Bij een kaart van versterkingen tussen Brugge en Bekaf in 1703
Roger Crois
In dankbare hulde opgedragen aan de heer Albert Schouteet, Ere-archivaris van Brugge.
In het Algemeen Rijksarchief te Brussel troffen wij de hierbij gepubliceerde kaart die van uitzonderlijk belang is voor de militaire geschiedenis. van onze streek. Deze kaart vermeldt immers tot nog toe onbekend gebleven bijzonderheden uit de Spaanse Successieoorlog (1701-1713).
Vlaanderen stond sedert 1555 onder het gezag van de koning van Spanje. De Spaanse vorst Karel II (1665-1700) was gestorven zonder rechtstreekse erfgenamen. Twee zusters van hem waren respectievelijk gehuwd, de eerste met Lodewijk XIV koning van Frankrijk, en de tweede met Leopold I keizer van Oostenrijk. Er waren dan ook twee pretendenten voor de Spaanse troon: 1° Filips van Anjou, tweede kleinzoon van Lodewijk XIV, - die na veel politiek gekonkel door Karel II als zijn opvolger was aangeduid op voorwaarde dat hij geen troonopvolger werd in Frankrijk - en 2° aartshertog Karel, tweede zoon van Leopold I.
De landvoogd van de Nederlanden, Maximiliaan-Emmanuel van Beieren, koos de partij van Filips van Anjou en de legers van Lodewijk XIV kwamen voor de zoveelste maal ons land bezetten. Maar het leger van de keizer onder Eugeen van Savoye, in bondgenootschap met de Engelsen onder Marlborough en met de Verenigde Provincies (met o.m. van Coehoorn) gingen de Fransen te keer en versloegen ze te Ramillies in 1706 en verpletterden ze te Malplaquet in 1709.
De kaart die we hier weergeven en die werd gemaakt in 1703, stelt de streek voor tussen Brugge en Bekaf op Oostkerke. Reeds in 1701 werd Brugge bezet door de Fransen onder leiding van Bedmar en La Mothe, terwijl van uit Zeeuws-Vlaanderen het leger der Verenigde Provincies onder het bevel van Spar en Coehoorn een dreiging vormde voor de Fransen. De streek tussen Brugge en Sluis werd een strijdtoneel met vooruitgeschoven posten uit beide legers, geruggesteund vanuit beide genoemde steden.
Tussen de Reie (of vaart naar Damme) en de Vaart van St.-Donaas (d.i. het kanaal over Koolkerke-Pereboom-Bekaf naar het Fort St.-Donaas dat in 1605 dwars op dit kanaal naar Sluis was gebouwd), tussen deze twee kanalen dus, rechtover Koolkerke dorp, lag in 1703 een Frans legerkampement bestaande uit vijf bataljons. De verdediging van dit kamp was natuurlijk naar Sluis gericht. Daarom was de legerplaats langs drie zijden voorzien van een verdedigingslinie. Deze linie, met een "borstwering" zoals de profiels het goed aantonen, liep langs het kanaal van Brugge naar Pereboom over een lengte van 1.200 meter, stak dan over naar de Damse Vaart (1.260 m) en vormde in dit gedeelt vijf redans en een bastion, en keerden dan terug langs het kanaal van Damme in de richting van Brugge over een lengte van 875 m. Ook buiten de linie liep het verdedigingswerk langs de Damse vaart een 330 m in de richting van Damme.
De kaart werd getekend te Brugge door de Franse ingenieur F. de Chermont en gedateerd op 23 juni 1703 (1). Deze kaart is zeer nauwkeurig opgemeten en prachtig uitgevoerd. Het gebied is in secties verdeeld die elk met een letter werden aangeduid, maar de verklaring van die letters ontbreekt. De percelen, de wegen en de waterlopen zijn duidelijk weergegeven. De schaal wordt in vadems (2) aangegeven. Vijf reservebataljons bivakeerden precies op de plaats waar korte tijd later het Fort van Beieren zou opgericht worden, een groot fort dat heden ten dage nog betrekkelijk goed is bewaard gebleven en genoemd werd naar de landvoogd M.-E. van Beieren.
