Het bevrijdingsoffensief van de “Legergroep Vlaanderen” bij het einde van WO I (september-oktober 1918)
-- Een getuigenverslag
Dirk Aernoudt
Deze tekst is een relaas van een directe getuige uit de frontlinie in de periode van het definitieve bevrijdingsoffensief van de geallieerden, dat in West-Europa een einde zou maken aan WO I (september-oktober 1918). Het gaat om twee frontbrieven, geschreven door Camiel Strubbe, een jonge soldaat-brancardier uit Uitkerke, en gericht aan zijn vader, die eveneens, zij het achter de linies (zie hieronder), in de oorlogszone verbleef[1].
Camiel Strubbe
Camiel Strubbe als jong-afgestudeerde onderwijzer.
Camiel-Josef (Camille) Strubbe (°Varsenare 3/4/1898) was de zoon van Leon Strubbe[2], een machinist bij de Belgische Spoorwegen en van Leonie Vanden Berghe, “barrieredraaier” (of heeft dat een andere naam?- barrierebedienster? - barrierewachter? - overwegbewaker?) bij de Spoorwegen.
Camiel studeerde voor onderwijzer (normaalschool Torhout), in de periode (vanaf 1912) dat het gezin om beroepsredenen van Varsenare naar Uitkerke was verhuisd.
Na zijn studies[3] werd hij in juli 1917 op de leeftijd van 19 jaar quasi onmiddellijk opgeroepen in het Belgisch leger. Zoals gebruikelijk voor onderwijzend personeel, werd hij ingelijfd als brancardier[4] [5] [6] .
Soldaat-brancardier Camiel Strubbe
Hij maakte van heel dichtbij de laatste weken mee van het ultieme bevrijdingsoffensief in onze West-Vlaamse contreien. De vreugde van de bevrijding/wapenstilstand mocht hij evenwel niet meer meebeleven, na fatale verwondingen bij een laatste brancardiers-opdracht begin november overleed hij op 18/11/1918.
Immatriculatieplaatje5 6 van Camiel Strubbe
Situering van deze brieven in de oorlogssituatie eind 1918[7]
1917... na 3 uitputtende oorlogsjaren (gifgas, koude natte winters in de modder en een verwoest landschap...) bracht de 3de Slag bij leper in het najaar van 1917 de oorlog in onze gewesten naar zijn dieptepunt, met het dorpje Passendale als dramatisch-zinloos voorbeeld.
De geallieerden, onder het niets-ontziende bevel van de Engelse veldmaarschalk Sir Douglas-Haig[8], zouden de Duitse linies vernietigen en een doorbraak forceren naar de kusthavens Oostende en Zeebrugge...
Maar de legers liepen zich dood op elkaar: er was in het vernielde landschap geen enkele frontdoorbraak meer mogelijk. Douglas-Haig bleef zich desondanks hardnekkig te pletter lopen (of liever: liet dat doen door zijn soldaten...!) op de Duitse weerstand, met als gruwelijk gevolg: een half miljoen doden, gewonden en vermisten, waaronder 300 000 Engelsen, en een nu met meer dan 4 miljoen projectielen volledig kapotgeschoten landschap, omgevormd tot een modderveld waarin mens, dier en oorlogsmachine letterlijk verzopen.
"Passchendaele 1917” werd dan ook een gruwelijk begrip voor de zinloosheid van de oorlog: een minieme, te verwaarlozen terreinwinst (meer bepaald: het totaal vernielde dorpje Passendale - men sprak van "een rode vlek in de modder”) ten koste van duizenden mensenlevens.
In het voorjaar 1918 lanceerden de Duitsers vanaf 7 april 1918 een lenteoffensief, om de gevreesde komst van het Amerikaans leger te kunnen opvangen. Dit Duits offensief bracht hen terug in stelling zoals begin 1917 voor de 3de Slag bij leper, wat nogmaals de zinloosheid van "Passchendaele 1917” pijnlijk blootlegt.
