Vertaling en woordverklaring van het ‘Memoriaelbouck’ van Sophia Pickx[i] [ii]
Noël Geirnaert
Over de situatie van ons huidig klooster Sarepta, hier voordien genoemd het ‘Goed ter Stove’ (waarschijnlijk een voormalige meekrapstoof, d.i. een gebouw waar de wortelstokken van meekrap, een kruid dat werd verbouwd voor de in de wortels vervatte rode kleurstof, werd gedroogd en daarna fijngestampt).
Hoe wij dit goed hebben gekocht, en met welk geld wij het hebben betaald.
Het ‘Goed ter Stove’ was gekocht op 27 november van het jaar des Heren 1483 voor 400 pond groten, met alle gebouwen, bomen en gronden, alles samen ongeveer 200 gemeten (zowat 88,5 ha)2, inbegrepen het landbouwalaam en de vruchten (latinghe), geschat op 15 pond en 15 schellingen groten, in haver, koren, mest enz. De betaling van de voornoemde 400 pond was als volgt geregeld: de eerste 100 pond zou betaald worden op 24 juni 1484, nog eens 100 pond moest betaald worden op 24 december in hetzelfde jaar. 25 pond moest dan nog eens betaald worden op 24 juni daarop volgend en nog eens 25 pond op 24 december, en zo elk jaar 25 pond op 24 juni en op 24 december, tot de volledige som van 400 pond gr. was betaald.
Hieronder volgt de opgave van het geld dat bijeengebracht is en gebruikt voor de aankoop, de verbouwing en het onderhoud van het ‘Goed ter Stove’, nu Sarepta genoemd.
Eerst het geld dat Jan Deyaert gaf voor ons huis in Beoostenblij (nu een verdwenen dorp bij Axel, nu prov. Zeeland, Nederland), in het jaar 1483: 27 pond gr.
Vervolgens van Laurens Mychiels uit Antwerpen voor een losrente van jaarlijks 6 pond gr., bezet op het voornoemde Goed ter Stove: 92 pond gr.
(2)
Vervolgens van dezelfde Laurens Michiels voor een eeuwigdurende stichting van twee missen (per jaar) , waarmee wij ook onze opvolgers hebben belast, om die voor altijd op te dragen, ontvangen: 20 pond gr.
Vervolgens van voornoemde Laurens Michiels voor Betken Cornelis, zijn nicht, voor haar uitzet (bij haar intrede in het klooster): 16 pond gr., waarvan in geld: 12 pond gr.
Vervolgens van heer Jan Mannaert voor het erfdeel van Tanneken Mannaers (misschien zijn dochter, tenzij het gaat om een priester, zoals uit de titel ‘heer’ kan blijken, zeker een familielid die intreedt) ontvangen in dezelfde tijd: 20 pond gr.
Vervolgens van Arent den Waghenare uit Bassevelde (nu deelgemeente van Assenede, Oost-Vlaanderen) voor 15 schilden, waarvoor wij dan het goed Ter Stove belasten met een losrente, ontvangen het overeenkomstige bedrag: 24 pond gr.
Vervolgens van Betken Ionghers’ erfdeel of uitzet, ontvangen: 20 pond gr.
Vervolgens van Grietkin Ionghers’ uitzet, ontvangen: 14 pond gr.
Vervolgens ontvangen van Symoen de Crane voor zijn dochter: 37 pond gr. en 19 pond gr.
Vervolgens ontvangen van Jonkvrouw Clara Beyaert voor een stichting van een mis, bezet in ons klooster: 10 pond gr.
Vervolgens als aalmoes ontvangen van de zusters van Deinze (bedoeld is het iets oudere Sint-Margaretaklooster van Deinze, dat eveneens de regel van Augustinus volgde en net als Sarepta onder Windesheimse invloed de spiritualiteit van de Moderne Devotie beleefde): 10 pond gr.
Vervolgens ontvangen van Jan Bohier als gift: 10 pond gr.
Vervolgens ontvangen van Adriaen Duuck voor de onderhoudskosten van zijn dochter: 5 pond gr.
Vervolgens ontvangen van Zegher van Roden als gift: 1 pond gr.
Vervolgens ontvangen van Symoen van der Moten als gift: 2 pond gr.
Vervolgens van broeder Joos 5 pond gr. en van Joosyne Taverneels 5 pond gr., van welke 10 pond gr. er maar 5 pond gr. gebruikt is voor Ter Stove.
(3)
Vervolgens van jonkvrouw Clara Beyaerts geleend voor de afbetaling van 24 december 1485 de som van 10 pond gr.
Vervolgens ontvangen van dezelfde jonkvrouw Clara als gift: 8 pond gr.
Vervolgens nog van de renten van zuster Mayke van Cleyhem van de jaren 1484 en 1485, jaarlijks twee pond, samen dus: 4 pond gr.
Vervolgens van de rente van zuster Grietken Taye, over een jaar: 2 pond gr.
Vervolgens nog ontvangen van de rente van zuster Trysken Donteclox, van twee jaar: 2 pond gr.
Vervolgens nog geleend van heer (zeker geen edelman, waarschijnlijk een priester) Pieter de Molenaere: 1 pond gr.
Vervolgens nog geleend van de oude Anthuenis Cleermakers een som geld die onze priorin zaliger gedachtenis van hem ontving toen men meende dat de kapel van Ter Stoven al kon worden ingewijd: 3 pond gr.
Vervolgens nog geleend van heer Adriaen Duuck, onze rector in de advent van 1485: 2 pond gr.
De som van al dat geld, zoals hierboven vermeld bedraagt 320 pond gr. Dit geld is uitsluitend aangewend en voor niets anders gebruikt dan om het goed Ter Stove te betalen. En daarenboven is besloten dat om alles volledig te betalen alle opbrengsten van handwerk en de opbrengst (‘ontbladinghe’) van de uitbating van het goed van 1484 tot 1489 aan te wenden. In 1489 was de aankoop volledig afbetaald, zoals blijkt uit de kwitantie die bij ons berust.
(4)
Hierna voIgt de amortisatie (eeuwigdurende vrijstelling van belasting) van het voornoemde goed Ter Stove, nu Sarepta genoemd.
Dit hierboven beschreven goed is geamortiseerd door de heren van de Rekenkamer in Rijsel op 5 juni 1514 voor 28 pond gr. En deze amortisatie is geregistreerd te Rijsel in het register van de afgeleverde charters dat begint in september 1506, op fol. 239.
Ons klooster Sarepta, daarin begrepen de walgracht aan de noordkant en de oostkant, en de helft van de breedte van de walgracht aan de zuidkant en de westkant, is door de gezworen landmeter Gillis van Zwevezele opgemeten, het terrein bedraagt 6 gemeten, 1 lijn en 30 roeden.
Ons grondbezit, dus al ons land, bos en erf, dat het klooster toebehoort, zonder de voornoemde 6 gemeten, 1 lijn en 30 roeden, het eigenlijke klooster, bedraagt 234 gemeten, 2 lijnen en 26 roeden.
Vervolgens: de Stoofweg, beginnend bij de hofstede van Cornelis van Lede, onze uitweg, meet alles samen 11 gemeten 22 roeden, en beslaat in de lengte 225 roeden, vanaf de voornoemde hofstede tot aan de Molenweg.
(5)
Vervolgens, onze eerwaarde moeder priorin zuster Joesijne vander Weedaeghe, zaliger gedachtenis, overleed op 3 juli 1557, en zij was toen 72 jaar oud. En ze heeft ons zeer goed en eerlijk bestuurd geurende 35 jaar, wat Onze Lieve Heer haar zal belonen. Zij was de eerste priorin van ons convent die hier ook geprofest is.
