Storm over het Noorden - Deel 2

Karel Aernoudts

Vervolg van: Storm over het Noorden - Deel 1

zondag 1 oktober 1944

‘s Voormiddag enkele regenvlagen, maar ‘s namiddag beter. Prachtige maanavond. Geen nieuws van het “gewestelijk front”.

maandag 2 oktober 1944

Aller prachtigst oktoberweer. Geen oorlogsbedrijvigheid te bespeuren. ‘s Namiddag appels trekken in de boomgaard, waar vijftig centimeter water staat. Zwaar werk om de ladder te verzetten die in de drassige bodem wegzakt.

We komen in het bezit van een flinke roeiboot (zes man), geleend van een comité te Knokke. Dit bootje wordt weldra ons beste (en enige) verkeersmiddel om allerlei boodschappen te doen en om vader toe te laten zijn ziekenbezoek te doen naar overstroomde huizen.

dinsdag 3 oktober 1944

Overtrokken en koud. Ook regenvlagen. ‘s Namiddag beter. De appelpluk wordt zo goed en zo kwaad als dat gaat, verder gezet.

woensdag 4 oktober 1944

Mooie herfstdag. ‘s Avonds kwart voor zes: een aanval van jachtvliegtuigen op Oostkerke in dezelfde trant als verleden week op Westkapelle. Ik ben toeschouwer vanuit het zoldervenster.

donderdag 5 oktober 1944

Prachtig weder, maar veel wind. Een aangename vaststelling: het water is voor het eerst iets gezakt, nl. twee centimeter. ‘s Namiddag vier uur veel jachtvliegtuigen die mitrailleren rond de wijk Schapenbrugge, Hazegras en gemeente Retranchement. Dit duurt geruime tijd.

Geruchten over een aanstaand geallieerd offensief tegen “onze linies”.

vrijdag 6 oktober 1944

Prachtig weder, maar veel wind.

‘s Nachts om half vier begint een geweldige beschieting, een echt trommelvuur langs het Leopoldkanaal, richting Moerkerke en nog meer oostelijk. We staan er voor op en gaan naar de zolder. In de verte flitst het onheilspellend. De grond davert. Dit duurt zo tot acht uur ‘s morgens. Daarna kunnen we tot hier mitrailleer- vuur horen. Is de grote aanval ingezet?

In de loop van de dag horen we dat Lapscheure en vooral Sluis zwaar door artillerie getroffen werden.

‘s Namiddag talrijke vliegaanvallen op de plaatsen die ook gisteren aangevallen werden. Vanaf de middag wordt het artillerievuur in alle hevigheid hernomen. Gelukkig steeds in de verte.

zaterdag 7 oktober 1944

Zeer prachtige herfstdag. Nog enkele mensen in de omgeving verlaten hun huizen. In de lucht is er gans de dag grote vliegactiviteit.

De hofstede van Bienstman, gelegen op korte afstand van het “Lager” wordt volledig vernield. De boer zelf wordt getroffen door kogels en sterft korte tijd later. Het is thans algemeen geweten: de geallieerden hebben het Leopoldkanaal overgestoken tussen Moerkerke en Maldegem en maken vorderingen in de richting van Ede en Aardenburg.

zondag 8 oktober 1944

Schoon weder. De geallieerden zouden reeds ongeveer vijftienduizend man over het Leopoldkanaal hebben.

Vandaag bezoek ik met een vriend Sluis. Er is aldaar reeds veel schade door artillerievuur. Bijna niemand op straat te zien. De weinige mensen die we tegen komen geven ons de raad hier niet lang te blijven gezien het gevaar van beschieting. Nu en dan hoort men artilleriegeroffel in de verte en de Sluizenaars breken dan plots het gesprek af; werpen zich plat op de grond of vluchten in een deuropening.

In de Hoogstraat is een school, waarvan de deur wijd open staat. Op een bank ligt een Duitse soldaat uitgestrekt. Hij is dood! Het is de enige Duitser die we vandaag gezien hebben.

