Het levend Brugge

Germain Vandepitte

‘t Was druk de laatste tijd in het gebuurte waar Heléna Van Dyck, de weduwe van Jacob Verwee woonde. Het was een drukte die opviel daar het cliënteel van haar “penewinckel” onmogelijk zo groot kon zijn, én, als men iets wilde kopen hoefde dat toch geen uren te duren?

Het huishoudelijk en ander werk leed er sterk onder in de straat want, wilde men op de hoogte blijven van het gaan en komen, dan kostte dat heel wat tijd en dat was geen doen voor één persoon alleen. Uit die omstandigheden was er zoiets als een taakverdeling gegroeid.

U kunt niet geloven wat een opspraak en schandaal, wat een verontwaardiging en afschuw dat hele gebeuren de naburen bijbracht. Men had er reeds de eerwaarde heer Raman, de wijkpastoor van in kennis gesteld. Wat men er niet had bijgevoegd was dat men tot op de zolder van het huis van Francois Labaere moest klimmen om het fijne van de zaak te weten, maar dan wist men het ook! Vandaar had men kijk in de achterkamer van het huis van de weduwe en daar speelden zich meestal de feiten af.

Tegen die excessen moest worden opgetreden, dat was een feit. Het belette hen niet halve dagen en nachten door te brengen op die zolder met het gluren door spleten en kieren om toch maar niets te missen van het schouwspel, daar in die achterkamer, om geen glimp daarvan te mislopen. Hoe koud het ook was, de rillingen die hen over de rug liepen waren niet altijd van de koude alleen.

Dan moest tenslotte uitlopen op klachten die de magistratuur niet zo maar kon terzijde schuiven.

Nemen we de verklaringen van:

Getuige Ignatius Baeteman:

Dat het huys van Heléna Van Dycke synde eene penewaardye daghelicx ghefrequenteert wert van aldersande soorte van persoonen soo van getrauwde als onghetrauwede ende dat hetselve befaemt is als een publicq bordeel. Seght ledent 3 à 4 weken van dien cant van den huyse van Labare ghesien thebben dat men binnen het gemelde huys aen tafel bleef tot middernacht als wanneer een deel manspersoonen met die vrauwspersoonen onder elckanderen waren grytpende, tastende ende commiterende andere onghestschoftheden waer over ghebeurs claggten hebben ghedaen aen den heer Raman als pastoor van de wycke te fyne van hier inne te willen voorzien.

Getuige Paulus Syftie:

Seght op eedt waerachtigh te wesen dat nu ledent de 14 dagen salvo justo op de noene voor de deure van den huyse van de wed. Verwee is ghecommen eene man te peerde met syne swepe slaende op de deure en de vrauwe van de huyse voorencommende hebben gehadt groote woorden, ende is alsdan van boven gecommen een jonckfrauwe legen wien de selve man oock groote woorden heeft gemaeckt ende ten diversche stonden miene ghemaeckt van met pistole naer haer te scieten, ende sijn alsdan nog twee andere jonffrauwen van boven gecommen de geene deselve man hebben gepasseert, als wanneer hij sijn peert heeft ghesteld in de’ gouden leeuw, van waert hij is wedergekeert ten huyse van selve weduwe, alwaer hij met de voorseyde jonffrauwe is boven gegaen, ende ontrent de seven heuren savonts heeft ‘s desposantens huysvrauwe vuyt curieusheyt geweest ten huyse van Francois Labarre, alwaer sy met die vanden huyse van den solder hebben gesien dat den voorseyden persoon met de voorseyde jouffauwe op de achtercamer waren kermissende, tgonne syne huysvrauwe thuys commende heeft verteld, waerop hy ooick ontrent de acht heuren is derwaerts gegaen ende tselve heeft gesien.

Getuige Francois La Baere was heel wat precieser in zijn getuigenis:

Segt op eedt waerachtigh te wesen dat hij ledent drie à vier weken heeft ghesien alswanneer hij deposant was in het upperste van syn huys dat sekere manspersoonen vleeschelick was bekennende eene ghetrauwde vrauwspersoone in het huys van de weduwe, in haere achtercamer.

De voorseyde vrauwspersoone haer settende schardelynghe op den sleven mansperoone te dien effedcte haeren verdugadyn op heffende en haer twee â driemaal versettende bouven den selven manspersoon. Seght dat dit faict vooren ghevallen is op den ghepasseerden aldersielendagh ten 4 uren naermmiddaghs, als wanneer de fenteelen van de glaseveinsters by wat middel hij deposant alleseins ghemakeckelick heeft connen sien ende wel jnstant hij oock met luyder stemme gheropen heeft... sy naer van elckanderen niet en hebben ghescheeden maer alleenellck eenighen tydt daer naer op het clappen ofte advertentie soals deposant presumeert, van de vrauwe van den huyse.

Nu François A had gezegd moest hij ook B zeggen. Hoe wist hij dat het een getrouwde vrouw betrof?

Die vrouw had hij vroeger gekend en weten wonen in Oudenburg. Ze was trouwens de vrouw van de persoon in het zwart gekleed die hij, getuige, hier op heden uit het college had zien komen. Het was een “vrimdelynck” die een bruine “kazakke” droeg met gouden knoopsgaten, groot van postuur, met een blonde pruik op het hoofd.

De heren schepenen drongen niet verder aan. Mochten ze misschien uitzien naar een collega?

Daarop werd de beklaagde Heléna Van Dycke voor geroepen. Waarom ze in het gevang werd opgesloten, was haar onbekend. Er werd haar gezegd omdat ze een bordeel hield. In alle eenvoud verklaarde Heléna niet te weten wat een bordeel was.

Ter verduidelijking werd haar dan gezegd dat ze in haar huis logies gaf en dat er zich daar dikwijls ongelijke personen bevonden. Ze was gewoon om een bed te verstrekken aan diegenen die er om vroegen.

Was er op Allerzielen bij haar thuis niet een vrouw geweest van Nieuwpoort?

De vrouw komt over en weer en logeerde bij haar met toestemming van zijne “hoogweerdigheid”. Of ze juist op die dag geweest was, kon ze niet meer zeggen.

Was er op die dag een heer alleen bij haar geweest, in het bruin gekleed en met gouden knoopsgaten in zijn kazak en of ze onder hen tweeën niet geweest waren in een kamer in het huis? (met een ander vrouwspersoon)

Neen dat kon niet want zijzelf was altijd present geweest als er iemand bij die vrouw was.

In confrontatie tussen Helena en Labaere bevestigde deze laatste dat hij wel degelijk had gezien dat de vrouw op het lijf van de heer was gaan zitten terwijl deze op een stoel zat. Daarna was Helena zelf binnen de kamer gekomen met een fles wijn in de hand.

In “college” werd Heléna veroordeeld tot acht dagen op water en brood, kreeg een scherp vermaan en het bevel in het vervolg eerlijk huis te houden met bedreiging van lichamelijke straffen

Brugge, 13 december 1731

Bron:

Rab. Br. Vr. reg. 17014f 194 r°-196 v

Voetnoten:

  1. Penewinckel: penwarye, penewardye
  2. miene gemaeckt : gebaren

Het levend Brugge

Germain Vandepitte

Rond de Poldertorens
1998
04
126-128
Mado Pauwels
2023-06-19 14:44:32