Dokter Reimond De Beir, arts te Knokke (1879-1945)
Paul B. Mattelaer
Opgedragen aan Frank De Beir Senior, mijn mentor.
DEEL I - Jeugd, Westkapelle en Holland (1879-1919)
Dokter R. De Beir (DDB) was van 1905 tot 1914 een bekend huisarts in Westkapelle en nadien tijdens het interbellum in Knokke. De huisarts behandelde toen bijna elke ziekte. Slechts in uiterste nood werd een specialist geraadpleegd.
Ziekten waren anders dan vandaag. Maagzweren behandelde hij met melkdiëten en amandelontstekingen streek hij in met blauwsel (methyleenblauw). Hij assisteerde Prof. Sebrechts bij de heelkundige ingrepen van zijn patiënten in de Sint-Jozefkliniek te Brugge, een neogotisch gebouw opgericht door vriend Huib Hoste in 1910. TBC-patiënten stuurde hij naar Dr. de Winter. Minder ernstige gevallen behandelde hij samen met collega Dr. E. Everaert.
Menig Knokkenaar bracht hij ter wereld. Bij bevallingen paste hij een revolutionaire verdoving toe. Met een prik in de rug spoot hij een verdovend middel in rondom het ruggenmerg. Hij werd vaak geraadpleegd voor kinderziekten. Over deze onderwerpen publiceerde hij zijn bevindingen (1). Zowel dorpsbewoners als zomergasten kwamen naar zijn consultatie.
Te Westkapelle bestond zijn cliënteel hoofdzakelijk uit landbouwers. Als arts van het “Casino” (1932) behandelde hij beroemde artiesten zoals Joséphine Baker. Zijn echtgenote Berthe Baervoets schonk hem acht kinderen. Zij stond in voor de apotheek, maakte zetpillen en draaide pillen. Aan de kinderen werd opgedragen eten te brengen naar behoeftige patiënten. Maar Dokter De Beir was ook de man van het “Noordzee Hotel” en uiteraard van zijn eigen woning, de alom bekende “Woning Dokter De Beir” (2).
Jeugd
Een jaar na het uitbreken van de eerste schoolstrijd (1875-1878) was Raymond geboren te Uitbergen (Oost-Vlaanderen) op 11 januari 1879 uit katholieke ouders, Désiré De Beir (Waarschoot 1842 - Uitbergen 1904) en Anastasia De Palmenaer (Uitbergen 1843 - Westkapelle 1914). Désiré, “koopman” zoals hij zichzelf noemde, was de zoon van Jacobus De Beir (°1800) uit Eeklo en de broer van Jan De Beir, rentmeester van Graaf De Hemptinne. In 1871 verhuisde Désiré naar Overmeire en in 1878 naar Uitbergen.
Moeder Anastasia was de dochter van Jean Baptiste De Palmenaer (°1795). De familie De Palmenaer bezat een bloeiende kuiperij in Lokeren. Tonnen waren toen de belangrijkste containers van vloeistoffen, vooral van bier. Door het alcoholgehalte was bier een veilige drank omdat het vrij was van ziektekiemen en geen diarree veroorzaakte. Het werd in overvloed gebrouwen.
Als kind ging de jongen te voet van Uitbergen naar de lagere school te Overmeire bij meester Suy. In 1890 stuurden zijn ouders hun enige zoon naar het H. Maagd College te Dendermonde, in de Grieks-Latijnse afdeling. Onze student was zeer begaafd en was sterk in Nederlands, Frans, Duits, Latijn en Grieks. Ganse passussen uit Latijnse auteurs kon hij uit het hoofd voordragen; later schreef hij brieven in het Latijn aan zijn kinderen (3). Hij had aanleg voor tekenen en was een begaafd pianist die zowel klassieken zoals Beethoven, Haydn en Mozart, als modernen zoals Debussy, Ravel, de Falla en de Meesters van l'Ecole des Six speelde (4).
Van 1899 tot 1905 was hij student geneeskunde aan de Franstalige Rijksuniversiteit te Gent (5), pas in 1930 vernederlandst. Hij werd lid van de “Rodenbach's Vrienden”, een katholiek, Vlaams studentengenootschap dat ijverde voor de vernederlandsing van de universiteit en het openbaar leven in Vlaanderen. Raymond werd Reimond, zoals het hoorde in Vlaamse middens. In de jaarboeken van het genootschap publiceert hij gedichten onder het pseudoniem R. Uyttenberghe (6). Uit die periode dateerde zijn vriendschap met Jozef Goossenaerts (7). Door het overlijden van zijn vader Désiré, combineerde hij de twee laatste doctoraten in het laatste academiejaar. In juli 1905 promoveerde hij tot doctor in de geneeskunde en vroedkunde.
Westkapelle
Onmiddellijk na het behalen van zijn diploma vestigde hij zich als huisarts te Westkapelle. Huisbezoeken deed hij per fiets, motorfiets of met de “sjees”. Hij had dadelijk een drukke praktijk. Enkele maanden later, in april 1906, schonk hij aan de St.-Niklaaskerk een statie van de nieuwe Gotische kruisweg. De prijs bedroeg 2.800 fr., voor die tijd een groot bedrag. De 7de statie “was éene gunst van den achtbaren Heer Doctor Raymond De Beir, ééne wijze geneesheer, echt katholiek en koene kamper voor het geloof en de Vlaamse tael” (8). Meester Ketele (9) kwam geregeld op bezoek. In Brugge maakt hij kennis met vlaamsgezinden, zoals apotheker Rudolf Chielens, later apotheker in Knokke, de professoren Oswald en Rafaël Rubbrecht, respectievelijk in tandheelkunde en oogheelkunde, architect Huib Hoste, toen befaamd neogotisch architect (St. Jozefkliniek) en apotheker Karel De Wolf (10).
