Rechtspraak in het Brugse Vrije
c. Een Belezer en Kwakzalver (1)

Germain Vandepitte

Omstreeks 1780 had Johannes Baptiste Houdmond heel wat bekendheid verworven in de streek van Oostende, als belezer en kwakzalver. Dit was voornamelijk gekomen door zijn contact met Jan De Hollan­der, een commies van Oostende. Houdmond woonde nochtans te Wervik en hij was daar circa 1738 geboren als zoon van Joannes Baptiste.

Bij zijn vader had hij heel wat kennis opgestoken.

In de St.-Katherinapolder op de parochie Steene woonde Jacob Vande Woestijne op een pachthof. De laatste jaren waren hem, en vele anderen, niet bijster wel bekomen vanwege diverse plagen onder het vee. Alle kaarsen die de boerin had geofferd, bleken vergeefse kosten te zijn geweest en brachten geen zoden aan de dijk. Ze had gebeden tot alle heiligen die maar van bij of van verre met de beesten te maken hadden; en meer kon ze toch niet doen? Toch wel, werd haar gezegd. Houdmond de belezer moest ze laten halen.

Met bijpassende voorbeelden en verhalen waarbij de hedendaagse reclame in het niet verzinkt, werden de deugden en de kracht van de kwakzalver in de verf gezet.

Zo kwam Houdmond dan op de hoeve aanzetten. Met uitgestreken gezicht had hij eerst de lamentaties van boer en boerin aanhoord.

Hij ging dan het bestiaal bekijken en betasten en kwam toen tot het besluit dat er vijf of zes waren die besmet waren met vuiligheid. Maar hij maakte zich sterk die toverij de baas te kunnen; daar zou hij hen van af helpen.

Vooreerst schreef hij enige medicamenten voor: cordiaal in poeder en "groeve triakel", samen in botermelk gekookt.. (2}. Dat moesten ze de beesten laten opdrinken. Vervolgens had hij aan  boerin Victoria Vanden Bussche een poeder gegeven dat ze onder de dorpel of "zulle" van de koestal moest leggen "jeghens de vuyligheydt". Verder kreeg ze nog "eenich swart goet met gewijdt wasch" waarvan hij beweerde: goed te zijn voor de mensen die het op zich droegen. Later bekende hij, dat hetgeen hij gegeven had om onder de dorpel te leggen een stuk "seelsteen of magneetsteen" was ge­weest. Zijn vader had hem altijd voorgehouden dat het een probaat middel was tegen toverij, spoken en donder en bliksem.

Vooraleer zich 's avonds te ruste te begeven had hij nog een oud boek te voorschijn gehaald en had daarin luidop zitten lezen, in de latijnse tale, bevestigden de boer en de boerin later.

Toen zijn rekening gemaakt werd op de Burg te Brugge, bleek dat oude boek van Houdmond enkel enige epistels en evangeliën te bevatten plus nog enkele bladzijden met latijnse teksten, gescheurd uit een oud brevier.

's Anderendaags had hij Steene verlaten, nadat hij zijn hono­rarium van twee gouden Lowietjes had opgestreken. Enkele weken la­ter was hij weer eens komen aanlopen op de hoeve, zo kwansuis om te zien hoe het nu met de beesten stond en of er nog gecrepeerd waren. Voor dit bezoek en zijn diensten had hij nogmaals vier franse kronen weten los te peuteren van Victoria.

In die zelfde periode was hij ook te Steene op de hoeve van Frans De Roo. Frans zeiden we; 't kan ook Pieter geweest zijn, alhoewel wij het houden bij Joannes. Die twijfel spruit voort uit de zorgeloosheid van de vroegere pennenlikkers die nogal gesold hebben met de namen. Dus Joannes De Roo was gehuwd met Anna There­sia Broucke. Toen Anna Theresia vond dat, terwijl die wondere man toch op de parochie was, hij evengoed eens hun hoeve kon bezoeken, kon baas De Roo dan ook niet anders dan ja zeggen. ’t Was trouwens niet voor de beesten, ‘t ging er over hun eigen gezondheid. Ze sukkelden toch al een hele tijd. Hij had last van maagzuur maar dat was nog het minste. Zij zat gekweld met een "besloten wind" en dat was heel wat gevaarlijker: een prikje, en wind en Anne Trese zouden nogal een gang gaan!