In het kampement verbleven : het 1e en 2e bat. van Umaine die op 17 juni het leger van Bedmar gingen vervoegen; het 2e bat. van la Fere, het 1e bat. van Vexerois en het 1e bat. van Spinola; deze laatste drie verbleven op 23 juni nog in het kamp.
De profielen schijnen ons te wijzen naar punten die besproken werden in de studies van René De Keyser en van Willy Wintein. Het zijn: profiel a-b (3) en c-d (4) op de Damse Vaart; e-f (5) en g-h (6) op de Vaart van St.-Donaas.
De redoute van Michem - R op de kaart - (7) - de redoute S waar de Dijk van Romboutswerve aansluit bij het kanaal Pereboom-Bekaf (8) en de redoute van Bekaf (9) zijn alle drie duidelijk aangegeven en werden dus in die tijd door de militairen gebruikt.
Van de sectie E kunnen we veronderstellen dat een overstromingsgebied wordt aangegeven, om het kamp te beveiligen. De nieuwe vestingen van Damme in 1616 opgericht, met hun zeven bastions, werden zorgvuldig getekend, samen met het misschien nog beter weergegeven Hoornwerk door de Fransen in 1701-02 hieraan toegevoegd. Van dit Hoornwerk zijn de courtines, de walgrachten, het mooie ravelijn en vooral de glacies met de hand van een vakman getekend.
Kenners en liefhebbers van de streek zullen nog veel interessante details op deze kaart opsporen. Wij vernoemen slechts: het Fort Lapin buiten de Vesting van Brugge, wat meer naar het westen de dubbele sasput van de Monnikenspeie bij Krakele op de Lisseweegse Watergang, het Kasteel van Stockhove (binnen het kampement) met zijn tweevoudige omwalling voor Upperhof en Neerhof, de dijk van de Zeuge (de plaats van de Zeuge zelf is aangegeven met de letter H), de benedenloop van de rivier de Scheure, de oude Zoute Vaart en het Verloren Rek tussen Damme en Bekaf. We hopen dat iemand ooit de verklarende tekst bij deze kaart zal ontdekken of dat ze tot een diepere studie zal aanleiding geven. We denken hierbij vooral aan onze vrienden Willy Wintein en Rene De Keyser, specialisten respectievelijk voor Koolkerke en voor Oostkerke.
Deze mooie Franse kaart heeft aan mij het een en het ander verteld, ik luisterde en wilde iets ervan verder vertellen. Daarom nog enkele van mijn aantekeningen.
Bijlage ‘Rond de Poldertorens” maart 1974.
I - De "Chronycke van Vlaenderen" verhaalt de gebeurtenissen die zich in het jaar 1702 alhier afspeelden. (10):
"Den Hollandtschen Generael Coehoorn (11) had in 't voorjaer reeds verscheyde oorlogstuyg en eenig manschap versaemelt in Zeelandt; hij liet eenig geschut afvoeren naer Sluys in Vlaenderen. Dog op den 6 Mey wierdt door eenige troupen Middelburg in Vlaenderen berent ende opghevraegt voor de Vereenigde Machten. Op de weygering sond men 6 canonballen en 3 bomben binnen dese sterkte, wanneer het Fransch Guarnisoen sig tot Krijgsghevangen overgaf, hetwelk alsdan verwisselt wierdt met 200 Hollanders (12). Coehoorn vervolgde sijn reisen, plaetste sijn volk over de Soute en Soete (13), beyde kleyne vaerden tusschen de stadt Damme en het Fort van St. Donaes. Alsdan wierden alle omliggende parochien inghedaegt tot overdrag van hunne brandtschatting en der wierdt geschat naer zijn magt en grootte van 1000 tot 1500 guldens. En die zig niet haest uytkogt, wierden tot roof en plunderen gegeven.
