De Zuid-Afrikaanse kolonist Pieter Swanepoel (° 1678) en zijn West-Vlaamse roots

Roland Verte, Adriaan Swanepoel & Geert Tavernier

Rond december 2011 kreeg Geert Tavernier (Brugge) een e-mail uit Zuid- Afrika. Adriaan Swanepoel uit Pretoria was al jarenlang op zoek naar zijn West-Vlaamse roots en vroeg hem om de moeilijk leesbare doopakte van zijn voorvader te helpen ontcijferen. Het betrof een zekere Pieter Swaenepoel, in 1678 geboren te Nieuwmunster. Er werd verder gezocht wie die voorvader was en waar hij vandaan kwam. Roland Verte (Blankenberge) die al jarenlang opzoekingen doet over de geschiedenis van Zuienkerke en omgeving, wist heel wat te verhelderen over zijn herkomst. Het e-mailverkeer tussen Vlaanderen en Zuid-Afrika gebeurde afwisselend in het Afrikaans en het Nederlands. Het was voor de Vlamingen even wennen aan het Afrikaans, die mooie taal die zo goed op het Nederlands lijkt, en toch anders is [ “Ek is sprakeloos verras oor die ongelooflike werk “Nogeens, baie, baie dankie “Dit is die taal waarin ek skryf."]. Het huidige artikel is zo het resultaat van een internationale samenwerking!

De VOC en de geschiedenis van Zuid-Afrika

De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) was een machtige Nederlandse handelsonderneming met een jarenlang monopolie op de specerijenhandel tussen Europa en Azië. De VOC was in de 17e en 18e eeuw het grootste handelsbedrijf ter wereld dat niet alleen op, maar ook tussen Aziatische landen voer. Vele schepen voeren tussen Nederland en Azië via de zuidelijkste kaap van Afrika, Kaap de Goede Hoop genaamd. Om de schepen te voorzien van water en vers voedsel en om zieken te verplegen stichtten de Nederlanders in 1652 op de Kaap een permanent tussenstation. In de loop van de 17de eeuw groeide dit tussenstation uit tot een kolonie door de drukke scheepvaart, de emigratie van Europeanen daarheen (vooral Nederlanders, maar ook Duitsers, Fransen, ...) en de drang van de kolonisten tot uitbreiding. Door het innemen van nieuwe landbouwgebieden kwamen de kolonisten in botsing met de oorspronkelijke zwarte bevolking. Voor het uitbaten van de nieuwe landbouwbedrijven werden slaven uit Azie ingevoerd die zich later vermengden met de blanke kolonisten.

Een groot aantal immigranten in de Kaapkolonie kwamen er aan als personeelslid van de VOC. Het waren vaak militairen. Waarschijnlijk arriveerde ook de West-Vlaming Pieter Swaenepoel rond 1700 in de Kaapkolonie als militair op een van de schepen van de VOC. Er waren trouwens heel wat Vlamingen die in de 17de en 18de eeuw naar Zeeland of Holland trokken om te werken voor de VOC.

De herkomst van Pieter Swanepoel

Vandaag draagt een groot aantal Zuid-Afrikanen de naam Swanepoel. Adriaan Swanepoel uit Pretoria gaf in 1999 een stamboom uit met afstammelingen van Pieter Swanepoel[1]. Het boek telt meer dan 1000 bladzijden en vermeldt meer dan 10.000 afstammelingen van die ene Pieter Swanepoel die zich rond 1700 in de Kaapkolonie vestigde !

In 1985 gaf Adriaan Swanepoel in het Zuid-Afrikaanse tijdschrift Familia een overzicht van verschillende veronderstellingen of theorieën over de herkomst van de eerste Swanepoel in Zuid-Afrika[2]. Sedertdien doken nog enkele nieuwe mogelijkheden op. We overlopen hier de verschillende denksporen die opdoken.

Verschillende onderzoekers, waaronder Colenbrander[3] en Malherbe[4], schreven dat Pieter Jansz Swaenepoel voor of in 1700 vanuit Nederland naar de Kaap kwam. Anderen zoals De Villiers[5] zijn voorzichtiger, en stellen dat hij waarschijnlijk uit Nederland kwam. Spijtig genoeg meldt geen enkele van deze auteurs waarop ze hun stelling baseren.

Theunissen[6] meldt niet alleen dat Pieter Jansz Swanepoel uit Nederland kwam, maar dat hij meer bepaald uit de provincie Gelderland kwam. Pama[7] gaat nog verder, en stelt dat de naam Swanepoel afgeleid is van een dorpsnaam in Gelderland. Deze auteurs vermelden evenmin waar ze hun informatie vandaan halen.

Verder onderzoek biedt geen steun voor de stelling dat Pieter Swaenepoel uit Nederland of meer bepaald uit Gelderland kwam.

We treffen de familienaam Swaenepoel of Zwaenepoel (of een afgeleide schrijfwijze daarvan) maar zelden aan in Nederland. In Belgie, vooral in West-Vlaanderen, is deze naam algemeen verspreid. Reeds in de 16de eeuw kwamen in of rond Kortemark verschillende gezinnen voor met de naam Swaenepoel[8].

Op 26 januari 1678 werd in Nieuwmunster Petrus Swaenepoel geboren. Hij was een zoon van Joannes (Jan) Swaenepoel en Maria Herebout. Er zijn verschillende aanwijzingen dat hij de Pieter Jansz Swanepoel was die zich in Zuid-Afrika vestigde:

Zo gaf Pieter zijn eerste eigendom in Zuid-Afrika de naam Nieuw Munster. In de vroege Kaapse geschiedenis zijn er verschillende voorbeelden van immigranten die hun leenplaats noemden naar hun geboorteplaats. Een ander voorbeeld daarvan vormt Jacques Mouton uit het Frans-Vlaamse dorp Steenwerck. Hij noemde zijn leenplaats in het Wolesley-Tulbach district Steenwerck.

Het tussenvoegsel Jansz in de naam Pieter Jansz Swanepoel betekent dat Pieter de zoon was van Jan (Joannes) Swaenepoel.

Op verschillende documenten uit het Kaaps archief is de handtekening terug te vinden van Pieter Jansz Swanepoel. Een daarvan op een contract dat hij op 17 augustus 1713 ondertekende. Een andere in een document naar aanleiding van een volkstelling (censusopgave) dat hij in april 1716 zelf opstelde en ondertekende. Daarbij schrijft hij telkens zijn naam als Swaenepoel, wat in die tijd de meest voorkomende schrijfwijze was in West-Vlaanderen.

 

rdp201204p119 138 page20 image1Handtekening uit 1716

Pieter Swaenepoel kwam in of kort voor 1699 naar de Kaap. Er zijn geen aanwijzingen dat hij familie bij zich had. Het is aannemelijk dat hij er aan[1]kwam als jonge, ongetrouwde man. Als hij inderdaad in 1678 geboren is klopt deze veronderstelling. We kunnen dus veronderstellen dat hij bij aankomst ongeveer 21 jaar was.

Ondanks deze aanwijzingen ontbreekt voorlopig het definitieve bewijs dat de Zuid-Afrikaanse Pieter Jansz Swanepoel inderdaad Petrus Swaenepoel was die in 1678 te Nieuwmunster geboren is.

Het leven van Pieter Swanepoel in de Kaapkolonie

Volgens historicus Theal[9] verscheen Pieter Swanepoel’s naam tussen 1691 en 1700 voor het eerst in de archiefstukken van de Kaap, maar hij vermeldt niet om welk document het gaat. Colenbrander[10] schreef dat Pieter Swanepoel in 1699 naar de Kaap kwam, maar ook hij geeft hierbij geen verdere toelichting.

