Interessante numismatische vondsten op Ten Houcke boven in Hoeke
Jan Tilleman
De bodem van het middeleeuwse havenstadje Hoeke (Houcke) herbergt heel wat keramiekscherven afkomstig uit verschillende regio’s over gans Europa verspreid. Het hoeft ons niet te verwonderen dat de internationale handel uit dezelfde periode zich ook weerspiegelt in de vondst van Laat-Middeleeuwse munten uit verschillende Europese regio’s. De haven van "Houcke” alsook het handelscentrum zijn gelegen op de hoeve "Ten Houcke Boven”, uitgebaat door boven vermeld auteur en familie.[1] Uit de omloper van Hoeke anno 1554 vernemen we dat hier ook het "Stedehuus” stond. (afb. 1)
Nabij deze locatie wordt heden ten dage ruwvoeder voor de veestapel opgeslagen in wat we noemen molshoopsilo’s. Dit betekent dat het voeder (deegrijpe mais of gehakseld gras) laagsgewijze samen gevoerd en hard aangereden wordt. Na afdekking met plastiekfolie brengen we rondom rond aarde, autobanden en stoeptegels aan om de kuil luchtdicht af te sluiten en een goede bewaring te verzekeren.(afb.2) Bij deze werkzaamheden vond ik het afgelopen jaar twee zilveren munten en een zeer unieke penning.[2]
afb. 1: Situering van de vindplaatsen op de huidige topografische kaart. Het noorden bevindt zich bovenaan. 1) De ruwvoeder opslagplaats. 2) Vindplaats “Wildemanspenning”.
afb.2: Molshoop silo met ingekuilde mais.
Een sterling van Eduard ii van Engeland (1272-1307)
Een sterling van Eduard ii van Engeland
Deze munt werd in november van 2012 gevonden op voornoemd terrein. Bij een eerste reiniging zag ik al dat het muntje in zilver geslagen was. Na verwijdering van de sterke oxidatie bij middel van salpeterzuur was een degelijke determinatie mogelijk. (afb. 3)
Beschrijving
Voorzijde:
Een lang gevoet kruis (d.w.z. de armen doorheen de randtekst). In de oksels van het kruis vier maal drie bezanten (bolletjes) binnen een parelrand.
Randtekst: VILL ABRI STOL LIE. (stad Bristol).
Keerzijde:
In het midden gekroonde buste binnen een parelrand.
In de rand; + EDW R ANGL DNS h YR (Edward, koning van Engeland, heer van Ierland).
Doorsnee: 18,9 mm.
Massa: 1,32 gram
Datering: 1280-1281.
De meeste sterlingen werden geslagen in Londen of Canterbury. Het exemplaar dat hier in Hoeke gevonden werd is echter in Bristol geslagen. Een afbeelding in het boek "Van Stater tot E.C.U.” toont een sterling die in Liverpool geslagen werd. Om wilde versplintering van muntslag te vermijden was er een net van Koninklijke muntfabricatie, samengesteld uit centra die minder dan 25 km. van elkaar verwijderd waren. Het nodige zilver werd ontgonnen in zilvermijnen gelegen in Engeland en Wales. De term "sterling” is in gebruik sedert de 12e eeuw ingevolge de sterke zilvermunt van de Engelse koningen. Sterling staat dan ook voor "ster” in de betekenis van "sterk en stabiel” tegenover de continentale munten. Een andere benaming voor de sterling is de Long Cross Penny, verwijzend naar het lang gevoet kruis dat door de randtekst tot aan de rand van het muntstuk loopt.
In de Brugse regio worden vaker sterlingen gevonden. Buiten de Zwinstreek bevatte een muntschat, gevonden in 1907 te Aalbeke, 2 sterlingen van Eduard II. Een exemplaar geslagen in Londen en een ander geslagen in Canterbury. Daarnaast bevatte de schat ook nog 10 sterlingen op naam van Eduard I (vader van Ed. II).[3]
Omwille van de goede faam gingen de Bourgondische hertogen ook over tot het slaan van gelijkwaardige munten met hetzelfde gehalte en gewicht aan zilver. Zo’n type munt heb ik eveneens gevonden in de vorm van een sterling of 1/3 Groot van Jan I van Brabant.
