Elisabeth Verhulst, mecenas en “troostengel” (1823-1903) en “haar” kerk te Vivenkapelle

Koen Rotsaert

Over het befaamde neogotisch kerkdorp Vivenkapelle is al heel wat geschreven en gepubliceerd.[1] Telkens duikt de naam op van juffrouw Elisabeth Verhulst die er de voornaamste mecenas van was. De realisatie van dat merkwaardige project was grotendeels te danken aan haar persoonlijke inzet en aan haar fortuin. Niet zonder reden noemde zij de Onze-Lieve-Vrouw-Geboorte en Heilige Philippuskerk van Vivenkapelle "haar” kerk. Maar behoudens dit levenswerk, maakte Elisabeth Verhulst zich ook zeer verdienstelijk op het caritatieve vlak. Zij verwierf daarmee de titel van "Troostengel”. Wie was zij eigenlijk?

A.  Familie en opvoeding

Elisabeth Marie Ghislaine Verhulst werd geboren te Brugge op 21 augustus 1823. Zij was de jongste dochter uit het tweede huwelijk van Philippe Bernard Verhulst[2] met Marie Agnes Albertine van de Poele[3]. Philippe ging door het leven als "rentenier” en was van 1836 tot 1854 schepen van de stad Brugge. Hij bewoonde met zijn gezin het historische "Hof van Watervliet” in de Oude Burg, dat via zijn eerste huwelijk met Anne Elisabeth Dherbe[4] in zijn bezit gekomen was. Gedurende 53 jaar was hij lid van de kerkfabriek van de O.-L.- Vrouweparochie, waarvan het langste deel als voorzitter. Philippe Verhulst had twee dochters uit zijn tweede huwelijk. Caroline Jeanne Ghislaine[5] was de oudste. Haar zuster Elisabeth -waarover het in deze bijdrage gaat - bleef het ouderlijke huis bewonen tot aan haar dood in 1903.

Elisabeth Verhulst bracht haar jeugd door in een zeer vroom milieu. Haar beide ouders waren diepgelovige katholieken die lid waren van verschillende godvruchtige genootschappen en van christelijke caritatieve instellingen. Zij waren nauw betrokken bij het parochiale leven. Bidden in de huiskring en dagelijks de mis bijwonen stonden centraal in het leven van de familie Verhulst.

Elisabeth liep school in het pensionaat van het Engels klooster in de Carmersstraat.

Deze elitaire school voor  katholieke Engelse meisjes aanvaardde na haar heroprichting in 1802 ook leerlingen uit de lokale Franstalige bourgeoisie. Daarom werden de lessen afwisselend in het Engels en het Frans gegeven. Het leven op de kostschool in de Carmersstraat had veel weg van een kloosterleven. Godsdienstige opvoeding en godsdienstoefeningen primeerden er boven het vergaren van kennis. Er werd meer aandacht besteed aan de vorming                      van het hart dan aan de vorming van de geest.       

Een diep religieuze sfeer, tegelijk op school en in de huiskring, vormden de ideale voedingsbodem voor een kloosterroeping.

In de tijd van Elisabeth Verhulst werden in Vlaanderen talrijke nieuwe religieuze vrouwencongregaties gesticht en het aantal intredingen was groot. Toch bleef Elisabeth "in de wereld”. Toen ze pas 25 jaar was, verloor ze haar moeder. Wellicht koos ze ervoor om zorg te dragen voor haar vader en om hem gezelschap te houden in het grote huis in de Oude Burg.

Haar oudere zus Caroline was toen al gehuwd met Ernest van Heule, ook een telg uit een vermogende katholieke Brugse familie. Ondanks haar huwelijkse staat was Caroline heel actief in het katholieke verenigingsleven in Brugge. Zij was er o.m. voorzitster van de Commissie der Bewaarscholen, voorzitster van het werk van de Heilige Maria-Magdalena en voorzitster van de Dames van Barmhartigheid. Die laatste hoedanigheid werd na haar dood in 1876 overgenomen door haar zuster Elisabeth.

B.  Dame van Barmhartigheid

De lekencongregatie voor vrouwen "Dames de la Misericorde” is de eerste stichting van de Franse heilige priester Vincentius a Paulo en dateert van 1617. Na meer dan een halve eeuw onderbreking, werd de vereniging heringericht te Parijs in 1840 en verspreidde zich geleidelijk over een groot deel van de wereld.