Chris Swanepoel[11] ontdekte dat Pieter Swanepoel voor het eerst in de generale monsterrolle van 1701 vermeld werd als soldaat (infanteris) onder kapitein Barend Burget. In de opgaafrolle waarin jaarlijks de roerende en onroerende goederen van iedere vrijburger genoteerd werden treffen we eveneens voor het eerst in 1701 Pieter Jansz Swanepoel aan. Vervolgens treffen we zijn naam aan in de monsterrolle vir vrije lieden van 23 januari 1702. Volgens dit document woonde hij als vrijburger in het Drakenstein-district.

Volgens Chris Swanepoel is het goed mogelijk dat Pieter Swanepoel reeds in 1699 aankwam in de Kaap, zoals Colenbrander schreef. In de monsterrollen van de officieren, matrosen ende soldaten van 1699 wordt immers voor het eerst een Pieter Jansz als soldaat vermeld. In de gelijkaardige lijst van 1700 wordt deze Pieter Jansz niet meer vermeld, maar in dat jaar vinden we wel Pieter Swanepoel terug als vrijburger in het Stellenbosch-dictrict. De soldaat Pieter Jansz uit 1699 was dus mogelijks Pieter Swanepoel. Het is mogelijk dat de soldaat Pieter Jansz reeds in 1698 in Zuid-Afrika was, maar er is geen monsterrol voor het jaar 1698 bewaard.

Mogelijks kwam Pieter dus rond 1699 als soldaat in de Kaap aan, waarop hij zich in 1700 als vrijburger vestigde, waarschijnlijk als boer of boerenknecht.

De naam van Pieter Swanepoel verschijnt opnieuw in een document van 17 september 1709. Hij kreeg toen de goedkeuring van Louis Van Assenburgh om zijn runderen en schapen te laten grazen (op leengrond) over de Breede Rivier, onder Witsens gebergte, in’t Land van Waveren.12 Blijkbaar hield hij er op dat moment reeds een zelfstandige landbouwactiviteit op na. Het was in die periode niet ongewoon dat immigranten of gevestigde boeren toestemming kregen om hun dieren te laten grazen op vrije gronden. Uit andere documenten blijkt dat hij niet alleen veeboer was, maar ook graan teelde. In 1709, 1710, 1711 en 1712 kreeg hij telkens de vergunning om op zijn leengrond twee mudden graan te oogsten.

Op 1 mei 1712 huwde Pieter te Stellenbosch met Maria Sibilla Sachs, de weduwe van Johann Christoffel Hack. Zo werd hij de stiefvader van haar twee dochters uit haar eerste huwelijk: Maria Magdalena Hack (° 1708) die later huwde met Pieter Paulus Groenewald, en Anna Christina (° 1711) die later huwde met Jan Andries Horak.

Volgens Hoge13 was Maria Sibilla Sachs te Gusten in Duitsland geboren. Samen met haar ouders, een zus en twee broers verhuisde ze in 1691 van Egeln bij Maagdenburg naar de Kaap. Haar ouders waren Joachim Sachs en Susanna Holswig, en zij bezaten de plaats Sachsenburg aan de Kuilsrivier nabij Stellenbosch.

Vanaf 1714 dienden boeren verzoekschriften in om hun leenplaats in eigendom te krijgen. In 1716 heeft ook Pieter Swanepoel zo’n verzoek ingediend.14 Uit dit verzoek blijkt dat hij landbouwer was, dat hij actief was op de plaats genaamd Nieuw Munster in het Land van Waaveren over de Breede Rivier, en dat hij die plaats sedert 1709 in leenbezit had. Uit een document van april 1716 naar aanleiding van een volkstelling (censusopgave)15 blijkt dat hij op dat moment een bescheiden boerderij uitbaatte. [12] [13] [14] [15]

Het document uit april 1716 toont aan dat Pieter goed kon schrijven. Hij heeft dus waarschijnlijk als jongere een zekere schoolopleiding genoten.

Uit dit document blijkt ook dat zijn vrouw en kinderen op dat moment waarschijnlijk niet bij hem woonden op zijn leengoed. Zo schrijft hij: “Als nu comt den 18 sebtember mijn vrouwe Maria Zibelle Sache ...”, waaruit kan afgeleid worden dat zijn vrouw en hun kinderen pas vijf maanden later bij hem zouden komen wonen. Tot dan verbleven zijn vrouw en kinderen mogelijks bij zijn schoonouders, op het leengoed Sachsenburg nabij Stellenbosch.

De leefomstandigheden op de nieuw gestichte boerderijen in het Waverengebied waren rond die periode zeer moeilijk. De eerste boeren hadden geen materieel om het land te ontginnen. Wilde dieren en inboorlingen vielen hen voortdurend aan. Het gebied was bovendien afgelegen en moeilijk bereikbaar. De reistijd met een wagen (tenminste als men er een had) naar Drakenstein, Stellenbosch en Kaapstad bedroeg dagen of soms weken. Ondanks de moeilijke omstandigheden slaagde Pieter er volgens het document uit april 1716 in om van 6 mudden zaaigraan een opbrengst van 60 mudden te bekomen. Dit met de hulp van een knecht. Daarnaast bezat Pieter op dat moment een slavin, 24 runderen, 7 paarden en 4 varkens en een aantal schapen. Een onbekend aantal van zijn schapen waren op dat moment echter gestolen door de Hottentotten. Pieter was voordien ook al het slachtoffer van de Hottentotten. In elk geval vermeldt een document van eerder dat jaar (waarin Pieter verzocht om eigenaar te worden) dat de Hottentotten 70 schapen en 13 runderen van hem roofden[16]. Hetzelfde document vermeldt dat Hottentotten hem in het verleden verwondden met een assegaai (werpspies, speer). Bij een andere schermutseling met Hottentotten werd hij door een assegaai verwond aan zijn bovenbeen. Dit laatste gebeurde in december 1715 toen hij in een groep van 30 man in het Stellenbosch-district op zoek ging naar het vee dat de Hottentotten buitgemaakt hadden van een zekere Joost Bevernagie.[17] [18] [19]

Uit een document n.a.v. een volkstelling (censusopgave) enkele jaren later blijkt dat Pieter Swaenepoel zijn boerderij aanzienlijk had uitgebreid. Spijtig genoeg is de datum op het document moeilijk leesbaar, maar waarschijnlijk dateert het van tussen 1720 en 1730. Hij bezat toen 6000 wijngaardstokken, 500 schapen, 120 runderen, 3 slaven en een paard.

Van 17 februari 1729 tot 1 februari 1730 huurde Pieter een priveleraar in, waarschijnlijk om zijn kinderen te leren lezen en schrijven18 19.

Pieter Swaenepoel en Maria Sibilla Sachs hadden volgende kinderen:

  • Jan, gedoopt in 1713, waarschijnlijk jong gestorven
  • Jan, gedoopt in 1715
  • Pieter, gedoopt in 1718
  • Rosa, gedoopt in 1721
  • Johannes, gedoopt in 1723
  • Jacobus, gedoopt in 1725
  • Hendrik, gedoopt in 1731
  • Abraham Christoffel, gedoopt in 1743, waarschijnlijk jong gestorven

In 1747 verkocht Pieter Swaenepoel zijn landgoed Nieuw Munster aan zijn schoonzoon Johannes Hendrik Conradie. Conradie was getrouwd met Rosa Swanepoel.

Volgens de gegevens van Chris Swanepoel overleed Pieter Swaenepoel rond 1757. Hij zou dan ongeveer 79 jaar geweest zijn.