1/3 Groot Jan I van Brabant (1268-1294). afb 4
Dit muntje werd eveneens in november 2012 aangetroffen in de aarde rond de ruwvoeder silo. Het muntje is flinterdun en zeer broos. Vandaar de waarneembare breukschade.
Beschrijving
Voorzijde:
Lang gevoet kruis met in de vier kwadranten telkens een rozet.
In de rand: BRA BAN TIE DVX (Hertog van Brabant).
Keerzijde:
Schild in twee gedeeld met links een klimmende Brabantse leeuw en rechts een rechtop staande Limburgse leeuw met dubbele staart.
Tekst: DVX LIMB VRGIE. (Hertog van Limburg).noot Doorsnee: 17 mm.
Massa: 0,71 gr.
Datering: Tussen 1283 en 1294.
afb. 4: 1/3 groot van Jan I van Brabant (1268-1294)
In 1283 kocht Jan I van Brabant de erfrechten van het hertogdom Limburg. Zodoende werd van dan af de Limburgse leeuw mee afgebeeld op de in omloop gebrachte muntstukken. Op de vroegere sterlingen van Jan I was alleen de Brabantse leeuw afgebeeld. Jan I had muntateliers in Leuven, Brussel, Antwerpen, Dalhem en Dordrecht. [4]
Het gebeurt vaker dat Engelse sterlingen en Vlaamse 1/3° Groten samen gevonden worden. dat was o.a. het geval in Herentals.
240 stirlingen of 1/3 groten waren er nodig om de muntwaarde van een Pond te vertegenwoordigen. Om grote bedragen uit te betalen beschikte men ook nog over gouden nobels (groot geld dus!).
Het is niet al geld (goud) dat blinkt. Het kan ook een penning zijn.
Adelaarspenning van Franse oorsprong (16° eeuw)
Eerder al, in december 2011, werd op het terrein met de ruwvoedersilo’s een rekenpenning gevonden. Afgezien van een kleine beschadiging in de vorm van een doorboring, is de penning vrij goed bewaard. Na determinatie en opzoekingswerk door Roland De Cocq uit Veldegem blijkt het een zeer uniek stuk te zijn. (afb 5)
afb. 5: Adelaarspenning Rijsel (16° eeuw)
Beschrijving:
Voorzijde:
Adelaar met gespreide vleugels, houdende het wapenschild van Filips De Schone rechts, en Jeanne Van Castilie links. Rand; Kroontje en JETOIRS PO MES SINNVRS DE CONTE A LIlLe.Z. (Jetons van de meesters rekenkamer van Rijsel e.a.)
Keerzijde:
Stokkenkruis met vuurijzer en Gulden Vlies onderaan.
In de oksels van het kruis 3 wapenschilden;
- Links: Klimmende leeuw.
- Boven: Boom.
- Rechts: Bloem
Rand: Kruisje omringd door 4 sterretjes gevold door: QUI FAVLDRA (A) GECTER IL BEVRRA (“Wie wil ? zal er wel bij varen” is een hypothetische verklaring.)
Doorsnee: 27,85 mm.
Massa: 3,61 gr.
Datering: Tussen 1507 en 1510. Op de penning zelf is geen datum aangebracht.
Herkomst: Lille (Rijsel) in Frankrijk.
De voorzijde van deze penning komt voor op andere gekende stukken maar met een andere keerzijde. Omgekeerd komt de keerzijde van deze penning ook voor op penningen, doch met een andere voorzijde. De stempels voor het slaan van de penning blijken dus in regel niet samen gebruikt te zijn.
