Ter Doest in verval in de veertiende eeuw?
Het bestuur van abt Willem De Smidt (ca.1360 - ca.1385)
Noël Geirnaert
In de algemene geschiedenis van de veertiende eeuw, maar ook in de geschiedkundige overzichten van de cistercienzerorde, waartoe de Lisseweegse abdij Ter Doest behoorde, vindt men steeds terug dat de 14de eeuw een periode van verval was voor de orde, inclusief de abdij Ter Doest.
Naar aanleiding van de restauratie van de beroemde abdijschuur van Ter Doest in Lissewege, voltooid in 2003, werd de datering van de schuur opnieuw onderzocht. Tot dan toe werd de schuur gedateerd in de dertiende eeuw, meer bepaald ca 1275. Op basis van dendrochronologisch onderzoek van het gebinte (het onderzoek van het hout, op basis van de jaarringen in het hout) moet de schuur nu zowat een kleine eeuw later, ca. 1375, worden gesitueerd. Dit betekent dat dit indrukwekkende gotische gebouw, het enige zichtbare restant van de middeleeuwse abdij, naar alle waarschijnlijkheid tijdens het bestuur van abt Willem de Smidt is opgetrokken. Uit geschreven bronnen was al bekend dat De Smidt verantwoordelijk was voor de bouw van een nieuwe pandgang en een nieuw abtskwartier.
De schuur van Ter Doest, het enige zichtbare restant van de middeleeuwse abdij.
Willem de Smidt (Smetius, Faber) of Willem van Bassevelde was de 22ste abt van Ter Doest. Hij was geboren in Bassevelde (nu deelgemeente van Assenede in Oost-Vlaanderen), dat toen tot de Vier Ambachten behoorde, een gebied waar de abdij nogal wat onroerend goed bezat. Het is niet bekend wanneer hij in Ter Doest is ingetreden noch welke taken hij er uitoefende voor hij tot abt werd verkozen.
Willem de Smidt wordt voor het eerst aangetroffen als abt van Ter Doest in een weinig bekende oorkonde van 9 of 11 februari 1361 n.s. (twee kopieën in Stadsarchief Brugge, Oud Archief, reeksnr. 521: Renteboek Lissewege, p. 48 en 136-137). Zijn voorganger, Michiel de Keysere, is voor het laatst teruggevonden in een stuk van 17 november 1356. De laatste bekende oorkonde waarin Willem de Smidt is vermeld dateert van 29 april 1372. Zijn naam is vermeld in het necrologium van de abdij op 3 oktober, wat betekent dat hij op een 3 oktober is overleden, de datum waarop hij in de liturgie van de abdij werd herdacht. Zijn opvolger, Jan van Hulst, verschijnt pas op 11 juni 1385 voor het eerst in de bronnen. Willem van Bassevelde overleed dus op een 3 oktober tussen 1372 en 1384.
De oorkonden waarin abt Willem de Smidt wordt vermeld verwijzen steeds naar het uitgebreide grondbezit en de waterhuishouding van de abdij. De Smidt slaagde erin het bezit van de abdij rationeel te beheren en nog uit te breiden.
Ook op cultureel gebied was het abbatiaat van Willem de Smidt van grote betekenis. Zelf behaalde De Smidt een doctoraat in de theologie aan het Sint- Bernarduscollege van de cistercienzerorde dat deel uitmaakte van de universiteit van Parijs.
Verschillende handschriften uit de abdijbibliotheek kunnen met Willem de Smidt in verband worden gebracht. Het gaat om de codices 189, 218, 244, 268 en 356 van de Stedelijke Openbare Bibliotheek van Brugge. Zijn naam wordt in elk geval aangetroffen in de codices 218, 244 en 268. het gaat dan meestal om eigendomsmerken in handschriften met theologische of juridische teksten. Zelf zou hij ook een Summa theologiae scholasticae in drie volumes hebben geschreven. Codex 218 van de Brugse Openbare Bibliotheek is misschien het eerste deel van dit werk, maar de codex is in elk geval geen klassieke Summa theologiae, eerder een collectie moralistische teksten .
Willem Jordaens (ca. 1321-1372), regulier kanunnik in het Brabantse Groenendaal (Nationaal Biografisch Woordenboek, III, 1968, kol. 449-454) vertaalde op vraag van de monniken van Ter Doest de Gheestelike Brulocht van zijn beroemde confrater Jan van Ruusbroec (1293-1381) (Nationaal Biografisch Woordenboek, I, 1964, kol. 797-905) van het Middelnederlands naar het Latijn. Deze contacten tussen Groenendaal en Ter Doest zijn naar alle waarschijnlijkheid ook tijdens het abbatiaat van Willem de Smidt te situeren. Hadden de monniken van het Vlaamse Ter Doest last met het Brabantse Middelnederlands, of wilden zij een ‘wetenschappelijk verantwoorde’ tekst in het Latijn, toen de wetenschappelijke taal in heel Europa? Ik ben geneigd de tweede oplossing te verkiezen.
Uit al deze feiten blijkt dat de abdij Ter Doest toen zeker in het derde kwart van de 14de eeuw nog een opmerkelijke bloeiperiode heeft beleefd. Van verval was toen zeker geen sprake.
Literatuur
- A. DE POORTER, Catalogue des manuscrits de la Bibliotheque Publique de la Ville de Bruges, Gembloers-Parijs, 1934 ;
- N. HUYGHEBAERT, Abbaye de Ter Doest a Lissewege, in : Monasticon belge, III, vol. 2, Luik,1966, 323 en 342 ;
- A. DEWITTE, Willem de Smidt, abt van Ter Doest. De quatuor occupationibus monachorum, in : Vlaamse kunst op perkament, Brugge, 1981, 79-80 ;
- M.-T. ISAAC, Les livres manuscrits de l’abbaye des Dunes, Aubel, 1984 ;
- C. OBERT, Les lectures et les oeuvres des pensionnaires du College Saint-Bernard; Jalons pour l’histoire intellectuelle de l’Ordre de Citeaux a la fin du Moyen Age, in : Citeaux, commentarii cistercienses. Revue dhistoire cistercienne, XXXX (1989), 373 ;
- A. HOSTE, De handschriften van Ter Doest, Steenbrugge (Brugge), 1993 ; K. SCHEPERS, Willem Jordaens. Auteur en vertaler, in: Ons Geestelijk Erf, LXXVIII (2004), 31-51;
- H. VAN ROYEN, B. DELAEY en B. HILLEWAERT, De Abdijschuur, in: R. DESMEDT, M. LINGIER, B. BEERNAERT en L. VANDAMME, Lissewege en Ter Doest. Monnikenwerk. Geschiedenis van het witte dorp en zijn abdij. Tielt, 2004, p. 52-63;
- A. DEROLEZ, Ten Duinen of Ter Doest? De herkomst van de handschriften in de Openbare Bibliotheek en het Grootseminarie te Brugge, in: Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis “Societe dEmulation” te Brugge, CXLI (2005), 219-277.