In Belgie werd een eerste afdeling gesticht te Brussel in 1847. Brugge volgde in 1854.[6] Het uitgangspunt van de vereniging van de Dames van Barmhartigheid was de overweging dat mensen die door God en door het leven rijker bedeeld waren dan het merendeel van hun medemensen, zij die gaven moesten delen met de minder gegoeden.

Het uitgelezen actiemiddel daartoe was het huisbezoek. Elke dame nam een aantal arme gezinnen voor haar rekening. Ze bezocht die een keer of twee keer per maand. De kern van elk bezoek was een uitvoerig gesprek met de gezinsleden, waarin gepeild werd naar de noden en de behoeften. Meestal had de bezoekende dame een voedselpakket mee. Ook kledingstukken, beddengoed en af en toe een geldsom werden geschonken. De Dame van Barmhartigheid liet zich bij haar bezoeken vergezellen van een Dochter van Liefde, in Brugge "papnonnetje” genoemd[7], die medische of hygienische zorg verstrekte.

De bezoeksters hadden evenveel oog voor de geestelijke noden van de gezinnen als voor de materiele. Zij informeerden of de steunzoekers wel hun christelijke plichten nakwamen, zoals de zondagsplicht, de paasplicht en de verplichting om hun kinderen naar een katholieke school te sturen. Zoals het paste in de geest van het paternalisme, werd de materiele steun daarvan afhankelijk gemaakt. Verder kwamen de dames ook tussen bij het wettigen van natuurlijke kinderen, het regelen van kerkelijke huwelijken en begrafenissen e.a. Maar ook het waken bij stervenden en het meevieren met familiefeesten, behoorden bij het engagement van de dames. In alle omstandigheden moesten zij overigens uitblinken in nederigheid, zowel wat betrof kledij als taalgebruik.

Elisabeth Verhulst was van bij de stichting "werkend lid” van de congregatie van de Dames van Barmhartigheid. Ze bevond zich daar in gezelschap van de elite van de Brugse adellijke dames en van dames uit de hoge burgerij. Het lidmaatschap nam heel wat tijd in beslag. Bij de viering van het 25-jarig bestaan in 1879, telde de vereniging veertig bezoekende dames die samen 5400 bezoeken aflegden, d.i. ongeveer 140 bezoeken per dame. In 1876 werd Elisabeth Verhulst presidente van de congregatie der dames. Zij volgde in die functie haar overleden zuster Carolie op. De presidente werd aangeduid door het provinciale bestuur van de vereniging. Haar taak was niet gering. Zij rekruteerde de dames-bezoeksters en begeleidde ze bij hun eerste huisbezoek. Zij nam allerlei initiatieven om de kas te spijzen, die de hulpverlening moest mogelijk maken. Zij trachtte zoveel mogelijk rijke ere-dames te werven die er zich toe verbonden maandelijks een milde bijdrage te storten. Het was bekend dat juffrouw Elisabeth geregeld uit haar persoonlijk fortuin putte om het werk in leven te houden. Zij bleef voorzitster tot aan haar dood in 1903.

C.  Actief op veel domeinen

Naast het voorzitterschap van de Dames van Barmhartigheid was Elisabeth Verhulst actief in tal van andere godvruchtige en caritatieve werken die zij ook financieel steunde. Zij was voorzitster van de Brugse zondagsscholen, stichteres en voorzitster van het werk van de Heilige Kindsheid in het bisdom Brugge en stichteres en voorzitster van het diocesane werk van de arme kerken. "L’oeuvre des petites abeilles” dat zich ontfermde over debiele kinderen en over kinderen van debiele ouders, werd door haar gepatroneerd.

Er is steeds een nauwe band geweest tussen de Dames van Barmhartigheid en hun voorzitster, met de Brugse papnonnetjes. Het waren immers die religieuzen die de dames vergezelden bij hun huisbezoeken. Hun klooster op de Wijngaardplaats was de zetel van de vereniging. Daar grepen de maandelijkse vergaderingen plaats, voorafgegaan van een Heilige Mis in de kloosterkapel. Wekelijks werd in die kapel een omhaling gedaan voor het werk van de dames. Elisabeth Verhulst werd dan ook een belangrijke weldoenster van de congregatie der papnonnetjes.