Vervolgens, op 7 juli 1557 ben ik, zuster Sophya Pickx aan het hoofd van het klooster gesteld. Rector was Joseph de Heere. In mijn aanwezigheid en in aanwezigheid van zuster Marie Couse en van zuster Maeijke Sohiers is op diverse plekken en beursjes alles samen 500 pond gr. gevonden, die onmiddellijk door de rector in de geldkist werden gelegd. Hij stond mij daaruit 50 pond toe om de huishouding te voeren.
Het jaar daarop, toen rector Joseph weg was, zijn door zuster Maeijken Sohiers op diverse plekken nog eens 200 pond gevonden. Want de priorin hield het geld bij zich en niet in de koffer van het klooster. Deze 200 pond heb ik nu, in deze dure tijd, gebruikt voor wat noodzakelijk is voor ons klooster, zoals blijkt uit onze rekening.
Vervolgens vond ik nog in een beursje 13 pond, het persoonlijk geld (‘drynckgelt’) van onze eerwaarde priorin, zaliger gedachtenis. En ik heb het gebruikt voor de kosten van haar uitvaart en voor andere kosten ter nagedachtenis van haar, zoals hier ter ere van haar wordt vermeld.
(6)
Vervolgens, op 3 september 1557 zo werd haar uitvaartdienst gedaan, en de porties (‘provenen’) voor de bedeling werden georganiseerd zoals ik gehoord had dat onze priorin had gedaan voor de uitvaart van onze eerwaarde rector Pieter van Essche:
Eerst 60 porties (‘provenen’) voor de armen, voor een som van 6 schellingen gr., in boter daar nog bij: 18 schellingen gr., en nog eens in geld daarbij gevoegd: 18 schellingen gr.
Vervolgens, betaald voor vier toortsen voor de kerkdienst: 5 schellingen, 6 denieren gr.
En op dezelfde dag een maaltijd voor het convent: 2 pond, 1 schelling, 7 denieren gr.
Vervolgens, betaald voor haar grafzerk: 2 pond, 3 schellingen gr.
Vervolgens heb ik een rood damasten altaarkleed gekocht voor het hoogaltaar, tot haar nagedachtenis, dat kostte 9 schellingen gr. het el, wat samen met de franje (‘fryngen’) en de voering 4 pond 5 schellingen 10 denieren gr. kostte.
2 pond gr. 10 schellingen gr. zijn gekomen van garen dat ik heb verkocht en dat gesponnen is door onze priorin zaliger gedachtenis, en de rest heb ik voldaan met ons persoonlijk geld (‘drynckghelt’).
(7)
1557
Vervolgens, toen ik, zuster Sophya, onwaardige priorin, de last van het prioraat over het convent heb opgenomen, waren hier deze Religieuzen, ter ere van God:
Eerst onze eerwaarde rector, heer Josep de Heere, geprofest in het klooster van Melle (het regulierenklooster Ten Hole in Melle,nu prov. Oost-Vlaanderen, behoorde tot de Congregatie van Windesheim)
Volgt een lijst met de namen van vijftien koorzusters, waarvan er dertien alleen met naam worden vermeld, blijkbaar in volgorde van hun intredes. Bij de eerste, zuster Marie Couse, is haar functie (subpriorin) vermeld. Zuster Sophija Pickx heeft bij haar eigen naam de vermelding ‘onwaardige mater (priorin)’ gevoegd. De laatst vermelde zuster Jakeline sVos is geprofest te Gent in het Sint- Barbaraklooster (dit klooster volgde dezelfde regel als Sarepta, had gelijkaardige statuten, en was eveneens gesitueerd in de Windesheimse invloedssfeer).
(8)
Vervolgens volgt de lijst met de namen van negentien donatinnen, een statuut dat vergelijkbaar is met de lekenzusters.
(9)
En de jonge meisjes die bestemd zijn om zuster te worden (novices)
Volgt een lijst met de namen van zes novices, waarvan vier voornamen (Kalleke, Betke, Neeseke, Maeijke) in verkleinde vorm zijn vermeld (Kathelijne, Elisabeth, Agnes, Maria). De laatste naam Hysabeau Agheleris is een verbastering van de Spaans-Brugse naam Isabella de Aguilera.
Deze meisjes zijn bestemd om koorzusters te worden in het slot.
Om donatin te worden: volgt een lijst met de namen van vier novices, met de voornamen in verkleinvorm (Tanneke voor Anna, Neeseke voor Agnes, Martynken voor Martina, Maeijken voor Maria).
En broeder Adriaen, lekenbroeder,
Twee jongens kost en inwoon
Dit is alles, te ere van God
(10)
Over het goederenbezit dat tijdens ons bestuur is verworven met verscheidene religieuzen, zo volgt hier:
In de zoete naam van Jezus. Dit is het goederenbezit dat met deze religieuzen is verworven in klinkende munt en al het overige tijdens het bestuur dat ik Sophya Pycx als priorin en arme dienares van dit klooster heb opgenomen sinds 3 juli 1557.
Vervolgens het eerst in 1557 ontvangen van Adriaen Bruns voor zuster Maeijke Bruns, zijn dochter, voor haar erfenis van haar moeder 13 pond 10 schellingen gr. Daarvoor moest ik haar inkleden en de maaltijd betalen, en 12 pond gr. was in een rente, die gelost is en gebruikt voor bouwwerken aan de kloosterkerk in 1560, en als gift voor haar plechtige professie (‘bruiloftsfeest’): 1 pond 2 schellingen gr.
Vervolgens ontvangen van Jan van Pamele in 1559 voor zuster Tanneke van pamele, zijn zus, voor haar erfenis van haar ouders: 30 pond gr., waarvan 20 pond gr. besteed zijn voor de rente op de Vier Leden van Vlaanderen (een rente, d.i. vergelijkbaar met een staatslening, uitgeschreven door de Standenvertenwoordiging van het graafschap Vlaanderen) en met de andere 10 pond gr. is zij ingekleed en de maaltijd betaald. Als gift voor haar plechtige professie: 2 pond 1 schelling gr.
(11)
Vervolgens ontvangen van Heyndrick de Neve onze inwonende gast (‘provenier’) in het jaar 1559: 30 pond gr. Daarvoor moeten we hem levenslang onderhouden, maar zijn kledij zal hij zelf betalen. Bij zijn dood komt zijn nalatenschap aan ons toe, en van de 30 pond gr. in losrente voor jaarlijks 10 schellingen, bezet op de Vier Leden, met zuster kateline van Damme en de rest is gebruikt voor zijn onkosten.
Vervolgens ontvangen van de priorin van het Sint-Barbaraklooster in Gent de som van 32 pond gr. voor zuster Jakeline sVos om hier bij ons levenslang te wonen, waarvan 30 pond gr. belegd zijn op de Vier Leden als losrente, en zuster Neeseken Boerges’ goed is er ook mee gebruikt: 16 pond gr.
Vervolgens ontvangen van Adriaen de Brouckere voor Neeseke Brouckers (Agnes de Bouckere), zijn dochter toen zij geprofest werd: 2 pond gr. Daarvoor hebben wij haar ingekleed en de maaltijd gehouden, maar ze had al een bed met alles wat ertoe behoort. Als gift voor haar plechtige professie: 3 pond 19 schellingen gr.
(12)
Vervolgens ontvangen in 1559 voor zuster Martynken Huvetters: 8 schellingen gr. Daarvoor hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald;
Vervolgens ontvangen in 1559 van meester Jan van Damme voor zuster Kateline van Damme, zijn nicht: 40 pond gr. Daarvoor hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald, zonder de wijn, want die schonk hij ook voor de twee maaltijden. En de 36 pond waren meteen belegd op de Vier Leden in een losrente met die van Heynrick (de Neve), zoals vastgelegd in een charter. Als gift voor haar plechtige professie: 8 pond gr. En uit liefde voor zijn nicht heeft meester Jan ons nog het mooie paneelschilderij geschonken dat nu op het hoogaltaar staat (dit paneelschilderij is bewaard: het betreft een schilderij met de ‘Opdracht van Maria in de Tempel ‘ (Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie), privebezit van de familie de Bethune, kasteel van Marke, Kortrijk).