Een tekort aan logistiek en munitie en vermoedelijk ook wel oorlogsmoeheid na 4 labeurjaren in de modder, deed uiteindelijk toch dit Duits offensief mislukken. Van medio juni tot begin augustus 1918 bestond er tijdelijk een stabiel evenwicht tussen beide kampen. Beide partijen hunkeren, moegestreden, naar het einde.
En steeds meer werd ook duidelijk dat het Duitse leger in het westen eigenlijk stilaan gehalveerd/verzwakt was. Het initiatief kwam meer en meer bij de geallieerden, die trouwens steeds sterker werden[9] en de tijd rijp zagen voor een definitieve aanval.
Het beslissende offensief van de geallieerden kon niet lang meer op zich laten wachten. De Franse maarschalk Foch, aangesteld als coördinator van de geallieerde legers, wilde nog voor eind 1918 de beslissing afdwingen. Drie kort na elkaar gestarte offensieven moesten de definitieve overwinning brengen.
In het zuiden moesten Fransen en Amerikanen op 26 september tussen de Maas en Reims aanvallen in de richting van Mezieres. In het centrum zouden de legergroep van het Britse Gemenebest, onder leiding van Haig en versterkt door het 1ste Franse leger,op 27 september aanvallen naar Philippeville. Het bevrijdingsoffensief in de noordelijke contreien (West- en Oost-Vlaanderen) moest op 28 september 1918 starten.
Daartoe werd de "Legergroep Vlaanderen" gevormd, bestaande uit het Belgisch Leger, het 2de Britse Leger, het 2de Franse Cavaleriekorps, 3 Franse Legerkorpsen en 2 Amerikaanse Divisies, onder het nominaal opperbevel van Koning Albert en met als chef-staf de Franse generaal Jean-Marie Degoutte.
In het noorden had het Belgisch leger alles en iedereen op de been gebracht voor het ultieme offensief (het eerste waaraan koning Albert wenste deel te nemen - voordien weigerde hij telkens[10]), en werden de stellingen bij de IJzer verlaten. Eind september 1918 kwam dit hele front in beweging: de geallieerde legers zetten het slotoffensief in dat Duitsland op de knieën moest dwingen.
De situatie in West-Vlaanderen: de IJzervlakte tussen Nieuwpoort en Diksmuide was na vier jaar inundatie totaal onbruikbaar. Dus moest men van het kustgebied wegblijven. Ook het erg waterrijke gebied rond de Blankaart (Woumen) was niet geschikt voor een offensieve operatie.
Op 28 september: de Belgische 4e divisie valt aan in de kleine sector tussen Diksmuide en de Blankaart (Woumen). De hoofdaanval van 13 divisies vindt plaats tussen de Blankaart en Ieper. Twee Franse divisies en de Belgische cavaleriedivisie vormen hier de reserve.
Op de rechterflank van de Belgen vallen ondertussen vier Britse divisies aan tussen Ieper en de Leie. Drie Belgische divisies worden achter de spoorlijn Nieuwpoort-Diksmuide paraat gehouden om het gebied niet onbewaakt achter te laten.
Chronologie van het bevrijdingsoffensief (28 september - 11 november 1918)
De eerste fase (28 September -1 oktober)
Op een dag tijd (28 september) wordt de hele salient[11] heroverd !
Om 2.30u start het offensief van legergroep Vlaanderen met zwaar artillerie-vuur. Om 5.30u komen de infanteristen uit hun stellingen[12].
De bevrijde dorpen:
- Langemark en Poelkapelle door de Belgische 9de infanteriedivisie
- Passendale door de Belgische Karabiniers en Grenadiers (6de en 12de infanteriedivisie)
- De Duitse weerstandstelling rond het verwoeste bos van Houthulst na zware gevechten .
- Zonnebeke en Broodseinde door het 17de Belgische Linie (8ste infanteriedivisie)
- Beselare door Schotten van de Britse 29ste divisie
- Geluveld door de Worcesters (in de Britse 29ste divisie)
- Op 30 september worden Sleihage, Westrozebeke en Oostnieuwkerke bevrijd en staan de Belgen voor de tweede Duitse verdedigingslinie, die loopt over Zarren, Handzame, Hooglede, Roeselare en Sint-Eloois-Winkel. Maar het offensief valt noodgedwongen stil: de zware artillerie moet verplaatst worden en in het door vier jaar oorlog totaal verwoeste landschap is dat bijzonder moeilijk. Toch worden Moorslede en Diksmuide nog die dag bevrijd.
