Een proeve van gedeeltelijk antwoord
René De Keyser
Ons medelid, de heer Germain Bonte uit Westkapelle, heeft gepoogd nadere inlichtingen te verkrijgen over het Getijdenboek dat in de hogeschoolbibliotheek van Darmstadt bewaard wordt, en waarvan Dom Eligius van Steenbrugge, het bestaan terugvond in een cataloog van deze bibliotheek, die in Wiesbaden werd uitgegeven.
De inlichtingen die de heer Bonte verzamelde, heeft hij wel willend aan de Kring overgemaakt, samen met een reeks foto's van de bladzijden van dit voor ons zo kostbaar Manuscript, waarop de litanie van Alle Heiligen voorkomt.
Onze ogen vallen aanstonds op de hele reeks heiligen van bij ons: Kwintijn, Blasius, Joris, Lieven, Donaas, Amand, Elooi, Omaar, Bavo, Bertijn, Winnok en vooral Sint Guthago! En bij de vrouwen klinken zeer "Vlaams": Magdalene, Genoveva, Petronella, Amelberga, Radegondis, Aldegondis, Walburgis.
Het gaat hier, voor zover ik weet, over de enige bekende litanie waarin Sint-Guthago aangeroepen wordt. Het is tevens het vroegst bekende authentieke document voor wat betreft de verering van onze Heilige. Het getijdenboek zou immers rond 1280 gemaakt zijn. De ontdekking betekent dus een zeer rijke aanwinst voor de geschiedenis van zijn verering.
In verband met de viertal vragen die de heer Bonte zich stelt nopens dit getijdenboek, kunnen mogelijks de hier volgende geschiedkundige feiten een gegronde veronderstelling naar voren brengen.
Eerst en vooral dient er op gewezen te worden dat de vroegst bekende Heren van Oostkerke naar alle waarschijnlijkheid betrokken geweest zijn bij de heiligverklaring van Sint-Guthago in 1159. Dodinus van Oostkerke, vermeld van 1154 tot circa 1163, kende immers de prelaten die bij de heiligverklaring aanwezig waren. (1)
Wat nu betreft de opdrachtgevers, en meteen de eerste eigenaar van het precieus handschrift, moet gezegd worden dat het in de tijd dat het gemaakt werd (ca. 1280!) een erg kostelijk boek was; wat het ten anderen nu ook nog is. Ten tweeden dat alleen geestelijken, en bij hoge uitzondering leken, konden lezen en schrijven en de Latijnse taal verstonden waarin het gesteld is. De opdrachtgever moet ook iets met Oostkerke te maken hebben gehad.
Allereerst is men dus geneigd te denken aan de toenmalige pastoors van Oostkerke. Maar over de pastoors uit die periode is niets bekend.
Welstellende personen, die wel de Latijnse taal machtig waren en zeker iets met Oostkerke te maken hadden, komen voor in de toenmalige herenfamilie "van Oostkerke". De gekende vermeldingen van deze leden van de familie "van Oostkerke" dateren echter alle van kort na 1300, daar waar het getijdenboek gedateerd wordt rond 1280. Het is echter een feit dat personen die rond 1300 volwassen waren, zeker moeten geboren zijn rond 1280 of nog vroeger. En vermits het getijdenboek onmogelijk nauwkeurig kan gedateerd worden, kan de kans er toch inzitten dat de opdrachtgever van het boek, en ook de oorsprong van het schietgebed dat voor of door de "onwaardige zondares" daarin werd geschreven begin 1300, moeten gezocht worden bij de volgende personen.
In het Sint-Claraklooster te Brugge, waar ook Broeders waren, treffen we van 1307 tot 1315 Broeder Johannes van Oostkerke aan. (2)
In een overeenkomst, gesloten in 1309, tussen de deken en het kapittel van de St.-Donaaskerk te Brugge enerzijds, en de Capelanen en klerken van dezelfde kerk anderzijds, betreffende de verdeling van de testamentaire dotaties die aan de gemeenschap van de genoemde kerk gedaan werden, wordt een Johannes van Oostkerke vernoemd als klerk.(3)
In die periode was er in de familie "van Oostkerke" ook een priester, namelijk Kwintien van Oostkerke. Hij wordt vermeld in bronnen van 1316 tot 1333. (4) In 1316 was hij notaris en klerk aan het Hof te Brugge. In 1322 was hij pastoor van St.-Salvators en in 1329 en 1331 wordt hij vermeld als kanunnik van de O.-L.- Vrouwkerk te Brugge.
Zijn bekwaamheid voor deze bedieningen heeft hij, meer dan waarschijnlijk, evenals pas genoemde klerk Johannes van Oostkerke, verkregen aan de kapittelschool van Sint-Donaas, die het grote studiecentrum was te Brugge en waar ook wel een scriptorium was, waar o.a. getijdenboeken geschreven werden.
Wat betreft "de zondares" voor wie of door wie in het begin van de 14e eeuw een in het latijn gesteld gebed werd bijgeschreven, kunnen we vermelden dat een lid van de familie "van Oostkerke", nl Margriet van Oostkerke, abdis was van het Sint-Claraklooster te Brugge in 1308 en in 1315. (3) Zij overleed op 29 September 1316. Een tijdje later was er uit dezelfde familie een zekere Agniete van Oostkerke abdis in hetzelfde Sint-Claraklooster in 1332 en 1333. Zij stierf op 17 januari 1347. Deze twee abdessen zullen waarschijnlijk wel in staat geweest zijn in het latijn gestelde gebeden te lezen.
Wij hebben de vragen rond het Psalterium van Oostkerke, die de heer Germain Bonte zich stelde, niet met zekerheid kunnen oplossen. Indien er een gissing gemaakt wordt naar de opdrachtgever van het kostbaar Manuscript en naar de "zondares" van het bijgeschreven gebed, dan meen ik dat er allereerst aan deze vermelde leden van de familie "van Oostkerke" mag gedacht worden.
Referenties
- R. De Keyser, Bij een 8e Eeuwfseest (van de verheffing der relieken van St. Guthago), Rond de Poldertorens jaargang I, nr. 1, april 1959? blz. 8-13.
Idem, De Heren "van Oostkerke" gedurende de Xlle eeuw, Rond de Poldertorens jaargang III, nr. 1, 1961, blz. 13-25 en 28. Vooral: Dodinus bij heiligverklaring p. 16. - R. De Keyser, Pieter van Oostkerke, Poorter van Brugge; Rond de Poldertorens jaargang XVI, nr. 1, blz. 36 en vlg. Nota's over Pieter (vermeld tussen 1281 en 1305), zijn vrouw Vergriete, zijn zuster (?) Margriet en zijn kinders (?) Jan en Agniete; met talrijke verwijzingen naar bronnen.
- J. Yernaux, Les Notaires publics du XIIIe au XVIe siècle, Bul. de la Comm. royale d'Histoire, nr. 82, blz 117, Quintin van Oostkerke clerc notaire de la cour de Bruges.
Rijksarchief Brugge, Charter blauw 4310, Pastoors van St.-Salvators Brugge, Zuintin van Oostkerke.
Archief O.C.M.W. Brugge, Fonds Begijnhof, oorkonde 116, Q. van Oostkerke, kanunnik van O.-L.-Vrouwkerk Brugge.
Rijksarchief Brugge, Acquitities 1906, Rolrekening St.-Janshospitaal 1333, "den heere Quintine van Oostkercke".