Dit is belangrijk, want enkele dagen later bombarderen de Engelsen de stad Sluis onder voorwendsel dat er veel soldaten gelegerd zijn. Die Duitser ligt daar, nog volledig gekleed en met zijn laarzen aan. En niemand die er zich schijnt om te bekommeren.

De weinige bewoners die we tegen komen, gaan vlug over straat, zich zo dicht mogelijk bij de gevels voort bewegend. Ze kijken schichtig op, praten vlug en houden voortdurend de geluiden in de verte in de gaten.

In de late namiddag komen we weer in Westkapelle. Daar horen we dat de jachtvliegtuigen het Hazegras hebben aangevallen en grote schade veroorzaakt op de hofsteden van Van de Pitte en Lanckriet.

maandag 9 oktober 1944

Schoon weer. De geallieerden geland over de Braakman, in de rug der Duitsers dus, namelijk bij Biervliet en Hoofdplaat.

Het peil van het water dat weer wat gestegen was, daalt vandaag drie centimeter. In de verte voortdurend gedonder van de artillerie.

Ook de vliegers zeer bedrijvig.

dinsdag 10 oktober 1944

Nog onder de indruk van de beschieting van Sluis en de toestand aldaar zoals eergisteren waargenomen, besluiten we op het gelijkvloers een “bunker” te bouwen. Bij de beschieting van de dorpskom zouden we op de eerste verdieping groter gevaar lopen dan beneden. In de kelder kunnen we natuurlijk niet en op het gelijkvloers staat maar één centimeter water meer. In onze woonkamer bouwen we met grote blokken geperst stro (zgn. ballots = baal) een schuilplaats. Het dak ervan wordt gemaakt met passerelles, daarop dikke eikenhouten deuren en matrassen.

Een nauwe opening wordt vrijgehouden, afgeschermd met een dubbel gevouwen dik gecapitonneerde deken. In onze schuilplaats is plaats voor ongeveer 8 personen. We hopen hem nooit nodig te hebben of hoogstens om er slechts enkele uren in te moeten schuilen. We beseffen niet dat we er weldra met twaalf personen gedurende vele dagen onafgebroken zullen moeten in schuilen. We werken er gans de dag aan.

‘s Nachts zijn de eerste obussen op ons dorp gevallen, vooral rond het “Lager”, de Sluisstraat en Natielaan. Enige huizen lopen min of meer zware schade op.

woensdag 11 oktober 1944

De dag zet in met mooi weer, maar ‘s namiddag steekt een wind op, het wordt overtrokken en killig. We verbeteren onze schuilplaats, maar wonen nog steeds boven. Gans de dag rommelt de artillerie, gelukkig blijft ons dorp gespaard.

In de vroege voormiddag reeds komen er erge en alarmerende berichten over Sluis. Het stadje staat bloot aan een ongenadige en onafgebroken vliegtuigaanval. Vanuit het zoldervenster zien we met het blote oog talrijke vliegtuigen, jachtvliegtuigen, maar vooral tweemotorige jacht bommenwerpers (“Mosquito’s”) op het stadje neerduiken.

Er wordt gemitrailleerd en gebombardeerd gedurende vele uren. Omstreeks twaalf uur verdwijnt het middeleeuwse belfort van het stadhuis. We kunnen om zo te zeggen het gebouw zien instorten, want het zicht is uitermate klaar. ‘s Namiddag breken talrijke grote branden uit en dikke vuile rookpluimen stijgen uit de gemartelde stad op. En de vliegtuigen zetten onafgebroken hun sinister vernielingswerk voort.

Wat een hel moet het in Sluis zijn, waar we zovele familieleden en zoveel goede kennissen hebben wonen. Hoe zijn we vandaag met onze gedachten bij het stadje waaraan we door zoveel herinneringen zijn verbonden!

En nog een ander luguber feit van de dag: ‘s middags passeert door de Dorpsstraat voor ons huis een rij Duitse karren met dode en gekwetste soldaten. Er ligt een zeil over de lichamen maar hun voeten komen er onderuit en bloed sijpelt uit de karren in het water. Ze komen uit de richting Brugge en slaan richting Knokke in.