De tweede fase (14 -17 oktober)
Na een pauze van 2 tot 14-16 oktober, om de artillerie opnieuw in stelling te brengen, wordt het offensief hervat in de richting van Roeselare en Hooglede. Het Duitse front stort in elkaar en trekt zich terug, enkele kleine tegenaanvallen, o.a. van vluchtende Duitse soldaten, niet te na gesproken - zie verder bij de brieven: het gewond raken van Camiel Strubbe.
De kust wordt ontruimd en de IJzer "heeft zijn oorlogstijd gehad”... In Zuid-West-Vlaanderen in de regio Kortrijk proberen de Duitsers de geallieerde opmars wel nog af te remmen met zwaar machinegeweervuur en gasgranaten, maar in midden-West-Vlaanderen en de kust lijkt de strijd gestreden.
Langs de kust rukt men op tot Loppem en Brugge dat op 17 oktober bereikt wordt.
De derde fase (31 oktober - 11 november)
Het Belgisch leger rukt verder op na heftige Duitse weerstand aan de Leie en het kanaal Deinze-Brugge.
In het zuiden van de provincie bereiken de Britten de Leie in een lijn van Armentieres tot Komen.
Op 11 november 1918 wordt een lijn bereikt van Terneuzen over Gent, Bergen en verder in de richting Mezieres en Sedan. Meer dan 300.000 Duitsers hebben zich overgegeven tijdens dit bevrijdingsoffensief.
Om 11 uur, na 1568 dagen oorlog, zwijgen uiteindelijk de wapens over het westfont[13].
De frontbrieven van Camiel Strubbe (29 sept en 12 oktober 1918)
Beeld uit een krijgshospitaal 1914-1918 (mogelijks is de omkringde persoon Camiel Strubbe)
Deze twee brieven situeren zich in het ultieme bevrijdingsoffensief. De teksten van de beide brieven (1 en 2 met telkens de onderverdelingen I, II, III en IV) zijn letterlijk weergegeven zoals genoteerd door Camiel Strubbe.
Brief 1-1
“Maandag 29 September 1918 Beminde Vader,
Hetgeen ik u schrijf zal voorzeker te laat toekomen, in alle geval, t zal nieuws zijn. Zoals ik u over 14 dagen zegde is het gebeurd. De belgen hebben de offensief genomen en maken goede vooruitgang. Nu voor t oogenblik t is te zeggen 6 ure’s avonds, is reeds aan ons, Zarren, Handzaeme, (Rousselaere door de engelschen.) het bosch van Houthulst. Zoover zijn ze reeds dat wij met ons stukken die 18 Km. schieten niet meer toekunnen. Wij zitten hier bij Noordschote in de oude eerste lijn der belgen (Drie Grachten)[14]. Geern genoeg zouden we willen vooruittrekken”...
Brief 1-II
...“Wij zouden moeten positie kiezen juist voorbij Houthulst, maar we kunnen
niet vooruit, de bruggen te flauw en de baan te slecht voor onze 1700 Kgr. Op eenen as, ’t zal nog wel 3-4 dagen duren eer dat alles vermaakt is. ’t Was zaterdag morgend te 21/2 ure. Alles was stil, geen schot. Al opeens, staat alles in vlam en vuur. Honderden kanons, 4 of 500 waren er op den secteur, braakten obussen naar den duitsch, ’t was een gerucht om hoorndul te worden. De een verstond de andere niet. En dat duurde tot rond 10 ure. En geen enkel schot van Fritz. Op ieder van zijn batterijen stonden er 4 van de onze te schieten. ”...
