Oorlogsherinneringen 1940-1944
Gerard Tilleman
Inleiding
Ons 87 jarig medelid, Gerard Tilleman, is als gepensioneerd landbouwer woonachtig in het dorp van Westkapelle. Hij is geboren en getogen op de hoeve die nu "Ten Houcke Boven” heet, in Hoeke. Op zijn twaalfde brak de tweede wereldoorlog uit. Het wel en wee van de bezetting door Duitse soldaten tot en met de bevrijding weet hij nog bijzonder goed aan te halen. Zijn echtgenote, Lutgarde Braet, heeft de belevenissen van Gerard zowat chronologisch op papier gezet. Zie hier het relaas.
1939
Alle weerbare mannen tot de ouderdom van 40 jaar werden gemobiliseerd om het land te verdedigen tegen de inval van het Duitse leger. Vader Camiel Tilleman, 37 jaar, werd ontslagen als vader van vier kinderen. Eveneens werden paarden opgeëist dienend voor het vervoer in het Belgisch leger. Zo gebeurde ook met het paard "Martha”.
1940
Op 10 mei was het zover. Tal van bombardementen vonden plaats. Teken dat het serieus oorlog was. Hitler wilde immers gans Europa veroveren. In onze streek werden we die dag ‘s morgens vroeg verrast met groot gerommel en zware slagen, gelijkend op een hevig zomeronweer. Neen, niets daarvan. Het was een bombardement op het vliegveld van Knokke. Rond 14 uur opnieuw een oorverdovend geluid. Aime, 9 jaar, en Gerard, 11 jaar, pluimden op dat moment een kalkoen (haan), gezeten in een mooi lentezonnetje, aan de gevel van de paardenstal. Ze vluchtten elk een verschillende richting uit, niet wetend wat er gebeurde. Een tweede bombardement vond plaats, juist over de Damse vaart, met de veldovens van de steenbakkerij als doel. De te drogen stenen onder de vlakens (afdaken) waren precies een verzamelplaats van legertroepen. Wat een vergissing! Franse troepen werden ter hulp geroepen om tezelfdertijd ook Frankrijk te verdedigen. Maar niet voor lange tijd. Het Belgische leger, met koning Leopold III aan het hoofd, capituleerde op 28 mei 1940, om nodeloos bloedvergieten te vermijden. Zo werden we vier jaar lang door Duitse troepen bezet. Op de buiten, en zo ook te Hoeke, moest de gemeente zorgen voor logies voor een aantal Duitse soldaten. Een veldgendarm op een moto kwam de hoeve bekijken. De schuur werd bestemd om paarden te stallen en de beste kamer als logement voor de ‘kommandatur’.
1941
In februari kwam het bericht van de overheid dat het opgeëiste paard "Martha” mocht afgehaald worden te Brugge. Vader Camiel, voorzien van een leiband over de schouders en schaatsend op de Damse vaart, was vlug ter bestemming. Als ruiter te paard kwamen hij en het paard opgetogen thuis. Maar wat gebeurde er? In de paardenstal was een ‘sliet’ (standplaats) vrijgemaakt, maar Martha’s ‘sliet’ was reeds bezet door een ander paard. "Martha” liep na meer dan een jaar afwezigheid naar haar vroegere plaats en drumde het aanwezige paard opzij, zodat de 4 cm dikke eiken zijplanken kraakten en beide paarden spannend in het ‘sliet’ moeilijk te bevrijden waren. Wat een "paardengeheugen”!
De eerst volgende jaren waren er hier geen grote wapens te zien. Wel werden her en der, en vooral langs de kust, abri’s gebouwd als schuiloorden en verdedigingspunten met kanonnen tegen Engelse aanvallen vanuit zee. De ingekwartierde soldaten beleefden hier wel een min of meer rustige tijd. Afwisselend met oefeningen, paarden verzorgen, werkzaamheden te Knokke en vrije tijd waarbij ze elkaar hun kunnen tentoonspreiden. Een soldaat demonstreerde eens zijn scherpschutterstalent door een fles van een staak te schieten, wat zeker verboden was. Hij werd beloond voor de verkwisting van een kogel en het overtreden van de wet met dril en loopoefening gedurende de rest van de dag. Alle handel stond onder Duitse controle. De bevolking van te lande, namelijk de landbouwers, moesten zorgen voor de bevoorrading van de troepen en burgers in de dorpen en steden. Daarom moesten ze jaarlijks een zekere hoeveelheid per ha van de veldgewassen en een aantal runderen leveren. Er werd strenge controle gehouden op alle vervoer van goederen. Wanneer de opbrengst per ha groter was dan moest geleverd worden, dan kon men in ‘t zwart handel drijven, met de kans op een boete wanneer men betrapt werd. Dat was voor de durvers!