‘s Namiddag wordt vader, geneesheer, afgehaald door een jongen uit Oostkerke om burgerlijke gekwetsten aldaar te verzorgen. Het vervoer gaat met een Duitse legerkar gemend ... door een Duitse soldaat. De jongen zwaait voortdurend met een zelfgemaakte vlag van het Rode Kruis. Geen overbodige zorg, want een jachtvliegtuig scheert herhaaldelijk laag over, maar valt gelukkig niet aan.

Bij zijn terugkeer vertelt vader van de grote schade aan dit sympathieke polderdorpje.

En zo breekt langzamerhand de verschrikkelijke avond aan, de avond waarop we voor het eerst de gruwel van de oorlog van zo nabij gewaar worden. Hoe later het wordt, hoe gruwelijker de brand van Sluis zich aan ons vertoont. Het wordt vannacht eigenlijk niet donker. Het is bewolkt geworden en de hemel wordt met een felle rossige gloed gekleurd. Het is zo klaar dat men om middernacht een boek zou kunnen lezen in de Dorpsstraat van Westkapelle op zes kilometer van de vuurhaard!

Uit het zoldervenster staren we verschrikt naar Sluis waar over de ganse breedte reusachtige vlammen omhoog laaien. Een enorm aantal gensters dwarrelen eerst omhoog om zich vervolgens horizontaal uit te spreiden en de hemel nog onwezenlijker te kleuren.

donderdag 12 oktober 1944

‘s Morgens vroeg om halfzes begeef ik mij gans alleen te voet naar Sluis. Vader is ongerust over zijn broer Alfons (aldaar burgemeester) en de talrijke andere familieleden.

Weldra bereik ik St. Anna-ter-Muiden, maar wordt aldaar enige tijd belet verder te gaan. Een jachtvliegtuig scheert rakelings over de weg en mitrailleert. Ik werp mij vlug in een “eenmans-put”, zoals er de laatste tijd talrijke door de Duitsers gedolven werden langs de wegen.

Met mijn hoofd juist boven de rand staar ik naar het brandende Sluis voor mij. Ik schuil daar een kwartier en sluip dan verder, min of meer gedekt door de bomen langs de weg. Dan bereik ik eindelijk de stoffelijke resten van wat eens Sluis was. Alle huizen, maar dan ook werkelijk alle huizen zijn vernield langs de Kaai, Kapellestraat, Meerminstraat, Markt en omgeving. Het is zo erg dat zelfs de ligging van de straten volledig verdwenen is.

Voortdurend moet ik over ingestorte muren klauteren, brandende puinhopen vermijden. Het stadje lijkt mij werkelijk van de aardbodem weggevaagd. Hier en daar liggen lijken van dieren. Andere dieren, gekwetst en achtergelaten, ploeteren door het puin en loeien angstaanjagend. Ik tracht de plaatsen te bereiken waar woningen hebben gestaan van familieleden. Er is niemand te vinden. Nu en dan vliegen brandende planken en houten goten in het ronde. Een dak stort met groot gedruis neer en een brandende balk valt bijna op mijn voeten.

Ik dwaal een uur in Sluis rond en kom slechts een drietal mensen tegen. Ik bied mijn hulp aan, aan iemand die probeert met een stootkar iets in veiligheid te brengen, maar hij schijnt mij niet te verstaan en staart mij wezenloos aan. Tenslotte kom ik toch iemand tegen die mij wat nieuws kan vertellen: twee ganse gezinnen van mijn familie zijn gevlucht gisterenavond, na het stopzetten der bombardementen, naar de hofstede van De Keyzer op het grondgebied Westkapelle. Er zouden honderden vluchtelingen op die hofstede en omliggende hoeven zitten.

Bij mijn terugkeer vind ik inderdaad mijn familieleden. Zij vertellen over de tragische gebeurtenissen van gisteren. Opvallend is dat iedereen gist naar de reden van het bombardement, maar er is er werkelijk geen! Er zijn talrijke brandbommen uitgeworpen, maar wat vooral erg is, de jachtvliegtuigen zouden herhaaldelijk vluchtende burgers beschoten hebben, in de straten van Sluis. Er wordt gesproken van honderd doden (op een bevolking van twee duizend vijf honderd, waarvan slechts de helft wonend in de getroffen stadskern).