In de voorhanden zijnde publicaties over penningen komt deze combinatie niet voor. In dit opzicht is de beschreven penning uniek te noemen. De doorboring waardoor een gat ontstaan is moet gerealiseerd zijn met een harde ongelijkmatige priem. Het weggeslagen messing stulpt uit naar de kant met het stokkenkruis. Op www.bonatiele.nl zijn een aantal munten te zien met een identieke doorboring op geringe afstand van de rand. Dit fenomeen doet mij vermoeden dat de stukken een tweede gebruik als hanger aan een halssnoer of ketting gekend hebben. In ons geval is de adelaar trouwens een prachtige beeltenis als voorkant.
Het dient aangehaald dat rekenpenningen geen betaalmiddel zijn maar gebruikt werden om te rekenen. Daartoe beschikte men ook over een rekenbord met rasterverdeling. Er was een rij voor de eenheden, een rij voor de tientallen, een rij voor de honderdtallen en een vierde rij voor de duizendtallen. Het rekenen en tellen gebeurde zoals het principe van het telraam.
De metalen penningen kwamen voor het eerst in gebruik in Frankrijk vanaf de 12° eeuw. Ze zijn meestal vervaardigd in geel koper of messing genoemd. Dit is een legering van koper en tin. Op de penningen zijn meestal herinneringen aan personen of gebeurtenissen afgebeeld. In dit geval gaat het om de Franse koning Fillips de Schone(1285-1314).
Wildemanspenning
Terwijl we toch aan het determineren waren heb ik nog een penning uit de oude doos gehaald. Hij werd in de jaren zeventig als oppervlaktevondst ingezameld tijdens veldwerk op het perceel vlak naast de huidige ruwvoedersilo’s.[5] Ik was tot op heden de mening toegedaan dat het een VENUSPENNING was. Nu blijkt het echter een eerder zeldzame WILDEMANSPENNING ook “l’homme sauvage” of “Sylvestre” genoemd, te zijn. (afb 6)
afb 6: Sylvestre of Wildemanspenning.
Beschrijving:
Materiaal: Penning in geel koper of messing.
Voorzijde: Afbeelding van een “Sylvestre” of “ Wildeman” met een bloeiende tak in zijn hand.
Keerzijde:
Morenkop met er rond enkele sterretjes.
Doorsnee: 22 mm.
Massa: 1,51 gr.
Datering: 16e eeuw.
Herkomst: Nurenberg (Duitsland).
Slotbeschouwing:
In de afgelopen 40 jaar werden in een straal van zowat 30 meter rond de vindplaats van de hierboven beschreven munten en penningen, meerdere muntjes kleingeld zoals mijten en dubbele mijten uit de 13° tot 15° eeuw, aan de oppervlakte gevonden. Of het hier gaat om een teloorgegane collectie ofwel buiten gebruik geraakte muntjes, als speelgoed door kinderen verloren, het valt moeilijk te achterhalen.
Dat er hier in de bloeiperiode van Hoeke als laatmiddeleeuwse Zwinhaven veel geld aanwezig was, valt wel niet te betwijfelen.
Bibliografie
Van Stater tot E.C.U., Zesentwintig eeuwen Europese munt. (Jean Baerten), Artis-Historia S.C. Brussel.
Standaard Encyclopedie, Uitgeverij het Spectrum N.V. Utrecht
Numismatiek en Archeologie in West-Vlaanderen, redactie S. Scheers (Themanummer uitgegeven door de Vereniging van Oudheidkundig Bodemonderzoek in West-Vlaanderen.)
De Muntpers, 1 januari 1994 (Tijdschrift van het Europees Genootschap voor Munt en Penningkunde.
Voetnoten
Zie Rond de Poldertorens 53° jaargang nrs. 1 en 2.
De objecten werden door de heer Roland Decocq (vrijwillig medewerker bij RAAKVLAK Brugge en Ommeland) verder opgekuist en gedetermineerd, waarvoor mijn beste dank.
Westvlaamse Archeologica jaarg. 7. 1991; Vlaamse munten van de Middeleeuwen in muntvondsten.
[4] H. Dewit in De Muntpers I , januari 1994: Tijdschrift v.h. Europees Genootschap voor Munt en Penningkunde.
Sedert 1984 worden alle vondsten ingeboekt op een inventaris zodat geen belangrijke gegevens kunnen verloren gaan.