Rechtspraak in het Brugse Vrije
B/ Zedenschandaal te Oostkerke - 1784. (1)
Germain Vandepitte
Pieter Vermeulen was een volbloed landsman van 39 jaar, die woonde te Oostkerke. Hij had de weduwe getrouwd van Joseph Berton, en deze Pieternelle Vande Gehughte had hem bij deze gelegenheid gepromoveerd tot vader van een kroostrijk gezin. Maar haar huwelijk met Vermeulen bleek even vruchtbaar te worden. Haar overlijden in het jaar 1782, behoedde echter Oostkerke voor een dreigende overbevolking.
Meteen kwam de hele menagerie op de schouders te rusten van Judoca Berton, de 24 jarige dochter uit het eerste huwelijk. Het dient gezegd dat Doka zich uitstekend kweet van hare taak en zich inzette voor het welzijn van haar stiefvader Vermeulen en het nakomelingschap. Ze nam er ook nog de bedverplichtingen bij van haar moeder, zaliger gedachtenis: dit tot heil van de stiefvader en hun beider nakomelinge. Want dit liet niet lang op zich wachten. Zonder al te veel tribulaties werd Judoca een dochtertje geboren in juli 1783. De moeilijkheden begonnen pas toen het kind een naam moest krijgen.
Doka en Vermeulen wilden het kind op de naam Vermeulen inschrijven,... Maar de pastoor wou vooreerst het kind uit deze bloedschennige verhouding (2) pas dopen in de late avond. Dit om alle opspraak en openbaar schandaal te Oostkerke te vermijden. Daarmee bereikte hij echter dat er nog meer over deze zaak geroddeld werd. Voor een peter en een meter had Vermeulen al gezorgd, en op de doopavond was hij naar Damme gereden met zijn wagen om ze op te halen. Het waren respectievelijk de paardenmeester Louis De Bel en de vrouw van de paardensmid François Wynnoc. In het terugkeren nam hij dan ook de vroedvrouw en de dopelinge aan boord en... ju Vos... naar de kerk, waar de pastoor hen verwachtte.
In de kerk liep het al dadelijk mis, toen Pieter zich wilde opgeven als vader van het kind. De pastoor vroeg of hij geen schaamte in het lijf had en of hij zijn eigen verdoemenis wilde tekenen. Meteen wees hij hem het gat van de timmerman, "dien onbeschaemderijck!".
Terwijl de pastoor met een stem die nog beefde van verontwaardiging de woorden uitsprak "Ik doop u...", was Pieter al bezig zich zelf te dopen in de herberg rechtover de kerk. Van de duivel en zijn pomperijen trok hij zich niks aan. Na de kerkelijke plechtigheid belandde het gezelschap eveneens in de taveerne, waar Pieter wel als vader erkend werd en de gelukwensen in ontvangst mocht nemen van de toegestroomde Oostkerkenaars.
Allez, daar moest op gedronken worden, hip ahooi!
Het was dan ook bedroevend gesteld met Vermeulens pro mille toen hij zijn gespan mende om peter en meter huiswaarts te voeren naar Damme. Onderweg roemde hij de kwaliteiten van zijn stiefdochter en zei dat ze , wat betrof het kinderen baren, ze haar moeder nog zou de loef afsteken. Dat was hij zo meteen na eerste gebruik gewaar geworden, daar het zo seffens "panne" was. De vroedvrouw en het wicht werden eerst thuis afgeladen, voor de reis werd voortgezet. ‘t Was al bedenkelijk laat eer Pieter zijn gespan kon stallen.
Toen hij in de kamer kwam zat de vroedvrouw wakend in een zetel. De kraamvrouw lag in bed met het volgelurkte wichtje.
In zijn zatte bui trok Pieter zijn kleren uit tot op het hemd en kroop in bed bij Doka. Tegen de ochtend aan was het bij hem hoog water, en in vliegende vaan was hij uit en in bed gekropen. Daarbij moet hij echter totaal de eerzame gevoelens van de vroedvrouw over het hoofd hebben gezien. Elke keer dat zij dat verhaal deed, tegen wie er maar luisteren wou, steeg het schaamrood haar nog naar de wangen. Niettemin werden deze feiten later ten laste gelegd van Pieter.
't Kon niet anders of deze toestand moest aanleiding geven tot klachten. Als gevolg daarvan vinden we Pieter en Judoca, in juni 1784, opgesloten in het gevang te Brugge. Bij de eerste ondervraging bekende Pieter dat hij ongeveer zes maanden na de dood van Pieternelle, haar dochter Doka had bemind en bekend. Er werd hem verweten dat hij in een bloedschendende en schandalige verhouding had geleefd, dit ten overstaan van de andere kinderen thuis, maar ook van de parochianen en verder van al de inwoners van het hele kanton. Over de feiten die gebeurd waren de nacht na de doop, zei Vermeulen dat hij toen dronken was geweest. Hij ontkende verder nog betrekkingen te hebben gehad met Doka na haar bevalling.
