KORTE VERSLAGEN
1. Knokke, 11 december 1966
Wij waren te gast in het St-Bernardusinstituut. Daar heeft onze Voorzitter dhr. Rene De Keyser voor een 50 tal aanwezigen, medegedeeld de stand van zijn onderzoek naar de vroegere en de hedendaagse bebossing binnen ons werkterrein.
De bebossing vroeger, zowel als nu, is altijd van overwegend belang, zowel wat betreft het uitzicht als voor de ekonomie van de streek. In feite kwam tot voor een paar eeuwen alleen loofhout voor. Een vroege vermelding van naaldhout, zijn de 7 sparren op het kerkhof te Oostkerke geplant omstreeks 1770. Onder het loofhout kwamen voor: opgaande wilgen, knotwilgen, abelen, eiken, essen en olmen. Talrijke boomgaarden, dikwijls aangeduid met een eigen naam, en omringd door doornhagen, leverden inlands fruit: appelen, peren, pruimen, noten en zelfs kersen; ook druiven en moerbeziën. Echte bossen kwamen meer voor in de streek van Moerkerke.
De bebossing was dicht vóór 1485/90. Daarna volgde een achteruitgang , weer gevolgd door een toeneming tot omstreeks 1584. Tengevolge van overstromingen kende de bebossing dan een grote achteruitgang die de plaatselijke kwekerijen van onze houtgewassen deed ontstaan, zoals deze van de Heer van Oostkerke, die bestond van 1627 tot 1675.
Spreker deelde ons mede wat hij gevonden had betreffende alleenstaande bomen, predikbomen of verletbomen, kerkhofbeplantingen en boomgaarden.
De door de Duitsers in 1944 teweeggebrachte overstromingen hebben zeer veel schade berokkend aan de bebossing, maar sedertdien werd reeds veel hersteld, voornamelijk door het aanplanten van populieren. De nu bestaande bebossing werd ingedeeld in bossen, omheiningsbeplantingen, dreven, straatbeplanting van Staat, Provincie, Gemeente of Wateringen. Verder werden nog vrijheidsbomen, eeuw- of eeuwfeestbomen, schaduwbomen, paarsgewijze bomen bij ingangen, en het bijzonder gebruik van linden rond kerken, kerkhoven, vóór woningen, rond publieke pompen en pleinen of kapellen, vermeld.
Hierop volgden enkele gegevens nopens vroegere wetgeving betreffende bomen en bossen, over het gebruik van de voornaamste houtsoorten, over houtgewassen in verband met de vroegere geneeskunde, en hoe men vroeger houtgewassen voortkweekte. Tot slot een stukje folklore in de vorm van een lijstje van herbergnamen in verband met bomen en planten; een kort verslag over een meiboomplanting, een vermelding van de kerstbomen en de straatversieringen, alsook over het gebruik van houtgewassen bij feestelijkheden.
Voor wat planten en tuinen betreft, verwijzen de gegevens voornamelijk naar de kastelen, kloosters en buitenverblijven. Gegevens betreffende groentegewassen zijn schaars. Een eerste vermelding in 1569, en slechts een eeuw later vinden we op Oostkerke het bewijs dat de inwoners porei, kolen, bonen en aspergen kweekten.
De heer Voorzitter dankt langs deze weg allen die zo bereidwillig waren hem aanvullende inlichtingen te bezorgen of die er hem nog kunnen bezorgen.
__________________________________
2. Knokke, 29 januari 1967
Dr. Jos De Smet kwam ons vergasten op een smakelijke voordracht: "Westvlaamse Soldaten in de legers van Napoleon I". Uit talrijke brieven die onze jongens naar huis schreven, en die bewaard gebleven zijn op het Rijksarchief te Brugge, heeft Dr. De Smet een hele boel details gehaald die ons iets leren over hun belevenissen als soldaat van het Franse Keizerrijk.