Daer en boven wierdt het Noordsche Vrije van Brugghe gepraemt tot levering aen dit Hollandsch leger van 300 tonnen bier, 30 last haver, U000 bon- dels hoye en 1000 pionniers; de welcke alsnu gebruyck wierden om de Lignie aldaer zijnde breedt 32 voet, diep 15 en beplant met dobbel palisaeden alsook met verscheyde steene redouten, bostweiren en 4 agterplaetsen, te slegten, die zij te vooren hadden opgemaakt (Hier is duidelijk spraak van de Linie van Cantelmo). In de gemelde redouten wierdt nog veel lijftogt en kruydt ghevonden, het geene soo d'arbeyders als andere seer nut was.
Tusschen den 11 en 12 Mey sond Coehoorn een deel van sijn volk near ‘t Fort van St. Donaes, begon het selve met dry batteryen te beschieten. Maer het Fransch Guarnisoen wierdt den volgenden nagt door eenige ander uyt het Fort Beckaf langs den Dijck van de Soute versterkt, met belofte ingeval het fort wierdt bestormt, sij 1000 mannen uyt Damme langs eene bedekten weg tot onder stant souden krygen. Maer den Gouverneur hoorende dat Coehoorn besloten had op den 15 het selve met 't sweirdt in de hand aen te randen, is 's nagts met al sijn volk daer uytghetrocken en dus sijn fort verlaeten naer dat hy alle het cruydt in ‘t water had geworpen en sijn canon vernagelt. Coehoorn onthieldt sig ondertusschen by het fort Isabelle (14). Hij laet het fort beschieten, het welk langs het water van sijn behoeftens wierd voorsien ende ververscht, hetgene d'Hollanders langs eene landtzijde 'tselve belegerende, niet en konden beletten, gemerkt dat de sluyse van Groot Reygersvliet (15) geopent zijnde op den 5 Junius, alle omliggende Landt van het Brugsche Vrije en andere had onderwatert.
Om welk ten deele te stutten de landtslieden tot Peereboom eenen Dijk hadden opgeworpen, den welken op den 6 der selver maendt door de landtslieden van Westcappelle en andere wierdt doorsneden, om die landen te ontlasten.
Dog de Hollanders hebben denselven wederom opgevult en alsdan genoegsaeme wagt gestelt.
Twee dagen daer naer dede Coehoorn verscheyde batteryen opwerpen voor het fort Isabelle (16) en begon het selve met 12 stucken canon en eenige mortieren te beblaesen, sendende omtrent 200 bomben om 't selve fort in asschen te leggen. Dit niettegenstaende scheen de verovering van dit fort niet bereyckelijck, waerom d'Hollanders gewaer werdende de opkomst van de Fransche, aftrecken en sig legerden tusschen Sluys en St. Anne-Polder (17). Dog op den 12 junius, Bedmar en la Mothe eenen aentogt doende op de stadt en casteel van Middelburg in Vlaenderen met 18 stucken canon en 4 mortieren, hebben 't selve naer twee dagen verovert, de bezettelingen voor krygsgevangen wierden door Bedmar naer Brugghe gebrogt tot een aenstaende uytwisselinghe (18).
II - Voor het jaar 1704 vertelt de Chronycke onder andere:
"Die van Brugge doorsneden hunne zeedijcken tot op eenen voet dikte om aldus aenstonds hunne landen te onderwateren, en dus den doortogt te voorkomen van de Geallieerde. Het leeg landt tusschen 't Fort Isabelle en Damme was reeds overstroomt, dog dit kon den vyandt niet beletten, die het water door St. Donaes aftappende, wederom de selve landen droog maekten.
...Het oogwit van Spar was niet alleen alle dorpen en landen onder brandtschatting te brengen, maer selfs ofte de steden te overrompelen, ofte het vuur voor hoogen prijs te doen afkoopen ende dus sijn leger te doen onderhouden op 's vijands koste.
Sijn bende was 12000 man sterk en brogt dese op den 1 juli tot Lapscheure en ontrent Middelburgh in Vlaenderen zijnde ontrent twee mijlen van de stadt Brugge. Des nagts waeren reeds eenige regimenten onder de stadt gekomen, de welcke met alle haest een batterye opwierp en by d'herberg het Schaek buyten de Cruys-Poorte in de hovernierslanden, de welke voerde 6 mortieren en 20 stucken canon. Door het weinig manschap binnen Brugge, was men aldaer niet in staet om eenige uytloopingen te doen, dus moest men sigh aldaer genoegen met uyt kleyne stuckjens canon eenige ballen te senden naer dese batterye, dog met kleyne uytwerksels, by gebrek van geoefende cannonniers, alsoock om dat de Hollanders ghenoeghsaem waeren bedeckt.
