Waren de laatmiddeleeuwse Heistse vissers piraten?

Hugo Van Loocke

Vanaf het moment dat de mens goederen begon te transporteren, verschenen er rovers op het toneel. Op het land vielen struikrovers handelstransporten en reizigers aan. Op zee waren het zeerovers die vanaf de oudheid alom tegenwoordig waren. Voor de Vlaamse kust was dit niet anders, zeker niet in de middeleeuwen. Rond 1400 was er op de Noordzee een periode van intense kaperij. De zeevaarders en de kustbewoners hadden toen erg te lijden onder wat later de ‘Honderdjarige Oorlog’ werd genoemd: een oorlog tussen Frankrijk en Engeland die ook op zee werd gevoerd[1]. Oorlog voeren betekende ook het economisch verzwakken van de tegenstander. Een echte oorlogsvloot hadden de oorlogsvoerders niet, die ontstond pas op het einde van de vijftiende eeuw. Koopvaardijschepen en zelfs vissersschepen werden opgeëist, gehuurd of aangekocht en werden voor de tijd van het conflict opgetuigd en bewapend en nadien terug in de oorspronkelijke staat hersteld.

Vooral de Engelsen waren de directe ‘tegenstanders’ van de Vlamingen (maar eigenlijk was het iedereen tegen iedereen: Spanjaarden, Engelsen, Schotten, Hanzeaten, Vlamingen en Fransen maakten elkaar het leven op zee lastig). In oorsprong was er geen probleem tussen de Vlamingen en Engelsen. Er waren goede handelscontacten en qua taal begreep men elkaar min of meer: het Diets en het oud-Engels leken meer op elkaar dan nu het Nederlands en het Engels. Ze hadden elkaar ook nodig: De Vlamingen hadden de Engelse wol nodig, de Engelsen de door de Vlamingen ingevoerde wijn maar ook aardewerk, smeedwerk en noem maar op. Maar de relaties tussen de kustbewoners van beide landen verslechterden zienderogen, vooral uit onderlinge na-ijver, vergeldingsdrang, persoonlijke vetes tussen de kustplaatsen onderling enz. Het begon pas echt slecht te gaan toen door de oorlogssfeer een van beide partijen het niet kon laten de ander te beroven. Vanaf 1402 werd de kaperactiviteit intenser. Dat de Engelsen het waagden om verschillende wijntransporten vanuit La Rochelle naar Vlaanderen te kapen was de druppel die de Vlaamse wijnroemer deed overlopen. De Vlamingen lieten zich niet onbetuigd en kaapten op hun beurt Engelse vaartuigen. De Engelsen namen niet alleen revanche door nog meer schepen aan te vallen maar ook door raids te houden op de vissersplaatsen langs de kust. Logisch dus dat deze situatie een einde stelde aan de relatief goede verstandhouding die heerste tussen het Graafschap Vlaanderen en de Engelse kroon.

Het begon met enkele gevallen maar vanaf 1400 begonnen de Engelsen meer en meer Vlaamse schepen te beroven. Tot 1403 evolueerde het aantal in stijgende lijn: in 1402 30 meldingen, in 1404 45 meldingen. De Vlamingen lieten zich niet doen en kaapten vanaf 1403 op hun beurt Engelse vaartuigen, een zestal dat jaar. In 1404 waren dat er ongeveer 70, dus veel meer dan Engelse kaperijen.

De raids op het scheepsverkeer in het Kanaal en op de Noordzee waren het werk van zowel kapers die in opdracht van de respectievelijke regeringen handelden met een ‘kaperbrief’ (zie verder), als van piraten die er voor eigen rekening op uittrokken (het verschil tussen beiden was dikwijls onbestaande). Het regende klachten vanuit de beide landsbesturen. De diplomatie draaide op volle toeren en de aanvallende partij beloofde de andere partij wel eens een vergoeding maar of die er kwam was een andere kwestie. Meestal namen de getroffenen het recht in eigen handen. Om toch een zekere controle te hebben, lieten de bewindslieden toe dat er een beroep kon gedaan worden op het zogenaamde represaillesysteem dat teruggaat tot de twaalfde eeuw. Slachtoffers van een roof konden een klacht neerleggen bij hun vorst. Op hun aanvraag konden zij een officiële represaillebrief verkrijgen van de centrale overheid, maar die enkel binnen de territoriale wateren gold. Met deze akte op zak, hadden de slachtoffers het recht om zelf de schade rechtstreeks te verhalen (zeg maar: roven) op de leden van de natie of stad die ze hadden berokkend onafhankelijk van het feit als het de ‘echte’ rovers waren of niet. Maar de buit mocht niet groter zijn dan de geleden schade. Logisch dat deze vergeldingsacties aanleiding gaven tot nog meer wantoestanden omdat vele onschuldige landgenoten van piraten er het slachtoffer van werden. Wraakacties waren legio overal ter zee.