Vervolgens ontvangen in 1560 voor zuster Neeseken Boerges 24 pond gr. met onderhoudsgeld voor twee jaar. Daarvoor hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald, waarvan 16 pond gr. belegd zijn in de rente op de Vier Leden, met het goed van zuster Jakeline. Als gift voor haar plechtige professie: 2 pond 11 schellingen gr.
(13)
Vervolgens ontvangen in 1560 voor zuster Maeijke Persijn: 12 pond gr. die belegd zijn in de rente op de Vier Leden, met die van zuster Tanneke van Pamele. Maar haar vader heeft wel de kosten van de inkleding betaald zonder de maaltijd, die hebben we zelf betaald. Als gift voor haar plechtige professie: 3 pond 10 schellingen gr.
Vervolgens ontvangen voor zuster Janneke Lasaert 24 pond gr. Daarvoor hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald. Als gift voor haar plechtige professie: 5 pond gr. En 16 pond gr. zijn belegd in jaarlijks 30 schellingen gr. lijfrente en 5 schellingen jaarliks losrente.
Vervolgens ontvangen in 1560 van zuster Tanneke Ratenel als gift voor har plechtige professie 5 pond 3 schellingen gr. Daarvoor hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald. En haar moeder beloofde nog eens 2 pond gr. bij haar overlijend.
(14)
Vervolgens ontvangen in 1561 voor zuster Tanneke Jansens van de erfenis van haar moeder: 2 pond 18 schellingen gr. Daarvoor hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald. Als gift voor haar plechtige professie: 2 pond 9 schellingen gr.
Vervolgens ontvangen in 1561 voor zuster Isabeu Aghijlere (Isabella de Aguilar): 40 pond gr. Daarvoor hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald, zonder de wijn, die gaf haar vader voor de maaltijd. 25 pond gr. zijn belegd in renten: 16 pond in een lijfrente van 2 pond gr. op haar leven en en 9 pond gr. op een losrente van 10 schellingen jaarlijks. En haar vader gaf een rode fluwelen kazuifel met een zwart fluwelen kruis, als gift voor haar plechtige professie gaf hij zilveren juweeltjes, samen 27 ons, met een waarde van 7 pond 4 schellingen gr., en in geld nog eens 3 pond gr.
Vervolgens, onze eerwaarde rector heer Philips Meskens kwam hier wonen op 7 augustus 1562, en hij werd ingekleed op 11 augustus en hij werd nog dezelfde maand door de bisschop (van Brugge? Of de wijbisschop van Doornik?) tot rector en prior van dit klooster aangesteld, God zij geloofd. En deed zijn professie op 29 april 1563, ter ere Gods. Wij hebben 1 pond gr. (corrigeer in de tekst 1 in plaats van 50) losrente voor zijn jaargetijde. (Philips Meskens maakte voordien deel uit van de gemeenschap van de Broeders van het Gemene Leven van Brussel, en was dus oorspronkelijk geen kloosterling).
(15)
Vervolgens, ontvangen in 1562 van Cornelis Moerman voor zuster Katelinen Moermans, zijn dochter: 40 pond gr., die onmiddellijk belegd zijn in een rente bezet op de Vier Leden. En als gift op haar plechtige professie: 18 pond gr. Daarvoor hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald. Daarnaast kregen wij ook nog een zilveren wijwatervat van bijna vier ons, en haar moeder gaf nog en wit satijnen altaar kleed voor het Sacramentsaltaar.
Vervolgens, ontvangen in 1563 voor zuster Leenke vander Beke: 20 pond gr. Daarvoor hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald, waarvan er 18 pond gr. belegd zijn in een losrente van 1 pond gr. Als gift voor haar plechtige professie: 6 pond 11 schellingen gr.
(16)
Vervolgens, ontvangen in 1563 voor zuster Betke Huutghebaut: 5 pond gr. en als gift voor haar plechtige professie: 6 pond 15 schellingen gr. Daarvoor hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald. En jonkvrouw Van Nijeulandt, een begijn uit Gent, geeft jaarlijks 10 schellingen gr. lijfrente. En als zuster Katelijne sterft zal ze vrijwillig uit liefde voor ons waarborg staan zolang zuster Bekte leeft.
Vervolgens, ontvangen in 1563 ontvangen voor zuster Tanneke Baeijs: 1 pond 4 schellingen gr. Als gift voor haar plechtige professie: 3 pond 16 schellingen gr. Daarvoor hebben wij haar ingekleede en de maaltijd betaald.
Vervolgens, ontvangen voor zuster Martynken Claeijs: 24 pond gr. En als gift: 10 pond gr. en daarvoor hebben wij haar ingekleed. De maaltijd heeft haar vader betaalden, en van 21 pond gr. zijn er 9 pond gr. belegd in een losrente van 10 schellingen per jaar, en nog 4 pond 10 schellingen is ook belegd in een losrente.
(17)
Vervolgens, ontvangen in 1564 voor zuster Betke Solle: 46 pond gr. en daarvoor hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald, en ze gaf geen onderhoudsgeld. Als gift voor haar plechtige professie: 3 pond 2 schellingen gr. 27 pond gr. is belegd in losrenten voor jaarlijks 30 schellingen gr. En de rest is besteed voor de inkleding, de maaltijd en het onderhoudsgeld voor drie jaar.
Vervolgens, ontvangen voor zuster Kalleke Verplancke: 24 pond gr., daarvoor hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald, en 16 pond van de van de voornoemde som is belegd in een losrente voor jaarlijks 1 pondgr. Als gift voor haar inkleding en haar professie: 5 pond 11 schellingen gr. De voornoemde rente is gelost en gebruikt voor de kosten bij de aankoop van het huis met tuin toen wij in 1566 naar Brugge moesten gaan wonen.
Vervolgens, ontvangen in 1564 voor zuster Neelke Scaepshoeft 2 pond gr. waarvoor wij haar ingekleed hebben en de maaltijd betaald. Als gift voor haar plechtige professie: 1 pond 9 schellingen gr.
(18)
Vervolgens, ontvangen in 1564 voor zuster Mariana Agheliere (de Aguilar): 42 pond gr., waarvoor wij haar ingekleed hebben en de maaltijd betaald. Maar haar vader gaf nog een bed met alles wat er toebehoort, en twee opperkleden, de maaltijd voor het convent en alle feestelijkheden bij haar plechtige professie. Van het voornoemde geld 36 pond belegd in een losrente van jaarlijks 2 pond. Als gift voor haar inkleding en professie kreeg ze nog 12 pond 4 schellingen in geld en 6 pond gr. in zilver, dat wij hebben verkocht. Alles amen komt dat op 19 pond 2 schellingen. In compensatie heb ik nog zilver genomen van het zilver van sommige religieuzen om de monstrans te maken. En haar vader gaf aan onze kerk nog een een rode fluwelen geborduurde koorkap toen zij profeste. En daarnaast is nog wat zilver verkocht voor 16 schellingen gr.
En daarenboven kwamen van deze twee gezusters Isabeau en Mariana de Aguilar nog meer weldaden: Want onze huidige monstrans is gemaakt van het zilver dat van deze twee gezusters afkomstig is. Meer bepaald van zuster Isabeau 27 ons zilver, en het geld om het te vervaardigen: 2 pond 10 schellingen gr. En van zuster Mariana 11 ons. De monstrans weegt 38 ons. Dus alles samen is deze monstrans 13 pond gr. waard.