Voor Joannes had Houdmond "Calmus" voorgeschreven, met wortels van trakel op jenever gezet. Annetreze kreeg het wat zoeter: "olie van anijs" eveneens met de trakel op jenever. Ook het oude boek deed zijn werk en die onverstaanbaar afgerammelde gebeden waren misschien wel het machtigst, wie weet! (3)

Zoals in het vorige geval, was hij na een wijle eens komen aanlopen om te zien hoe zijn slachtoffers het maakten. Uitstekend zoals hij zag. Maar die beesten waren niet zoals het moest, op verre na niet zoals hij ze laatst gezien had. De toverij en de plagen waren op hen overgezet. Het zou toch maar best zijn dat hij die vuiligheid opspoorde om te verbranden in het vuur. Eerst moest hij een spade hebben. Na enkele vergeefse pogingen vond hij voor de hof balie de gezochte plaats: daar stak het kwaad. Na een paar spadesteken haalde hij werkelijk een zwart toegestrikt zakje uit het gedolven putje. Met veel vertoon werd door hem een vuurtje aangelegd waarin de oorzaak van alle kwaad verbrand werd. Toch was zijn geheimdoenerij min of meer een flop geworden, want nadien herinnerden zich de omstaanders dat, terwijl hij met de spade groef, er eenzelfde zwart ding uit zijn zak gevallen was op de grond. Het assisterende zoontje van Houdmond had, zo rap als de wind en voor het ten volle tot hen doorgedrongen was, dat ding opgeraapt en aan zijn vader teruggegeven. Pas later, toen ze meer over zo'n zaken gehoord hadden, realiseerden ze zich hoe de vork aan de steel had gezeten.

Voor al zijn werk bij De Roo waren de verdiensten van de belezer opgelopen tot vier kroonstukken en half, plus nog een stuk van dertien stuivers.

Anne Treze die van haar wind verlost was, vond dat haar ziekelijke broer ook wel eens aan de beurt mocht komen. Ze had de genezer dan ook met de nodige aanbevelingen naar Zevekote gestuurd.

Daar woonde Martinus Broucke bij zijn schoonvader Carel Viaene en hij lag daar ziek te bed.

Na een onderzoek van de zieke, had Houdmond Viaene te verstaan gegeven dat geen enkele chirurgijn bekwaam was om Maarten op de been te helpen, maar hij zag het nog wel zitten. Hij schreef de zieke voor: "klissewortel met kervel op jenever gezet" te drinken en "kruidtcoeken" te eten van gebakken "peirdsvoetbladeren". (4) Ook hier deed het wondere boek de rest. Als loon kreeg hij van vrouw Viaene zes halve kroonstukken.

Bij een volgend bezoek, en toen hij Maarten nog altijd ziekelijk en in zijn bed vond, schudde hij bedenkelijk het hoofd: hij zou hem niet eerder kunnen genezen dan nadat hij de vuiligheid opgespoord had en verbrand. Nog dezelfde avond begon de seance.

Tien uur in de avond werd het gunstige ogenblik geacht om van start te gaan. Houdmond, op de hielen gevolgd door Viaene, had reeds omheen de hele hoeve gelopen, voor dat hij opeens wist dat "het" onder de pannen stak van de koeienstal. Een ladder werd bijgehaald. Maar nu moest hij nog een vuurtange hebben ook "omme de selve vuyligheydt te haelen omme dat sy seer heet was ende stinckende". Toen hij na veel ceremonieel van de ladder daalde, hield hij een rood vodje, dat met een draad omstrikt was, tussen de tang geknepen. Ook nu werd dit verbrand. Een goeie daad loont zichzelf zegt men, maar het was weerom vrouw Viaene die hier een beloning van vier franse koninginnestukken plus een half koninginnestuk uitkeerde.

Samen met zijn medium zoonlief Joannes Noe, was de kwakzalver op kermisdinsdag op de hoeve van onze eigenste Jacob Vande Woestijne geweest. Terwijl vader Houdmond op de hoogkamer bezig was, had Jan junior de kans gezien het zilveren zakuurwerk van de pachterszoon scheef te slaan. Het uurwerk hing in de rebbank in de keuken. Pas een paar dagen later werd de verdwijning opgemerkt en onmiddellijk waren de verdenkingen gevallen op Jan Noe.

Een brief werd naar Wervik gestuurd met de nodige uitleg. Even prompt werd daarop gereageerd met een vernieuwd bezoek van Houdmond. Op verzoek van de pastoor had hij zelfs zijn boek meegebracht, zoals hij zei. Na vurig en langdurig gebeden te hebben, raakte het verstand: van Houdmond in zoverre verlicht dat hij kon bepalen dat het uurwerk op Mariakerke was. Wel een straffe toer, als U het ons vraagt!