1942
Vanaf 1942 was er gebrek aan brood in de stad. Burgers smokkelden kleine hoeveelheden tarwe in hun kleren. Vader Camiel leverde elk jaar, eind oktober, voorzien van de vereiste documenten, verschillende honderden kg aardappelen, als wintervoorraad bij klanten te Brugge. Bij een klant kon hij een paar honderd kg tarwe verkopen in ruil voor steenkool. De persoon in kwestie verkocht dan de tarwe in kleine hoeveelheden aan familie, vrienden en kennissen. Bij de levering van de aardappelen lagen onderaan de wagen zakken tarwe, met daar bovenop, tenminste drie tot vier lagen hoog, in piramidevorm de dicht gestapelde aardappelen. Onderweg de verwachte controle. De wagen werd onderzocht. Bij gebrek aan plaats bovenop de volgeladen wagen kon de Duitse soldaat maar enkele zakken verplaatsen en staakte algauw het onderzoek.
1943
In de zomer van 1943 moest de 15-jarige Gerard, in opdracht van vader Camiel, met een koppel paarden en twee wagens, met elkaar verbonden met een korte ketting (een vaste koppeling bij boerenwagens bestond toen nog niet), volgeladen met vlas naar Maldegem rijden. Vader had, benevens de verkoop van het vlas, ook een speciale verkoop van koolzaad gesloten. Gans de bak van de wagen lag vol met zakken koolzaad, veilig buiten het zicht van mogelijke controle. Bijna ter bestemming in Maldegem was de hobbelige kasseiweg wat neerlopend. De laatste breed geladen wagen reed zich rechts van de weg vast tegen een elektrische paal. Gerard probeerde met de paarden het getrek weer los te krijgen door de eerste wagen naar links van de weg te sturen. Die handeling lukte maar door de grote trekkracht van de paarden liep het linker wiel van de eerste wagen in de gracht, links van de weg. Door de schuine stand van de wagen schoof de hele lading vlas van de wagen. Omwonende vrouwen zagen het ongeluk gebeuren en waren bekommerd om de jongen die de paarden geleidde. Ze riepen mekaar toe: "er zit een jongen onder het vlas”! Gerard was echter over de gracht gesprongen ... Gelukkig was er geen controle, want de zakken koolzaad lag nu bloot. De vlashandelaar, die in de buurt woonde, was er ook vlug bijgekomen. Nadat de wagen weer recht op de kassei stond, werd het vlas zo vlug mogelijk weer opgeladen. Kom dat maar tegen, als 15-jarige! ...
1944
Vanaf februari 1944 werden de boeren van Hoeke opgeeist door de Duitsers. Dagelijks moesten er bomen vervoerd worden naar Maldegem. Zo moest Gerard thuis blijven van school. Met twee paarden en een wagen werd het karwei opgeknapt. Bertrand Van Holm, met zijn getrek, en Maurice Quintens, eveneens met zijn gespan, waren zijn trouwe compagnons. leder alleen op zijn wagen was maar een eentonig gedoe. Na een paar dagen wist iedereen goed de weg, alsook de paarden, en ... die volgen toch mekaar ... dachten ze. In die tijd was er ook geen ander verkeer op de weg en besloot men bij het heenrijden geladen met de bomen, op de eerste wagen plaats te nemen om wat te vertellen. Gerard, de jongste van de drie, was de laatste in de rij en kwam eveneens plaats nemen op de eerste wagen. Gerards paarden kenden goed de weg naar Maldegem. Jaarlijks werden in het najaar rapen gehaald voor de melkkoeien. Maar wat gebeurde er? Op de eerste wagen waren de drie menners volop in gesprek. Gekomen aan Vakekassie te Maldegem, namen Gerards paarden deze weg, die ze jaarlijks volgden om rapen te halen. Vlug werd er gestopt om de verkeerd stappende paarden tot stilstand te brengen. Het was een hele karwei om die geladen wagen met lange boomstammen op de smalle weg gedraaid te krijgen. De volgende keer werd de volgorde gewijzigd. Gerard reed op kop, vergezeld van zijn buren, en zijn paarden goed mennend.