 Het gezin van Jan Swaenepoel en Maria Herebout

Jan Swaenepoel en Maria Herebout (Erebout, Eerebout) huwden op 3 mei 1667 te Gistel[20]. Een van de getuigen hierbij was Pieter Swaenepoel, mogelijks de vader van Jan.

Jan en zijn vrouw vestigden zich in Brugge. Daar werd op 13 april 1668 hun eerste kind Helena gedoopt in de Onze-Lieve-Vrouwkerk[21].

Kort daarna verhuisden ze naar Klemskerke, waar hun tweeling Jan en Rosa op 17 augustus 1670 gedoopt werd[22].

Niet veel later verhuisden ze opnieuw, nu naar Nieuwmunster. Daar woonden ze minstens van 1672 tot 1685.

In de parochieregisters van Nieuwmunster vinden we de doopakten terug van nog vier kinderen: Maria (° 27 sept. 1672), Guillielmus (° 13 jan. 1675), Judoca (° 30 sept. 1676) en Petrus (° 26 jan. 1678) [23].

In Nieuwmunster overleden ook vijf van hun kinderen: Guillielmus (+ 28 okt. 1675, 11 maanden oud), Guillielmus (+ 12 okt. 1676, 9 maanden oud), Maria (+ 9 nov. 1676, 3 jaar oud), Joannes (begraven 2 okt. 1680, 6 jaar) en Helena (begraven 5 feb. 1681, 10 jaar)[24].

Op 29 januari 1685 overleed Marie Herebout te Nieuwmunster. Ze werd dezelfde dag op het kerkhof begraven. Drie dagen later, op 1 februari, vond in de kerk een uitvaartdienst plaats.[25] Dat Maria zo snel begraven werd doet vermoeden dat ze overleed aan een besmettelijke ziekte.

We vatten de gegevens i.v.m. de kinderen samen:

  • Helena, ° 1668 te Brugge, + 1681 te Nieuwmunster.
  • Joannes (tweeling), ° 1670 te Klemskerke.
  • Rosa (tweeling), ° 1670 te Klemskerke.
  • Maria, ° 1672 te Nieuwmunster, + 1676 te Nieuwmunster.
  • . (een zoon), ° circa 1674, + 1680 te Nieuwmunster.
  • Guillielmus, ° 1675 te Nieuwmunster, + 1675 te Nieuwmunster.
  • Guillielmus, ° circa 1676, + 1676 te Nieuwmunster.
  • Judoca, ° 1676 te Nieuwmunster.
  • Petrus, ° 1678 te Nieuwmunster.

Eind januari 1685 bleef Jan Swaenepoel als weduwnaar achter met enkele jonge kinderen. Daarna raken we het spoor van hem en zijn kinderen bijster. Waarschijnlijk trok hij uit Nieuwmunster weg, want daar vinden we in de parochieregisters niets meer van hen terug. Als weduwnaar met jonge kinderen is het aannemelijk dat hij hertrouwde ...

Het enige kind van wie we ongeveer 15 jaar later terug het spoor oppikken is Pieter. Rond 1700 duikt hij op aan de andere kant van de aardbol, in Zuid- Afrika.

De akten uit de parochieregisters bieden geen direct aanknopingspunt met de familie van Jan Swaenepoel en zijn vrouw. Zo komt er onder de dooppeters en -meters geen enkele Swaenepoel of Herebout voor.

Misschien trok Jan Swaenepoel rond 1685 met zijn kinderen richting Nederland. Dat kan verklaren waarom Pieter Swaenepoel later in Zuid-Afrika op een typisch Nederlandse wijze zijn naam schreef: Pieters Jansz Swaenepoel. Het tussenvoegsel Jansz, wat verwijst naar zijn vader, is niet gebruikelijk in Vlaanderen maar is typisch Nederlands. Er zijn verschillende redenen denkbaar waarom Jan mogelijks wegtrok uit Vlaanderen:

  • hij was niet honkvast (was al verschillende malen verhuisd in zijn leven),
  • hij was recent weduwnaar geworden,
  • op dat moment was er een zware belastingsdruk doordat zelfstandigen sedert 1677 verplicht werden een extra belasting te betalen aan het vijandige Frankrijk (de Fransche contributie). Dit verklaart waarom heel wat landbouwers en andere zelfstandigen in de periode rond 1685-1695 armoede kenden en wegtrokken. Een belangrijk aantal boerderijen lag er verlaten bij[26].

Jan Swaenepoel, molenaar te Nieuwmunster

Rond begin 1672 nam Jan Swaenepoel het pachtcontract over van de molen in het dorpscentrum van Nieuwmunster. Dat verklaart waarom hij toen verhuisde van Klemskerke naar Nieuwmunster. Blijkbaar was hij molenaar.

Molenaars hadden de gewoonte om af en toe te verhuizen van de ene molen naar de andere. Dat kan verklaren waarom hij op korte tijd enkele malen verhuisde (Brugge => Klemskerke => Nieuwmunster).

De voorgaande pachter van de molen te Nieuwmunster was Pauwels Manghelaere. Op 20 mei 1672 richtte Manghelaere een verzoekschrift aan de schepenen van het Brugse Vrije, waarin hij 17 ponden grooten eiste van Jan Swaenepoel voor de overlating van de pacht. Volgens Manghelaere had Swaenepoel beloofd die som te betalen, overeenkomstig het pachtcontract. De vervaldag voor de betaling was 1 mei 1672[27], maar Swaenepoel had het nog niet betaald. Vandaar dat er een proces van kwam. Manghelaere eiste ook nog 10 schellingen grooten van Jan Swaenepoel voor hun verteer op de dag van de overlating ten huize van Jan Beausaer (herbergier te Nieuwmunster).

rdp201204p119 138 page20 image2Een detail uit de Ferraris- kaart uit de jaren 1770: de dorpskern van Nieuwmunster (ten zuidwesten van de kerk staat de molen).

Jan Swaenepoel repliceerde dat hij ter goeder trouw was, en dat hij de schuld van 17 £ grooten erkende. Maar volgens Swaenepoel moest hiervan 8 ponden grooten afgetrokken worden voor een schuld die Manghelaere nog moest betalen aan Thomas Quetstroy (brouwer te Meetkerke), en die Swaenepoel in zijn plaats betaalde. Bovendien moest van die 17 ponden ook de waarde afgetrokken worden van de koetsen (slaapmeubels) die Manghelaere meenam uit de molen, niettegenstaande die koetsen niet zijn eigendom waren, wat bevestigd werd door het pachtcontract. Jan Swaenepoel liet dus weten dat hij bereid was zijn schuld aan Manghelaere te vergoeden, op voorwaarde dat hiervan de 8 £ grooten afgetrokken werd plus de waarde van de koetsen. Jan was bereid de kosten voor het proces te vergoeden.[28]

rdp201204p119 138 page20 image3Een foto uit 1945 van de toenmalige molen te Nieuwmunster[29].

In 1676 vergoedde de parochie Nieuwmunster twee inwoners om vanop hun toren de wacht te houden (torrewacht), o.a. Jan Swaenepoel[30]. Het is logisch om aan te nemen dat zijn molen een geknipte uitkijkpost was. Door de dreiging van vijandige legertroepen werd in die periode ook in andere parochies in het Brugse Vrije de wacht opgetrokken[31].