‘s Anderendaags zette hij koers naar deze parochie in gezelschap van de zoon Vande Woestijne. In de herberg "Den Appeninck" (5) huurde hij een kamer. Hij zond zijn gezel naar beneden om een spel kaarten te halen, terwijl hij vlug het zakhorloge achter een schilderij verborg. Voor de verblufte ogen van de teruggekeerde boerenzoon haalde hij enkele trucs uit met de kaarten. Daarna deelde  hij hem mee dat het gezochte horloge ter plaatse was. Kijk, hij hoefde maar enkel te zoeken op manshoogte in de kamer.

Beide gingen terug op stap naar Steene waar de zoon hoofdschuddend over zoveel kunst en kunsten, zijn ouders met het nieuws verblufte. Het ijzer smedend terwijl het heet was, deed Houdmond hen een briefje tekenen waarin stond dat zijn eigen  zoon onschuldig was aan de diefstal van het horloge en ten onrechte verdacht was geweest.                                                                      

Nadat hij door zijn geknoei in het gevang was geraakt, werden Houdmond de volgende beschuldigingen ten laste gelegd.

Een brief te hebben geschreven ten huize van Viaene en geadresseerd aan "den eersaemen Gerardus Geeraert op de parochie Provisie". (6)

Hij had Viaene gevraagd deze brief te bestellen maar die had het niet gedaan en zo was het geschrift in de handen gevallen van het gerecht. De inhoud ervan maakte ervan melding dat hij al 27 dagen bezig was aan de genezing van Gerardus kinderen en beesten. (De rekening zou wel advenant geweest zijn).

Verder was hij zes jaar tevoren al op Steene aan het werk geweest bij Pieter Quio. Daar was hij door de vrouw des huizes ontboden geweest bij hun zieke kind, om dit te cureren. Korts daarna was het overleden. Hoeveel hij daar had opgestreken wist hij niet meer te vertellen, dat was te lang geleden. Hij kon echter de verzekering geven dat het verder nergens geen "curen of belesinghen" had gedaan.

In open Vierschare werd Houdmond veroordeeld om met het opschrift op de borst "Beleser ende bedrieger" voor het Landhuis te worden gebracht op een schavot om daar gegeseld te worden en verder werd hij verbannen voor 15 jaar uit de Provincie Vlaanderen.

Zijn zoon Joannes Noe werd met een scherp vermaan ontslagen uit het gevang en hij moest, geleid door een officier, teruggebracht worden naar Wervik.

Dit vonnis moest ter kennis gegeven worden aan de magistraten van Wervik en de kasselrijen van leper, Kortrijk en Veurne. Tevens moest het "portrait" (7) van de gevangene medegedeeld worden.

Dit vonnis werd uitgevoerd te Brugge op 20 oktober 1781. 

Noten

  1. Bron: Rijksarch Brugge, Reg Vrije nr 17033 f° 81-91.
  2. Cordiael: hartversterkend middel.
    Groeve trakel: van Dale: teriakel: in orde van geneeskunde, een zeer samengesteld geneesmiddel dat inz. opium bevatte en als tegengift tegen de beet van vergiftige dieren gold; vervolgens ook universeel geneesmiddel.
  3. Calmus: Kalmoes, waterplant uit de familie van de aronskelken (Asorus calamus) ook zwanenbrood geheten, welker aromatische wortelstok als geneesmiddel wordt ingezameld.
  4. Klissewortels: (Lappa) samengesteldbloemige plantengeslacht.
    In deze streken bestaan 4 soorten: de donzige klis, de grote, Peirdsvoetbladeren: paardenvoet: volksnaam voor verschillende planten (van Dale).
  5. Den Appeninck, Den Apeninck: herberg op Mariakerke (Oostende)
    Afgaande op de klank zouden we kunnen veronderstellen dat het hier het Engelse "Happening" betreft.
  6. Provisie: Pervijze.
  7. Het portrait: de persoonsbeschrijving.

Familiekunde

  • Houdmont, Houdmond en alle vormen tot Dumont toe.
  • Joannes Baptist, zoon van Joannes Baptist, geboren te Wervik rond 1738.
  • Zijn zoon Joannes Noe was 15 jaar. Geboren te Wervik, leerling schoenmaker.

 

Graag verwijzen wij naar de bijdrage van M. Coornaert in Rond de Poldertorens Xe jaargang Nr 4, p. 136 en vlg.: Over ordehandhaven in het Brugse Vrije. Hieruit blijkt dat reeds in de 16e eeuw het Brugse Vrije optrad tegen Egyptenaars, landlopers, kwakzalvers en dergelijken; daarbij steunende op plakkaten.

Rechtspraak in het Brugse Vrije - c. Een Belezer en Kwakzalver

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1976
03
038-044
Ludo Sterkens
2023-06-19 15:26:46