(20)
Vervolgens, ontvangen op 22 mei 1564 van Jacob Dobbelaere: 16 pond gr. die hij heeft ingebracht toen hij zich ertoe verbond bij ons levenslang in te trekken voor kost, inwoon en kleding, zoals blijkt uit een overeenkomst die hij sloot met onze rector Philips Meskens en heel ons convent. Jacob gaf ons ook 8 pond gr. voor een jaarlijkse recreatie op Sint-Jacobsdag. Deze penningen zijn wel gebruikt voor het huishouden.
Vervolgens, ontvangen in 1565 voor broeder Jacob Verplancke: 24 pond gr. Daarvoor hebben wij hem ingekleed en 17 pond gr. belegd in een losrente van jaarlijks 1 pond gr. Als gift ontvangen op zijn professie: 2 pond 8 schellingen gr.
(21)
Vervolgens, ontvangen in 1566 van Heyndrick Prosier voor zuster Tanneken Prosier, zijn dochter, om haar in te kleden en de maaltijd te betalen: 6 pond gr. En hij heeft beloofd op 24 juni 1567 nog 3 pond te geven. Daarvoor hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald. Ontvangen als gift bij haar plechtige professie: 5 pond 2 schellingen gr. Vervolgens, ontvangen in mei 1568: de 3 pond gr.
Vervolgens ontvangen in 1568 voor zuster Janneke de Polauke 66 pond gr., waarvan 40 pond gr. belegd zijn in renten, eerst 24 pond voor jaarlijks 3 pond gr. in lijfrente, bezet op ons huis het ‘Fluweelhof’ en 16 pond in een losrente van jaarlijks 1 pond gr; En met de rest hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald. Jonkvrouw Joanna, haar tante, gaf haar twee kleden en de feestelijkheden voor de maaltijd. En daarnaast kreeg ze nog heel wat zilver mee voor haar inkeding en haar professie, dat ik heb verkocht voor onze vlucht: 9 ons zilver, samen 9 pond 12 schellingen 9 groten. Zuster Janneke was toen ze intrad en ingesloten koorzuster werd al 28 jaar oud.
(22)
Vervolgens, in 1568 ontvangen voor zuster Claerken Kuevels: 200 carolusgulden, goed voor 23 pond 6 schellingen 8 groten. Daarvan is 26 pond gr. gebruikt voor het heester (huis met tuin) dat wij kochten in 1467. Met de rest hebben wij haar ingekleed en de maaltijd betaald. En de giften bij de inkleding en de professie bedroegen: 6 pond 16 schellingen 6 groten. En zuster Claerke was 35 jaar toen ze profeste.
Vervolgens, op 10 oktober 1569 overleed onze eerwaarde rector heer Philips Meskens van de verwondingen die hij had opgelopen toen hij een kasseisteen tegen zijn hoofd geworpen kreeg. Hij liep nochtans vreedzaam in Brugge op straat, zonder tegen iemand een woord verkeerd te spreken; Dat gebeurde al op het feest van Sint-Anna (26 juli) en hij lag daarna in Brugge tot 10 oktober. Toen was in zijn bezit gevonden de som van 10 pond gr. 18 schellingen zijn gebruikt om zijn zerk te betalen, 18 schellingen 8 gr. voor de maaltijd van het convent bij de uitvaart, voor wijn en andere zaken, 3 schellingen 4 groten voor zijn biechtvader, dus 8 pond gr. zijn nog opgenomen in de rekening van het klooster; waarvoor nog een rente van jaarlijks 1 pond gr. de penning 18 is gekocht op het klooster. God moge zijn ziel gedenken. Hij was rector van ons klooster gedurend 7 jaar en 2 maanden.
(23)
Vervolgens, op 9 maart 1570, kwam onze eerwaarde rector Fransoeijs vander Beke hier wonen om rector en biechtvader te zijn, nadat wij sterk hadden aangedrongen, op voorspraak van onze heer en heilige vader de bisschop (van Brugge) aan de prior van het klooster van Melle. En in de kersttijd, op het feest van de Onnozele Kinderen 1570, was onze eerwaarde vader geïncorporeerd in ons klooster, zoals de geprofesten van het huis, in opdracht van onze bisschop door meester Jacob van Pamele, secretaris en aartsdiaken. Deze incorporatie hebben wij verkregen bovenal bij Gods genade, met hulp van de bisschop en het stadsbestuur van Brugge. Die schreven elk een brief, die samen met onze brief gestuurd werd naar de generale prior van de Congregatie van Windesheim en naar heer Cornelis Serlambrecht, prior, en het convent van het regulierenklooster van Melle, waar onze eerwaarde prior eerst geprofest was. Daardoor verkregen wij deze gunst, God zij geloofd voor zijn goddelijke genade.
1571
(24)
Vervolgens, op op Onze-Lieve-Vrouw-Boodschap in de vasten, 25 maart 1571, was Maeijke Pelse geincorporeerd als kostgangster en zuster van het convent in wereldlijk habijt. En wij ontvingen van haar in geld 4 pond gr. Vervolgens nog tinnen vaatwerk dat alles samen 55 pond weegt. God zij geloofd voor dit alles.
1575
Vervolgens bevind ik dat onze eerwaarde moeder priorin ontvangen heeft voor Lucresie Scellavers van haar vader de som van 12 pond gr., waarvan 8 pond belegd is in een lijfrente van jaarlijks 1 pond gr. waarvoor wij haar hebben ingekleed. En als gift voor inkleding en professie ontvingen wij 3 pond 3 schellingen.
1576
Vervolgens in 1576 voor zuster Kateline van Damme bevind ik dat onze eerwaarde moeder en priorin zaliger memorie ontvangen heeft van haar vader voor haar inkleding en om de maaltijd te betalen, nog zonder de wijn (die was hem geschonken door het bestuur van het Brugse Vrije), de som van 16 pond gr. Vervolgens, bovendien gaf hij haar jaarlijks 5 pond gr. de penning 18 (d.i. een kapitaal van 90 pond gr.) en 16 pond gr. voor een losrente van jaarlijks 1 pond gr., voor haar ‘speelgeld’, maar dat veranderde hij later in een lijfrente van 2 pond gr. Daarvan was echter al 10 pond gr. achterstallig toen hij overleed, en wij konden dat niet recupereren. En als gift in geld: 4 pond gr. 12 schellingen 8 groten, en in zilver 12,5 ons, bovendien nog een zilveren beker die zij bij zich had.
(25)
Vervolgens, zuster Antoninken van Wymmers, die in hetzelfde jaar profeste, en ik bevind dat haar ouders haar een jaarlijkse rente van 3 pond gr. de penning 16 mee gaven, die achtereenvolgens bezet was op het huis in de Beelseputstraat en nog 3 pond gr. jaarlijks als lijfrente, die haar vader steeds betaalde tot aan haar overlijden. En om haar in te kleden en de maaltijd te betalen gaven zij 24 pond gr. en als gift bij haar plechtige professie in geld: 6 pond gr;, en de vader gaf een zester wijn en ze had een zilveren kop, met een waarde van 20 schellinge, die zij als bruidsstuk schank aan prior Fransoijs;
(26)
Hierna volgen de juweeltjes die gebruikt zijn voor de nieuwe kelk, zo ik bevonden heb in verscheidene kleine documenten van de eerwaarde moeder priorin Josine vander Weedagehe.
Vervolgens, ten eerste waren aan ons klooster gegeven drie zilveren bierkroezen door de weduwe van jan van Sanctijcke. Bij haar overlijden was ze 105 jaar oud, en ze is hier gestorven en begraven.
Vervolgens nog een klein zoutvaatje dat Guijlame Hauten gaf aan onze priorin Johanne Crosylle, zaliger gedachtenis.
Vervolgens nog ander zilver, als een zilveren beslag, zilveren spelden, zilveren knoopjes, afkomstig van mevrouw Van Gent, onze kostgangster.
Vervolgens nog een kuipje van een andere kelk.