Brief 1-III
...‘‘Te 5V2zijn de piotten[15] in assaut[16] geloopen. Bijons waren het: 2e 3e 22e en 23e piotten. Rond 8-9 ure’s voornoens was Clercken, Houthulst en den hoogte tusschen die dorpen genomen. Rond dien tijd kwamen de eerste prisonniers af en ook de eerste gekwetsten en deze die eerst geattakeerd hadden.
’t Was de moeite waard om alles te hooren vertellen. Weinig tegenstand, ’t was kameraad en pardon. Een tram met munitie die in Clercken stond, wierd genomen met 9 man. Hij was niet kunnen wegtrekken doordat de baan in stukken geschoten was. Burgers hebben ze nog niet gezien. Maar ’t zal wel komen. Verder in ’t vooruitgaan hebben”...
Brief 1 -IV
...“ze weinig mannen verloren. Veel geblesseerden, maar niet erg. Meest alien de handen en voeten door den stekkersdraad. Nu voor ’t oogenblik vechten ze dapper met ’t geweer en ponjaard[17]. Nu vallen er veel officieren volgens ik gezien heb.
Binst het bombardement van zaterdag is er hier bij mij een schoonen hond gekomen[18], een groenendaal, zulke lijk Jules Coulembier heeft, maar hij is wat grooter en sterker en hij is wel gedresseerd maar in’t fransch. Hij blijft goed bij mij. Als ik binnen eenige dagen kan naar huis gaan, hetgeen ik stellig verwacht, zal hij medegaan naar Uytkerke en Bouboul[19] remplaceeren. ”
Brief 2-II
“Zondag, 12 October 1918 Beminde Vader,
K heb U niet eerder geschreven omdat het nieuws van hier niet al te belangrijk was. Van den vooruitgang weet gij zooveel als ik, dus onnoodig er over te schrijven. ’t Is zoo erg niet geweest als ik eerst dacht. Nog thans, ik heb goeden moed; ’t goe leven is hier voor ’t oogenblik voorbij. Wij hebben eerst rond gereisd langs Merckem, Luighem[20] enz.. Nievers nog huis nog kot, nog staak. Overal buiten onder de tent. Wij konden langs daar niet dicht genoeg bij de duitschers komen. Nu sedert 2 dagen zijn wij op eenige meters van Caeskerke; op een goede 1.300 m. van de duitsers en wij wachten op den nieuwen”...
...”slag, welke voorzeker morgen uchtend ofwel dinsdag morgen moet plaats hebben hier voor ons, dus Keyem, Beerst, Leke enz.
En dan, daarna gaan de franschen den genadeklop geven langs Thourout, Rousselaere enz.
Zijt nu maar niet ongerust, dat we zoo dicht zijn. Hoe dichter hoe geruster en hoe meer ge ziet en hoort. Daarbij, ’t bombardement moet van onzen kant maar 2 tot 3 uren duren en wel met honderde kanons te samen. Zoals in Noordschote zal hij geen tijd vinden om weder te schieten. Dus als die brief toekomt, zult ge al nieuws hebben over den Slag door de gazetten. Goe moed. Over 14 dagen, langs den kant van Rousselaere, is Omer Denecker, broeder van Leon, gedood binst een attaque van zijn kompagnie. Misschien wist gij het reeds”....
...’’Verder weet ik maar weinig nieuws. Nog altijd in goede gezondheid en nu weder, geen of weinig werk te doen; ’t is te hopen dat het morgen en later zoo blijft duren.
Hier vandaag heb ik als solde nog 10 fr. getrokken voor de verloopen week; zoolang de offensief duurt trekken wij een frank per dag en onze solde van 0,48 daags, plus twee frank per dag op den boek. Ook alle dagen onzen eau de vie en bier. Spijtig dat we hier nu tot over onze oren in het slijk zitten. Spreek eens over Caeskerke tegen de mannen van bij u, en ze zullen het u zeggen. Enfin, ik geloof wel dat het nu niet al te lang meer zal duren. De vrede zal niet lang meer wachten. Kwestie van die offensieven overal. Ze moeten hun weeren, willen ze nog wat mannen van kant helpen, anders’t is te laat.”...