Toen Jan Swaenepoel de molen te Nieuwmunster in 1672 begon te pachten was die eigendom van Jacquemyne Maessens (die achtereenvolgens huwde met Frans Luyckx en Joachim De Voghelaere). In januari 1677 verkochten Jacquemyne Maessens en Joachim De Voghelaere de molen aan Thomas Quetstroy.[32] Quetstroy was een vermogende man die in Meetkerke woonde en actief was als brouwer. Uit de boedelbeschrijving (staat van goed) die opgesteld werd na de dood van zijn vrouw[33], blijkt dat de molen ten zuidwesten van de kerk stond. Bij de molen hoorden een molenaarswoning, een bakhuis (ovenkot) en 150 roeden erf. In 1691 werd de molen verpacht aan Jacob Vergheyle. In 1698 verkocht de familie Quetstroy de molen aan Jacob Vergheyle[34]. Het is wellicht dezelfde Thomas Quetstroy die in 1672 dooppeter was van een van de kinderen van Jan Swaenepoel.

Uit de parochieregisters van Nieuwmunster blijkt dat Jan Swaenepoel en zijn gezin waarschijnlijk onafgebroken in Nieuwmunster woonden van 1672 tot 1685.

Vanaf ongeveer 1680 dook in Oostburg (Zeeuws-Vlaanderen) een Jan Swanepoel op die er molenaarsknecht was bij molenaar Jasper Nissepat. In 1682 werd bevolen om Nissepat en zijn knecht Swanepoel te arresteren. Ze pleegden fraude door graan achter te houden bij het wegen. Nissepat wist met zijn gezin te ontsnappen en vestigde zich in Amerika (Nieu Nederlant) als molenaar. Jan Swanepoel werd gevangen gezet maar wist te ontsnappen, al wist men niet waarheen.[35]

Het valt op dat de Jan Swanepoel uit Oostburg dezelfde naam had en in dezelfde periode hetzelfde beroep uitoefende als Jan Swaenepoel uit Nieuwmunster. Toch lijkt het onwaarschijnlijk dat de Jan Swaenepoel uit Nieuwmunster gedurende ongeveer twee jaar zijn molen in Nieuwmunster verliet, om molenaarsknecht te zijn in Oostburg, en daarna terug te keren naar Nieuwmunster ...

De herkomst van Jan Swaenepoel en Maria Herebout

Op 12 november 1667, enkele maanden na hun huwelijk, verkochten Jan Swaenepoel en Maeyken Herebout 700 roeden[36] land. Dit maakte deel uit van een bebouwde hoeve die 38 gemeten groot was. De hoeve lag te Gistel, ten zuidoosten van het stadscentrum. De hoeve werd verpacht aan Pieter Van Parys. Jan en Maeyken verkochten hun 700 roeden uit de hand aan Jan Cardinael uit Gistel. Maria Herebout had dit land geërfd van haar moeder.[37] In de akte wordt Jan vermeld als zoon van Pieter Swaenepoel, en als onderdaan (vrijlaat) van het Brugse Vrije in het ambacht van Dudzele. Maeyken Herebout wordt vermeld als dochter van Joris en Maria Verhille (Van Hille). Maria Verhille had op haar beurt dit land geërfd van haar ouders Charles Van Hille en Cornelie Beerels.

We moeten opmerken dat er in de akte een fout sloop, want uit andere bronnen (zie verder) blijkt dat Cornelie Beerels niet de vrouw maar de moeder van Charles Van Hille was.

rdp201204p119 138 page20 image5rdp201204p119 138 page20 image7rdp201204p119 138 page20 image6De handtekeningen (nagetekend) onderaan de akte van Jan Swanepoel (links), zijn
vrouw Maeyken Herebout (midden) en haar vader Joris Herebout (rechts). Maria en haar vader waren blijkbaar ongeletterd. De handtekening van Jan Swanepoel stelt mogelijks een molenijzer (molenanker) voor.

In 1639 werd een boedelbeschrijving (staat van goed) afgehandeld naar aanleiding van het overlijden van Marie Capoen[38], overleden in december 1628 te Beerst, dochter van Jan Capoen en Magdalene Wetsteen (dochter van Jan). Haar man was Charles Van Hille, overleden op 16 juli 1628 te Beerst, zoon van Eloy en Cornelie Berrels (dochter van Joos). Charles Van Hille en Marie Capoen lieten drie kinderen na:

  • Jacques, ° circa 1621
  • Maeicken, ° circa 1614
  • Fransynken, ° circa 1617

Aangezien de kinderen nog minderjarig waren, werden twee voogden aangesteld: Joris Van Hille (zoon van Eloy) en Jan Capoen (zoon van Jan).

Charles Van Hille liet onroerend goed na dat hij erfde van zijn moeder. Charles liet een part in een hoeve na (3 ^ gemeten). Mede-eigenaars hiervan waren zijn broer Joris Van Hille, zijn andere broer Cornelis Van Hille en zijn schoonbroer Pieter Huysseune (gehuwd met Cornelie Van Hille). Er is ook sprake van wat land te Roksem.

rdp201204p119 138 page20 image4

Was Pieter Swaenepoel molenaar te Zuienkerke ?

Van Jan Swaenepoel weten we dat hij de zoon was van Pieter, en dat hij een onderdaan (laat) was van het Brugse Vrije in het ambacht van Dudzele. Dat betekent dat Jan waarschijnlijk geboren was in het ambacht van Dudzele. Dudzele-ambacht was samengesteld uit de parochies Dudzele, Koolkerke en Ramskapelle, maar omvatte ook een klein deel van de parochies Zuienkerke en Lissewege.

rdp201204p119 138 page20 image8Een detail uit de Ferrariskaart uit de jaren 1770. In het cirkeltje de Dullemolen. Linksboven bevindt zich de hoeve het Oosthof, linksonder het Vagevier, en rechtsboven de Bonte Poorte.

Nu duikt in de periode van 1644 tot 1653 de naam van een Pieter Swaenepoel op in de parochierekeningen van Zuienkerke. Dat betekent dat Pieter Swaenepoel in Zuienkerke woonde van 1643 tot 1652. Hij werd in de parochierekeningen vermeld aangezien hij parochiekosten (een soort belastingen) moest betalen. In de rekening van 1644 wordt Pieter vermeld als pachter van 5 gemeten land en als molenaar. In de daaropvolgende jaren wordt hij telkens als molenaar vermeld. De rekening van 1653 meldt dat Boudewyn De Backere de parochiekosten van Pieter betaald had. Dat betekent dat Pieter in 1652 uit Zuienkerke verdween.

In de loop van de 17de eeuw was er meer dan een korenwindmolen in gebruik te Zuienkerke. Volgens Boterberge[39] was een zekere Vanden Broele in 1640 molenaar op de Dullemolen, in 1650 was Pieter Zwaenepoel er molenaar, en in 1653 Michiel Van Nieuwenhuuse.

De Dullemolen, soms ook Oostmolen genoemd, stond ongeveer op het kruispunt van de (huidige) Blankenbergse Steenweg en de Dullemolenstraat, waar zich nu het recreatiepark Polderwind bevindt. De Dullemolen stond op Zuienkerks grondgebied, tegen de parochiegrens met Dudzele. De molen was gelegen in het waterschap (watering) van Eiensluis. Uit documenten i.v.m. dit waterschap[40] blijkt dat het molenhuis dat samenhing met de Dullemolen op het grondgebied van de parochie Zuienkerke stond, maar tegelijk onder het ambacht van Dudzele viel. Dat kan verklaren waarom Jan Swaenepoel vrijlaat in Dudzele-ambacht was, en tegelijk geboren was in de parochie Zuienkerke. In een bijlage aan het eind van het artikel wordt dieper ingegaan op de ingewikkelde grens tussen Zuienkerke en Dudzele.