En al dit voornoemde zilver was gewogen en samen bedroeg het 22 ons en twee ingelsen, voor 22 stuivers het ons, komt samen op 5 pond, 17 schellingen en 4 gr.
Van het goud dat ook aan het klooster is geschonken en gebruikt is voor het vergulden van de voornoemde kelk.
(27)
Ten eerste zijn aan ons gegeven zes ringen, afkomstig van mevrouw Van Gent, met een waarde van 2 pond 7 schellingen gr.
Vervolgens nog drie ringen, de enen van meester Pieter de peckere, de tweede van meester jan Blockeel, en de derde van zuster Jakemine Pitmans, alles samen met een waarde van 3 pond, 3 schellingen gr.
Vervolgens nog een kleine ketting, afkomstig van zuster Philippote van Vlaederen, die helemaal van goud was, 2 pond, 10 schellingen gr.
Al deze voornoemde juwelen in goud en zilver zijn samen verkocht en de kelk is er mee gemaakt en verguld.
Al het goud dat voor deze kelk is gebruikt om te vergulden bedraagt 18 ingelsen en drie vierlingen. Een ingelse is 20 stuivers;
(28)
Zo is het dat de goudsmid voor zijn werk, dit wil zeggen voor het vervaardigen en vergulden en ook voor de levering van het goud waarmee de pateen en het lepeltje mee verguld zijn heeft ontvangen 4 pond 18 schellingen 2 groten.
Alles te samen opgeteld en verrekend is onze beste kelk dus 10 pond 15 schellingen 6 groten waard.
En alles is voldaan op Pasen 1557.
(29)
Van het gastenkwartier voor de vrouwen
In 1568 inspecteerde ik het gastenkwartier van de vrouwen, en ik bevond daar als huisraad:
Eerst 6 bedden met daartoe 15 paar lakens en 16 kussens, waarvoor elk twee slopen, zeven blauwe dekens en vijf witte, een groene en een blauwe, die dubbeldik is, 6 matrassen, vier nog goed en twee versleten, en twee dekkleden.
Vervolgens nog vijf zitkussens, 6 handdoeken, een Doorniks, twee doeken voor in de kast, 12 servetten, waaronder goed en versleten, en nog eens 7 tafellakens, goed en versleten, vijf grote nachtdoekjes, goeie en versleten, 12 kleine nachtdoekjes, goeie en versleten.
Vervolgens twee tinnen schalen, twee sauskommen, negen schotels, een boterschaal, en een in gleiswerk, 12 kroezen, 12 lepeltjes, een zoutvat, drie tinnen pispotten, 12 kannetjes, klein en groot, achttien vierkante borden, een geschilderde schotel, vier altaarkandelaars en een wijwatervat, een kwispel, drie metalen kandelaars, een pannetje.
(30)
Van het lijnwaad in de keuken en het gastenkwartier buiten (het eigenlijke klooster)
Vervolgens, in 1565 in september inspecteerde in de keuken al het lijnwaad dat men beurtelings in de keuken buiten in het gastenkwartier gebruikt.
En allereerst vond ik in het gastenkwartier buiten met de werklieden mee gerekend 40 paar brede lakens voor vier bedden in de gastenkamer, nog twee bedden in de mannenkamer en vier bedden in de kamer voor de werklieden, komt samen op tien bedden, voortaan zal men daarvoor behouden 30 paar lakens, te weten 12 paar fijne en nog 6 paar middelbaar voor de zes bedden in het gastenkwartier, de twee in de mannenkamer mee gerekend. Vervolgens nog 8 paar grauwe brede, voor de mannenkamer en nog 4 paar smalle voor deze zelfde bedden, dat komt op 26 paar brede lakens en 4 paar smalle.
Item voor de bedden van de knechten vond ik 39 paar smalle lakens, en daar zijn 10 mansbedden en voortaan zal men behouden voor elk bed drie paar lakens, wat komt op 30 paar.
(31)
Dus zijn er buiten 20 bedden te onderhouden, zonder die van de priesters en de broeders, daarvoor zijn er 60 paar lakens, brede en smalle, in tafellakens, servetten, beddengoed, slopen, lakens, oorkussens, enz.
Vervolgens moet ik boven deze 20 bedden nog instaan voor het beddengoed (lakens, slopen, enz.) van onze pater rector, zijn ‘socius’ (medebroeder) en drie lekenbroeders.
Vervolgens, voor de bedden van het gastenkwartier bevond ik 14 oorkussens, daarvoor waren er 14 nieuwe slopen en nog 24 oude, samen 38. Hiervoor moet men instaan voor twee slopen per kussen, komt dus op 28 slopen.
Vervolgens waren daar 2 dozijn damasten servetten, en 2 dozijn venetiaanse, en 94 doordeweekse, goeie en versleten, maakt samen 136 servetten. Daarvan zal men nog instaan voor drie dozijn beste en 6 dozijn doordeweekse, maakt samen 108 sevetten.
Vervolgens, twee beste tafellakens van 9 ellen, en drie beste van 6 ellen en drie kastdoeken, een venetiaans, een damast en een geruit, die moet men stuk voor stuk vervangen indien nodig.
Vervolgens nog 4 beste tafellakens voor de tafel van de priesters en 7 nieuwe doordeweekse en nog 7 die men steeds gebruikt, samen dus 18, hiervan zal men verder behouden de 4 beste en 10 doordeweekse, komt samen op 14.
Vervolgens nog 4 nieuwe tafellakens voor de broeders voor doordeweeks en 15 goeie en versleten, samen 18, hiervan zal men nog 12 tafellakens verder behouden,
Vervolgens 4 tafellakens voor de werklieden.
(32)
Vervolgens bevond ik nog 34 nieuwe handdoeken, en nog 5 beste en nog 6 goeie die voor dagelijks gebruik waren bestemd, samen dus 45, hiervan moet men nog behouden vijf beste en 20 doordeweekse, komt samen op 25 handdoeken.
En nog een dozijn handdoeken voor de knechten.
Vervolgens 6 dubbele mutsen en 6 enkele voor het gastenkwartier en twee koorhemden en twee hemden en zes scheerdoeken voor gebruik door de priesters als zij zich scheren.
Vervolgens zijn daar drie blauwe dekens, drie rode dekens en 8 witte dekens voor het gastenkwartier buiten.
Dit voornoemde heb ik aldus ondertekend en beschreven omdat ik sedert het begin van mijn prioraat en binnen deze 8 jaar heb vastgesteld dat dat men ons zoveel heeft gegeven, waardoor ik niet meer kon bijhouden welk oud lijnwaad moest worden behouden en welk niet.
(33)
Van het lijnwaad van de kerk en de liturgische gewaden (ornamenten).
Vervolgens heb ik in september 1565 in de kerk de liturgische gewaden, het lijnwaad en het zilver geïnspecteerd.
Allereerst bevond ik een gehele liturgische set van het beste rood fluweel, met alles wet ertoe behoort, en ook altaarkleden van rood fluweel, rode zijden gordijnen en alben en amicten en voor de vroegmis een kazuifel van zwart fluweel met een rood karmozijnen kruis en ook met een albe.
Vervolgens een hele set van blauw fluweel met de alben en de amicten, en zwarte fluwelen geborduurde altaarkleden, en voor de vroegmis en een kazuifel met figuren geborduurd en een geborduurd kruis met een albe en een amict.
Vervolgens een volledige set van rood damast, maar de koorkap is van rood fluweel geborduurd, met alben en amicten, en een rood damasten altaarkleed, en voor de vroegmis een paarse damasten kazuifel, met een geborduurd kruis met een albe en een amict, en met de set is nog een bankje, overtrokken in dezelfde kleur.
Vervolgens een kazuifel in wit satijn, met twee satijnen altaarkleden en een kazuifel van wit camelot (stof van kameelhaar) , elk met alben en amicten, en voor de vroegmis een groene zijden kazuifel, met een albe en een amict en twee witte gordijnen in linnen trekwerk (damast met motieven ingewerkt, gefagonneerd damast).