...De besettelinghen van de stadt Sluys bestaende in 800 mannen, zijn onder Vegelin van Klaerbergh op den 15 uytgekomen naer de kant van St. Donaes, vindende de Fransche arbeidsaem met de boeren aen een lignie (19) om het Benoorden van het Brugsehe Vrye voor allen inloop te bedecken. Vier bataillons en 3 escadrons bedeckten dese wercklieden, maer soo haest sy van d'aenkomende Hollanders met het fusick begroet wierden, zijn sy sonder tegenweir in alle haest binnen Damme gheloopen. De selve arbeyders, ten deele gevangen, wierden gebruyckt om hun begonne werk te slegten, brandende de palisaeden, met al het getuyg dat daertoe noodig was.
Ter selver stondt wierdt het fort Beckaf op de Sluysche Vaert van ander Hollanders besprongen en gewonnen en dus dese bedecking van de stadt Damme g'heel plat geleydt."
III - Bij de overstromingen rond Damme in 1703 – 1704:
Van de kunstmatige overstromingen die het noorden van het Brugse Vrije teisterden, vinden we sporen terug in de Ommeloper van de Watering van Moerkerke Zuid over de Lieve (20). "Geïnundeerd 1703", "1703 geheel geinundeert" merkt de landmeter op na de beschrijving van verschillende percelen.
De ommeloper spreekt ook over een "slijngercaye". Werd er hier, zo- als te Pereboom een dijk tegen de overstromingen opgeworpen? Een slingerkaai is een met bochten lopende dijk. Het 24e begin gelegen aan de oostzijde van de Maalse Leie, zuid van de Lieve, lag "ten deele binnen de slijngercaye, deels buytten dijcke". Zo bv. perceel nr 2, waar de pale op staat (21): "mette westsyde aende Maelsche leye ende noortsijde aenden Brandijck ofte Damwech, geinundeert tot 14 gemet 193 roeden waervan 431 roeden buytten dijcke, de reste binnen de slijngercaye". Het 25e begin waarin de Branddijk en het Peerdekerkhof: "tgheheele begin binnen de slijngercaye in d'inundatie".
Van deze dijk hebben we in geen enkel ander archiefstuk nog verdere vermeldingen gevonden, wel van de overstromingen. Volgens de Ommeloper van de Paallanden van Damme (22) waren de 3/4 van deze landen in de rampjaren 1703— 1704 overstroomd. Bij het doorbladeren van dit register hoort men ’t allenkante de verzuchting "1703 gheel onder, oock 1704". Bij sommige percelen werd de opgelopen schade vermeld: "schade 1/3; schade 1/4; geheel geinundeert, niet weirdich 1703".
(Over het Hoornwerk van Damme, geven wij in volgend nummer nog wat nota's ten beste in een apparte korte bijdrage)
Eindnoten
- Rijksarchief Brussel, Kaarten en Plans, manuscript nr 54-3, Carte du Pays entre Bruges en la redoute de Becaf, les canaux de St. Donas et de Damme.hier is spraak van de Franse "teise" - ongeveer 1,945 m
- Wintein, Koolkerke, in Rond de Poldert. VII jaarg. Nr 1, blz 22 n° 186 Batterie. De Keyser, in Rond de Pold. VIe j. Nr 1, biz 16—17. Merk op dat de op- pervlakten van die versterkingen door R. D. K. overgenomen uit de parochierek. Oostkerke 174-2, niet overeenstemmen met deze vermeld bij X.W.
- De Keyser, in R. de P. VIe j. Nr 1, biz 16—17- W.W. vermeld slechts een versterking langs de Damse Vaart.