Er zijn verschillende aanwijzingen dat Pieter uit Zuienkerke de vader was van Jan Swaenepoel:

  • In de verkoopakte uit 1667 wordt Jan vermeld als zoon van een Pieter.
  • In de verkoopakte uit 1667 wordt Jan vermeld als vrijlaat in Dudzele, wat overeenstemt met het feit dat Pieter in Dudzele-ambacht woonde.
  • Ze waren allebei molenaar, een beroep dat vaak overgedragen werd van vader op zoon.
  • In de streek rond Brugge leefden toen niet veel Swaenepoels, wat een familieband aannemelijk maakt.

Jan Swaenepoel zal rond of voor 1645 geboren zijn, gezien hij in 1667 trouwde met Maria Herebout.

Pieter Swaenepoel verdween dus in 1652 als molenaar van de Dullemolen. Wat er met hem gebeurde is voorlopig onbekend. Overleed hij in 1652 of is hij verhuisd ?

Was Pieter Swaenepoel gehuwd met Joanna Volbrecht ?

In een verkoopakte van 13 december 1652 is sprake van een Pieter Swaenepoel (zoon van Jan) die gehuwd was met Janneken Volbrecht.[41] Janneken was de dochter van Jacques Volbrecht en Mayken Dicx (dochter van Cornelis). Janneken had 1/5 part in 7 gemeten en 36 roeden land te Oostkerke (bij Damme) geerfd van haar maternele grootouders Cornelis Dicx en Willemyne De Wilde (dochter van Lieven). Zij verkocht dit nu aan Jan Wales. Pieter Swaenepoel wordt in deze akte vermeld als “vremde van desen lande”, wat betekent dat hij niet in het Brugse Vrije geboren was.

rdp201204p119 138 page20 image9rdp201204p119 138 page20 image10

 De handtekeningen (nagetekend) onderaan de akte van Pyeter Zwanepoel (links) en zijn vrouw Janneken Volbrecht (rechts). Janneken was blijkbaar ongeletterd.

Waarschijnlijk is deze Pieter Swaenepoel de molenaar van de Dullemolen te Zuienkerke.

In molenaarsfamilies gebeurde het vaak dat men zich vanuit een afgelegen parochie vestigde op een molen. Aangezien de naam Swaenepoel tot in de 17de eeuw zelden voorkomt in de omgeving van Brugge is het aannemelijk dat ook Pieter Swaenepoel uit Zuienkerke van ver gekomen was. Dat kan verklaren waarom de Pieter Swaenepoel uit de verkoopakte van 1652 vermeld wordt als niet afkomstig uit het Brugse Vrije.

Bovendien was Joanna Volbrecht afkomstig uit Zuienkerke, zodat het niet vreemd is dat ze in contact kwam met de molenaar van de Dullemolen, waarschijnlijk haar toekomstige man.

Na de dood van Marie Dicx werd een boedelbeschrijving opgesteld.[42] Marie Dicx, vrijlates in Zuienkerke, overleed op 28 juli 1628. Haar echtgenoot Jacques Volbrecht (zoon van Jan) bleef achter als weduwnaar. Het koppel had een kind: Joanna Volbrecht. Aangezien Joanna nog minderjarig was werden twee voogden aangesteld: Jan Volbrecht en Lieven De Wilde. Marie Dicx was de tweede vrouw van Jacques Volbrecht die eerst gehuwd was met Barbara Allaert. Jacques en Marie lieten op 1 april 1627 een huwelijkscontract opstellen bij notaris Pieter Verbiest te Brugge. Marie (Maycken) was op dat moment vrijlates in Dudzele, ruim 24 jaar en vergezeld door haar voogd Andries Dicx. Jacques Volbrecht en Marie Dicx waren landbouwers. Er is sprake van wat land te Oostkerke dat Marie erfde van haar moeder Willemyne De Wilde (dochter van Lieven). Ze had ook wat land te Oostkerke bekomen bij schenking van Magdalene De Jonghe (weduwe van Jacques Soetaert). Marie werd te Zuienkerke begraven. Voor haar graf werd een zerksteen besteld, wat erop wijst dat ze in de kerk begraven werd. Enkel meer voorname of vermogende parochianen werden in de kerk begraven.

Cornelis Dicx (zoon van Cornelis) overleed op 10 januari 1621 en zijn vrouw Willemynken De Wilde (dochter van Lieven) overleed op 15 januari 1624. Zij waren vrijlaat in het ambacht van Oostkerke. Ze lieten zes minderjarige kinderen na: Pieter, Cornelis, Jacques, Mayken, Perynken (jong overleden) en Willemynken Dicx. Als voogden werden Andries Dicx en Pieter De Wilde aangesteld. De wezen erfden onroerend goed te Oostkerke dat Willemynken de Wilde van haar vader erfde. Ze hadden ook onroerend goed te Oostkerke dat hen geschonken was door Magdalene De Jonghe (weduwe van Jacob Soetaert). Verder erfden ze enkele renten. In 1627 werd Pieter De Wilde als voogd vervangen door Jacques Volbrecht die nu gehuwd was met de wees Mayken.[43]

Magdalene Allaert (dochter van Joos), de eerste vrouw van Jacques Volbrecht, overleed op 7 oktober 1626 te Zuienkerke. Zij liet vier minderjarige kinderen na: Jan (° circa 1606), Andries (° circa 1619), Mayken (° circa 1609) en Magdalene Volbrecht (° circa 1617). Hun voogden waren Jan Volbrecht (oom van de wezen, vrijlaat in Uitkerke) en Guilliame Allaert (oom van de wezen, geboren te Cadsand, wonend te Brugge). Magdalene Allaert liet geen onroerend goed na.[44]

Uit het feit dat Jan Swaenepoel en Maria Herebout huwden in 1667, en het feit dat zijn vermoedelijke moeder Janneken Volbrecht rond 1628 geboren is, volgt dat Jan waarschijnlijk geboren is rond 1647. Janneken Volbrecht was wellicht min of meer 19 jaar toen ze beviel van haar zoon Jan.

Over de precieze herkomst van molenaar Pieter Swaenepoel tasten we voorlopig in het duister. We kunnen aannemen dat Pieter rond of voor 1625 geboren is, en zijn vermoedelijke vader Jan rond of voor 1600.

Uit het bovenstaande leiden we volgende tabel af van de waarschijnlijke voorouders van Jan Swaenepoel (echtgenoot van Marie Herebout):

rdp201204p119 138 page20 image11

 

Kwam Jan Swaenepoel senior uit Hooglede ?

In november 1614 overleed te Leke Pieter Zwanepoel (zoon van Michiel (zoon van Pieter)) en Josyne Maes (dochter van Jan)). Zijn vrouw Cathelyne De Backere (dochter van Clais) was anderhalf jaar tevoren te Leke overleden, op 6 mei 1613. Het koppel liet zeven kinderen na. Aangezien de kinderen nog minderjarig waren werden twee voogden aangesteld: Jacob Zwaenepoel (een oom van de wezen langs vader’s zijde die in Staden woonde) en Loys Neute (een aangetrouwde oom van de wezen langs moeder’s zijde die poorter van de stad Brugge was en in Koolkerke woonde).[45]

Van hun vader erfden de kinderen verschillende onroerende goederen te Hooglede en Leke. Een Jacques Zwanepoel wordt vermeld als mede-eigenaar van onroerend goed te Hooglede. Er was onroerend goed te Hooglede dat paalde aan dat van Jan Zwanepoel. Frans Zwanepoel en Jan Zwanepoel woonden op onroerend goed van de wezen te Hooglede. In Leke was er onder andere de hoeve waar de ouders overleden. Ze erfden van hun vader drie molens (of een part erin): de Zoutenay muelene in Veurne-ambacht[46], een windmolen in Hooglede en de Lekemolen te Leke. Jan Zwanepoel (zoon van Pieter) was mede-eigenaar van de molen in Hooglede. De hierboven vermelde Frans Zwanepoel pachtte de molen te Hooglede.