De vorsten probeerden dit represaillerecht, dat intensief toegepast werd in de context van de Honderdjarige Oorlog, te regulariseren door het verlenen van de “lettres de marques”, verdietst onder de naam “lettren van maerke”, wat aanleiding gaf tot het ontstaan van de kaperbrieven. Met deze brief mocht men, zonder kans op bestraffing (vanuit de kant van de opdrachtgever uiteraard) vijandelijke schepen ‘kapen’ zonder beperking. De buit moest echter binnengebracht worden bij de rechtbanken van de steden, om daarna verdeeld te worden door een daarvoor bevoegde instantie. Dit laatste werd uiteraard niet altijd gedaan zodat ‘kapers’ (gelegitimeerd) en ‘piraten’ (niet-gelegitimeerd) moeilijk uit elkaar te houden waren. Piraterij begon ongeziene afmetingen aan te nemen. De vorsten (de Bourgondische hertog stond toen -noodgedwongen- aan de kant van de Fransen) zagen daar een politiek voordeel in maar plaatselijke overheden zoals de Leden van Vlaanderen (Brugge, leper, Gent en het Brugse Vrije) keerden zich tegen alle kaperpraktijken omdat het de internationale handelsactiviteiten fnuikte.

Was de Engelse piraterij groot, de Vlaamse kuststeden lieten zich zeker niet onbetuigd. Men sprak van de Vlaamse ‘corvers’ naar de gewoonte om schepen die ‘korf’vis of haring in Vlaanderen aanvoerden als corver aan te duiden (in feite ging het meestal over de zogenaamde Vlaamse buza, waarmee tot ver in de vijftiende eeuw voor de Vlaamse en Nederlandse kust op haring en andere vis gevist werd). Hierdoor werd het begrip “corver”(“coorver”) na verloop van tijd vereenzelvigd met “kaperschip” of “kaper/piraat/zeerover”.(M. Coornaert[2] beweert dat ‘coureurs’ (= zeerovers) de juiste leeswijze is i.p.v. ‘corvers’)

De grote visserssteden zoals Oostende en Nieuwpoort maar ook Walraversijde werden piraten-nesten. Maar wat deden onze Heistse vissers? Wel, zij deden lustig mee. Volgens Dr. Dries Tys, komen Heist en Walraversijde zo dikwijls in de historische bronnen terug dat hij vermoedt dat daar de grootste schurken op de zee moeten zijn geweest.[3]

We laten enkele van deze archiefbronnen spreken over de Heistse ‘corvers’:

In juni 1402 was er al sprake van een “coghe genomen van een corver van Heis”[4] die gevangen was in Engeland. Op 2 augustus 1402 komt een afgevaardigde van de Staten van Vlaanderen overleg plegen in Brugge naar aanleiding van brieven van de koning van Engeland in verband met de kapingen door zeerovers van Nieuwpoort, Oostende en Heist.

Zoals gezegd waren de Leden van Vlaanderen niet erg opgezet met deze piraterij en probeerden zij de actoren te kalmeren. Zo stelden zij de hertog meermaals voor “dat land van Vlaendren mochte bliven staende neutrael zonder betrocken te wesene int orloghe” en kwamen zij herhaaldelijk samen om “tstic van der neutraliteit” te bespreken. Op 23 april 1403 zonden zij verschillende gedeputeerden naar Sluis, Heist, Blankenberge, Oostende, Walraversijde, Lombardsijde, Nieuwpoort, Duinkerke en Grevelingen „omme te sprekene met elker stede zonderlanghe, met den capitainen, ammirael, baillius, buerchmeesters, scepenen, met meesters van scepen ende den sciplieden" om in de naam van hun heer het bevel te laten uitroepen „dat men niet uutvaren zoude ter zee noch laten varen omme roven of om yement scade te doene, of het ne ware bi bevelle van onsen gheduchten heere ende zinen lande van Vlaendre". (“dat men niet zou uitvaren om te roven of om iemand schade te berokkenen, tenzij bij bevel van onze geduchte heer en zijn Staten van Vlaanderen”). Dus was er een dubbele moraal: kapen/piraterij was verboden behalve als het in het kraam van de vorst paste. Onze vissers trokken het zich weinig aan en deden maar voort.[5]