1944
Juni 1944. De landing van de geallieerden te Arromanche aan de Franse kust was een teken dat de oorlog zeker op zijn einde liep en de bevrijding van de Duitse bezetter weldra zou gebeuren. Op 15 augustus, in de vroege morgen, naderde opeens een vreemd toestel in de lucht, vergezeld van een rommelend geluid (precies een oude boerenwagen op de kassei) en met een grote steekvlam achteraan. Meerdere mensen te Westkapelle hebben die morgen de V1 gezien en gehoord. Het tuig kwam uit de richting van de kust. De V1- toestellen die hier terecht kwamen waren gelanceerd in Noord-Frankrijk met bestemming Engeland. Door Engelse vliegtuigen werden ze van koers gewijzigd. Door het opraken van brandstof vielen ze uiteindelijk neer. Vader Camiel en moeder Elodie molken die ochtend de koeien toen ze opeens de vliegende bom zagen aankomen. Het tuig verloor hoogte en het was te merken dat het niet ver meer zou vliegen. Het geraakte niet meer over de Damse vaart, kantelde omlaag en viel op de onverharde “spaarwegel”, 150 m zuidwaarts van onze hoeve. De zeer ondiepe ontploffing bracht een geweldige luchtverplaatsing teweeg. Alle zinken dakgoten van de omliggende woningen werden afgerukt. Zelfs op onze boerderij werden alle dakpannen opgelicht en van de pannenlatten geschoven. Het huis van Louis Huys was het meest getroffen.
Begin september werd Brugge bevrijd. Gelukkig zonder slachtoffers. Er was echter grote weerstand te Moerbrugge-Oostkamp bij het oversteken van het kanaal Brugge-Gent met verschillende gesneuvelden. Het gebied ten noorden van het Leopoldkanaal tot aan de Westerschelde was onder water gestoken, en de kustlijn tot aan Breskens was stevig versterkt met zware batterijen.
12 september 1944 was een drukke dag te Hoeke. Grote groepen Duitse soldaten marcheerden voorbij, richting Lapscheure, en velen bleven ook op de hoeve. Dat voorspelde niet veel goeds. Vader besloot de nacht door te brengen op het veld op een veilige afstand van Hoekebrug. Vergezeld van Gerard en Aime, gewapend met spade, schop en kapmes en voorzien van de hondenkar beladen met een dekzeil, dekens en een paar kussens werd op de afgesproken plaats een put gegraven, groot genoeg voor het schuilen van het ganse gezin. Vader en Aime keerden daarna huiswaarts en zouden bij valavond terugkomen samen met de andere leden van het gezin. Intussen kapte Gerard grote takken van een nabije afgeknotte wilg om de schuilplaats te kunnen afdekken met het zeil. Weldra viel de avond en werd Gerard ongerust omdat de rest van de familie nog niet kwam. Dat was echter voor hen onmogelijk. De soldaten op de boerderij hadden schietoefeningen naar een opgelaten ballon, waar zijden linten aan bengelden. Nieuwsgierig stak Gerard af en toe zijn hoofd door een opening van het zeil, tot opeens een kogel suisde langs zijn hoofd. Hij was hevig geschrokken en beefde in al zijn ledematen. Gelukkig kwam de familie kort daarna. Aan Molentjesbrug (bij de wijk ‘t Molentje) te Moerkerke werd hevig gevochten.
De volgende morgen ging de familie terug naar de hoeve. Gerard moest zich hangend aan de hondenkar naar huis begeven. Het ‘verschot’ was ingeslagen. De jonge Duitse dokter, die op de hoeve ingekwartierd was, heeft hem door het toedienen van medicamenten genezen. De vraag door wie hij was beschoten werd beantwoord door de soldaten die op de boerderij verbleven. Duitse soldaten langs de Nachtegalestraat hadden de werkzaamheden aan de put in het veld gadegeslagen en dachten aan een verschansing van een Canadese soldaat. Ze waren per bootje genaderd tot aan de ‘hoge weide’. Daar deze weide boven het water uitstak, kwamen ze te voet dichter. Gekomen aan de Hoekevaart stonden ze daar weer door water omgeven op een 100 meter afstand van de werkzaamheden aan de put. Gerard werd een doelwit. Elk jaar, bij de herdenking van de slag van ‘t Molentje’, wordt het verhaal steeds opnieuw verteld. Gerard is nu nog steeds de Duitse dokter dankbaar, en benieuwd of hij de oorlog overleefd heeft. Daar komt geen antwoord op, want zijn naam was onbekend.
Na de mislukte oversteek aan de Molenbrug (Leopolds- en Schipdonkvaart) werden elke nacht obussen afgevuurd van het binnenland naar bepaalde strategische punten in de kuststreek. In de maand oktober gebeurde dat veelvuldiger en ook overdag. Zes weken werd er in de kelder geslapen. De melkkoeien, kalvers en varkens bleven op stal.
