg het gemeentehuis zijn huidig uitzicht met torenconstructie. De daken kregen een leien bekleding.
De verdiepingen waren traditioneel hoger uitgewerkt. De trappartijen van de toren hadden geprofileerde balusters in Franse witsteen. Er kwamen sierlijke hoektorentjes die aansloten op de trapgevels van de noord- en zuidkant van het gebouw.
De toren kreeg twee trappartijen, die links en rechts naar de hoofdingang op het overwelfde bordes van de 1ste verdieping leidden.
Op de tweede verdieping was de spitsboog hoger uitgewerkt. Daarboven bevond zich het uurwerk, aan drie zijden zichtbaar. Boven de waterlijst met waterspuwers was het wapenschild aangebracht, verguld en in de heraldische kleuren. De spits had vier kleine blinde dakkapellen en een uitspringende luifel. Bij de dakwerken in 1956 werd dit element verwijderd, alsook de kleine dakkapellen in het zadeldak. Bij de grondige restauratie-renovatiewerken in 1989-90 werden deze elementen opnieuw opgenomen in het bouwdossier. Het stadhuis kreeg zo zijn vroeger herkenningspunt terug.
Oorspronkelijk was er een centrale deuringang aan de zuidgevel. De beide verdiepingen telden vijf kruisvensters; de zolderverdieping bevatte drie kleinere ramen. De zijgevels waren geaccentueerd door trapgevels afgedekt met natuurstenen dekplaten. In de achtergevel was een groot driedelig raam waar zich intern de binnentrap bevond. Beneden was een houten poort die toegang gaf tot het ‘chauffagehok’, en ook de dienstingang en de toegang tot de garage van de brandweerdienst was. Links achteraan was één vensteropening verschillend van de overige. Daar bevonden zich de cellen van het politiebureel met bijkomend traliewerk. De symmetric in de gevelstructuur werd gebroken door een langwerpig raam ter hoogte van het interne diensttrapje.
De benedenverdieping werd overwelfd met baksteengewelven op ijzeren liggers; de overige verdiepingen kregen houten roosterbalken verbonden met zichtbare gevelankers.
Binnen was alles louter functioneel afgewerkt; schoorsteenmantels, stenen vloeren op de benedenverdieping, op de eerste verdieping een tegelvloer, in de raadzaal een houten beplanking als ondervloer voor vast tapijt. De tweede verdieping en zolderverdieping kregen planken vloeren later met linoleum bekleed. De pompiers telden 24 vrijwilligers en vonden een onderkomen op de benedenverdieping.
Er waren twee handpompen en enkele honderden meter brandslangen, geweren met bajonetten en een klein mortier. Pas in 1932 werd een eerste brandweerwagen ‘Induco’ aangeschaft en twee motorpompen. De brandweer verhuisde naar diverse locaties om tenslotte in 1967 hun intrek te nemen in de nieuwe kazerne bij het treinstation.
Een stoominstallatie deed dienst als centrale verwarming. De tweede verdieping werd nog met afzonderlijke kolenkachels verwarmd.
Op de benedenverdieping was aan de noordkant de woonst van de huisbewaarder. Aan de oostkant zaten de politionele diensten. Op de eerste verdieping was de raadzaal, het kabinet van de burgemeester en schepenen en de administratieve diensten.
Op de tweede verdieping kwam een boekerij en op de zolderverdieping hadden we het archief en de torenkamer met uurwerk. Iedere week moesten de gewichten van het uurwerk manueel opgetrokken worden door de conciërge. Dit ritueel bleef bestaan tot in 1989, tot er een elektrisch uurwerk werd geplaatst.
Plechtigheden
Er werd een feestcomiteit aangesteld om de plechtigheid te organiseren.
Naast de burgemeester en de secretaris waren er als voorzitter Edgar Lesy, ondervoorzitter Lodewijk Van Steene, schrijver M. Van den Broucke.
Leden N. Absil, A. Barvoets, J. Cammeron, G. Cosyn, C. Dombrecht, F. Desmidt, Fr. De Cuyper, Ch. Ghysels, G. Jacobs, H. Meysman en J. Vanderweyden.