Gespreksthema was onder andere de pastorale brief van de Brugse bisschop Waffelaert van 29 mei 1906 waarin hij het Vlaams van Guido Gezelle met de volgende woorden verdedigde: “Indien we onze Vlaamse Tael liefhebben, behouden en beschermen tegen de Zuiderse duivel van de Franse goddeloosheid, dan hebben we ze niet minder te behouden tegen de Noorder duivel van het rationalisme” (11). Dit was een rechtstreekse aanval tegen de nieuwe onderpastoor van Knokke (februari 1907-1911), E.H. Robrecht De Smet (1875-1937) groot voorstander van het Algemeen Beschaafd Nederlands. E.H. Robrecht De Smet was niet bijzonder matinaal: “Nachten bracht hij die tijd van Knokke door, samen musicerend met Dr. De Beir, samen dikwijls een quatre-mains spelend, vooral toen deze nog ongehuwd in Westkapelle woonde. Maar meester Ketele wist nog te vertellen hoe Dr. De Beir hem 's morgens ingeslapen vond aan de piano”. En verder, “Maar meest nog bij de familie Jacobs kon hij, vooral als Florimond thuis was, ganse nachten opzitten.
Bekend is het verhaal hoe het meermaals gebeurde dat zij samen hadden gemusiceerd tot in de vroege uren. Aan de deur werd het gesprek voortgezet over Vlaamse Beweging, cultuur en kunst, tot Dr. De Beir dan maar even de wandeling meemaakte te Knokke en vandaar wandelde De Smet nog even terug mee tot in Westkapelle en moest snel terugstappen naar Knokke om tijdig de eerste mis op te dragen” (12). Op 24 september 1907 werd een groot banket georganiseerd ter gelegenheid van de gouden bruiloft van het echtpaar Baes-Vermeire (13). Vriend Florimond Jacobs, kleinzoon van Baes was uiteraard aanwezig. Vele notabelen van de streek waren uitgenodigd waaronder Dr. De Beir, E.H. Robrecht De Smet en de familie Baervoets van het “Grand Hôtel des Bains”. Mevrouw Charles Baervoets, geboren Léonie Verlinde, vergezeld van haar 22-jarige dochter Berthe en haar zus Rosalie met echtgenoot Camille Libbrecht, was pas weduwe geworden. Charles Baervoets (°Heist 1854) was enkele maanden voordien op 21 april 1907 gestorven (14).
1. Woning van Dr. De Beir te Westkapelle (1907-1919), later bekend als postkantoor.
2. Geneeskundige dienst. Interneeringskamp. Zeist. 18-II-15 Kamp Zeist. De Geneeskundige dienst.
Onderaan van links naar rechts: Leo Poppe, Dr. Boets, een Nederlandse officier, Dr. R. De Beir en onbekenden.
Deze Heistse hotelier was bevriend met kunstenaars zoals Louis Artan (1837-1898), Willem Roelofs (1822-1897), Félicien Rops (1833-1898), Théodore Baron (1840-1899) en Jean Lemayeur (1880-1958). In ruil voor een kunstwerk, logeerden ze “gratis” in zijn hotel. Léonie en haar kinderen hadden echter een eerder conservatieve smaak. In de zomer werkte de familie Baervoets in het hotel en in de winter verbleven ze in Brussel.
Zoals vele ingeweken Vlaamse Brusselaars werden ze Franstalig. Vele gasten in het hotel waren Duitsers. Ook hadden de kinderen Duitse voornamen: Werner, Siegfried en Bertha. Op de bruiloft viel het oog van Dr. De Beir op de mooie Bertha Baervoets. Zij was drietalig, sprak Frans, Vlaams en Duits en was bovendien muzikaal. Zij had een mooie stem en speelde viool. Ze was te Maria-Laach op kostschool geweest en in Brussel ging ze vaak naar de Opera. Na een korte verloving huwden Dr. De Beir en Bertha op 11 juni 1908. Schoonmoeder Léonie Baervoets zorgde voor een groot banket in het hotel. Hun wittebroodsweken brachten ze door in Rome. Een bezoek aan de eeuwige stad was toen het toppunt van de reisbestemmingen. In die tijd nam een heenreis drie dagen in beslag. Na hun terugtocht kocht het jonge paar met de steun van beide moeders een stuk grond in de Hoogstraat van Westkapelle en bouwden er een woning in Renaissance stijl met een keuken in Delftse tegels (Afb. 1) (15).
De woning werd later omgebouwd tot postkantoor. Moeder Anastasia van Uitbergen kwam bij haar zoon wonen, niet helemaal naar de zin van haar schoondochter. Sidonia Durnez werd huishoudster en bleef bij de familie tot haar overlijden (16). Robrecht De Smet musiceerde nu met het echtpaar, in gezelschap van meester Ketele en Florimond Jacobs. Het werk van R. Schumann “Ich grolle nicht”, gezongen door Berthe was een geliefd stuk. In 1909 hadden ze hun eerste kind, Reimond genoemd.
In de zomer bezocht hij geregeld zieke toeristen in Knokke. Daarom kocht hij een tweede huis in Knokke “Villa Gudrun”, genaamd naar het gelijknamig toneelstuk van Albrecht Rodenbach, gelegen in de Lippenslaan 108 (17). Het huis had een koetshuis waar de “sjees”, in de winter voorzien van een kacheltje, kon worden gestald en waarin koetsier Jan altijd paraat was voor de huisbezoeken.
In de winter verbleef Dr. De Beir in Westkapelle en in de zomermaanden te Knokke. Zo werd het tweede kind Lieve, de latere echtgenote van Dr. E. Mattelaer, geboren op 27 juli 1911 te Knokke.