Toen de zusters in 1882 in de Langestraat een lagere meisjesschool met bewaarafdeling openden, deden zij niet tevergeefs een beroep op haar fortuin. De nieuwe Sint.-Vincentiusschool ging dan ook door voor een stichting van Elisabeth. Later deed zij opnieuw een milde gift voor de totstandkoming van de kloosterkapel in het Bilkske, die achteraf parochiekerk zou worden. Een derde armenschool van de papnonnetjes opende haar deuren in 1883 langs de Potterierei en kreeg de naam van School van de Heilige Engelen. Dit keer was het Ernest van Heule, schoonbroer van Elisabeth Verhulst, die met geld over de brug kwam.

D.  Haar levenswerk

Elisabeth Verhulst speelde haar rol als “troostengel” van de armen niet alleen in Brugge. Ook op het gehucht Vivenkapelle - toen nog behorend bij de gemeente Sint-Kruis-, waar de familie Verhulst een buitenverblijf bezat, stond Elisabeth als weldoenster bekend. Toch is haar naam aldaar in de eerste plaats verbonden aan de oprichting van het merkwaardig neogotische gebouwencomplex, waarvan zij de belangrijkste mecenas was.

Haar vader Philippe had in 1827 het eeuwenoude Mariale bedevaartsoord van Vivenkapelle kunnen aankopen. Aldus kon hij de als schuur gebruikte kapel van de afbraak redden en ze herstellen voor de eredienst. Maar de ambitie van de familie Verhulst was groter. Helemaal in de geest van het katholieke reveil na de Franse revolutie, droomde ze van een ideale katholieke samenleving waar de kerk letterlijk en figuurlijk centraal stond. Vivenkapelle moest een voorbeeld worden. Daar verrees een kerkdorp met gebedshuis, pastorie, zusterklooster met meisjesschool en broederklooster met jongensschool.

De plannen werden toevertrouwd aan Jean Baptiste de Bethune, vaandeldrager van de neogotiek in Belgie.[8] De neogotische bouwstijl werd toen aangezien als een probaat middel voor de heropbloei van het katholicisme. Het kerkgebouw van Viven, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw-Geboorte en aan de Heilige Philippus, werd in 1867 ingewijd. Toen was vader Verhulst al bijna tien jaar overleden.

Zijn dochters hadden zijn droom voltooid “ter ere Gods en ter nagedachtenis aan hun vader”. Vooral Elisabeth maakte daarvan haar levenswerk en beschouwde de kerk van Vivenkapelle als “haar” kerk. Zij kon daarvoor gebruik maken van een haast onuitputtelijk fortuin. Zij waakte nauwgezet over een strikte uitvoering van alle plannen, zowel wat betreft de afwerking van de gebouwen, de binnenschilderingen, de meubilering enz. Geen enkele toegeving die de stijleenheid in het gedrang kon brengen, was van haar te verwachten.

Dat was trouwens niet altijd naar de zin van haar naaste medewerkers die haar eigenzinnigheid dan maar trachtten te omzeilen. Toen de broeder-bestuurder van de jongensschool een wijziging aan het plan van het klooster aan bouwmeester de Bethune voorstelde, voegde hij eraan toe: "Als ’t U belieft mijnheer, zeg het toch niet aan mejuffrouw Elisabeth, dat ik U dit alles geschreven heb, want zij zou er te gevoelig aan zijn. ’t Is een heilige ziele, maar ’t is algelijk een vrouwmensch.”[9]

rdp201204p139 146 page8 image1Elisabeth Verhulst (1823-1903) Olieverfschilderij, anoniem, sacristie kerk Vivenkapelle.

De kloosterscholen van het kerkdorp Vivenkapelle waren een weldaad voor de volkskinderen uit de omliggende dorpen. Elisabeth Verhulst had daarvoor een beroep gedaan op twee religieuze onderwijscongregaties: de Zusters van de Onbevlekte Ontvangenis uit Heist en de Broeders van Dale uit Kortrijk. Zij nam de onderhoudskosten op zich en betaalde het schoolgeld voor de arme kinderen. Op die wijze deed ze haar naam als weldoenster opnieuw eer aan.

