Mededelingen
3. De Dulle Lieden te Brugge

Op zondag 29 januari 1978 waren ongeveer 30 leden van onze Kring samengekomen in het vergaderzaaltje van de Broeders Xaveranen te Heist. Daar luisterden we naar E. H. Jozef Geldof, pastoor van Meetkerke, die onlangs zijn studie "Dulle Lieden en Vondelingen te Brugge" publiceerde.

Spreker handelde over de verzorging van de krankzinnigen in de middeleeuwen. Zulke mensen werden niet als zieken beschouwd.

Ze kregen dus geen geneeskundige, maar wel sociale hulp. De gemeenschap moest voor hen zorgen. Aangezien de waanzin veelal als een duivelse bezetenheid beschouwd werd, zocht men de voorspraak van bepaalde heiligen te bekomen. Men trok op bedevaart naar de H. Dimpna te Geel, de H. Hermes te Ronse, of St. Hubertus in de Ardennen.

De ongevaarlijke zwakzinnigen werden thuis verpleegd of bij particulieren uitbesteed. Sommige "onnozelen" dienden als narren of als grappenmakers. In de 14e eeuw begon Brugge de verzorging van de gevaarlijke krankzinnigen te organiseren. Het godshuis van Volden in de Boeveriestraat, werd ingericht om de "dulle lieden" op te nemen. De stad onderhield de onbemiddelde zieken, en deed beroep op de openbare liefdadigheid. Daarom werden gekken in de processies meegevoerd. De rijke families betaalden zelf de onderhoudskosten.

De patiënten werden in 1600 overgebracht naar het pelgrimshuis, dat de Broeders van St. Juliaan in de Boeveriestraat bezaten. Vooraleer een geesteszieke in het tehuis opgenomen werd, ging de Meester van St. Juliaan de zieke bezoeken. Hij onderzocht de aard van de ziekte, en de financiële toestand van de familie. Anderzijds bestonden er een aantal kleinere, private tehuizen die krankzinnigen verpleegden.

Schrijver heeft een paar hoofdstukken gewijd aan de verzorging van de zieken. Daar men heel weinig wist over de oorzaak van de geestesstoornis, was het niet gemakkelijk de gevallen te differentiëren. De vele symptomen werden met allerlei namen aangeduid. Naarmate men enig inzicht in het ziektebeeld kreeg, verbeterde de pharmaceutische verzorging.

De Franse Revolutie bracht alle inrichtingen van zieken- en armenzorg onder een beheer, nl. de Commissie voor Openbare Onderstand (C00,nu OCMW). De congregatie van de Broeders van St. Juliaan werd afgeschaft. Men benoemde Sebastiaan Canneel tot directeur van het instituut in de Boeveriestraat. Nieuw personeel werd in dienst genomen. In 1835 richtte kanunnik Carton in het Spermalieklooster een school voor blinden op. Ondertussen stichtte kan. Maes een congregatie van Zusters, belast met de verzorging van geesteszieken. Deze Zusters bouwden in 1910 te St.-Michiels het instituut voor hun vrouwelijke patiënten. De Broeders van Liefde richtten in 1930 te Beernem een eigen tehuis op, en brachten de mannelijke geesteszieken van de Boeveriestraat naar daar over.

Uiteraard heeft E.H. Gheldof alleen de belangrijkste zaken uit zijn studie aangehaald. Over die feiten onderhield hij ons op een zeer vlotte manier. Daarna beantwoordde hij graag de vragen en bedenkingen van de aanwezigen. Hij moge onze beste dank aanvaarden voor deze interessante zondagnamiddag.

Mededelingen - 3. De Dulle Lieden te Brugge

Redactie

Rond de poldertorens
1978
02
099-100
Chantal Dhondt
2023-06-19 15:26:46