In West-Vlaanderen was Dr. De Beir een bekende Vlaming. In 1910 werd te Tielt in het “Gilthof” “Adam in Ballingschap” van Vondel opgevoerd onder leiding van Cyriel Verschaeve. Dr. De Beir en enkele Knokse vrienden waren aanwezig in gezelschap van Joris Lannoo, de stichter van de befaamde drukkerij, E.H. Robrecht De Smet, pater D. Stracke (1875-1970) en pater J. van Mierlo (1878-1958) (18). Velen kwamen later spreekbeurten geven in Knokke. In 1912 werd zijn katholieke vriend Louis Deklerck, “tijdens grootse feesten ter gelegenheid van zijn blijde inkomst, als burgemeester van Knokke geïnstalleerd. Verscheidene muzieken namen er aan deel, een prachtige stoet gevormd door menigvuldige, schoon opgesmukte wagens en groepen” (19). In 1913 drukte vriend A. Van Kerschaever “Histoire et Souvenirs de Knocke sur mer”, van pastoor J. Opdedrinck.
De vluchtelingen
Twee weken na de geboorte van het derde kind Frank, op 1 juni 1914, stierf zijn 73-jarige moeder Anastasia (18 juni 1914). De Groote Oorlog dreigde. Op 31 juli werden 15 Duitse meisjes, “pensionaires” van de school van “De Onbevlekte Ontvangenis” van Heist teruggestuurd naar hun land (20). Op 3 augustus verwierp België het Duitse ultimatum. De bevolking werd hysterisch anti-Duits. De aanwezige Duitsers, zoals de beminnelijke Stefan Zweig, vriend van James Ensor, verlieten België hals over kop. Ondanks de Belgische neutraliteit, viel het Duitse leger op 4 augustus 1914 ons land binnen. Furor Teutonicus!
De wreedheden bedreven door de beruchte Ulhanen veroorzaakten paniek. Aarschot, Leuven, Dinant en Dendermonde werden zwaar geteisterd en vele burgers werden vermoord (21). Belgen die kort voordien vriendschappelijke relaties hadden met Duitsers, werden verdacht. De toenemende druk van de Duitsers verhoogde het aantal vluchtelingen. Hotels aan de Belgische kust lagen vol gekwetsten. Het “Grand Hôtel des Bains” werd een militair hospitaal, waar Dr. De Beir de gekwetsten verzorgde.
Op 8 september “werden vier Duitsche zusters, tot hun en ons groote spijt door het staatsbestier uit het land gebannen en vonden een schuilplaats bij de gulhartige zusters van Sluys”. De familie Baervoets voelde zich geviseerd: in juli logeerden Duitsers in het hotel en bovendien spraken hun kinderen met Germaanse voornamen Duits. Op 11 september besloot Leonie Baervoets met haar kroost en schoonzoon Dr. De Beir naar het veilige Nederland te vluchten (22). Ze gingen eerst naar Cadzand waar schoonmoeder Léonie het torentje van het “Hôtel des Bains” kon zien.
De Hollandse overheid verzocht hen naar Soesterberg, nabij Amersfoort, te gaan. De reis ging over Sluis en Bergen-op-Zoom. De maandag, na het bombardement op Antwerpen op 25 augustus, “vluchtersmaandag” genoemd en daarna, na de Val van Antwerpen op 10 oktober, vluchtten 40.000 soldaten en massa's burgers naar Nederland. Ze werden spottend “les filets d'Anvers” geheten. Onder hen de soldaat-kunstenaars Rik Wouters en de gebroeders Jespers. De Jespersen kwamen vrij snel terug naar België. In totaal waren meer dan 2.000.000 Belgen op de vlucht, waarvan meer dan 1.000.000 naar Nederland (23) uitweken. De Belgische militairen die in Holland bleven, werden ondergebracht in “interneringskampen”, o.a. in Zeist in de buurt van Soesterberg, het nabijgelegen Amersfoort en Hardenburg.
Het kamp van Zeist, met meer dan 10.000 soldaten, was zwaarbewaakt. Een aalmoezenier noteerde: “De soldaten waren opgesloten als misdadigers achter hoge muren ener uitgestrekte kazerne achter een kilometer lang hek, prikkeldraadversperring en streng bewaakt door gewapende Hollandse wachten”. Omdat de Nederlandse militaire overheid nauwelijks “Vlaams en Waals” verstond, benoemde Kapitein Stoett, commandant van het Kamp te Zeist, Dr. De Beir tot kamparts, bijgestaan door Dr. Boets. Ordonnans van Dr. De Beir was de geïnterneerde militair, Leo Poppe uit Brugge, gevlucht na de Val van Antwerpen (Afb. 2).
Van oktober tot december 1914 kregen Dr. De Beir en Dr. Boets maar liefst 11.325 patiënten over de vloer. Ondervoeding, gebrek aan hygiëne, vlooien, luizen, vlektyfus, ratten: het werk was onoverzichtelijk. Honderden stierven. Strozakken werden regelmatig in brand gestoken om zich te ontdoen van vlooien en luizen. Elke dode rat gaf recht op een beloning. Bij de geïnterneerden stond Dr. De Beir bekend als de barmhartige Samaritaan (24). Eind november braken zware rellen uit in het kamp naar aanleiding van de ontdekking van binnengesmokkelde burgerkleren en 11 Belgen werden neergekogeld. Na de oorlog zochten verscheidene ex-geïnterneerden, die een ziekte hadden opgelopen in Zeist, Dr. De Beir op te Knokke om een medisch getuigschrift te verkrijgen. Na het Duitse offensief aan de IJzer (25 oktober), keerden de burgers geleidelijk terug naar België, zodat op 1 november, 14 december 1914 en mei 1915 er nog slechts respectievelijk 323.600, 200.000 en 100.000 Belgen in Nederland verbleven.
Rik Wouters
Dr. De Beir was bevriend met enkele gevangen kunstenaars. Eugène Yoors, glazenier, schonk hem na de oorlog een glasraam. Maar zijn vriendschap ging vooral naar Rik Wouters (25), toen de meest gevierde kunstenaar na James Ensor.