Affiche
De Duitse kunstenaar Erich Wessel (1886-1974) die naar Knokke kwam in 1910 werd gevraagd om de affiche voor de inhuldiging te ontwerpen. Hij had voor de firma Jules Nahrath & Cie uit Brussel een reeks postkaarten geschilderd van hotels langs de Belgische kust (12). De plakaffiche was een steendruk van 2,5 m hoog met centraal bovenaan het nieuwe stadhuis geflankeerd door het wapenschild van de gemeente en provincie West-Vlaanderen, verweven met distels en banieren en met heraldische kleuraanduiding.
Een vijftal onderwerpen omcirkeld met distels kregen de nodige aandacht: de tennis, het golfspel, de dijk met het strand, de vuurtoren en de dorpsmolen met kerkje.
De tekst is in allerlei lettertypes gedrukt, typisch voor dergelijke affiches. De firma Leon Burghgraeve uit Brugge stond in voor deze driedelige affiche (13).
Medaille
Naar aanleiding van de inhuldiging van het stadhuis werd ook een penning uitgegeven met de afbeelding van het neogotisch gebouw en op de keerzijde de inscriptie: Knocke aan Zee, Inhuldiging Stadhuis 1913. Bij enkele Knokkenaars vinden we nog wel eens zo een zeldzaam exemplaar.
Herinneringsmedaille van de inhuldiging.
Zondag 15 juni 1913
In het Brugsch Handelsblad van 17 juni stond geschreven: ‘Knokkes hoogdag... In de zoo aantrekkelijke badplaats werden de feesten ingericht ter gelegenheid van het nieuwe stadhuis. Het werd door een buitengewoon schoon weder opgeluisterd dat eene groote menigte vreemde bezoekers naar Knocke had doen toestromen’.
Om 14.00 uur werd er een stoet gevormd met verschillende muziekverenigingen en praalwagens van lokale verenigingen. De hoge personaliteiten kwamen met de stoomtram vanuit Brugge. De gouverneur Leon Janssens de Bisthoven, de provinciaal griffier Verougstraete, de bestendig afgevaardigde Kervyn de Meerendré en de arrondissementscommissaris J.B. Coppieters werden opgewacht door het feestcomité bij de tramhalte aan ‘Le Cygne’. De groep begaf zich naar het Verweeplein en werd er ontvangen in de raadzaal door burgervader Louis Deklerck.
Uit zijn toespraak halen we het volgende: (...) Aan de spits gelegen van het Belgenland met een uitgestrekt grondgebied grotendeels op de golven der zee veroverd geworden, met haar vaderlandslievende en werkzame bevolking wier ondernemingsgeest is gesterkt geworden in den strijd tegen de natuur mag Knocke-Badstad met betrouwen de toekomst tegemoet zien. Daarom zijn wij fier van een stadhuis te mogen inhuldigen dat de toekomst weerdig is… (…). Er werd hulde gebracht aan het driemanschap Verwee-Van Bunnen en Dumortier, aan de families Lippens en Piers de Ravenschoot die de gemeente ‘begiftigd’ hadden met de grond, aan de Zoutepolder die ‘van Knocke het pronkjuweel gemaakt hebben der Belgische kust...’.
De gouverneur antwoordde: ‘Dit is een paleis, zinnebeeld van onze nationale eendracht. Knocke heeft sedert eenige tijd eene merkwaardige ontwikkeling ondergaan. Ze moet voor alles de dichterlijke schoonheid bewaren met hare prachtige duinen die gij niet moogt zoeken te schenden...’. Er werd schuimwijn gedronken op de voorspoed en bloei van de badplaats. Het gezelschap begaf zich vervolgens naar de pui van het stadhuis voor het aanschouwen van de stoet. De Koninklijke Harmonie ‘Cercle Instrumental’ en de ‘Jagers Verkenners’ van Brugge werden gewaardeerd. Later in de namiddag werd een luchtballon opgelaten door de gekende Gheude; de Brusselaar werd vergezeld van Jules Wassenhove in uniform van luitenant van de gewapende pompiers. De ballon dreef af naar zee en kwam op het strand van Duinbergen terecht. Op het marktplein stond ook nog de muziekkiosk waar voor sfeervolle marsmuziek werd gezorgd.