Het feit dat het kind bij hem thuis werd opgevoed, samen met de andere kinderen, alsof het een wettig kind was, werd ervaren als een groot schandaal voor de gemeente en als "verergernisse".
Was hij daarvoor nooit vermaand geworden door de pastoor?
Vermeulen repliceerde dat het juist de pastoor was die weigerde hun huwelijk te sluiten en de toestand te wettigen; en dat hij gezegd had dit nooit te zullen doen of daarvoor zijn toestemming te geven. Trouwens hij wist niet dat hij zijn stiefdochter niet mocht of kon trouwen, daar was toch geen "maeghschap" en ze kon toch niet van hem erven. Men hield hem voor dat het naar goddelijke en wereldlijke rechten en door Zijne Majesteitsplakkaten op strenge en zware lijfstraffen verboden was een bloedschendig leven te leiden en wel met zijn eigen dochter of schoondochter (stiefdochter).
Judoka gaf de ten haren laste gelegde feiten toe. Ook dat ze, toen Pieter verteld had buiten de kerk te zijn gezet, ze daarop geantwoord had: "had ik moeten weten dat het kind niet op uwe naam zou ingeschreven worden, ik zou het niet eens naar de kerk hebben laten gaan". Ze verklaarde verder dat ze sedert haar bevalling geen betrekkingen meer onderhouden had met Vermeulen. Haar moeie had haar daarover een vermaning gegeven en gezegd: "als hij nog aan uw lijf komt, slaat hem dan van u af!"
Over het feit dat ze haar kind met de andere grootbracht, zei ze enkel dat haar oudere broer haar gelast had voor haar kind te zorgen en dat hij haar zelf zou ombrengen, als het kind iets overkwam. Noch de pastoor noch iemand anders hadden haar vroeger vermaand of gezegd dat ze niet kon trouwen met haar stiefvader; trouwens verscheidene mensen hadden zelfs het tegendeel beweerd.
Op 1 juli 1784 werd het vonnis geveld. Voor Pieter Vermeulen werd besloten hem op een bepaalde dag door de berijder en twee officieren van de Kamer rechtstreeks te laten leiden naar Oostkerke in de kerk, alwaar hij in tegenwoordigheid van de heer pastoor, de hoofdman en de pointers, als vertegenwoordigers van de gemeente, God en de Justitie vergiffenis moest vragen voor zijn bloedschendige verhouding en het gegeven schandaal. Daarover moest de berijder een proces verbaal opmaken, dat door de hoofdman en de pointers mee ondertekend moest worden en dan voorgelegd in de kriminele greffie. Daarna mocht de gevangene geslaakt worden. Hij werd tevens veroordeeld tot de kosten en misen van het gerecht.
Judoca werd veroordeeld om in het gevang op water en brood gezet te worden tot de daaropvolgende zondag. Ze mocht dan geslaakt worden en moest door de officier van de Kamer geleid worden naar de parochie Oostkerke. De kosten van het proces waren ook voor haar rekening. In marge stond een speciale nota: De kriminele greffier moest er voor instaan dat aan Judoca normale porties eten werden verstrekt, om reden van haar zuigende kind.
Wat familiekunde:
Berton, Berthon, Barton, Barthon.
Berton Joseph
+ Oostkerke 2.10.1775
Vermeulen P. fs Carel x Petronella Vande Gehughte: Oostk.
Berton Judoca
°Oostkerke 22.12.1758
x Cattoor Hendrik:
te Oostkerke 6.12.1785.
Berton Magdalena
°Oostkerke 9.7.1783 fa Judoca Berton.
" De' kinderen van Joseph Berton en Petronella Vande Gehughte:
Josephus °Oostkerke 10.16.1755
Dionisius " 29.7.1757 †11.11.57
Hendrikus " 29.7.1757 †11.11.57
Judoca " 22.12.1758
Anna " 12.7.1761
Cornelia " 22.4.1764
Dionisius " 13.6.1767 †15.7.68
Oatherina " 30.4.1769
Bernardus " 20.8.1771
Isabella " 15.6.1775
Naar tafels van parochieregisters van Oostkerke.
Voetnoten
- Rijksarch. Brugge, Reg. Vrije nr 17034 f° 144-154.
- Er kan hier onmogelijk sprake zijn van bloedschande, want tussen Pieter Vermeulen en Judoka Berton was er niet de minste bloedverwantschap. Wel blijkt er een "wettig beletsel" te hebben bestaan.