3. Rik Wouters, «Le camps vue de loin», chineesche inkt, 14 x 21 cm, geschenk van Wouters aan Dr. De Beir.
Soldaat Wouters belandde op 19 oktober 1914, na de val van Antwerpen, in het interneringskamp van Amersfoort. Op 2 november werd hij verplaatst naar het kamp van Zeist in een barak van loods nr. 6 (26). Nog voor zijn vlucht had hij al te kampen met hevige hoofdpijn, eerste symptoom van een fatale kanker van de linker aangezichtsbijholte. Zijn echtgenote en model Nel Deurickx vestigde zich in Amersfoort.
In het kamp van Zeist raadpleegde Wouters de kamparts Dr. De Beir en deze stelde de voor de hand liggende diagnose van chronische sinusitis. Nel schrijft in haar boek: ''Le docteur du camps lui a donné un stock d'aspirines et d'autres médicaments'' (26). Op verwijzing van Dr. De Beir en op aandringen van Nel bij kapitein Stoett werd Rik Wouters benoemd tot ordonnans van de kapitein. Daardoor kreeg hij toestemming om het kamp te verlaten van 's morgens tot 's avonds binnen een straal van 5 km., Amersfoort inbegrepen, waar zijn Nel woonde.
Ondanks zijn hoofdpijn maakte Wouters aquarellen en tekeningen van de streek en van het kamp te Zeist. Twee tekeningen geschonken aan Dr. De Beir (Afb. 3) herinneren aan hun vriendschap (27). Door de gesprekken met Rik Wouters raakte Dr. De Beir gefascineerd door de nieuwe kunst. De gebroeders Jespers bezochten Wouters in het kamp en dan begon de levenslange vriendschap tussen Dr. De Beir en Floris Jespers.
De gezondheid van Wouters ging zienderogen achteruit en in december werd een gezwel onder zijn oog ontdekt. Omdat de kamparts over weinig onderzoeksmiddelen beschikte, stuurde hij Wouters naar een specialist. Uiteindelijk, na vele pijnlijke operaties stierf Wouters op 11 juli 1916 te Amsterdam.
Op 15 juli werd hij plechtig begraven in Amsterdam. ''Vrij België'' rapporteert: ''... De lijkbaar wordt voorafgegaan door een muziekkorps van Belgische geïnterneerden en een zeer groot aantal Belgische militairen. Vier van deze laatsten droegen bloemstukken ... Aan het graf werd gesproken door jhr Six...; namens de Belgische Kunstenaars door den heer Rod. Wytsman; namens de Belgische geïnterneerden door den linie-soldaat Liègeois en tenslotte door Dr. De Beir van het interneeringskamp bij Zeist'' (28).
Zijn weduwe Nel stuurde 's anderendaags een uiterst emotionele dankbrief (Afb. 4a en 4b) (29).
4a en 4b. Brief van Nel Wouters aan Dr. De Beir, 16 juli 1916,voor het eerst gepubliceerd.
Le 16 juillet 1916
Mon Cher Monsieur De Beir,
Combien votre hommage ému m'est allé au coeur je ne saurai vous dire. Les mots je ne les ai pas tous compris mais cette langue de la Flandre qui sonnait devant la tombe ouverte de Rik. Ces soldats, ces rubans Tricolores tout cela évoquait en moi notre bon et cher pays tant regretté par Rik et pour lequel tant d'autres soldats donnent leur vie qui eux helas ne sont pleurés qu'en bloc et dont les mères, les femmes ou les fiancées n'ont pas eu le bonheur que j'ai eu, de receuillir pieusement le dernier soupir de celui qui leur est cher. Comment vous dire mes sentiments à la suite de ces 12 derniers jours que j'ai été près de Rik nuit et jour attentive à lui voiler la mort car c'est la chose qu'il eut trouvé la plus affreuse lui qui disait toujours en riant qu'il avait du travail encore pour cent ans!La mort dans l'âme, il parlait encore de la beauté d'une fleur! - J'ai vécu des jours au dessus de mes forces pour moi qui aimait tant Rik quand mon coeur pleurait mon visage lui souriait et ma main prenait calmement la sienne pour qu'il éprouve un sentiment de paix dans l'affreuse cauchemar dans lequel Rik se débattait. Je l'ai vu mourir si calmement si doucement que cette mort douce fut pour moi un baume malgré l'atroce déchirement qu'elle me causait. J'avais eu si peur que Rik meurt dans une affreuse crise comme j'avais déjà vue! Quelle agonie, 48 h. ce coeur s'est débattu et comme mes doigts fouillaient son poignet pour y découvrir les battements inperceptibles du pouls. Dans ces moments là j'étais tellement calme et même Rik mort je ne pouvais pas pleurer. Les jours suivants non plus, de temps en temps quelques larmes puis c'était tout mais ce cortège ces soldats cette Brabançonne et le corps de Rik qui glissait si doucement vers la terre c'était pour moi le choc le plus affreux. La grande la vraie séparation en terre d'exil, à l'Etranger et je pensait à Rik qui si souvent esperait rentrer guérir chez nous. Mon Cher Monsieur De Beir, voulez vous remercier tous les camarades du camp de Zeist, pour leur si cordiale attention. Dites leur combien elle m'a émue profondément et que je leur souhaite à tous le retour dans leur foyer le bonheur de vivre près de leur femme et de leurs enfants car la mort en exil est une double mort. Je ne puis pas vous dire plus vous connaissez assez les artistes pour savoir comment ils sentent. Dites pour moi ce que mon Coeur reconnaissant sent mais ne peut exprimer.
Mme Vve Wouters
6. Pascal, leerling van de academie van de “Werkscholen” van Zeist, Portret van Dr. De Beir, olie op doek (84 x 64 cm) (foto L. Bruyninckx)
7. Dr. Reimond De Beir: ''Eerste hulp bij ongelukken'' en Dr. Raymond De Beir: ''Manuel du brancardier'', Werkscholen. Zeist. 1916.