‘s Namiddag ben ik weer thuis en werk verder aan onze schuilplaats. Iets later breekt een kort artillerievuur uit op het dorp. Er is nu nog veel volk op straat, maar iedereen vlucht vlug binnen. Gelukkig geen slachtoffers.

‘s Avonds is de brand van Sluis nog zeer goed merkbaar. Hier in Westkapelle kunnen wij nog steeds boven slapen in een bed, maar de ouders verkiezen toch reeds beneden te blijven in onze bunker. Een paar granaten gieren ‘s nachts over Westkapelle.

vrijdag 13 oktober 1944

Verder nieuws over Sluis: ook de pastoor behoort tot de slachtoffers. Zoals talrijke Sluizenaars was hij naar de wallen gevlucht om aan de brand te ontsnappen. Bij het standbeeld van Van Daele is hij toch getroffen en uitgebloed.

Het weder is ‘s voormiddag goed maar daarna betrekt het en begint het weer te regenen.

De geallieerden nemen Biervliet in en naderen Breskens. Voortdurend artillerie te horen.

zaterdag 14 oktober 1944

Tamelijk mooi weder, maar veel wind. Broer Maarten gaat naar Sluis en vandaar nog verder tot de wijk Bewester-Ede (halfweg Sluis en Aardenburg). De twee broers van vader die aldaar boeren, zijn in goede gezondheid maar verlaten hun hofsteden niet meer. Van Aardenburg, nog geen kilometer verder, geen nieuws, maar de toestand is er toch niet zo dramatisch als in Sluis. De schade is aldaar vooral door artillerie veroorzaakt, dus niet door vliegtuigen.

Vandaag zie ik een getuige van de eerste Canadese aanval over het Leopoldkanaal aan ‘t Molentje-Moerkerke, ni. Ernest Provoost. Ook bezoek van oom Alfons, burgemeester van Sluis. Hij vertelt talrijke details over het bombardement van elf oktober.

zondag 15 oktober 1944

Overtrokken koud weder. Ook regenvlagen vanaf ‘s middags. In opdracht Weerstand: kaart Leopoldvaart met de hoger gelegen hoeven met hun vermoedelijke bezetting opgemaakt.

‘s Avonds verhevigt het artillerievuur. Om negen uur ontploffen twee granaten dicht bij ons huis. Allen vluchten we dadelijk naar onze schuilkelder, maar na twaalf uur treedt weer rust in.

maandag 16 oktober 1944

Regen en koud. Artillerie bedrijvigheid. Gisteren derde oorlogsslachtoffer van Westkapelle: mevr. Loeys (Schapenbrug).

dinsdag 17 oktober 1944

‘s Voormiddag schoon weder maar ‘s namiddag veel wind en grote regenvlagen. Op de middag kleine vliegaanval op Westkapelle: bij de kerk wordt een Duitse wagen aangevallen. De twee paarden worden dood gemitrailleerd, maar de soldaten ontsnappen op het nippertje.

woensdag 18 oktober 1944

‘s Voormiddag schoon weder, maar ‘s namiddag regen en veel wind. Gans de dag veel jachtvliegtuigen die patrouilleren en nu en dan duiken en schieten op voor ons verborgen doelwitten.

Het water sedert enige dagen weer gestegen. Het bereikt tien centimeter in onze bunker!

donderdag 19 oktober 1944

Veel wind en voortdurend regenvlagen. Deze nacht weer granaten gevallen, o.m. in de keuken van De Leyn (bij de kerk). De schrik stijgt.

De beschieting is weliswaar niet zo gevaarlijk op zich zelf als we maar behoorlijke schuilplaatsen hadden. Het is echter die overstroming die alles zo vreselijk maakt. Bovendien is het waterpeil nogmaals gestegen.