De officiële acties stoppen niet. Op 17 november 1403 werd een schepen van Brugge gezonden naar Nieuwpoort, Oostende, Heist, Blankenberge, Sluis, Hugevliet en Biervliet om er de bevrijding aan te vragen van personen en goederen gevangen door de „coorvers van Vlaendre". De vrijlating gebeurde wel onder de voorwaarde „ dat zy [de gevangenen] gheene viande waren"[6]

Toen er Heistse corvers door Engelsen werden gevangen genomen, werden verschillende ‘bilaterale besprekingen’ gehouden, waarbij het Vrije aanvoerde dat Vlaanderen geen vijand van Engeland was. Maar de Engelse zee autoriteiten hadden heel wat in te brengen tegen de vissers van Heist. Ze gingen eerst de zaak bespreken ”metten ammiraal van der zee binnen Caleys (=Calais) ende zinen”. De corvers zaten namelijk gevangen in Calais. Na dit overleg deelden de Engelsen mee dat “al wast dat de vorseide (=vroeger genoemde) corvers van Heys selve vele misdaen hadden" zij toch vrienden van Vlaanderen wilden blijven. Ze adviseerden daarom aan de Raad van Engeland om de Heistenaren vrij te laten.7 Wat ook effectief gebeurde.8

De Vlaamse corvers ontzagen ook andere vreemden niet. Op 13 januari 1404 werd een Brugse schepen naar Heist gestuurd “upt stic vande goede ghenomen bi dien van Heis en Blankenberghe de Oosterlinghen wesende in de Hanse omme dat weder te doen gheven”9 (vert.: betreft de goederen genomen door die van Heist en Blankenberge, eigendom van de Oosterlingen van de Hanze, om ze terug te doen geven). Maar zonder resultaat. Op 7 februari werd daarom een vertegenwoordiger van het Brugse Vrije naar Heist gestuurd “omme restitutie te doen doene van de lakenen, die de visschers van Heys ghenomen hadden ter zee van eenen Oosterlinck ende cooplieden van Middelburch”. Laconiek wordt onmiddellijk daarna vermeld: “de welcke de voorseyde visschers niet gheerne doen en wilden” zodat ze het maar moesten gaan uitleggen bij het Vrije te Brugge10.

De vissers/corvers hielpen elkaar dikwijls in nood maar soms loopt het anders af. Een Heistse corver was namelijk gevangen genomen door de Engelsen. Zijn dorpsgenoot “Joris van Couckelare metgaders (=samen met) zyne vennoten" kon de gevangene loskopen door hem 14 pond te lenen. Tijdens de transactie op zee liep de boot van Joris averij op. Met een ruzie als gevolg tussen de geredde visser en “de voochden vanden kinderen die t soutghelt ( =losgeld) leenden”. Deze laatsten eisten de herstelling van hun boot op kosten van “den reedre vanden schepe , ende stierman ende vennoots". Zij eisten dan maar in een keer ook het geleende losgeld terug.

Op 25 april 1404 komen drie afgevaardigden van het Brugse Vrije naar een aantal vissersplaatsen waaronder Heist “pour les inviter a la repression des courses contre les Anglais et a assurer la restitution des prises”11. Dus telkens weer werd Heist bezocht wat wel zijn reden zal gehad hebben. Nog geen week later wordt Heist samen met Walraversijde opnieuw bezocht om te eisen dat de zeeroverijen tegen de Engelse kooplui moesten stoppen: “omme de zeelieden te verbiedene van sghemeens lands weghe dat zij gheene rebelhede doen zouden up Inghelsche of up andre varende bider zee up de vrienscepe vander lande”[7] [8] [9] [10] [11] [12].

Dus vooral in de periode 1403-1404 waren Heistse corvers blijkbaar actief. We kunnen echter wel aannemen dat, gezien zij zelf regelmatig het slachtoffer werden van Engelse zeerovers, het dikwijls meer een wraakoefening betrof dan een echte aanval.