De hier vermelde Jan Zwanepoel is mogelijks de vader van Pieter Zwanepoel die molenaar te Zuienkerke was. Jan Zwanepoel woonde blijkbaar in Hooglede, en was misschien een grootoom van de weeskinderen. Jan bezat een part in de molen te Hooglede, maar het was niet hij die woonde of werkte op deze molen, maar wel Frans Zwanepoel.

Later erven de kinderen van Pieter Zwanepoel en Cathelyne De Backere ook van hun grootoom Niclays Maes[47]. Hij was burgemeester van de heerlijkheid van Wijkhuize, en overleed te Hooglede op 27 november 1619. Wijkhuize was een achterleen van Wijnendale dat zich uitstrekte over een gedeelte van de parochies Gits, Hooglede, Beveren en Lichtervelde. Tot zijn erfgenamen behoorden de drie kinderen van zijn zus Josyne Maes (gehuwd met Michiel Swanepoel) of hun nakomelingen:

  • Jacques Swanepoel, wonend te Hooglede onder de heerlijkheid van Ieper- ambacht.
  • De kinderen van Pieter Swanepoel (+) en Cathelyne De Backere (+), vrijlaten in Vladslo-ambacht.
  • De kinderen van Michiel Swanepoel (+), laten onder Ieper-ambacht.

Niclays Maes liet verschillende onroerende goederen te Hooglede na, onder andere een hoeve die bewoond werd door de kinderen van Jacob Swanepoel.

In 1565 werd een zekere Jan Zwaenepoel, geboren te Hooglede, aanvaard als laat van het Brugse Vrije te Leke.[48] Gezien het tijdsverschil is het weinig waarschijnlijk dat het om de hierboven vermelde Jan gaat.

Uit de parochieregisters van Hooglede blijkt dat daar doorheen de 17de eeuw verschillende Zwaenepoel-gezinnen leefden. In de oudste akten vinden we onder andere gegevens over de gezinnen van Jan en Fransoys Zwaenepoel.

Van Jan Zwaenepoel zijn zeven kinderen te Hooglede geboren in de periode 1606-1618[49]. Het is mogelijk dat er voor 1606 ook kinderen van hem geboren zijn, maar de doopakten zijn slechts bewaard vanaf 1605. Er is onder andere een Pieter Zwaenepoel die op 15 december 1606 gedoopt werd. Deze Pieter Zwaenepoel is mogelijks de latere molenaar van de Dullemolen te Zuienkerke. In 1624 werd nog een kind geboren van Jan Zwaenepoel en Paulinne Kersteloot, maar we zijn niet zeker of het om dezelfde Jan gaat, aangezien dit kind ruim zes jaar na Jans vorige kind geboren werd, en gezien in de voorgaande akten de naam van de moeder niet vermeld werd[50]. Jan Zwanepoel overleed waarschijnlijk in februari 1645 of in januari 1648 te Hooglede[51].

Loonis (Elonis) Zwaenepoel was waarschijnlijk een zoon van Jan Zwaenepoel die voor 1606 geboren is. Loonis huwde in 1625 met Jacqueminne Brunooghe[52]. Dit koppel woonde in Hooglede. In de doopakte van hun eerste kind wordt Loonis vermeld als de zoon van Jan Zwaenepoel, en het is waarschijnlijk diezelfde Jan Zwaenepoel (zoon van Pieter) die vermeld wordt als dooppeter[53].

Fransoys Zwaenepoel leefde in dezelfde periode te Hooglede. Hij was waarschijnlijk een broer van Jan Zwaenepoel. Van Fransoys en Isabelle (of Elisabeth) Schalcke werden in de periode 1608-1619 vijf kinderen te Hooglede geboren[54]. Zijn vrouw overleed in 1622 te Hooglede[55].

Bij een volkstelling uit 1615-1616 te Hooglede vinden we daar enkele Zwaenepoels die molenaar waren: Jan Zwaenepoel (gehuwd met Pauwelyne Kesteloot) en Gillis Zwaenepoel (gehuwd met Anna De Wulf).[56]

We vatten het bovenstaande samen in een stamboomschema:

rdp201204p119 138 page20 image12

Bijlage over de ingewikkelde grens tussen Dudzele en Zuienkerke

Het ambacht van Dudzele bestond uit de parochies van Dudzele, Koolkerke en Ramskapelle. Ook een klein gedeelte van de parochies van Lissewege en Zuienkerke behoorde tot het ambacht van Dudzele. Deze gedeelten lagen ten oosten van de Dulleweg. Op de volgende kaart geven EY 87, EY 88 en EY 89 het gedeelte van de parochie Zuienkerke weer onder Dudzele-ambacht.

Het ambacht van Zuienkerke bestond uit het resterende deel van de parochie Zuienkerke en het meest noordelijke gedeelte van de parochie van Sint-Pieters (omgeving Blauwe Toren).

De Dulleweg was een dijk die een verbindingsweg vormde van aan de kerk van Uitkerke tot aan de kerk van Sint-Pieters. Over ongeveer anderhalve kilometer vormde ze de grens tussen de ambachten van Dudzele en Zuienkerke.

Door de aanleg van de tolweg de Blankenbergse Steenweg in de 18de eeuw (1724) werden de Blankenbergse Dijk en de Dulleweg overbodig. Bij besluit van 27 april 1728 werd Simoen Petrus Van Overloope aangesteld om “den Dullenwech” en de “Blanckenbergschen Dyck’ openbaar te verkopen[57].

De Dullemolen (Dollemolen) stond oorspronkelijk op het kruispunt van de Dullemolenstraat en de Dulleweg en viel onder het waterschap (watering) van Eiensluis, in het 77e begin. De molen stond ten westen van de Dulleweg, in het ambacht en de parochie van Zuienkerke.

Het molenhuis stond ten oosten van de Dulleweg, in het 87e begin van hetzelfde waterschap. Het molenhuis stond dan ook in het ambacht van Dudzele in de parochie Zuienkerke. Hierdoor was een kind dat in het molenhuis geboren werd burgerlijk inwoner van Dudzele en kerkelijk een inwoner van Zuienkerke. De boreling was dus vrijlaat in Dudzele maar werd gedoopt in Zuienkerke. In de parochieregisters van Zuienkerke vinden we de doop van Jan Swaenepoel nochtans niet terug, aangezien hij geboren is rond of voor 1645, terwijl de doopregisters pas bewaard zijn vanaf 1659.

rdp201204p119 138 page20 image13

Niet ver ten zuiden van de Dullemolen stond de herberg de Weiman en daar deed zich het omgekeerde voor. De bewoners van de Weiman woonden in de parochie Dudzele maar onder het ambacht van Zuienkerke. Boterberge[58] vermeldt deze herberg in Zuienkerke[59]. De Weiman werd uitgebaat door Jacob Raes en zijn vrouw Monica Janssens. Na het overlijden van Raes in 1771 hertrouwde Monica Janssens datzelfde jaar te Dudzele met Lucas Noyen. De oudste kinderen van Monica en Lucas werden in Dudzele gedoopt. Bij een decreet van 4 maart 1780 werd de Weiman verkocht[60]. Men beschreef ze als “staande in het ambacht van Dudzele, verre west ten uitkant van de parochie, bezuiden Den Dullemolen, palende aan de kalseide van Brugge naar Blankenberge’’.