(34)
Vervolgens nog een blauwe satijnen kazuifel met twee tunieken van camelot, en een gelijkaardige koorkap, elk met een albe en amicten, en twee groene zijden gordijnen, en twee zwarte damasten altaarkleden. En een rood zijden altaarkleed voor het hoogaltaar en een geweven altaarkleed voor het hoogaltaar en een in groene zerk (fijne stof).
En voor het sacramentsaltaar een groen zijden altaarkleed met vogeltjes daarin geweven. En een zwarte kazuifel in camelot met twee alben en twee amicten. En een doordeweekse kazuifel van offet/osset (? Geen verklaring gevonden) met twee tunieken en elk een albe.
Vervolgens een kazuifel voor gebruik in de vasten met een albe en twee linnen gordijnen en een altaarkleed van damast. En drie alben zijn er over voor als het nodig is. En twee koorhemden voor onze rectoren en drie voor de broeders.
Altaardwalen
Vervolgens, het hoogaltaar heeft vijf brede dwalen, en twee smalle voor doordeweeks, eerst een beste dwaal, vervolgens een op een na beste, beide uit trekwerk, een ‘magis duplex’ van venetiaans en drie dekkleden, een beste van trekwerk, een andere van damasten het derde van Doorniks laken, en nog een dwaal voor gebruik in de vasten.
Vervolgens, het Sacramentsaltaar heeft ook vijf dwalen, een beste van trekwerk en een
(35)
damasten en drie in doorniks. En drie dekkleden, een in trekwerk, een in gewoon damast en een in lijnwaad.
Vervolgens voor de lezenaar in het koor een beste gestreepte dwaal en een doornikse, en een grijze in trekwerk en een dwaal voor de bruiden (geprofeste koorzusters) en de broeders als zij ter communie gaan, en een dwaal voor als de religieuzen in de benedenkapel ter communie gaan, en nog een dwaal voor de lezenaar boven van doorniks werk voor doordeweeks gebruik.
Verscheidene andere zaken met betrekking tot de kerk
Vervolgens bevond ik 10 nieuwe amicten en 8 andere, goeie en versleten.
En 9 nieuwe handdoeken, twee beste, in ruitmotief (? ‘van scaeck’), en nog 4 andere, goeie en versleten.
En nog 30 kelkzakjes, goeie en versleten,
Vervolgensl 1 corporalen (doekjes waarop kelk en ciborie staan),
En nog 12 beste prialen (wimpeltje of doekje, bedoeld om aan een monstrans te bevestigen, waarin de priester de monstrans vat om die vast te houden) en 30 dagdagelijkse, goeie en versleten.
Vervolgens nog 9 zakjes voor corporalen, elk met een corporaal.
(36)
Over het zilverwerk van de kerk en de andere metalen voorwerpen: Dit hierna volgende is het zilver dat zich bevindt in de kerk
Eerst een zilveren monstrans,
En nog een zilveren monstrans met de relieken van Sint-Jan
En nog een monstrans in verguld geel koper, met een zilveren verguld kruisje er
bovenop,
Vervolgens een vergulde ciborie in geel koper met een kuip van zilver En twee zilveren vergulde kelken, en nog een met een zilveren vergulde kuip, maar een vergulde kuip in geel koper
Vervolgens een zilveren wasbekkentje met vergulde rand en twee zilveren ampullen, een zilveren paxbord, twee zilveren busjes vor hosties,
Vervolgens een zilveren kruisje, met een stukje van een kruisreliek,
Vervolgens een verguld kruisje in geel koper met een relikwie van de H. Augustinus,
Vervolgens een zilveren beeldje van O.L. Heer aan de geselkolom, met een afneembare voet,
En nog twee zilveren kandelaartjes (in de marge: dit behoorde toe aan zuster Philippote van Vlaenderen)
(37)
Over de paternosters in de kerk
Dit hiernavolgende zijn alle paternosters
Eerst een paternoster in rood koraal, met 11 vergulde zilveren teekens, met daaraan hangend een verguld zilveren kruis,
Vervolgens een paternoster in kristal met 7 vergulde tekens, met daaraan hangend twee ‘agnus Dei’ (afbeeldingen van het Lam Gods op een medaille, waarschijnlijk geen stukje van de paaskaars)
En een ‘agnus Dei’ aan een vergulde zilveren ketting,
En nog een met de ‘Nood Gods’ (Pieta) en een korte paternoster in amber, met 6 vergulde zilveren tekens,
Vervolgens nog een paternoster in twee kleuren et twee ‘Agnus Dei’
En negen paternosters in koraal en nog verscheidene andere, klein en groot.
Over de metalen kandelaars
Vervolgens, dit is het metaal: eerst twee paar grote kandelaars, vijf paar altaarkandelaars en een voor het Drievuldigheidsaltaar, drie kandelaars voor roetkaarsen en 12 kandelaars voor de wijdingsceremonie (? Onzekere veklaring) en 9 kandelaars ‘ghelijck op de peije staet’ (? Moet onverklaard blijven), vijf kleine kandelaartjes en twee metalen hangsels, een kandelaar boven en beneden het O.L.Vrouwebeeld, drie wijwatervaten met een klein en een arm voor het Sacramentsaltaar, en een groot bekken en een klein, een lampetkan en een vuurpan.
Over de kleedkamer of de linnenkamer en van al het lijnwaad dat toebehoort aan deze linnenkamer:
In 1565 inspecteerde ik de kleedkamer en inventariseerde al het lijnwaad.
Eerst bevond ik boven in de kast 24 paar lakens, 36 schorten, 24 nachtdoeken, honderd doeken, honderd kapjes (‘huvekens’), 24 doekjes, 15 overschorten (‘scabben’) voor de nonnetjes die het meeste vuile werk doen, 2 overschorten voor de broeders, 6 paar mouwen voor koorhemden, vier slopen en een zak met prialen, en een zakje met voetdoeken (waarschijnlijk windsels). Dit bevond ik al voor dat wat beneden in de kist zat, waar al dit gerief het jaar door zit.
Van het lijnwaad voor de bruiloftsplechtigheden
Vervolgens, dit is het lijnwaad voor de bruiloften: Eerst 6 fijne koorhemden waarmee de bruiden (kloosterlingen die geprofest gaan worden) in het koor gaan, en nog koorhemden voor novices, en 24 doeken, twee riemen van zeemleer, 4 zakdoeken, vier kapjes en vier prialen, nog 6 versleten beste koorhemden.
(39)
Vervolgens, op 1 oktober 1566 ontlastte ik zuster Hantonyncken Moermans van de zorg over de kleedkamer en zij droeg het allemaal over aan mij, d.w.z. alles wat de kleedkamer en de naaikamer bettreft. En ik droeg het over aan zuster Janneken Sol, zoals Zuster Hantonyncken het had overgedragen, van stuk tot stuk, zoals hierna volgt:
Eerst droeg ze de kist over, die op de kleerzolder staat, volledig volgens de inventaris die ik opgemaakt heb bij mijn inspectie van 1565.
Vervolgens droeg zij over alles wat zij jaarlijks uitgaf voor wat betreft de naaikamer:
Eerst 27 doeken, waarvan er 22 moesten gezoomd worden, en 12 overschorten voor de nonnetjes, vijf genaaid en zeven ongenaaid.
Vervolgens 39 schorten en 6 nachtdoeken. En tegen Pasen moet er een nieuw stuk geweven zijn.
Vervolgens 18 ellen lijnwaad voor slopen. En tegen Pasen 1568 moet er een stuk stof voor slopen (‘fluwijnstick’) geweven zijn.
Vervolgens 12 doekjes en 8 nieuwe elletjes.