In 1407 kon Jan zonder Vrees voor de eerste maal met de Engelse vorst een akkoord aangaan (waarschijnlijk onder dwang van de Vlaamse steden, hij had dringend geld nodig) waardoor de visserijtolerantie en de veiligheid in de Engelse wateren werd gewaarborgd[13]. Reeds in 1405 gaf de Engelse koning opdracht voor het afsluiten van een akkoord[14]. Omdat dit akkoord niet veel resultaat gaf werd het geregeld herhaald. Na 1407 vinden we weinig meer terug over Vlaamse, en specifiek Heistse, piraterij. Was het vet van de soep? Was de wraak gekoeld? Was piraterij gevaarlijker geworden door het invoeren van ‘vreedschepen’ (zie verder), die het verdrag van 1407 konden afdwingen? Was er grote druk vanuit de Leden van Vlaanderen en zagen onze Heistse vissers het niet meer zitten? Waren de beide partijen het beu elkaar de duivel aan te doen? Of monsterden sommigen (zoals o.a. wel in Heist gebeurde) toch nog aan op kaperschepen uit andere kuststeden?

Piraterij was dus absoluut niet verdwenen tijdens de rest van 15de eeuw maar de Vlamingen waren meer slachtoffer dan dader. De nadruk lag op het zich verdedigen. Al in 1403 is er sprake om ‘vredeschepen’ of ‘vreedschepen’ in te leggen. Dit zijn gewapende schepen die de vissers en handelsschepen moest beschermen. Op 13 mei 1403 kwamen de kustplaatsen in Brugge samen “omme raet ende avys te hebbene up de scade die men daghelijx doet ter zee up den Vlaemschen stroom" met de intentie vredeschepen te organiseren om op die manier Vlaamse zeevarenden bescherming te bieden. Deze schepen werden uitgerust en gefinancierd door de kustplaatsen, in hoofdzaak Oostende, Duinkerke en Nieuwpoort. Toch moesten de kleinere plaatsen ook meebetalen en moesten in 1476 Wenduine, Oostende, Blankenberge en Heist samen een konvooischip bekostigen. Zij gaven daarvoor meer dan 2600 pond uit[15].

Halfweg de 15de eeuw waren vooral de Fransen actief als piraat. Vooral Honfleur en Saint Malo waren beruchte kapersnesten. De reactie van de Leden van Vlaanderen op de overvloed van kaperijen was het terug uitgeven van kaperbrieven. Zo werden gedeputeerden uit Nieuwpoort, Lombardsijde en Oostende op de laatste dag van de hooimaand van 1434 “ghesonden te Blankenberghe, te Heys ende ter Sluus omme den visschers ende andren zeevarende lieden te betekene de lettren ende consent bij onzen gheduchten heere ghewillecuert ende gedaen up haerlieder bewaernesse jeghen die van Saint Maloo”. Even terzijde: de gedeputeerden waren 4 dagen op weg. De Lombardsijdenaren uit de deputatie kregen daarvoor een dagvergoeding van 16 schillingen, de Nieuwpoorters echter 36 schillingen daags of hoe de ene ambtenaar de andere niet bleek te zijn[16].

Piraterij, kaperij bleef bestaan met een volgend hoogtepunt tijdens de machtsstrijd tussen Maximiliaan van Oostenrijk en de Vlaamse steden, einde 15de eeuw. De zeelieden van Sluis, Heist, Blankenberge en Oostende vielen de schepen aan varende op Antwerpen dat voor Maximiliaan had gekozen [17]

Einde 16de eeuw, begin 17de eeuw werden de kaperbrieven vervangen door ‘patenten’ en werden er strengere voorwaarden gesteld. Zo was het alleen nog mogelijk dat financieel machtige personen een ‘patent ‘ konden krijgen.

Conclusie

Heistse vissers hebben zeker aan piraterij gedaan, net zoals de andere vissersdorpen. Misschien wel iets meer dan andere vissersplaatsen langs onze kust. Ze waren wel minder actief dan die van Oostende, Nieuwpoort of Walraversijde. De actiefste periode was 1403-1404 en we kunnen aannemen dat piraterij meestal gebeurde als represaille voor de eigen door Engelsen gekaapte schepen. Tijdens de strijd tussen Maximiliaan van Oostenrijk en de Vlaamse steden was er een tijdelijke heropflakkering en bestookten zij samen met de collega’s van Oostende, Blankenberge en Sluis de handelsschepen die naar Antwerpen voeren. Verder vonden wij geen vermeldingen. De rampzalige 16de eeuw brak aan. Pas in de 17de-18de eeuw was er weer wat economische vooruitgang maar toen was zeeroverij en kaapvaart al lang niet meer de zaak van vissers.