In de late namiddag mochten 150 genodigden aan de feestdis plaatsnemen voorbereid door gasthofhouder Robert Vermeire van de ‘Royal Bar’ op de zeedijk. De eerste heildronk mocht burgemeester Deklerck uitbrengen op de koning. De gouverneur dankte het gemeentebestuur voor de prachtige ontvangst en hij sprak de hoop uit dat dit gebouw ‘de vruchten zou dragen tot de verdere uitbouw van Knocke Badstad aan het Noordzeestrand’ gevolgd door een geweldig applaus van de genodigden. Andere sprekers waren voorzitter van het feestcomité Lesy en Maurice Lippens die benadrukte dat de badplaats steeds kan rekenen op de andere leden van de familie.
Het Verweeplein met in de achtergrond het stadhuis.
Bij het verlaten van het stadhuis kregen de genodigden de ‘Brabançonne’ te horen, uitgevoerd door het ‘Estetica Ocarina’ gezelschap van Sluis. ’s Avonds was er nog een concert op het marktplein en een vuurwerk afgeschoten door Van Raepenbus uit Hooglede.
Gedurende WO I was het stadhuis de Kaiserliche Kommandatur van de bezetter.
Het Marinekorps Flandern stond in voor de verdediging van het kustgebied. De burgemeester was ondergeschikt aan de Ortskommandant.
Het stadhuis bood ook plaats aan de plaatselijke boekerij van de Willemsfondsafdeling. Van het oorspronkelijk meubilair zijn de gesculptuurde stoelen met wapenschild van de raadzaal bewaard gebleven. Ze staan wel sedert vele jaren in het stadhuis van Heist!
Op politiek vlak werd schepen Frans Desmidt burgemeester vanaf 1921 als liberaal voorman met schepenen Marcel Vandebroucke en Camiel Deckers.
In 1941 werd de gemeenteraad verboden door de bezetter en moest Desmidt aftreden. In 1944 werd hij aangehouden door de Gestapo en hij belandde in Duitsland. Net zoals Vandenbroucke kwam hij niet terug.
Camiel Deckers werd burgemeester tot 1947. Leon Lippens zou voor taan de gemeentepolitiek volgen en de badstad op de kaart zetten (14).
In de loop der jaren waren kleine aanpassingswerken nodig door de herschikking van de administratieve diensten.
Inauguré le 15 Juin 1913.
Het nieuwe neogotische stadhuis van Knokke in 1913.
Het Verweeplein met in de achtergrond het stadhuis.
In 1956 werd architect Georges Taelemans aangesteld om een bestek en plannen op te maken voor ingrijpende dakwerken. Hij had zelf een drietal voorstellen om de centrale torenspits te vervangen. Met instemming van de Provinciale Dienst werd de luifel van de toren verwijderd alsook de kleine standvensters in het zadeldak. Deze werden als ‘overtollige constructies’ beschouwd terwijl dit juist karaktervolle elementen waren in de neogotiek. De aanbesteding greep plaats op 23 november 1955 en de firma Deltombe uit Brugge kreeg het werk toevertrouwd. De schouwen werden gedeeltelijk hergemetst, het kunstsmeedwerk hersteld en de bliksemafleider vernieuwd.
Al kwamen de leien uit Herbeumont, ze waren 1ste keuze, van het type ‘Flamande’!
In 1953 waren er grondige schilderwerken noodzakelijk. Schilder Joseph Rosseneu voerde de werken uit. Voor het schilderen van het houtwerk diende een proefvak geschilderd te worden, ofwel groen-brons en kleinhouten in het wit of eenvormig wit. Alle poorten en buitendeuren moesten geschilderd worden in ‘nabootsing eik’ en het stadswapen kreeg een nieuwe heraldische kleur.
In 1961 kregen de binnentrappen en tweede verdieping een soort draadloze roodbruine bevloering op de bestaande houten planken.
In 1965 kwam er een nieuwe centrale verwarming met stookolie ter vervanging van de ‘cokes’ ketel. In de jaren 70 werd overgeschakeld op gas.
In 1963 was de bezetting op de benedenverdieping: aan de noordkant de huisbewaarder (keuken, twee slaapkamers), toiletten, fietsenberging, telefooncentrale, vlaggenbestand, kolenhok. Centraal bevond zich de garage van de brandweer en stookplaats. Aan de zuidkant waren de burelen van de C.O.O. (Commissie van Openbare Onderstand), het bureel van de dienst feesten met Maurice Demarest en het kadaster. Op de eerste verdieping bevonden zich de raadzaal, kabinet van de Burgemeester en secretaris, de secretarie, ontvangerij, rekendienst met afdelingshoofd. Op de tweede verdieping vonden we de bevolkingsdienst, burgerlijke stand, stadsingenieur, technische dienst en waterbedrijf.