...”En ik geloove wel dat deze slag de weg naar huis voor ons zal open zetten. Geheel zeker eer het ten volle winter is zijn wij tehuis, gij tenminste, en ik hier of daar in een fort of caserne met onze canons. Dus, Beminde Vader, goeden moed, binnenkort zien we elkander weder in Uytkerke.
Een kloeke handdruk van uw toegenegen zoon
Camille 1ier RAL /59/3/III”
Commentaar bij deze brieven:
Beide brieven omspannen een periode van 2 weken: de succesvolle start van het bevrijdingsoffensief van 28 tot 29 september, de tijdelijke stop door de slechte staat van het oorlogsveld en het vooruitzicht op het nieuw offensief vanaf 14 oktober (2de fase). Dit alles zoals Camiel het heeft meegemaakt of gehoord binnen zijn Compagnie.
Een zekere ironie in een ondertoon van triomf is wel aan te voelen bij deze jonge soldaat. Dit na de eerste twee dagen van succesvol zwaar geallieerd offensief “...braakten obussen naar den duitsch..." tegen blijkbaar machteloze Duitsers “...en geen enkel schot van Fritz. Op ieder van zijn batterijen stonden er 4 van de onze te schieten..." en ”...zal hij geen tijd vinden om weder te schieten..
Het slot van brief 2-III geeft ook een beeld van de ontspannen sfeer in de rustperiode ter voorbereiding van het nieuw definitief offensief midden oktober: “Nog altijd in goede gezondheid.. .geen of weinig werk te doen" en de supplementaire soldij, verbonden aan het offensief, leidt naar “alle dagen onzen eau de vie en bier” .
Maar vooral voelt hij het einde van de oorlog naderen, en benadrukt dit in de twee brieven steeds nadrukkelijker “.de vrede zal niet lang meer wachten..." in telkens hoopvolle/optimistische afscheidszinnen “...geheel zeker eer het ten volle winter is zijn wij tehuis" en “...goeden moed, binnenkort zien we elkander weder in Uytkerke". Het verlangen van een 19-20-jarige naar zijn vertrouwde thuis, na een jaar in het volle oorlogsgeweld te hebben moeten doorbrengen.
Zelfs voor zijn begeleidingshond ziet hij reeds een toekomst bij hem in Uitkerke “...als ik binnen eenige dagen kan naar huis gaan, hetgeen ik stellig verwacht, zal hij medegaan naar Uytkerke en Bouboul remplaceeren”
... Helaas, een volgende brief is er niet meer gekomen...
Begin november 1918, slechts enkele dagen voor de wapenstilstand, worden alle perspectieven voor de nakende vredestijd voor Camiel brutaal afgebroken in de omgeving van Torhout . Tijdens een zoekopdracht met de speurdershond naar gekwetste soldaten in de frontlinie, wordt Camiel levensgevaarlijk neergeschoten door een paniekerige, gevluchte achtergebleven Duitse soldaat.
Hij wordt nog tijdelijk verzorgd in Torhout, maar dit hospitaal wordt ontruimd voor uitsluitend de verzorging van militairen met Spaanse griep. Deze epidemie is uitgebroken in oktober 1918. Camiel dient daardoor overgebracht te worden naar het krijgshospitaal van Sint-Michiels-Brugge, waar hij evenwel overlijdt op 18/11/1918 door inwendige bloedingen, opgelopen tijdens het moeilijk transport over kapotte en slechte wegen vanuit Torhout naar Brugge.
Doodsprentje van Camiel Strubbe
Oorlogsmonument bij de kerk in Uitkerke, met de vermelding van Camiel Strubbe
Zijn vriend-wapenbegeleider[21] Jules Dewilde (landbouwerszoon uit Woesten) ontfermde zich nadien tijdelijk over de hond tot die later volgens de wens van Camiel - zie einde brief 1-IV in Uitkerke bij de familie Strubbe werd geadopteerd.