Voetnoten

[1]     A. J. Swanepoel & A. M. Swanepoel, ’n Geslagregister van Swanepoel-families in Suid- Afrika, 1999.

[2]     A. J. Swanepoel, Stamvader Pieter Jansz Swanepoel, In: Familia, 1985, blz. 90 - 92.

[3]     H. T. Colenbrander, De afkomst der Boeren, 2de uitgave, Kaapstad, 1964.

[4]     D. F. Malherbe, Stamregister van die Suid-Afrikaanse volk. Stellenbosch, 1966.

[5]     C. C. De Villiers, Geslagregisters van die ou Kaapse families, geheel omgewerkte uitgawe hersien en aangevul deur C. Pama. Deel 2: N-Z. Kaapstad, 1981.

[6]     N. H. Theunissen. Twee ou families: Esterhuysen en Swanepoel. In: Die Brandwag, 1946, blz. 23.

[7]     C. Pama, Groot Afrikaanse Familienaamboek, Kaapstad, 1983.

[8]     P. Coghe, Wezerijakten van de heerlijkheid Kortemark, deel 1, Brugge, 1990. En P. Coghe, Wezerijakten van de heerlijkheid Kortemark, deel 2, Brugge, 1989.

[9]     G. M. Theal, Chronicals of Cape Commanders. Cape Town, 1982.

[10]    H. T. Colenbrander, a.w.

[11]   C. H. Swanepoel, Pieter Jansz. Swanepoel en Maria Sibella Sachs. Ongepubliceerd manuscript, 1999.

[12]    Kaapse Argiefbewaarplek, Argiefgroep C, C.223: Requesten en Nominatien, 1715 - 1716, no. 83, blz. 215.

[13]    J. Hoge, Personalia of the Germans at the Cape, 1652 - 1806. In: Argiefjaarboek vir Suid- Afrikaanse geskiedenis, 9de jaargang. Kaapstad, 1946.

[14]    Kaapse Argiefbewaarplek, Argiefgroep C, C.223: Requesten en Nominatien, 1715 - 1716, no. 83, blz. 405-406.

[15]    Kaapse Argiefbewaarplek, Argiefgroep J. Opgaafrolle, Stellenbosch en Drakenstein, 1716 - 1795, J184. Opgaafrol.

[16]    Kaapse Argiefbewaarplek, Argiefgroep C, C.223: Requesten en Nominatien, 1715 - 1716, no. 83, blz. 405-406.

[17]    G. C. De Wet, Resolusies van die Politieke Raad, Deel V, 1716 - 1719, In: Argiefjaarboek vir Suid-Afrikaanse geskiedenis, 9de jaargang. Kaapstad, 1964.

[18]    J. L. M. Franken, Huisonderwys aan die Kaap (1692 - 1732). Kaapstad, 1934.

[19]    J. Hoge, Privaatskoolmeesters aan die Kaap in die 18de eeu, Kaapstad, 1934.

[20]    Uit de parochieregisters van Gistel: 1667. 3 may. Proclamatis tribus bannis solemnizatum est matrimonium inter Joannem Swaenepoel et Mariam Erebout. Presentibus Petro Swaenepoel et Nicolao D’Ooghe.

[21]    Uit de parochieregisters van Brugge, O.L.V.-parochie (3e wijk): 1668. Aprilis. 13. (Baptisata est) Helena f(ili)am P(etru)s Swaenepoel et Maria Heerebout. S(usceptore)s Ludovicus Boudens loco Joannes Fiermans et Jacoba Courtoys.

[22]    Uit de parochieregisters van Klemskerke: 1670. Augusti. 17a bapt(isatus) e(st) Jo(ann)es f(iliu)s Jo(ann)is Swanepoel et Mariae Errebout coniugum. Suscept.: Petrus Errebrant (et) Maria Plovit. Et eorundem bat(isata) e(st) Rosa. Suscept.: Thoma Geltdof (et) Catarina Vander Halle.

[23]    Uit de parochieregisters van Nieuwmunster:

Die 29 7bris 1672. Baptizavi Mariam f(ili)am Joa(nn)is Swaenepoel et Mariae Errebout coniugum. Susceptores fuerunt Lucas De Boillion procurator nomine Thomae Quedtstroi et Maria Saroels. Nata est 27 huius.

Die 13 jan(uarij) 1675 baptizavi Guillielmum f(ili)um Joannis Swaenepoel et Mariae Heerebout coniugum. Susceptores fuerunt Guillielmus Van Hoorynck et Adriana Van Hoorynck. Natus est eiusdem.

Die 30 7bris 1676. Baptizavi Judocam f(ili)am Joannis Swaenepoel et Mariae Errebout coniugum. Susceptores fuerunt Jacob(u)s Govaert et Judoca De Bruine. Nata est eodem die.

Anno 1678. Die 30 jan(uar)ij 1678. Baptizavi Petrum f(ili)um Joannis Swaenepoel et Mariae Herrebout coniugum. Patrini fuit Joannes Geleins et Barbara Soetaert. Natus est 26 eiusdem.

[24]    Uit de parochieregisters van Nieuwmunster:

  1. Die 29 8bris. Sepulivi in cemiterio Guilielmum f(ili)um Joa(nn)is Swaenepoel, aetatis suae undecim mensibus, obijt 28 eiusdem.

Die 13 8bris 1676. Sepulivi in cemiterio Guilielmum Swaenepoel f(ili)um Joannes aetatis suae novem circiter mensium. Obijt 12 eiusdem.

Die 11a novemb(ris) 1676 sepulivi in cemiterio Mariam f(ili)am prefati Swaenepoel, aetatis trium circiter anno(ru)m cum dimidio. Obijt 9a eiusdem.

  1. 2a octobris sepelivi filium Jo(ann)is Swannepoel in cemiterio, filium, 6 circiter annorum. Anno do(mn)i 1681. 5a februarij sepelivi filiam Jo(ann)is Swannepoel, Heleman, 10 circiter annorum, in cemiterio.

[25]    Uit de parochieregisters van Nieuwmunster: 29a januarij 1685 sepelivi vesperi Mariam uxorem Joannis Swaenepoel, atque obijt eodem die circa 2am de nocte. Eiusque exequiae fuerunt celebratae 1ma februarij 1685 rite, administratam omnibus ecclesiae sacramentis, in cemeterio.

[26]    Zie bijvoorbeeld voor Zuienkerke R. Boterberge, Zuienkerke, geschiedenis van een polderdorp, Blankenberge, 1992, blz. 277-283.

[27]    Pachtcontracten van huizen gingen meestal in vanaf 1 mei en die van boerderijen vanaf 1 oktober (d.i. op Sint-Bavomis of Bamesse).

[28]    Rijksarchief Brugge, Archief van het Brugse Vrije, processen, nr. 11524.

[29]    Foto in het bezit van de universiteit van Kent (UK). Zie http://www.kent.ac.uk/library/specialcollections/mills/r.php/21996/show.html

[30]    Rijksarchief Brugge, INV15-16 (Registers Brugse Vrije), nr. 4359.

[31]    Zie bijvoorbeeld i.v.m. Dudzele het boek van M. Coornaert, Dudzele en Sint-Lenaart, Dudzele, 1985 (blz. 220). En i.v.m. Lissewege het artikel van G. Vandepitte, Lisseweegse parochierekeningen uit de 2e helft van de 17e eeuw, In: Rond de Poldertorens, 1963, blz. 91­96.

[32]    Rijksarchief Brugge, INV15-16 (Registers Brugse Vrije), nr. 16092, folio 130.