Dat het kerkdorp Vivenkapelle een verwezenlijking van de familie Verhulst was, wilde Elisabeth op tastbare wijze voor de toekomst vastleggen. Op de zijluiken van het retabel boven het Sint-Philippusaltaar werden vader Philippe en dochter Elisabeth samen met hun patroonheiligen afgebeeld (linker luik), alsook dochter Caroline en haar echtgenoot Ernest van Heule, eveneens met hun patroonheiligen (rechter luik). De schilder van dit middeleeuws aandoende kunstwerk, was de Luikenaar Jules Helbig. Onder het Onze-Lieve-Vrouwaltaar werd een familiegrafkelder gebouwd waar, naast de hierboven vermelde familieleden, ook de tweede echtgenote van Philippe Verhulst begraven werd.

Elisabeth legateerde het gebouwencomplex te Vivenkapelle aan de Gentse notaris Jules Lammens - verwant aan de familie Verhulst - met de verplichting Viven in stand te houden en aan de pastoor en aan de kerkfabriek een jaargeld uit te betalen.[10]

Alhoewel het project Viven een ruim deel van het fortuin en van de aandacht van Elisabeth Verhulst opeiste, trad zij ook als mecenas op van niet weinig Brugse kerken en kapellen. Meestal deed zij een beroep op bouwmeester J.B. de Bethune. Zij schonk in 1896 aan haar parochiekerk, de Brugse Onze-Lieve- Vrouwekerk, een verplaatsbaar neogotisch altaartje, om voor het doksaal zetten. Het imposante doksaal midden de kerk belette immers voor het grootste deel van de kerkgangers, het zicht op het hoofdaltaar en dat paste niet meer bij de vernieuwde aandacht voor het liturgische gebeuren. Maar het altaartje van Elisabeth werd door de Brugse kunstminnaars te klein bevonden voor de monumentale kerk en in 1936 verdween het geruisloos.[11]

D.  Kerkelijke waardering

Op het bisdom genoot juffrouw Elisabeth Verhulst vanzelfsprekend grote achting. Haar gedrevenheid door een krachtige geloofsovertuiging en door een katholieke sociale bewogenheid, werd door de Brugse bisschoppen naar waarde geschat. Het ter beschikkingstellen van een groot gedeelte van haar fortuin ten bate van de heropleving van het katholicisme, maakte van haar een steunpilaar van het Brugse diocees. Mgr. J.B. Malou (1848-1864), groot promotor van de Mariaverering, schaarde zich helemaal achter het initiatief van de familie Verhulst om het ter ziele gegane Mariale bedevaartsoord te Vivenkapelle, weer tot leven te brengen. Ook zijn opvolgers volgden met belangstelling de totstandkoming van het kerkdorp. Mgr. J.J. Faict (1864-1894) en Mgr. G.J. Waffelaert (1895-1929) toonden hun waardering voor het werk van de Dames van Barmhartigheid door hun aanwezigheid op de jaarlijkse algemene vergaderingen onder het voorzitterschap van Elisabeth Verhulst.

Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat bisschop Waffelaert inging op haar vraag om in haar woning in de Oude Burg een huiskapel in te richten. Dat voorrecht werd toen nog maar zelden verleend en alleen nog aan bejaarde hoge geestelijken. Maar op 8 augustus 1896 kreeg de 73-jarige Elisabeth Verhulst de bisschoppelijke toestemming tot het inrichten van een huiskapel en op 5 december van hetzelfde jaar volgde de toestemming om er de middernachtmis te laten celebreren.[12]

Het overlijden in 1903 van mecenas en “troostengel” Elisabeth Verhulst ging te Brugge niet onopgemerkt voorbij. Een eerste uitvaartdienst vond plaats in de Onze-Lieve-Vrouwekerk op donderdag 20 augustus om elf uur. De dag erop vond een tweede uitvaartdienst plaats in “haar” kerk te Vivenkapelle, gevolgd door de bijzetting van de kist in het familiegraf aldaar. Veertig dagen lang werd in de parochiekerk van de overledene een mis voor haar zielsrust gelezen. Indien er een hemel bestaat, zal de godvruchtige ziel van Elisabeth er ongetwijfeld onmiddellijk zijn opgenomen. Maar zij wilde helemaal zeker spelen. Naast de klassieke “doodsbrief” werd een tweede brief verzonden met een opsomming van Heilige Missen en van nadiensten die zouden opgedragen worden voor haar zielsrust. Op de lijst staan 67 plechtigheden vermeld, ingericht in 25 verschillende kerken en kapellen tussen 28 augustus en 12 november 1903. Telkens werden de namen van de verenigingen, confrerieen of godvruchtige genootschappen die de diensten lieten opdragen, eraan toegevoegd. Ze hadden daarvoor de opdracht en een vergoeding van Elisabeth ontvangen. Van de meeste verenigingen was zij zelf lid geweest.13

rdp201204p139 146 page8 image2STADSARCHIEF BRUGGE, Doodsbrieven.