Het leven in Soesterberg
De meeste Belgische burgers keerden terug naar België en in 1915 werd het wat rustiger in Soesterberg. Het gezin De Beir woonde, samen met schoonmoeder Leonie Baervoets en haar kinderen Paula en Werner, bij de familie Van Moeren in de Van Ryckelweglaan. Een vierde kind Stefaan werd geboren in 1917. (Afb. 5).
Als arts voor het interneringskamp had hij geregeld contacten met de vooraanstaande Belgische burgers en geïnterneerde militairen, het militaire bestuur van het kamp te Zeist en het gemeentebestuur van Amersfoort. Deze stad was toen de grootste Belgenstad van Nederland (30).
Eén van zijn goede vrienden was Omer Buyse (31). Met vaklieden van de interneringskampen richtte deze uitzonderlijke man, met de steun van diverse hulporganisaties, twee Belgische dorpen in voor de familieleden van de geïnterneerden, Elisabethdorp te Amersfoort en Albertdorp te Zeist (32). De dorpen bestonden uit bevallige houten huisjes, een badinrichting, een administratief gebouw, kerkbarak, schoollokaal, ziekenzaal, kantinegebouw, postkantoor, restaurant, schouwburg, bioscoop en winkels.
De geïnterneerde soldaten mochten hun echtgenote of familieleden overdag bezoeken. Een groot succes was de realisatie van de werkhuizen: daar werd aan de geïnterneerden beroepsonderwijs gegeven en er was zelfs een actieve kunstacademie (33) (Afb. 6). Elke provincie had zijn studiekring, zoals de West-Vlaamse kring en haar krant. De West-Vlaamse krant was de druk gelezen “De Kampbode”. Belangrijke momenten voor de vluchtelingen waren het bezoek van eminente politici.
Tijdens het bezoek van Frans Van Cauwelaert aan het kamp te Zeist op 3 november 1914 (34), maakte Dr. De Beir kennis met de Vlaamse voorman. Hij was de man van het “Minimum-programma” waardoor de Vlamingen, binnen het kader van België, een Nederlandstalige rechtspraak, leger en een universiteit moesten verkrijgen.
In april 1916 was Van Cauwelaert opnieuw op bezoek in Zeist (35). Hij stichtte samen met de liberale voorman Julius Hoste Jr in 1916 het weekblad “Vrij België”, uiteraard gelezen door Dr. De Beir. Onder de Belgen waren er regelmatig communautaire spanningen.
Op 5 augustus 1916 verscheen in het Franstalig Belgisch tijdschrift “Echo Belge” een negatief artikel over Hugo Verriest, één van de stichters van de Vlaamse Beweging. Op dit artikel reageerde Dr. De Beir op 8 augustus met een gedurfde brief aan Van Cauwelaert, waarin hij deze “listige en laffe kuiperijen van die patriotarts” aanklaagde en verder voorstelde: “Wat denkt U van een collectief schrijven aan den Koning, in vertrouwen geteekend door Vlamingen, die tot nog toe hun wrok beteugeld hielden?” Getekend Dr. Reimond De Beir met onderaan “ondergetekende stemt volkomen met voorgaande in”, Huib Hoste, architect. Over Huib Hoste, verder meer.
Bij een ander communautair incident schreef hij opnieuw een brief aan van Cauwelaert (36). Voor de brancardiers, zowel die van de Belgische Noodhospitalen in Holland, als die van de Fronthospitalen aan de IJzer, schreef Dr. De Beir een boekje, getiteld “Eerste Hulp bij ongelukken”, uitgegeven door de “Werkscholen”, in het Frans vertaald als “Manuel du Brancardier”, met een voorwoord van Omer Buyse en 184 figuren, getekend door de Bruggeling Leo Poppe, vriend en ordonnans van Dr. De Beir (Afb. 7).
Ondanks een goede kritiek in “Vrij België”, vonden zijn Nederlandse collega's dat zijn stijl on-Nederlands was. Korporaal Leo Poppe (Brugge 1881 - Oostende 1968) (37), broer van beeldhouwer Michel, kwam na de val van Antwerpen met zijn legereenheid in het kamp van Zeist terecht, waar hij tot ordonnans van Dr. De Beir benoemd werd. Gezien hij te Brugge de academie had bezocht, werd hij op 8 april 1915 door Omer Buysse benoemd tot ''Professeur de dessins élémentaires, histoire de styles, technologie élémentaire de l'architecture'' eerst in de tijdelijke, later in de definitieve werkschool van Albertdorp. In 1916 kwamen zijn vrouw en zoontje Marcel (1909-2002) in Soesterberg wonen.
5. Dr. en Mevrouw R. De Beir met vier kinderen en schoonmoeder te Soesterberg.
Om de kost te verdienen maakte hij reclametekeningen voor een bekend huis in Amsterdam. Poppe maakte een reeks tekeningen van het kamp te Zeist en omgeving en enkele portretten van Dr. De Beir en van Huib Hoste (Afb. 8 en 9).
In 1916 bracht Uitgeverij Van Campen (Amsterdam) een kleine oplage van “Pallieter” van Felix Timmermans op de markt. Dr. De Beir was er vol van en liet door Poppe het boek in manuscript overschrijven (Afb. 10). Het was geïllustreerd door François Gos (38). Begin augustus 1916 organiseerde Dr. De Beir een tentoonstelling “Kinderverzorging in woord en beeld” met voordracht met lichtbeelden. Bij de vooropening was Prinses de Mérode aanwezig (39).