De bevriiding
Op 1 november, in de voormiddag vatten talrijke Canadese tanks post langs de Damse Vaart-Oost tot aan de Nederlandse grens. Canadese soldaten kwamen over de gedynamiteerde brug. In kleine groepjes kamden ze omgeving uit. Overgebleven Duitse soldaten, in hun schuilputten rond de brug en langs de Damse Vaart-Noord, werden gevangen genomen. De overgave gebeurde niet vlekkeloos. Een Duitser schoot in de arm van een Canadees toen deze de afdekplaat van hun schuilput wegnam. Een ander Duitser schoot liever door zijn eigen hoofd dan zich over te geven. Een Duits soldaat, verkleed in boerenkledij, naderde de hoeve langs een zijberm van de ‘ramp’, komende uit de richting van Westkapelle, om er zich te verschansen in een afwateringsduiker. Men dacht dat het Raymond Van Haecke was. Hij sliep in de kerk en kwam elke dag zijn dieren verzorgen die op de hoeve gestald waren. Toen men riep: "Raymond, we zijn bevrijd”, deed de soldaat teken stil te zijn. Wat er met hem gebeurd is, is niet geweten. Intussen kwamen drie Canadezen sluipend vanaf de Damse vaart op de hoeve en vroegen of er nog Duitse soldaten waren. Een soldaat kreeg de opdracht om in aanvalshouding alle stallen en gebouwen te doorzoeken op de aanwezigheid van Duitsers. Eerst dronk hij een slokje ‘hartversterker’ uit de rugzak en ... gelukkig was er niemand meer. Amper bewust van de bevrijding in de voormiddag, werd ‘s middags de bevolking in de omgeving van Hoekebrug opgeëist en met een vrachtwagen naar Maldegem gebracht. Duitse soldaten in de nog bezette delen van Knokke verdedigden zich nog en planden zelfs een tegenaanval. Vader Camiel kon ‘s anderendaags een fiets huren in Maldegem en zo naar Hoeke komen om de gestalde dieren te voederen. Na drie dagen werd de Hoekse bevolking teruggebracht na de volledige bevrijding van Knokke, Heist en Zeebrugge.
Hoera! Eindelijk bevrijd, maar de oorlogsschade was aanzienlijk. Er waren ongeveer 37 inslagen van obussen op de gebouwen. Er waren daarbij ook fosforhoudende projectielen, die na explosie spontaan ontbrandden door blootstelling van de fosfor aan de lucht. Deze granaten werden ‘branders’ genoemd. Op de zolder van het wagenkot, waar wakkig stro was gestapeld, was zo’n brander, na inslag, rokend gestikt. Gelukkig werd zo een felle brand voorkomen.
In de Nachtegaalweide werd een paard gedood door granaatscherven en ter plekke begraven. De twee andere paarden waren gekwest. De overgebleven runderen stonden thuis heelhuids in de stallen.
De heropbouw
Door toedoen van de eigenaar van de hoeve, konden hout en bouwstoffen bijgehaald worden te Oostkamp en Brugge. Dit was echter geen eenvoudige opdracht: korte dagen in november, december, slechte kasseiwegen, geen straatverlichting, en al de bruggen over de kanalen richting Brugge vernietigd. Met 3 paarden en 2 wagens aan elkaar gekoppeld kon men over de enige legerbrug aan het Sas te Heist de twee kanalen oversteken. Om 12 uur ‘s nachts vertrokken we te Hoeke, richting Knokke, dan naar Heist, naar Zeebruggedorp en -Mol, over Lissewege naar de Blankenbergse steenweg, waar aan de afspanning ‘De Katterogge’ halt werd gehouden om de paarden te laten drinken, eten en rusten. Rond 7 uur in de morgen werd de dichtste bestemming bereikt. In Oostkamp kwamen we aan rond 9 uur. Na het laden van de materialen, het eten en de nodige rust, werd de lastige terugtocht aangevangen. Om middernacht kwamen ze terug in Hoeke aan.
Een van de zeven reizen verliep maar beangstigend. Op een pikdonkere nacht, bij zwaarbewolkt weer, zonder ook maar een straaltje maanlicht (men zag geen hand voor zijn ogen). De oprit aan de noodbrug te Heist was smal en zeer moeilijk te vinden. Vader Camiel hield de 3 paarden goed in toom en Gerard moest al tastend de oprit van de noodbrug zoeken. "Wonder boven wonder”. De paarden zagen beter de weg en stapten feilloos de brug over. De twee buitenste paarden, bang van het water, drumden het middelste paard omhoog. Het was iedere keer een opluchting als deze hindernis was genomen.
Zo konden de herstellingswerken aan de kerk en de school van Hoeke, aan onze boerderij en de woning aangevat worden. Zand kon in grote hoeveelheden, zonder problemen, gratis opgeschept worden te Knokke in de duinen, tussen de schaarse villa’s. Heden ten dage niet te geloven!