rdp201204p139 146 page8 image4rdp201204p139 146 page8 image3Aankondiging van religieuze diensten voor de zielsrust van Elisabeth Verhulst. (Stadsarchief Brugge)

 

Besluitend mag gesteld worden dat juffrouw Elisabeth Verhulst een typische vertegenwoordigster was van de katholieke aristocratie die de Kerk met gunsten overlaadde. Ontelbare kerkgebouwen, kloosters, scholen, patronaten en bibliotheken kwamen tot stand, dank zij de steun van “milde weldoeners” die thuishoorden in adellijke kringen of in kringen van de hoge burgerij. Aldus verwierf de Belgische Kerk een gedegen infrastructuur waarin het godsdienstige leven en de talrijke katholieke liefdadige werken konden gedijen. Maar op die wijze werd de Kerk ook afhankelijk van haar geldschieters die erop rekenden dat zij hun machtspositie in de toenmalige burgermaatschappij zou bevestigen en verdedigen. Dat neemt echter niet weg dat de meeste “weldoeners” gedreven werden door oprechte godsdienstige gevoelens en door een grote menslievendheid. Elisabeth Verhuslt was ongetwijfeld zo iemand.

Voetnoten

[1]    BOTERBERGE R., Geschiedenis van het kerkdorp Vivenkapelle, Damme 1985, Vivenkapelle parel van de neogotiek, Damme 1990.

DEVLIEGHER L. en VAN BIERVLIET L., Vivenkapelle een neogotisch dorp in Vlaanderen, in BIEKORF 2003 nr. 3.

GOOSSENS M., Onze-Lieve-Vrouw-Geboorte en Heilige Philippuskerk te Vivenkapelle, in MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN 1990 nr. 5.

VAN BECELAERE A., Geschiedenis van Onze-Lieve-Vrouwe van Viven, Roeselare 1901.

[2]

Philippe Bernard Verhulst (Brugge 2 februari 1777 - 24 mei 1858) z.v. Charles Joseph, griffier bij de rechtbank te Brugge, en van Ferdinandine Breydel.

[3]

Marie Agnes Albertine van de Poele (Gent 8 april 1787 - Brugge 27 mei 1848) d.v. Jerome, rechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Gent, en van Marie Jacqueline Deroo.

[4]    Anne Elisabethe Dherbe (+ Brugge 1816) was de enige dochter van Pieter, koopman en redenaar van het Proosse. Hij was eigenaar en bewoner van het Hof van Watervliet.

[5]

Caroline Jeanne Ghislaine Verhulst (Brugge 1822 - 19 juli 1876), gehuwd met Ernest van Heule, kinderloos, was o.m. voorzitster van de Commissie voor de Bewaarscholen te Brugge en van de Congregatie van de Dames van Barmhartigheid.

ROTSAERT K., De Dames van Barmhartigheid te Brugge, in BRUGS OMMELAND 2002 nr. 3.

[7]      De Franse congregatie van de Dochters van Liefde, gesticht in 1633 door de Heilige Vincentius a Paulo, had te Brugge sinds 1852 een klooster op de Wijngaardplaats.

[8]     Jean Baptiste de Bethune (1821 - 1894) was gehuwd met Emilie van Outryve d’Ydewalle, een oude schoolvriendin van Carolie Verhulst.

[9]      Broeder Benedictus aan J.B. de Bethune, 18 juli 1897.

[10]

In 1908 werd het kerkdorp ondergebracht in de “Stichting Verhulst - Verhaegen”. Arthur Verhaegen was een schoonzoon van notaris Lammens uit Gent.

[11]   ENGLISH M., Dagklapper, in PAROCHIEBLAD, Brugge 3 maart 1957.

[12]   BISDOM BRUGGE, Acta Waffelaert 1896, p. 365 en 428.

13.  Stadsarchief Brugge, Doodsbrieven

Elisabeth Verhulst, mecenas en “troostengel” (1823-1903) en “haar” kerk te vivenkapelle

Koen Rotsaert

Rond de poldertorens
2012
03
139-146
BV
2023-06-19 14:48:19