Op 11 juli 1918 werd een groot Vlaams feest gehouden in “Den Arend” te Amersfoort, met verslag in “Vrij België”: “De Heer J. Hoste Jr., die de feestrede moest uitspreken, was verhinderd en werd op zeer verdienstelijke wijze door de Heer Dr. De Beir vervangen. Deze sprak ons over Vlaanderens verleden, dat door zijn rijkdom en zijn grootschheid genoeg redenen gaf waarom wij Vlamingen in een later vrij België in verdraagzame, eerlijke en rechtzinnige samenwerking met onze Waalse broeders ook verlangen te willen herleven door eigen kracht en ontwikkeling.
Al wat hem als Vlaming op het hart lag, al wat aan de grondvestiging zijner liefde voor Vlaanderen lag, wist hij ons op merkwaardige heldere wijze en met welgepaste voorbeelden kenbaar te maken. Spreker oogstte dan ook bij het einde zijner rede veel bijval” (40).
Dr. De Beir gaf ook pianorecitals en organiseerde avonden, waarbij muziek werd gebracht van eigentijdse componisten, zoals Debussy. De familie Baervoets-De Beir woonde zowel ernstige als populaire toneelvoorstellingen bij. Door hun correspondentie met Meester Ketele kregen ze nu en dan gecensureerd nieuws van Westkapelle en Knokke.
8. Leo Poppe, Dr. De Beir, Zeist 1917, potlood.
9. Leo Poppe, Huib Hoste, Zeist 1916, potlood (17,5 x 27 cm).
10. Leo Poppe, Pallieter van F. Timmermans, ingebonden manuscript (27 x 35 cm) met illustraties van F. Gos en een latere tekening van Floris Jespers.
11. Dr. De Beir, «Fauvistisch landschap», juni 1917, zwart krijt (15 x 24 cm).
12. François Gos, Frank De Beir, 4 jaar, olie op doek (48 x 68 cm) met inscriptie Ii.bo. «Soesterberg, oct 1918, à Raymond, F. Gos». (foto L. Bruyninckx).
De moderne kunst
Dr. De Beir werd modernist door zijn kennismaking met eigentijdse kunstenaars die in de streek van Soesterberg woonden. Van vriend en patiënt Wouters leerde hij het fauvisme kennen.
Als amateur-kunstenaar maakte Dr. De Beir tekeningen in diens stijl (Afb. 11). De Zwitser François Gos (Genève 1881-1957) vestigde zich te Amersfoort in 1915 en bezocht geregeld het atelier van de Franse kubist H. Le Fauconnier (1881-1947), die enkele jaren in Nederland vertoefde en een belangrijke invloed zou hebben op de ontwikkeling van de Nederlandse en Vlaamse expressionisten (41). Gos werd een vriend voor het leven (42).
In oktober 1912 maakte hij een kubistisch portret van het vierjarig zoontje van Dr. De Beir (Afb. 12). Een lithografie “Salomé” werd verworven door het Rijksprentenkabinet te Amsterdam. Ook Dr. De Beir kreeg een exemplaar. Vriend Huib Hoste kende hij reeds van vóór de oorlog als Vlaamsgezinde en als architect van de St.-Jozefkliniek te Brugge (1910). Voor WO I was hij naar Nederland gereisd en in 1914 was hij werkzaam te Leiden. Rond 1916 vestigde Hoste zich in de streek van Soesterberg.
13. «Het Belgenmonument» te Amersfoort, 1918 (foto St-Lukasarchief, Brussel, Fonds H. Hoste, met toestemming).
Hij koesterde een grote bewondering voor het werk van architect H. Berlage, bekend voor zijn pre-modernistische bakstenen gebouwen. Geregeld schreef hij architectuurkronieken in “De Telegraaf” en in “Vrij België” (43). De familie Hoste en De Beir kwamen vaak samen, maakten uitstappen, bezochten tentoonstellingen en spraken over de Vlaamse problemen.
Op zondag fietsten de families in de mooie streek rondom Zeist, Soesterberg en Amersfoort (44). In het voorjaar van 1917, op één van die fietstochten, stuitten ze op een ongewoon modern huis, het landhuis “Ter Heide” van Rob van 't Hoff en maakten ze kennis met de architect. Via deze architect wordt Hoste lid van “de Stijl”, orgaan van de constructivistische beweging van P. Mondriaan en T. van Doesburg (45), Vriend L. Van der Swaelmen (1883-1929), architect en landschapsarchitect was secretaris van de in 1916 gestichte Belgische kring “Open Wegen” te Amsterdam, waarvan de belangrijkste moderne Belgische kunstenaars lid waren (46).
Tijdens een bezoek bij Dr. De Beir vertelde Omer Buyse over zijn plan om een groots gedenkteken op te richten als hulde voor de Nederlandse hulp aan gevluchte Belgen (47). Dr. De Beir raadde Buyse aan modernistische architecten en kunstenaars aan te werven. Er werd contact genomen met Huib Hoste en François Gos. Dr. De Beir, Hoste en Gos trokken samen naar Blaricum om Gust De Smet te verzoeken mee te werken aan het monument (48). Ook de beeldhouwers Hildo Crop en Jules Vermeire worden aangesproken. In oktober 1916 aanvaardt de Gemeente Amersfoort om een “Belvédère” te bouwen op het hoogste punt van de Amersfoortse berg (49).
De geïnterneerden van de “Werkscholen” bouwden het monument, F. Gos en H. Crop ontwierpen reliëfs en Vander Swaelmen zorgde voor een moderne tuin. G. De Smet schilderde een allegorisch paneel, bestemd voor de binnenruimte. In 1918 was het majestueuze “Belgenmonument” af (Afb. 13), maar tengevolge van diplomatieke moeilijkheden werd het pas op 22 november 1938 door Koning Leopold III en Koningin Wilhelmina ingehuldigd (50).
De terugkeer naar België
Na de Wapenstilstand van 1 november 1918 mochten de Belgen Nederland pas in januari verlaten. Groot was de ontgoocheling toen de familie De Beir in Westkapelle arriveerde. Ze vonden huishoudster Sidonie terug in hun huis, bijna verkrot achtergelaten door Duitse bewoners.