[33]    Rijksarchief Brugge, staten van goed van het Brugse Vrije, reeks 1, nr. 8861. Deze staat van goed wordt beschreven in het artikel van R. Verte, Staat van goed van Marie De Coussemaeckere, echtgenoote van Thomas Quetstroy, In: Heemstede, 1998, blz. 152-156.

[34]    Rijksarchief Brugge, INV15-16 (Registers Brugse Vrije), nr. 16111, folio 53v e.v.

[35]    Zeeuws Archief, rechterlijk archief Zeeuws-Vlaanderen, nr. 1415, n129. Met dank aan de heer Huib Plankeel voor het ter beschikking stellen van deze info.

[36]    In het Brugse Vrije kwam 1 gemet overeen met 0,442368 hectaren. Een gemet = 300 roeden. Zie Wegwijzer van West-Vlaanderen en bijzonderlijk der stad Brugge, Brugge, 1911, blz. 376.

[37]    Rijksarchief Brugge, INV15-16 (Registers Brugse Vrije), nr. 16260, folio 65 e.v.  Rijksarchief Brugge, staten van goed van het Brugse Vrije, reeks 3, nr. 2172.

38. Volgende vooroudertabel kan afgeleid worden uit het bovenstaande:

[39]    R. Boterberge, Zuienkerke, geschiedenis van een polderdorp, Blankenberge, 1992. 130

[40]    Zie bijv. Rijksarchief Brugge, Fonds Jonckheere, nr. 1240 (ommeloper uit 1690 opgemaakt voor het bepalen van de tienden van Zuienkerke).

[41]    Rijksarchief Brugge, INV15-16 (Registers Brugse Vrije), nr 16073, folio 189 verso.

[42]    Rijksarchief Brugge, staten van goed van het Brugse Vrije, reeks 1, nrs. 20673, 20674 en 20721.

[43]    Rijksarchief Brugge, INV15-16 (Registers Brugse Vrije), nr. 16485, folio 280.

[44]    Rijksarchief Brugge, INV15-16 (Registers Brugse Vrije), nr. 16485, folio 260.

[45]    Rijksarchief Brugge, staten van goed van het Brugse Vrije, reeks 1, nr. 22561; idem, reeks 2, nrs. 13888, 13889 en 13890; idem, reeks 3, nr. 1814.

[46]    Zoutenaaie is een dorp halfweg Diksmuide en Veurne.

[47]    Rijksarchief Brugge, staten van goed van het Brugse Vrije, reeks 3, nr. 2002.

[48]    Rijksarchief Brugge, INV15-16 (Registers Brugse Vrije), nr. 568, folio 438.

[49]    Uit de parochieregisters van Hooglede:

Up den xven december 1606 (ghedoopt) t’kindt van Jan Zwanepoel, petere Fran(soys) Zwanepoel, metere Petronelle huusvrauwe van Jan Doom, ghenaempt Pietere.

Up den iien december 1608 (ghedoopt) t’kindt van Jan Zwanepoel, petere Mahieu Otgheer, metere Madalene Zwanepoel, ghenaempt Judoca.

Up den xxiiiien august(us) 1610 (ghedoopt) t’kindt van Jan Zwanepoel, petere Paesschier De Scholmeestere, metere Martyne Overman (?), ghenaempt Catherina.

Up den xiiiien van marte (1612) (ghedoopt) t’kindt van Jan Zwanepoel, petere Fransoys Maes, metere Jaenne Zwanepoel, ghenaempt Fransoyse.

Up den xiiiien februarie (1614) (ghedoopt) t’kindt van Jan Zwaennepoel, petere Jan De Berdt, metere Mayken Maes, ghenaempt Jaenneken.

Den xien martij 1616 (ghedoopt) Claeys f(iliu)s Jo(ann)is Zwanepoele, peter Pieter Doen, meter Janneken Verstraete.

Desen xviien january 1618 (ghedoopt) Joorynne f(ili)a Jan Zwanepoel, peetere Jorys Lebateur, metere Ysabeau Schalck huysvr(auw)e van Franchoys Zwanepoel.

[50]    Uit de parochieregisters van Hooglede: Op den xviiien mey 1624 (ghedoopt) Anna f(ili)a Jan Zwaenepoel ende Paulinne Kersteloot coniugum, petere Jan Willaert f(iliu)s Joos, metere Anna Salome huusvr(auw)e van Jan Hindricx Schout.

[51]    Uit de parochieregisters van Hooglede:

Jan Zwaenepoel es begraven up den ven februarij 1645 ende t’uutvaert ghedaen den xxiiiien der zelven maendt februarij.

  1. 23 januarij obijt Joannes Zwaenepoel, exequiae celebratae sunt die 24 januarij.

[52]    Uit de parochieregisters van Hooglede: Loonis Swaenepoel ende Jacqueminne Brunooghe ondertrauwe ghedaen den viiien novembris 1625 ter presentie van Fr(ansoy)s Swaenepoel ende Anthonine Wancquet.

[53]    Uit de parochieregisters van Hooglede:

Op den 29 7bris 1626 (ghedoopt) Joanna f(ili)a Loonis Zwaenepoel f(iliu)s Jans et Jacoba Brunooghe, peter Jan Zwaenepoel f(iliu)s P(iete)rs, meter Janneken ...

19 februarij (1629) (ghedoopt) Maria f(ili)a Elonij Zwaenepoel et Jacoba Brunooghe coniugum, p(eter) Egidius Ousee, m(eter) Catharina Zwaenepoel.

Baptisata e(st) xix januarij (1630) Maria f(ili)a Elonij Zwaenepoel et Jacoba Brunooghe coniugum, patrinus Eigidius Ousee, matrina Catheline Zwaenepoel.

[54]    Uit de parochieregisters van Hooglede:

Up den xxviiien sporkel 1608 (ghedoopt) t’kindt van Fran(soys) Zwanepoel, petere Maryn Schalcke, metere Joossyne Zwanepoel huusvrauwe van Joos Willaert, ghenaempt Maryn.

Up den ixen april 1609 (ghedoopt) t’kindt van Fran(soys) Zwanepoel, petere Pieter Schalcke, metere Mechelyne Dooms, ghenaempt Mechelyne.

Up den xen van july (1612) (ghedoopt) t’kindt van Fransoys Zwanepoel, petere Joos Willaert, metere Sinne Maes, ghenaempt Josynne.

Up den vien van novembre (1615) (ghedoopt) Chatelinne f(ili)a Franchoys Zwanepoel, petere Joorys Van Gheluwe, metere Gheline Deckbroot.

Up den xxien january 1619 (ghedoopt) Mayken f(ili)a Franchoys Zwanepoel, peetere Jan Willaert, meetere Joozinne Willaert.

[55]    Uit de parochieregisters van Hooglede: Elisabeth Schalcken huusv(rauw)e van Franchoys Zwaenepoel was begraven den xven januarij 1622 ende het uutvaert ghedaen den xi may ...

[56]    Coghe P., Volkstelling Hooglede 1615-1616, In: VVF-Brugge, 1979, nr. 7.

[57]    Rijksarchief Brugge, INV15-16 (Registers Brugse Vrije), nr 16137, folio 55 verso.

[58]    Boterberge, Zuienkerke, geschiedenis van een polderdorp, blz. 115

[59]    Kadastrale plannen Popp, Zuienkerke.

[60]    Rijksarchief Brugge, INV15-16 (Registers Brugse Vrije), register 16187, folio 1 138

 

De Zuid-Afrikaanse kolonist Pieter Swanepoel (° 1678) en zijn West-Vlaamse roots

Roland Verte, Adriaan Swanepoel & Geert Tavernier

Rond de poldertorens
2012
04
119-138
BV
2023-06-19 14:48:19