Jules Dewilde, Woesten, begeleidingssoldaat bij de brancardieropdrachten van Camiel Strubbe
Eretekens postuum toegekend aan Camiel Strubbe[22]
Het Belqisch Oorlogskruis 1914-1918,
met een rood-geel gestreept lint. Op de voorkant van de medaille de Belgische leeuw, op de achterkant het monogram “A”(lbert). Gesticht op 25/10/1915. Werd verleend voor daden van moed tegenover de vijand.
De Herinneringsmedaille aan de Oorlog 1914-1918
met rood-geel gestreept lint. Ingesteld op 21/7/1919. De voorzijde van de enigszins driehoekige medaille toont het gehelmde hoofd van een soldaat. In de onderste hoeken staan de jaartallen “1914” en “1918”.
De achterzijde heeft een tweetalig[23] inschrift: “MEDAILLE COMMEMORATIVE / DE LA CAMPAGNE / 1914-1918 / HERDENKINGSMEDAILLE / VAN DEN VELDTOCHT”.
De Burgerlijke decoratie voor Moed, Toewijding en Menslievendheid
met een zelfde voorkant en achterkant van de medaille en met een lint van rood en zwart met gele rand. Ingesteld op 21/7/1867, uitgereikt voor een daad van menselijkheid ten opzichte van een Belg.
De Overwinningsmedaille 1914-1918
met een lint van het “regenboogtype”, uitgereikt aan allen die dienst deden in het gemobiliseerde Belgisch leger tussen 1/8/1914 en11/11/1918.
Op de voorkant is de over- winningsgodin afgebeeld, met uitgespreide vleugels en staand op een wereldbol. In haar linkerhand houdt zij een lauwerkrans, in haar rechter een zwaard en een lauwerkrans. De achterkant toont middenin het Belgische wapen, en omheen de tweetalige tekst “LA GRANDE GUERRE POUR LA CIVILISATION . DE GROOTE OORLOG TOT DE BESCHAVING”.
En daarnaast nog enkele “Front-Souvenirs” ...
Aluminium frontringen van Camiel Strubbe
Een geliefd tijdverdrijf tijdens de ontspanningsuren was, naast het kaartspel, o.a. het vervaardigen van versierde granaathulzen en het vijlen en kunstig bewerken van ringen uit aluminium, veelal afkomstig van kapotte gamellen of koper. Die dienden dan vaak als souvenir, als geschenk voor geliefden of werden na de oorlog tegen relatief hoge prijzen verkocht.Een geliefd tijdverdrijf tijdens de ontspanningsuren was, naast het kaartspel, o.a. het vervaardigen van versierde granaathulzen en het vijlen en kunstig bewerken van ringen uit aluminium, veelal afkomstig van kapotte gamellen of koper. Die dienden dan vaak als souvenir, als geschenk voor geliefden of werden na de oorlog tegen relatief hoge prijzen verkocht.
Ring 1 "IJzer 14-15” met op de zijkant de klaproos - Ring 2 De Belgische driekleur en ornamenten - Ring 3 met initialen "CS” (Camiel Strubbe)
Voetnoten
[1] Met dank aan Paul Maenhout, die mij deze familie-documenten van zijn oom (broer van zijn moeder Adrienne Strubbe) ter beschikking stelde en voorzag van begeleidende mondelinge aanvullingen uit de familiegeschiedenis.
[2] Leon Strubbe kreeg tijdens de eerste dagen van de oorlog de opdracht van de Belgische Spoorwegen om Belgische treinstellen naar Frankrijk over te brengen teneinde te voorkomen dat de Duitsers die zouden inpalmen. Hij bleef de ganse oorlog in dienst van de Belgische Spoorwegen als machinist achter het IJzerfront (gemobiliseerd burgerpersoneel) en is pas na de wapenstilstand 11 november naar zijn gezin kunnen terugkeren in Uitkerke. Voor zijn oorlogsverleden werd hij later ook gedecoreerd.
[3] Vandaag behoren de studies voor onderwijzer tot het hoger onderwijs. Tot midden 20e eeuw (1957) waren deze studies nog uitgestippeld volgens een 19de-eeuws opleidingspatroon. Dit hield in dat men na een vierdegraadsklas Lager Onderwijs (7de-8ste studiejaar) via een voorbereidend jaar en daarna nog vier jaren normaalschool het onderwijzersdiploma behaalde. M.a.w. op de leeftijd van 18-19 jaar kon men toen als onderwijzer afstuderen.