Ellendig trage vooruitgang der geallieerden in Zeeuws-Vlaanderen. Breskens is nu gevallen. Vijftien km. in tien dagen. Het is om hopeloos te worden.

vrijdag 20 oktober 1944

Overtrokken en koud weder. ’s Namiddag regen. Geweldig gebrek aan brood. De voedselvoorziening geraakt overal in de knel. Door de voortdurende luchtaanvallen is ieder transport volledig weggevallen. Er wordt niet meer gebakken.

‘s Nachts werd er weer geschoten. De woningen van Seurynck en van Kerckhof volledig vernield. Treffers ook bij Van de Bossche e.a.

Vooruitgang der geallieerden: ze veroveren de gemeenten Aardenburg, Middelburg, Schoondijke en IJzendijke. Vliegtuigen mitrailleren in het centrum van het dorp (café Central).

‘s Avonds acht uur begint een actieve beschieting van onze gemeente. We vluchten onze bunker binnen, want het regent bijna obussen. Wat later vlucht ook onze gebuur, dhr. Leterme binnen. We hopen dat het slechts voor enkele uren zal zijn, maar het bombardement houdt niet op. Ineengekrompen, in een zeer moeilijke houding en met onze voeten in het water blijven we zo gans de nacht zitten: twaalf personen in een ruimte die slechts één op drie meter meet.

zaterdag 21 oktober 1944

Stijf van een ganse nacht ineengekrompen te zitten, kunnen we eindelijk bij dageraad uit onze bunker komen. Onze vrienden, de geallieerde artilleristen zijn gaan slapen of gaan eten. In elk geval, de beschieting houdt plots op. We begeven ons naar buiten om de schade op te nemen: ons huis en alle huizen uit de omgeving zijn beschadigd, vooral de huizen van Dobbelaere, Martelaere en Flor. Van Maldeghem. Bij ons bijna alle ruiten stuk door de luchtdruk en meerdere grote gaten in het dak.

‘s Voormiddag prachtig weder. Geen artillerie. We kunnen vier broden halen bij een particulier. Rampzalige dag echter voor onze gemeente, want in de namiddag herneemt plots de beschieting. Een der obussen valt tussen een groepje mensen dat stond te spreken in de Dorpsstraat (kruispunt Knokkestraat en Sluisstraat) en richt er een waar bloedbad aan: zijn op slag dood: Herman Dumez, Raymond Groosman en een geëvacueerde vrouw. Zijn zwaar gekwetst: Adhemar Van Hoornweder, René Lierman en twee vrouwen. Ze worden naar het hospitaal van Knokke overgebracht, waar een dag later A. Van Hoomweder ook overlijdt.

Deze catastrofe verwekt een soort paniek in Westkapelle; vanaf heden waagt praktisch niemand zich meer op straat, tenzij voor zo kort mogelijk en voor het hoogst noodzakelijke. Nog enkele bewoners vluchten naar Knokke. Nu en dan wordt ‘s namiddag geschoten, maar vanaf negen uur ‘s avonds wordt de beschieting weer actief en ononderbroken hernomen.

Vandaag is Lapscheure veroverd, een patrouille soldaten zou bovendien in Oostkerke de twee vaarten overgestoken zijn.

zondag 22 oktober 1944

Overtrokken weer. Gans de nacht in onze bunker moeten doorbrengen. De inslagen waren deze nacht gelukkig wat verder van ons huis, namelijk het postgebouw en de huizen rond de kerk. ‘s Namiddag eten we al staande op vijf meter van onze bunker.

Plots een geweldige beschieting in onze onmiddellijke omgeving. We laten alles vallen en vluchten onze bunker in. Voltreffers bij beenhouwer Firmin Bil. Hij is gekwetst, zijn tweede kindje op slag gedood. Ook Leopold Desmidt gekwetst.

Een voorpost van de geallieerden gemeld tot bij Sluis. ‘s Avonds tien uur wordt de beschieting pas voorgoed weer ingezet. Gans de nacht gehurkt in de bunker doorgebracht.

maandag 23 oktober 1944

We voelen thans dat we in de vuurlinie liggen! Westkapelle aan het front.?