Vervolgens vier paar nieuwe lakens en 72 kapjes genaaid en nog 35 niet genaaid, samen honderd en acht;
Vervolgens vier witte schorten voor de broeders en nog een zakje met prialen voor de koorhemden, ongenaaid;
(40)
Vervolgens nog een hoopje nieuwe lappen en een lange doos met wat fijne lappen. Daarin ook een twee paar ongenaaide zakdoeken.
Vervolgens een zakje met witte touwen en grijze touwen, van elk twee bundels, en twee bundels wit lint, twee bundels grauw lint en een pakje wit garen en een pakje blauw garen.
Vervolgens is er nog oud lijnwaad:
Allereerst 56 paar slaaplakens, zonder de vier paar nieuwe, die bij (corr. in originele tekst: ‘bij’ in plaats van ‘LII’) het nieuwe lijnwaad, zo is het alles samen gerekend: 60 paar.
Vervolgens is er boven deze 60 paar nog drie paar die als ze uit de was komen helemaal verkleurd zijn, daarom zijn ze niet meegerekend.
Vervolgens nog 12 opslagen en 30 prialen, nieuw gemaakt van oude koorhemden. En nog een bundel onafgewerkt en nog twee bundels van onafgewerkte hemden.
Vervolgens nog 7 paar mouwen van koorhemden, vier paar hemdsmouwen, een zak vol voetwindsels en nog twee bundels prialen en 36 hoofddoekjes en een lade vol lappen;
(41)
En drie koorhemden en een paar lakens om te scheuren en vier kleren voor novices nog niet hersteld, en drie kloosterhemden om te scheuren, en drie witte overschorten, nu vodden (‘rommels’), en vier grijze en 6 versleten schorten, die nog kunnen dienen om te werken.
En twee overschorten om te koken of feestdagen en twee schorten.
Vervolgens 6 strengen (‘aspen’) dubbel garen (‘twijn’) en vijf weefklossen (‘spillen’), en vier nieuwe strohoedjes, en vijf schuurborstels en een kleerborstel.
En 17 witte manden voor kleren en twee grijze manden en nog een witte korf en drie nieuwe naaimanden;
(42)
Over het huisraad in de infirmerie, in bedden, lijnwaad enz.
Vervolgens in oktober 1565 inspecteerde ik in de infirmerie de toestand van het huisraad.
Vervolgens bevond ik daar 10 bedden, goeie en slechte, en 10 dekens, goeie en slechte. En 32 hoofdkussens en 15 kleine kussentjes, en voor elk kussen een sloop, 9 wollen zitkussens, 12 dekkleden, goeie en slechte, met diverse lakens, 16 stoofmantels, twee dozijn oude doeken.
Vervolgens vier tinnen schotels, 12 borden, 15 tinnen lepels, een tinnen mosterdpot.
Vervolgens drie ketels, een emmer, een bekken met een lampet, een klein emmertje en een bekkentje, drie pannetjes, en nog twee bekkentjes en een vuurpan.
En nog droogdoeken en allerhande oud lijnwaad dat nog dienstig kan zijn voor de infirmerie.
Vervolgens, als de geuzen in Vlaanderen kwamen, en wij moesten vluchten, hielden wij een openbare uitverkoop (‘vendicie’) uit alle gebouwen, zodat de huisraad van de infirmerie fel verminderde, net als die van de andere gebouwen. Het is godgeklaagd!
(43)
Over de benodigdheden en het huisraad van het poortgebouw
Vervolgens, in het jaar 1565 inspecteerde ik de poort om te bekijken wat daar nodig was.
Vervolgens, allereerst bevond ik 100 zakken, 24 dekkleden, zonder de slechte zakken en dekkleden, 20 hoeden waarmee de zusters naar de oogst gaan, 6 bundels zelen, 6 loopzelen, vier paar stringen (garen?), een nieuw huif, twee oude huiven, vijf vorken, vier mestvorken, vier spaden, goeie en slechte, 25 bezems.
(44)
Dit is het lijnwaad dat in de refter is in het jaar 1570
Eerst twee lange tafellakens, en een lang tafellaken, een snoer (‘linen’) voor de kinderen en twee andere,
Vijf nieuwe kleine tafellakentjes, drie beste taflllakentjes, vier nieuwe servetten en 9 oude,
16 nieuwe handdoeken, 11 oude,
Negen nieuwe droogdoeken en tien oude droogdoeken. (45)
Deze hierna volgende stukken moet de priorin jaarlijks aan de twee naaikamers bezorgen:
Vervolgens, ten eerste heb ik de verantwoordelijke voor de kleedkamer (‘vestijareghe’) jaarlijks gegeven op onze kosten een stuk doek van 60 ellen lang, ruim een el breed, een stuk stof voor sluiers van 40 ellen, ook een el breed, maar dit stuk om de twee jaar, een ook een stuk stof voor nachtdoeken, van 40 ellen, ook een el breed, en ook om de twee jaar en nog een stuk van 30 of 33 ellen, volgens noodzaak, meet een breedte van vijf vierendeel (1,25 el), voor het maken van slopen (‘fluwijnen’) om de drie jaar.
Vervolgens jaarlijks een stuk van 30 of meer ellen, anderhalve el breed, voor het maken van overschorten voor de werkzustertjes. En jaarlijks een stuk van 40 ellen werkgaren voor het maken van schorten. En voorts al het lijnwaad dat jaarlijks nodig is voor het maken van beddelakens, hemden en koorhemden. En jaarlijks 7 pond garens om dubbelgaren te maken, alles voor de twee naaikamers.
In 1558 waren er ongeveer vijftig religieuzen te onderhouden.
Vervolgens de naaikamer voor wol heb ik op mij genomen om die jaarlijks te voorzien van 12 ellen wit laken voor de kousen van het convent, en vier ellen wit laken voor fijne stof en vier ellen grijs laken ook geheten fijn laken.
In 1567 waren er 44 religieuzen, 20 koorzusters en 24 donatinnen, ter ere Gods.
(46)
Lijnwaad in de linnenkast van het klooster (‘Rolle’), kerk en het gastenkwartier voor de vrouwen:
In de Zoete Naam van Jesus. Dit hierna volgende is wat ik, zuster Sophija Pijcx, onwaardige priorin in 1557 heb gegeven als lijnwaad voor de kerk, in de kleerkast van het klooster en in het gastenkwartier van de vrouwen:
Eerst in de kleerkast een tafellaken voor de priesters en voor de broeders, 6 servetten, twee handdoeken voor de priesters en twee voor de knechten, ook nog een tafellaken en een paar brede beddelakens en drie paar smalle, voor onze rector een handdoek, voor de kerk twee handdoeken, twee kelkzakjes, 7 prialen en vier amicten.
1558
Vervolgens in de kleerkast een tafellaken voor de priesters en een voor de broeders, 6 servetten, twee handdoeken voor de priesters en twee voor de knechten, ook een tafellaken, twee paar brede beddelakens en een paar smalle, en in het poortgebouw 36 ellen canvas en voor de naaikamer 28 ellen, voor de kerk twee handdoeken, twee kelkzakjes, 2 prialen.
1559
Vervolgens in de kast een tafellaken voor de priesters en een voor de broeders, 6 servetten, twee handdoeken voor de priesters en twee voor de knechten, ook een tafellaken, twee paar brede beddelakens en twee paar smalle, en ik gaf in de keuken 33 ellen voor droogdoeken bewerkt lijnwaad, voor de kerk twee handdoeken, twee kelkzakjes, 2 prialen.
(47)
1560
Vervolgens in de kast een tafellaken voor de priesters en een voor de broeders, 6 servetten, twee handdoeken voor de priesters en twee voor de knechten, ook een tafellaken, twee paar brede beddelakens en twee paar smalle, en in de refter voor al de tafels een hele reeks tafellakens en twee handdoeken elk jaar en twee droogdoeken.