Wie waren die fameuze ‘kapers’[18]

Het waren zeker niet de kapers die we kennen uit film en verhalen. De overgrote meerderheid waren gewone vissers of handelaars die deeltijds zeerover waren. Geen professionals dus. Het was ook niet altijd alleen winstbejag die hen deed roven maar dikwijls lagen vetes, wraak, revanches aan de oorzaak. Soms werden ze via kaperbrieven door de hertog gestimuleerd om ‘vijandige’ schepen aan te vallen. Soms, als men in de meerderheid was, was de verlokking groot om ineens van vissers/handelaars in zeerovers te veranderen. Eigengereid waren ze wel: de bevelen van de overheid werd gevolgd zolang het in hun kraam paste.

Ze waren ook niet echt vriendelijk voor elkaar. De schepen hadden klein geschut, bogen en andere wapens aan boord (waarbij het gekende ‘klootmes’[19] een noodzakelijk attribuut van de visser werd). Die wapens dienden naargelang de omstandigheid om zich te verdedigen of om aan te vallen. De overwinnaar had geen medelijden met de overwonnenen. In de meeste gevallen werden ze overboord gekieperd, soms gebonden aan handen en voeten, zodat het gehele schip als buit kon worden genomen. Soms werden de slachtoffers, na overboord te zijn gegooid, gebruikt als oefendoelen voor de boogschutters. In minder erge gevallen (hoewel!) liet men de bemanning aan boord maar nam men alles mee, ook het tuigage, ankers, netten zodat het schip onbestuurbaar ronddobberde en met de bemanning ten dode was opgeschreven. De romantiek van de Pirates of the Caraiben was ver te zoeken.

Voetnoten

[1][1][1]   De Honderdjarige Oorlog was een reeks oorlogen, gevoerd van 1337 tot 1453, door het Huis Valois en het Huis Plantagenet, ook bekend als het Huis Anjou, voor de Franse troon.

[2]     M.Coornaert “de verdediging van de kust van Noord-Vlaanderen van1300” in Rond de Poldertorens 1969 nr. 3 p.88

[3]     D. Tys: Get a history, become criminal: De vissers-piraten van Walraversyde” in ‘Vissen in het verleden’ VLIZ special publication nr. 54 (2011) p.12-20

[4]     W.Prevenier: ”Handelingen van de leden en van de Staten van Vlaanderen 1384-1405” (1959) p.234

[5]     AR rekenkamer nr 42527 f° 44

[6]     M.E. Scott & M.L.Gilliodts -Van Severen “Le Cotton manuscrit Galba B I” p.XI f° 82

  1. Coornaert “Heist en de Eiensluis”1974 p. 81

M.E. Scott & M.L.Gilliodts -Van Severen “Le Cotton manuscrit Galba B I” p. 466 f° 52/2

M.Coornaert, De verdediging van de kust in ‘Rond de Poldertorens’ nr. 3 (1969) p. 91

  1. Coornaert idem

M.E. Scott & M.L.Gilliodts -Van Severen “Le Cotton manuscrit Galba B I” p.XXXVIlI f° 43

AR Rekenkamer nr 42528: f°13r

[13]    R. Degryse “De konvooiering van de Vlaamse visschersvloot in de 15de en 16de eeuw” in ‘Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden’ (1948) deel II p. 2

[14]    M.E. Scott & M.L.Gilliodts -Van Severen “Le Cotton manuscrit Galba B I” p. 252

[15]    E.Vlietinck “Het oude Oostende....”(1975) p. 11 kolom 1 nota 4 en p. 133 kolom 2 nota 2 (in 1479 volgens J.Paviot in “la politique navale des ducs de Bourgogne 1384-1482” (1995)

  1. 211)

[16]    W.P.Blockmans, “Handelingen van de leden van de staten van Vlaanderen (1419-1467)” (1990-2006) p. 639 nr. 574)

[17]    R. Degryse, “De Konvooiering van de Vlaamsche visschersvloot in de 15de en 16de eeuw” in ‘Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden’ deel II (1948) p. 10 noot 3

[18]    Het merendeel van de volgende informatie komt uit: Charles Kightly “Piracy and sea war in the North Sea in the early 15th century” (2012)

[19]    Een lang smal mes met scherpe punt dat als steekmes dodelijk was.

Waren de laatmiddeleeuwse Heistse vissers piraten?

Hugo Van Loocke

Rond de poldertorens
2014
01
018-023
BV
2023-06-19 14:48:19