[4] Brancardiers hadden als taak de gewonden uit de gevechtslinies op te halen. Onderwijsmensen, novicen van kloosterordes en seminaristen van de bisdommen waren in vredestijd vrijgesteld van legerdienst op voorwaarde dat zij slaagden in een examen voor brancardier. In oorlogstijd werden zij dan opgeëist voor deze functie.
[5] Het ovaalvormig immatriculatieplaatje werd in 1915 ingevoerd (geïnspireerd op het Franse plaatje uit 1881). Het diende (dient) als een “metalen paspoort” (met vooraan: naam, geboortedatum, woonplaats, provincie en achteraan: legereenheid en nummer). Het werd met een ketting rond de pols gedragen.
[6] 1 .R.A.L. = 1 ier Regiment d’Artillerie Lourde
[7] SCHEPENS,L., 14/18 Een oorlog in Vlaanderen (Reeks Retrospectief). 2de druk, Uitgeverij Lannoo, Tielt & Weesp, 1984, 180 blz. Sofoco; Thematische activiteit, Eerste Wereldoorlog - 2/11/2012 - Voordrachten Eerste Wereldoorlog; p. 8-9 Het ABL-History Forum. Forumoverzicht (Te Velde)/De Eerste Wereldoorlog/ Derde Slag bij leper, Passendale
[8] De Britse bevelhebber Douglas-Haig kreeg, na zijn onwrikbare houding tijdens de Slag aan de Somme (1916) -hij stuurde duizenden Britse soldaten met onverantwoorde bevelen de dood in - in de Britse pers de bijnaam "de slachter van de Somme”. Eenzelfde keiharde onmenselijke houding nam hij aan in de 3de Slag bij leper. Na 100 jaar wordt zijn militair optreden nog steeds zeer kritisch en veelal afkeurend beoordeeld (zie o.a. www.wereldoorlog1418.nl/berichten/ douglas-haig).
[9] Eind september waren daarbij al ongeveer een miljoen Amerikaanse soldaten in Europa aangekomen.
[10] Nog steeds is er de discussie of de reden daartoe was niet nodeloos mensenlevens op te offeren (wat wij op de lagere school hebben geleerd) of de vroegere weigering van Albert I om samen te werken met de geallieerden vanuit een “vroegere Duitse sympathie”...
[11] Ypres Salient (de leperboog ): was een boogvormige (halve cirkel) uitstulping (“saillant”) in het door Duitsers bezet gebied met opeenvolgende geallieerde verdedigingslinies rond het
centraal gelegen leper. Deze boog liep van Boezinge (noordkant leper) naar Ploegsteert (zuidkant leper).
[12] Zie ook de plastische beschrijving van dit oorlogsgeweld in brief 1-II van Camiel Strubbe
[13] De herfst 1918 zorgde trouwens al voor 11 november voor de overgave van de Duitse bondgenoten: Bulgarije deed dat op 29 september,Turkije op 30 oktober en Oostenrijk- Hongarije op 4 november.
[14] Gehucht in Merkem
[15] Piot = volkse benaming voor infanteriesoldaat
[16] stormloop
[17] Dolk, bajonet
[18] Brancardiers werden vaak vergezeld van een speurhond, die hen hielp bij het opsporen van gekwetste soldaten.
[19] “Bouboul” was de thuishond, die enkele maanden voordien gestorven was.
[20] Een gehucht van Merkem
[21] Een brancardier, die veelal slechts over een minieme wapenuitrusting beschikte, werd meestal begeleid door een stevig bewapende medesoldaat.
[22] Voor meer details over deze eretekens wordt verwezen naar Google-internet, onder de hoofding “eretekens wereldoorlog 1”
[23] Merkwaardig detail: de medailles die werden ingesteld vanaf 1919 dragen een tweetalige tekst. De tijd van “...pour les Flamands la même chose...” lijkt voorbij...?