In hun eenvoudige maar zeer direkte en schilderachtige taal, weten die jonge mannen - alleen volksjongens werden soldaat; de anderen kochten een "remplacant" - weten zij te vertellen over de landen waar zij doorheen trekken: de eindeloze vlakten van Frankrijk, de hoge besneeuwde Alpen, het onherbergzame Spanje, het verre Amerika. Zij vertellen over de mensen, over de taal, over kledij en gewoonten, en over hun eigen lastige dienst. Hoe zij in bovenmenselijke ellende en in bittere koude dagen en weken moeten marsjeren. Hoe zij velen zien sterven van ziekte en ontbering - goddank ik ben er nog door gekomen, maar ik geloofde nooit dat ik dat zou uitstaan - en hoe velen van hun Vlaamse makkers sneuvelen. Anderen vertellen wat soort uniform zij dragen - en wij hebben elk een schoon peerd - hoe zij steden hebben ingenomen, ... hoe zij mensen moeten vermoorden.
En allen verlangen naar Vlaanderen - reeds twee jaar zonder nieuws ! - naar hun dorp, naar thuis.
Ik zei dat het een smakelijke voordracht was; maar achter de sappige vormen, stak een inhoud vol diepe tragiek.
___________________________________
3. Knokke, 2 april 1967
Broeder Filip hield een fel gesmaakte voordracht over de statuten en gebruiken van de Schuttersgilden. - Er was veel volk. -
Als voornaamste bronnen gebruikte spreker het "Gulden Boek" van de St Sebastiaansgilde van Knokke met de statuten van 1648; en het gildeboek van de nu verdwenen schuttersgilde van Zuienkerke, die een afschrift dd. 1700 bevat van de statuten uit de jaren 1480 en 1515 van deze gilde.
In zijn betoog behandelde hij achtereenvolgens het toetreden tot de gilde, de plichten en rechten van de gildebroeders en de evolutie die dit alles meemaakte in de volgende jaren tot omstreeks 1870. Uit het verre verleden van deze oude en toch nog bestaande ontspanningsgelegenheden werden tal van "costuymen ende reglementen" naar voren gebracht, die thans in het verenigingsleven nagenoeg onbekend zijn: zoals het ongekunsteld samengaan van godsdienstbeoefening en ontspanning, dat als één geheel samengestrengeld was. Welke vereniging bv. zal thans bij het aanvaarden van een nieuw lid spreken over de mogelijke schikkingen die moeten genomen worden bij diens overlijden?
De ontwikkeling van het schieten zelf, nl. het schieten naar levende vogels, naar doelen, op een molen e.d. werd aangehaald en aan de hand van verschillende teksten bewezen. De inmenging van de burgerlijke overheid in het ontspanningsleven, de gedragingen van de leden, de boeten en straffen die de gilde toepaste, werden eveneens met konkrete feiten aangeduid. Een lans werd gebroken voor het behoud van de vele gildeschatten die thans meestal in privaat bezit zijn en dreigen verloren te gaan.
Na het sappig beschrijven van schutters- en gildefeesten, werd het meestal samengaande "Ganzeknuppelen" voor de vrouwen, even uit de doekjes gedaan.
Herhaalde malen werden in deze lezing de andere St-Sebastiaansgilden van de gemeenten van onze Kring aangehaald, wat zeker de aandacht van het publiek gaande hield.
Meerdere Bestuursleden van de St-Sebastiaansgilde van Knokke waren aan wezig. Deze gilde had voor de gelegenheid het mooiste en oudste uit haar bezit ter beschikking gesteld van de zeer interessante tentoonstelling die terzelfdertijd aan iedereen de kans gaf de “breuken” (1) en andere schutters-voorwerpen eens van nabij te bewonderen. We denken aan de prachtige “schakels” van Lissewege, Knokke en Westkapelle. Het meer vrouwelijke ganzeknuppelen was even goed vertegenwoordigd. Deze tentoonstelling was een geslaegde illustratie voor wat we binnen kort hopen te publiceren in "Rond de Poldertorens"
Ch. H.
Nota’s :
- [Breuk = een sieraad bestaande uit een zilveren ketting waaraan de zilveren gedenkplaatjes ( schakels ) van de achtereenvolgende schutterskoningen worden bevestigd en die de aktuele Koning mag dragen op feestelijkheden.]
____________________________________