In de jaren ‘70 werd een prefab gebouw, van de tijdelijke wijkschool langs de Zoutelaan, geplaatst tussen de achtergevel van het stadhuis en het pompgemaal. Deze werd benut door het ‘Kinderwelzijn’ en de ‘vzw Toerisme’. Dit gebouw verdween voor wat groen. Het terrein was in feite voor de helft de groentetuin van de huisbewaarder. Door het plaatsen van een grote tent voor een handelsbeurs moest dit verdwijnen.
In 1971 kreeg de conciërge een kleine badkamer en bijkomende slaapkamer voor de twee kinderen. Toen de oudste zoon emigreerde naar de USA, kwam er een slaapkamer in de zuidoosthoek van het gebouw voor de jongere zoon.
De eerste stadhuisbewaarder was Edmond Waeghe (Knokke 1884) hoofd van de werklieden van de gemeente. Mon en Leonie Marechal namen hun intrek toen het gebouw nog niet was afgewerkt in 1913. Mon had er een lange carrière opzitten toen hij overleed op 19 september 1953, drie maanden na het afsterven van zijn echtgenote. Hij werd opgevolgd door het echtpaar Georges Lannoy (1917-1992) en Juliana Vercruysse (1923-2010). Beiden stonden in voor het onderhoud van het gebouw, opkuis, recepties e.v.m. tot 15 juni 1982. Christine Sys zorgde later voor het onderhoud zonder inwonen, tot aan de verbouwingswerken in 1988. Nu is ze nog steeds paraat in het stadhuis.
De restauratiewerken van 1988
Toen de fusie (19 maart 1971) een feit was, kwam het idee op, een nieuw administratief centrum te bouwen. De locatie was een terrein nabij de Knokkestraat bij ‘de put Decloedt’ op de grens tussen Heist en Knokke! Het huidige gemeentehuis kon dan dienst doen als politiekantoor. De diensten werden tenslotte verdeeld over de twee gemeentehuizen. In 1984 was er zelfs een voorstudie om een vleugel bij te bouwen aan het neogotische stadhuis... maar het dossier werd (voorlopig) ongunstig beoordeeld.
Het stadhuis was hoe dan ook aan renovatie toe. Het toenmalig college besliste om een studiecontract te laten goedkeuren. Groep Planning uit Brugge werd op 23 september 1985 aangesteld als ontwerper. De firma Woudenberg uit Brugge was de laagste inschrijver en kreeg het werk toegewezen.
De centrale toren werd in ere hersteld met zijn luifel en kleine dakkapellen. In het zadeldak werden ook de oude kleine dakkapellen opnieuw aangebracht. Een belangrijk element, nl. de kleine ruithouten in de ramen, werden niet voorzien in de nieuwe raamkozijnen; dubbele beglazing wel.
Op de benedenverdieping werd de dienstingang naast de trap vervangen door een raamopening; de houten toegangspoorten kregen glazen deuren. Alle gevels werden mechanisch gereinigd, zowel de arduinen plint als het baksteenmetselwerk. Aan de zuidgevel werd de centrale deur vervangen door een raam.
Binnenin kwam een trappartij tegenaan de achtergevel. Het vloerpeil beneden werd 15 cm verlaagd en de kleine kelderruimte werd opgevuld. Aan de zuidgevel werden oude ingebouwde rolluiken ontdekt. De kleine binnentrap werd niet meer voorzien. Wel kwam er een lift.
De meeste publieke diensten kwamen op het gelijkvloers, waaronder Onthaal, Burgerlijke Stand, Ontvangerij. De eerste verdieping is nog altijd bereikbaar via de buitentrap voor plechtigheden, huwelijken en andere ontvangsten. Daar zijn ook de burelen van de burgemeester en schepenen.
Op de tweede verdieping bevinden zich de burelen van de secretaris, vergaderzaal en secretariaat. Op de zolderverdieping (vroeger archief), onder de zichtbare dakgebinten, is een sanitair blok, keuken, vergaderzaal en berging voorzien. Op een tussenverdiep is de stookinstallatie ondergebracht.