De ellende van de bevolking was enorm. De zieken waren zo arm dat ze zelfs geen arts konden raadplegen. De kinderen spraken het Hoog-Nederlands en werden uitgescholden voor verraders en moffen, net zoals Van Cauwelaert bij zijn terugkomst in Antwerpen (51).
Bovendien was het vijfde kind van Dr. De Beir op komst en men verwachtte dat de zomervakantie een flop zou worden. Deze benarde toestand en de slechte vooruitzichten maakten hem moedeloos. Hij nam contact met Alfons van de Perre, volksvertegenwoordiger van Geel, om aldaar arts van het instituut voor geestesgestoorden te worden.
Op 9 februari en 14 maart 1919 schreef hij Van Cauwelaert met de vraag om hem hierbij te helpen en eventueel voor een andere plaats te zorgen, hetzij in Gent of Brussel, hetzij als arts van de koolmijnen van Genk of de Boerenbond te Leuven (52).
In maart verkocht hij zijn huis te Westkapelle aan Dr. Aernouts en vestigde zich definitief te Knokke in “Villa Gudrun” in de Lippenslaan.
Onverwachts was het “seizoen” goed. De veertigjarige dokter, vriend van vele bekende Vlamingen en gekend voor zijn modernistische ideeën, begon in Knokke een nieuw en spannend hoofdstuk van zijn leven.
Lees verder: Dokter Reimond de Beir, arts te Knokke (1879- 1945) - DEEL II
VOETNOTEN
- R. De Beir. De Voedingsstoornissen bij den zuigeling. Vlaamsch Geneeskundig tijdschrift, 1930 en ibid. Lumbaalverdoving (rachi-anesthesie) in den verloskundige praktijk. Geneeskundig Genootschap van West-Vlaanderen, 1931.
- Het huis heette tijdens het interbellum niet “Het Zwart Huis”. Een niet passende benaming, vond Dr. De Beir: “Het Zwart Huis ligt naast het Zwin, bewoond door jachtwachter Felix Rombout”, (thans in de Leon Lippensdreef). A. D'Hont, Dagklapper uit Knokke, Tielt 1970, p. 214 en afbeelding van het “Zwart Huis” rond 1928 in “Cnoc is ier” 1965, p. 66. De kunstgalerij, thans in de Woning De Beir, wordt echter “Het Zwart Huis” genoemd.
- Brieven aan zoon Paul in het Latijn zijn in familiebezit.
- Zijn kinderen speelden allen piano en met zijn dochter (de latere Mevrouw E. Mattelaer) speelde hij piano “en quatre-mains”.
- Archief RUG: 1899 ingeschreven in de ''candidature-examen combinés sciences et médicines, première épreuve 32466, 1900. 2ième candidature, rolnummer 33.164, 1901: rolnummer 34.451, 1902: premier doctorat de médicine, 35.422, 1903: nr 36.341, 1904: geen gegevens.
- Jaarboek van de Rodenbach's vrienden, uitgegeven door Victor Delille van Maldegem, 1900.
- Jozef Goossenaerts (1882-1963) bekend voor zijn organisatie van de “Wetenschappelijke Congressen” en zijn medewerking bij het “Vlaamsche Volkstoneel”, belangrijk voor de verdere culturele loopbaan van Dr. De Beir.
- Notulen van de kerkfabriek, 1906. De beeldhouwer van de kruisweg is Joseph Lelan-Declerck van Kortrijk.
- Meester Ketele is de vader van wijlen Dr. Patriek Ketele, radioloog te Knokke en van Paula, echtgenote van Jozef Delange, tijdens W.O. II voorman van de Algemene SS.
- Oswald Rubbrecht (1872-1941), hoogleraar Tandheelkunde R.U. Gent. Hij was bekend voor de behandeling van kaakbeenfracturen van de Frontsoldaten tijdens W.O. I. Lieve De Beir was zijn leerling en Dr. Eugène Mattelaer was zijn aangewezen opvolger. Rafaël Rubbrecht was een bekende Brugse oogarts. Apotheker Karel De Wolf van de Brugse Steenstraat was gekend voor zijn volksboeken; hij was bouwheer van een prachtig modern buitenverblijf in St-Michiels naar de plannen van H. Hoste.
- K. Van Isacker, Herderlijke brieven over politiek, 1830-1966, Antwerpen 1966.
- Huldeboek Robrecht Desmedt (1878-1937), academische zitting 12 november 1967, blz. 47. R. Desmedt sympathiseerde met de activisten van W.O. I en ijverde voor een Groot-Nederlandse, antibelgicistische en autoritaire staat voor Vlaanderen.
- D. Lannoy, Een diamanten bruiloft te Knokke aan zee, Cnoc is ier, (2000)37, 58-64, met groepsfoto van de familieleden met uiterst links Dr. De Beir.
- Over de familie Baervoets: cfr latere bijdrage van de auteur in “Cnoc is ier”.
- Perceel gekocht aan Monbaliu van Dudzele, die het pand op zijn beurt had gekocht aan de kerkfabriek van Westkapelle.
- Sidonie en later Zulma Wtterwulghe waren familiemeubels. Zulma was huishoudster van vier generaties: Baervoets, De Beir, Mattelaer en dochter. Het idee van de “verdrukte meiden” van “Het Zwart Huis”, plastisch afgebeeld door Liliane Vertessel, is een artistiek verzinsel.
- Thans Lippenslaan, nr. 224.
- R. Van Landschoot, Kapelaan Verschaeve, Tielt, 1998, p. 124. Pater D. Stracke en J. Van Mierlo, bekende Vlamingen, zullen later, op verzoek van Dr. De Beir, een voordracht geven in Knokke.
- Het Brugsch Handelsblad, 18 mei 1912.
- M. Bleyaert, e.a.: De zusters van de Onbevlekte Ontvangenis, Heist 1897-1997; Het Ziekenhuis O. L.Vrouw Ter Linden, Knokke 1947-1997, Knokke, 1997, p. 27.