En in de kerk twee alben voor dagelijks gebruik, 17 ellen breed laken en een koorkleed voor de broeders, 6 ellen breed laken, en op het hoogaltaar een altaarkleed in venetiaanse stof, en het sacramentsaltaar een altaarkleed in fijne doornikse stof, twee handdoeken, twee kelkzakjes, twee prialen.
En in het poortgebouw 40 ellen canvas, waarmee men een huif maakte, waarvoor 21 ellen nodig was en in de naaikamer 36 ellen canvas en twee droogdoeken voor de kerk.
1561
Vervolgens in de kast een tafellaken voor de priesters en een voor de broeders, 6 servetten, twee handdoeken voor de priesters en twee voor de knechten, ook een tafellaken. Een paar brede beddelakens, drie paar smalle. Nog voor speciale gelegenheden (‘voor best’) drie paar brede beddelakens, vier beste slopen, een damasten tafellaken van 9 ellen en een van 6 ellen, ook in damast, en een half dozijn damasten servetten en een
(48)
damasten handdoek, twee dubbele mutsen. Ik gaf dat jaar geen servetten voor dagelijks gebruik, en in de kerk een speciaal altaarkleed in kunstig geweven stof (‘trekwerk’) met het verhaal van de Samaritaanse vrouw (zie Johannes 4, 79) en twee brede ataarkleden voor dagelijks gebruik, alles voor het hoogaltaar. En voor het sacramentsaltaar twee smalle voor dagelijks gebruik, twee slopen voor onze rector, voor de kerk twee handdoeken en en twee kelkzakjes, 7 prialen en een damasten altaarkleed voor het sacramentsaltaar en twee grijze onderkleden voor het sacramentsaltaar.
1562
Vervolgens in de kast een tafellaken voor de priesters en een voor de broeders, 6 servetten, twee handdoeken voor de priesters en twee voor de knechten, nog een tafellaken, twee paar brede beddelakens en drie paar smalle.
In de kerk voor het hoogaltaar een damasten altaarkleed en voor speciale gelegenheden (‘beste’) ook een altaarkleed van kunstig geweven stof, en voor het sacramentsaltaar een beste altaardwaal en een best altaarkleed, beide in kunstig geweven stof, en voor onze rector een beste koorhemd, 7 ellen breed laken, twee handdoeken, twee kelkzakjes, twee prialen.
En in het gastenkwartier voor de vrouwen een paar brede beddelakens, en in de keuken 33 ellen lijnwaad voor droogdoeken, en ze moeten elk jaar 6 droogdoeken en 6 zakjes krijgen.
1563
Vervolgens in de kast een tafellaken voor de priesters en een
(49)
voor de broeders, 6 servetten in venetiaanse stof, twee handdoeken voor de priesters en twee voor de knechten, ook een tafellaken, twee paar brede beddelakens en twee paar smalle, en nog een paar fijne beddelakens.
Vervolgens voor de kerk een kazuifel voor de vasten, 7 ellen venetiaans van drie vierendeel breed, benevens een albe, 9 ellen breed laken, twee corporalen, twee amicten, twee kelkzakjes, twee handdoeken, twee prialen.
Vervolgens voor onze rector vijf ellen van de voornoemde venetiaanse stof voor een kleed (‘dwale’, in de zin van altaarkleed). Vervolgens in het gastenkwartier voor de vrouwen 6 servetten in venetiaans laken, een tafellaken en een paar brede beddelakens. En in het poortgebouw 40 ellen canvas waarmee men ook een huif gemaakt heeft.
1564
Vervolgens in de kast een tafellaken voor de priesters en een voor de broeders, 6 servetten, twee handdoeken voor de priesters, en twee voor de knechten, ook een tafellaken, twee paar brede beddelakens en twee paar smalle, en voor onze kapelaan twee paar smalle beddelakens en 6 slaapmutsen voor het gastenkwartier.
Vervolgens voor de kerk twee kelkzakjes, een amict, vier prialen en twee droogdoeken.
(50)
1565
Vervolgens in de kast een tafellaken voor de priesters en een voor de broeders, 6 servetten, twee handdoeken voor de priesters en twee voor de knechten, twee paar smalle beddelakens, een paar brede.
En in de kerkt twee kelkzakjes, een amict, vier prialen, een droogdoek.
1566
Vervolgens in 1565 binnen het octaaf van Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart (in de week na 15 augustus) moesten wij vluchten met al ons roerend bezit en heel het convent naar Brugge wegens de troebele tijd, toen men in Gent en in veel andere steden de kerken vernielde, op raad van velen. En daarna in mei 1567 gingen wij op raad van onze vrienden definitief in Brugge wonen, omdat de omstandigheden niet verbeterden, in een huis dat wij gekocht hadden, genaamt Espinoy of het Fluweelhof. Dus sindsdien heb ik geen lijnwaad meer gegeven.
Vervolgens in oktober 1568 gaf ik aan de kerk twee amicten, twee kelkzakjes en vier prialen.
Vervolgens in augustus 1568 gaf ik de kerk een albe en een amict, twee kelkzakjes en twee prialen.
(51)
Over de verkiezing van de priorin
Vervolgens als een priorin of mater van ons huis sterft of haar ontslag indient, dan roept men alle nonnen samen na haar ontslag of begrafenis. Ze moeten dan drie dagen vasten, tenzij er een feest van 9 lessen tussenkomt of in de week na Pasen. En tot zij een priorin hebben verkozen moeten zij na het lof en na de vespers met devotie een aantal bijkomende latijnse gebeden opzeggen.
(52)
Vervolgens heb ik gezien dat na het overlijden en de begrafenis van onze eerwaarde moeder zaliger gedachtenis Josijne van der Weedaghe de subpriorin de sleutels nam en ze op een kussen bij de ingang in het bovenkoor van de kerk legde, ene elke dag werd het kussen wat verder gelegd, totdat de verkiezing afgelopen was.
Vervolgens als de priorin wordt aangesteld, reciteert het koor in beurtzang de psalm ‘Ecce quam bonum’ (Ps. 133) en daarna een aantal Latijnse gebeden, daarna leidt de subpriorin haar met de oudste non van het convent naar haar plaats; Dan heft de visitator het ‘Te Deum’ aan, dat wordt gezongen door het hele koor, rechtop staand in volgorde van hun professie. Daarna gaan ze uit de kerk. De jongste koorzuster loopt vooraan, en de nieuw gekozen priorin komt laatst achter de subpriorin en de oudste koorzuster. Ze wordt begeleid tot in de kapittelzaal, waar ze haar plaats inneemt. Vervolgens komen de visitators achter haar in de kapittelzaal.
(53)
1579
(andere hand)
(doorgehaald: Toen was ik, zuster Anthonina Moerman (priorin van 7 januari 1579 tot haar dood op 13 oktober 1598), op 7 januari).
En als zij zit komt de oudste koorzuster bij haar en de priorin vraagt haar: ‘Belooft gij gehoorzaamheid volgens de regel van Augustinus en onze statuten?’, en zij antwoordt: ‘Ik beloof het’, met een kus, en zo doen ze dan allemaal.
En de moeder belooft met deze woorden (in het Latijn): Ik, zuster N., beloof, met Gods hulp, aan de zeer eerwaarde heer in Christus, heer Matthias, bisschop van Brugge (Matthias Lambrecht, bisschop van 1596 tot 1602), en zijn wettige opvolgers gehoorzaamheid en trouw, voor mij en ons huis.
In de naam des Heren was ik, zuster Martyne Claeys, onwaardig tot priorin aangeduid op 27 oktober 1598 (ze bleef priorin tot 1616).
Voetnoten
[i] Zie de tekst in de vorige aflevering, p. 85 - 107. Woorden die in ‘Van Dale’ staan worden hier in principe niet verklaard.
[ii] 1 gemet of 300 roeden (100 roeden: 1 lijn): 0,442368 ha, 1 roede: 0,00147456 ha.