Op werfbezoek tijdens de renovatiewerken van 1990. (Foto: Jan Vernieuwe)
De omvangrijke werken startten op 15 november 1988.
De Groep Planning kreeg de opdracht een nieuwe vleugel te ontwerpen aan de oostkant van het stadhuis. Het studio contract werd in januari 1989 goedgekeurd. De in U-vorm geplande uitbouw met binnenhal over de verschillende niveaus was een modern opgezet project. Een glazen constructie zou het oud en nieuw gebouw met elkaar verbinden.
Toen eind 1990 het gerestaureerde stadhuis werd ingehuldigd wist men nog niet dat de geplande uitbreiding er (nog) niet zou komen. De plannen werden afgevoerd.
De centralisatie van de gemeentelijke administratie kwam opnieuw ter sprake en in 1997 werd gestart met de uitbouw naar de plannen van architect Hans-Christiaan De Myttenaere. De strakke verticale vormgeving, wel met de roodbruine baksteen stond in fel contrast met het bestaand neogotische gebouw. In 1992 kwam er ook een ondergrondse parking met twee niveaus onder het Verweeplein.
Burgemeesters
- 1820-1830 Jan De Visch
- 1830-1836 Jan De Maecker
- 1836-1848 Pieter Vermeire
- 1848-1854 Jan Nachtegaele
- 1854-1872 Philippe Tavernier
- 1872-1896 Sebastiaan Nachtegaele
- 1896-1912 Theophiel D’Hoore
- 1912-1926 Lodewijk Deklerck
- 1927-1941 Frans Desmidt
- 1945-1947 Camiel Deckers
- 1947-1966 Leon Lippens
- 1966-1973 Eugène Mattelaer (fusie 1971)
- 1973-1979 Emmanuel Desutter
- 1979- … Leopold Lippens
Secretarissen
- Franciscus Franckin (Lissewege 1796-1862) ook secretaris van Heist en Lissewege.
- Jules Lagraviere (Brugge 1838 - Frameries 1895) ontslag in 1881.
- Lodewijk Dubois (Brugge 1859 - Heist 1934).
- Jean Stockx (°Menen 1886-1942) werd gemeenteontvanger in 1925.
- Jan Claeys (° Brugge 1900 - Knokke 1984) bleef secretaris tot aan de fusie in maart 1971.
- Hubrecht Gobert (Lissewege 1934-1986).
- André Claeys (Knokke 1928-2011) van 1987 tot 1993.
- Marc Verhaeghe (°1951) van 1993 tot 2012.
Voetnoten
- Het oudste kadasterboek van Reigaersvliet, namelijk de Ommeloper van 1477 vermeldt het kerkje van Knokke in de noordoosthoek van het 10de Begin (binnen de Kragendijk).
- Het Brugse Vrije was een landbouwgebied. De graaf zetelde op de Burg in Brugge en maakte deel uit van de Vier Leden van Vlaanderen. Het zetelde ook in de bijeenkomsten van de Staten van Vlaanderen. In de 12de eeuw was het grondgebied door inpoldering aanzienlijk uitgebreid. Er waren drie gebieden waar Knokke onder het ‘Noordvrije’ ressorteerde. Het ambt van burggraaf werd in de 13de eeuw vervangen door een baljuw. Door de afscheiding van de Republiek der Verenigde Nederlanden begin 17de eeuw verloor het Vrije wel het huidige Zeeuws-Vlaanderen.
- Andere namen tussen 1631 en 1682 waren Pieter Eelant, Laurentius Van der Veken, Antoon de Costere, Jacobus van Braekele, Willem Schram, Andriaan Knyf en Franciscus Snick. Sommige jaren werden twee hoofdmannen genoteerd; de reden weten we niet! Het ambt van hoofdman was in tijd onbeperkt, hij ontving een vaste vergoeding van 3 pond groot per jaar. De ontvanger had recht op de 13de penning van de totale ontvangsten en een kleine vergoeding voor de opmaak van de rekeningen. De officier werd vergoed naargelang zijn ‘bewezen’ diensten.