- S. De Schaepdrijver, De Groote Oorlog, Amsterdam-Antwerpen, 1997.
- M. Bleyaert, ibidem, p. 27 (uit het dagboek “Liber Memoriabilis”).
- M. Bossenbroeck et al., Vluchten voor de groote oorlog, Belgen in Nederland, 1914-1918 (Amsterdam, 1988), kleine, maar belangrijkste monografie over dit onderwerp.
- Dr. De Beir, “Eerste hulp bij Ongelukken”, Soesterberg, in Voorwoord door O. Buyse.
- O. Bertrand en St. Hautekeete, Rik Wouters, kroniek van een leven, Antwerpen 1994, p. 131-166, de kampen van Amersfoort en Zeist.
- O. Bertrand, Rik Wouters, Regard sur un destin. Bruxelles 2000 (met heruitgave van “Nel Duerinckx, La vie de Rik Wouters à travers son oeuvre, 1944''), p. 102.
- Naast de afgebeelde tekening is de tweede tekening meegenomen door C. Permeke die het “inruilde” voor een eigen tekening.
- Vrij België, d.d.
- Deze onbekende brief van Nel Wouters wordt voor het eerst in deze bijdrage gepubliceerd; door tussenkomst van de auteur werd ze wel vermeld in Bertrand, op. cit. 2000, p. 371 en nota 381 bis.
- Over het leven in Amersfoort en randgemeenten Zeist en Soesterberg cfr “Amersfoort zoals het was”, Deel 4 De eerste wereldoorlog. Amersfoort 1999.
- Voor W.O. I, oud-directeur van de “Université du Travail” te Charleroi en directeur van het instituut “Enseignement technique des Beaux-Arts'' te Brussel.
- Vrij België, 14 januari 1916. De gemeente Amersfoort geeft toestemming tot oprichting van de dorpen, zijnde een geschenk van het “Belgian Repatriation Fund” en van “The Society of Friends”.
- Financiële steun van de stad Brussel en Industrieel Solvay.
- Lode Wills, Frans Van Cauwelaert en de barst van België, Antwerpen 2001, p. 133.
- Vrij België, 21 april 1916, vermeldt het bezoek van Van Cauwelaert op 4 april, gevolgd door het bezoek van minister P. Pouillet.
- Brieven van Dr. De Beir aan Van Cauwelaert, Antwerpen, AMCV, archief Van Cauwelaert, Antwerpen (vriendelijke mededeling van Prof. L. Wills).
- De Laere, Brugse Beeldende Kunstenaars omstreeks de eeuwwisseling, Brugge 1992, deel 2, p. 131-138. Na W.O. II was Leo Poppe antiquair in de St.-Jorisstraat te Brugge. Hij was een goede amateurschilder en maakte ook achterglas-schilderijen in de stijl van Floris Jespers.
- Na W.O. I kwam er nog een tekening bij door Floris Jespers. Dr. De Beir werd door zijn intimi “Pallieter” genoemd.
- Vrij België, 14 juli 1916, aankondiging van de tentoonstelling.
- Vrij België, 26 juli 1918.
- A. Venema, De ballingen, F. van den Berghe, G. De Smet en R. Wouters in Nederland, Baarn, 1979, p. 76-81.
- Fr. Gos kende goed de Vlaamse expressionisten, had deelgenomen aan de groep Sélection van bij het begin (1920-1921), was samen met Dr. De Beir bij Permeke geweest. F. Jespers was bij hem in Genève in 1931. In Zwitserland bekend voor zijn berglandschappen.
- Marcel Smets, Huib Hoste, voorvechter van een vernieuwde architectuur Brussel 1972. Smets vermeldt niet de vele bijdragen van Hoste in Vrij België.
- Mevrouw L. Mattelaer-De Beir (°1911) herinnerde zich op latere leeftijd nog levendig de fietstocht met de familie Hoste en het bijzondere huis.
- van 't Hoff introduceert Hoste bij T. Van Doesburg. Hoste publiceert in “De Stijl”, jg. 1, 1918, nr. 8, p. 85-87: “De roeping der moderne architectuur”. Omdat Hoste een artikel had geschreven over sierlijke kunst en vooral omdat hij katholiek was, werd Hoste buiten de Beweging gezet. Daarop beslist P. Mondriaan geen architecten meer in de beweging op te nemen.
- Initiatiefnemer: A. De Ridder; secretaris en correspondent met Belgische kunstenaars in Groot- Brittannië, L. Van der Swaelmen; leden: G. Desmet. F. Van den Berghe, H. Hoste, J. Vermeire en vele anderen.
- M. Smets, ibid., p. 15. Het is geen uitgemaakte zaak of O. Buysse of Dr. De Beir op het idee kwamen. In elk geval was een fiat van de Belgische overheid noodzakelijk en Dr. De Beir had goede contacten met F. Van Cauwelaert.
- Brief F. Gos aan Dr. De Beir, 5 december 1931 met herinnering aan dit bezoek.
- Vrij België, 20 oktober 1916.
- Het schilderij van G. De Smet was eind 1919 nog niet voltooid tot groot ongenoegen van O. Buysse en Dr. De Beir (P. Boyens, Catalogus Retrospectieve G. De Smet, Oostende 1989, p. 23 en nota 112 en 113). Waarschijnlijk is die wrijving de reden waarom Dr. De Beir tijdens zijn expressionistische periode geen contact zocht met G. De Smet. Na W.O. I wilde een groep politici onder leiding van Nothomb de teruggave van Zeeuws-Vlaanderen en Nederlands Limburg tegen de zin van de grootmachten.
- L. Wills, ibid., p. 284.
- Brieven van Dr. De Beir aan Van Cauwelaert, 9 februari en 14 maart 1919, AMCV, dossier Van Cauwelaert.