- Wintein, Koolk., R. de P. VIIe j. Nr 1 biz 24, n° 207: Batterie
- De Keyser, in R. de P. VIe j. Nr 1, blz. 16-17
- Wintein, Koolkerke, in R. de P. VIIe j. Nr 1, blz. 21 n° 175: Batterie
- De Keyser, in R. de P. VIe j. Nr 1, blz. 16—17
- De Keyser, in R. de P. VIe j. Nr 1, blz. 16-17 - Schrijver vermeldt verder nog een redoute langs de dijk van de Zeuge, echter niet op de Franse kaart vermeld.
- De Keyser, in Rond de Poldertorens Vie jaarg. Nr 1, met kaart van Oostkerke. Deze redoute staat op de kaart van Oostkerke aangeduid met de vermelding "Watermolen land" omdat vroeger op die plaats een windwatermolen stond.
- De Keyser, in R. de P. VIe j. Nr 1, met kaart van Oostkerke. Op die kaart is de hofstede Bekaf vermeld. Zij staat op de plaats waar de redoute lag. De redoute "Becaf" wordt echter al veel vroeger vermeld en werd bv. in 1675 hersteld (nota R.D.K.)
- Chronycke van Vlaenderen, Brugge 1736, Kapittel XXXVII blz. 884-885 en Kapittel XXXVIII blz. 896.
- Baron Menno van Coehoorn, Hollands generaal en vestingbouwkundige ° 1641 - †1704
- Karel Verschelde, Geschiedenis van Middelburg in Vlaenderen, Brugge 1867 Middelburg en al de omliggende dorpen werden gedwongen levensmiddelen en andere benodigdheden aan de Hollandse legers te bezorgen.
- De Zoute Vaart (restje van het Zwin) en de Zoete Vaart of Varsche Vaertof Sluise Vaart, beide nevens elkaar tussen het fortje Bekaf en het Fort St.-Donaas, alle twee in de handen van de Fransen.
- Coehoorn bezette eveneens de Cantelmolinie.
- Hiermede wordt waarschijnlijk de Izabellasluis bedoeld, die lag in de versterkingswerken van het Izabellafort bij de Vrede te Knokke.
- De Keyser, in Rond de Poldertorens Xe jaarg. Nr 3, blz 123 - Het Izabellafort bij de Vrede op het grondgebied van Knokke, werd in 1623 opgericht nadat het St.-Jorisfort dat iets noordelijker lag, in 1621 was weggespoeld. Het was tot in 1648 een sterk bezet steunpunt. In 1704 door de Fransen gedeeltelijk hersteld. Viel op 23-5-1705 in handen van de Vern. Prov. Na 1748 afgevoerd.
- -Annapolder ligt langs de Cantelmolinie te St.-Anna-ter-Muiden.
- Verschelde, Gesch. Middelb.: Het kasteel van Middelburg werd fel beschadigd. In 1604 waren de Hollanders terug meester te Middelburg. De gemeente leverde een grote hoeveelheid klaver voor de paarden van de officieren w.o, luitenant-gen. Spar en gen.-majoor Laude. In 1716 werd het kasteel hersteld, doch verviel weldra tot een puinhoop: in 1750 was het reeds zover.
- Van Hemelrijk, De Vlaamse krijgsboudkunde, Tielt 1950. "Linie heet in de Ingenieurskonst eene opgeworpen graft met eene borstweering waardoor verscheiden redouten en alderslag veldschansen aan elkander gehecht worden, om daardoor eene zeekere streek te dekken en voor den inval des vyandts te bewaaren".
C.A. de Bruyn, Nederlands vestingen, Fibulareeks nr. 3 1967; fort: een klein zelfstandig vestingswerk - redoute: eenvoudig rechthoekig gesloten veldwerkschans: zelfstandig aardewerk van uiteenlopende vormhoornwerk: buitenwerk van een fort of vesting, bestaande uit een gebastionneerd front met lange flanken.
- Rijksarch Brugge, Fonds Jonckheere Nr 1255, Ommeloper Moerkercke suut over de Lieve.
- Voor de situatie van deze grenspaal, zie Rond de Pold. XIe jg. nr 1; R. Crois "Op zoek naar de oude stadspalen van Damme."
- Rijksarch Brugge, fonds Jonckheere nr 1205, Ommeloper van alle de landen binde paele ende schependomme van Damme.