- In 1686 verliet Marin Deboodt de ‘Rode Leeuw’ en bouwde een huis en herberg op de zuidwesthoek van de Zouteschorre tegenover de Zwaan. Een zekere Frans Deneve woonde er ook een tijdje. De ‘Weiknecht’ werd uitgebaat in 1699 door Adriaen Pepers, Andries Ramaut had ‘in chijns den weykneght, herberge en brouwerij’. Tussen 1730 en 1740 was Jakob Benteyn er herbergier.
- Sebastiaan Nachtegaele, niet verwarren met de latere burgemeester naamgenoot Sebastiaan Nachtegaele (1829-1895).
- Herberg Het Kalf, waar Sarel Bril tavernier was in 1637. ‘Cabaret nommé le veau ou André Driessens demeure’ (1773-1778). Jos Lampiere is uitbater omstreeks 1791. Heette aanvankelijk het ‘Rood Kalf’. Het gebouw staat nog steeds langs de Kalfstraat op 80 m van het kruispunt met de Graaf Jansdijk. Het is gerestaureerd als woonhuis.
- Gemeenteraadsverslagen 1873, blz 143.
- Begroting 1875 staat integraal in ‘Van Polderdorp tot Badplaats’ blz. 185-195, 1976.
- De meest imposante grafsteen en familiegraf werd in 1935 na de ontruiming van het kerkhof overgebracht naar de St. Helenabegraafplaats langs de Deklerckstraat en is te zien links aan de inkom.
- Het stadhuis van Maldegem werd in 1909 opgetrokken naar de plannen van bouwmeester Hendrik Geernaert uit Gent.
- Jules Wassenhove (°Blankenberge 1878) was timmerman-aannemer als hij in 1901 naar Knokke kwam. Hij was gehuwd met Alice Wisselez (°Luik 1876). Het gezin had drie kinderen. Hij volgde een cursus architectuur zodat hij kon optreden als bouwmeester. Jules overleed in de kliniek van dokter Sebrechts te Brugge op 27 maart 1935.
- Het waren stuk voor stuk in waterverf uitgevoerde tekeningen met ‘veel verbeelding’, meestal was er een geografisch plannetje bij voorzien met aanduiding van de badplaats tot in Berlijn. Van Knokke alleen al bestaan zeker 15 verschillende kaarten. Hij illustreerde ook in 1913 het boek van pastoor J. Opdedrinck, uitgegeven bij Van Kerschaever in Knokke.
- Een origineel exemplaar werd geschonken door mevr. Dina Marmenout-Van Steene en is te zien in Sincfala museum van de Zwinstreek. In 1990 werd door de heemkring ‘Cnocke is hier’, de affiche heruitgegeven op handgeschept papier, in beperkte oplage. (formaat 60 x 80 cm / genummerd).
- Leon Lippens (Gemeentebelangen-Katholieken) werd burgemeester in 1947 tot november 1966; hij gaf de sjerp door aan schepen Eugène Mattelaer die bij de fusie nog burgemeester bleef tot april 1973. Manu Desutter volgde hem op en in februari 1979 werd Leopold Lippens op zijn beurt opvolger (werd Kamerlid-Senator). Leopold Lippens kreeg bij de volgende vijf verkiezingen de meeste voorkeurstemmen. In 1983 bestond de coalitie uit CVP-PVV, in 1989 Gemeentebelangen-PW, in 1995 Gemeentebelangen-CVP, in 2001 Gemeentebelangen, in 2007 Gemeentebelangen en in 2012 Gemeentebelangen.
Bibliografie
- M. Coornaert, Knokke & Het Zwin, boekdeel I, Gem. Knokke-Heist, Lannoo, Tielt, 1974.
- J. Opdedrinck, Geschiedenis van Knokke, Lannoo Tielt, Gemeentebestuur Knokke, 1968.
- D. Lannoy, Van Polderdorp tot Badplaats, eigen beheer, 1976.
- D. Lannoy, Knokke & Belle Epoque, De Distel, 1993.
- D. Lannoy, Het Neogotische Stadhuis, Cnoc is ier, 1990.
- D. Lannoy, Hôtel du Cygne, het gebouw en zijn bewoners door de eeuwen heen, in ‘Cnocke is hier’, tijdschr. 36, blz. 1-16, jaargang 1999.
- Mieke Van Cauwenberghe, Sebastiaan Nachtegaele 1829-1895, in ‘Cnocke is hier’, nr. 19, blz. 52-75, jaargang 1982.