‘s Nachts om twaalf uur en om één uur soort trommelvuur telkens tien minuten. Een granaat slaat in onze voorgevel en ontploft daar. Een dikke walm van stof, buskruit en kalk dringt in onze bunker binnen en doet ons hoesten.

‘s Morgens zien we dat ook onze roeiboot welke gemeerd lag voor ons huis een voltreffer heeft opgelopen en gezonken is.

Vandaag zilveren bruiloft van vader en moeder. Het zou een feest moeten zijn en we proberen er inderdaad een feestelijk tintje aan te geven. Met een beetje ironie nemen we de schade op aan ons huis.

“Een geschenkje van onze neef Joe Calon” die in het Canadees leger strijdt en misschien wel bij de artillerie dient die ons bestookt, opperen we met en zekere galgenhumor.

Grote delen van de dag brengen we door in de bunker. Inslagen van artillerie o.m. voor het altaar van St. Niklaas in de kerk. Vliegbedrijvigheid.

Waterpeil twee centimeter gezakt.

dinsdag 24 oktober 1944

Tamelijk rustige nacht, alhoewel toch granaatinslag in het huis van Theerens op honderdvijftig meter van ons huis. Al onze geburen in een straal van honderdvijftig meter reeds gevlucht.

De Duitsers slaan de geallieerden acht kilometer terug in Zeeuws-Vlaanderen en zouden hierbij Breskens heroverd hebben. Toch wordt hun aanwezigheid gesignaleerd aan de rand van Sluis.

In elk geval vandaag zagen de Duitsers een ganse reeks bomen om langs de weg naar Sluis en doen bovendien de weg springen op een bepaalde plaats, wat er toch op wijst dat de geallieerden vlakbij staan.

woensdag 25 oktober 1944

Tamelijk mooi weder. Nu en dan obussen op het dorp, maar ook perioden van kalmte. ‘s Avonds ontploffen plots vier granaten bij ons huis, de overstroming (vijftig centimeter voor ons huis) breekt gelukkig grotendeels de luchtdruk en de kracht der ontploffing. Toch vliegen de scherven tegen de gevel en vliegt zelfs een grote granaatsplinter door de gevel binnen tot voor onze voeten. Bijna op onze boterham!

Vandaag in Westkapelle weer drie doden: een kar is op een landmijn gereden. Een kind van mevr. Daschot is dood en twee vluchtelingen.

De geallieerden trappelen ter plaatse.

De nood stijgt. Geen broden te krijgen. We voeden ons met de appels die we geplukt hebben twee weken geleden.

donderdag 26 oktober 1944

Nogal schoon weder, maar mistig.

‘s Nachts ontploft vlakbij een granaat. veel schade aan de achterkant van ons huis. Het gezin Leterme (vier personen) dat sedert 20 oktober bij ons gevlucht was, vertrouwt het niet langer en wijkt ook uit naar Knokke.

‘s Namiddag hevige beschieting van het “Lager”.

vrijdag 27 oktober 1944

Tamelijk rustig, alhoewel de nacht in onze bunker doorgebracht (reeds de negende nacht zonder slapen en zonder uit de kleren te komen).

Oostburg bevrijd. (eindelijk!!)

‘s Namiddag regen. Uit de richting Oostkerke en Leopoldvaart veel machinegeweervuur. Aanval?

zaterdag 28 oktober 1944

Prachtig weer maar koud.

‘s Nachts was de artillerie zeer bedrijvig, ook de Duitse, die schoot vanuit de straten van Westkapelle, maar was ‘s morgens volledig verdwenen. Het is trouwens hun tactiek: alle verplaatsingen alleen ‘s nachts en zich tijdens de dag absoluut niet tonen. De kanonnen worden ‘s nachts voortdurend verplaatst.

Mitrailleurvuur uit richting Oostkerke. Artillerievoltreffers bij Louis Bossé, Firmin Dupont enz...

zondag 29 oktober 1944

Mooie morgen maar daarna bewolkt.

Rumoerige nacht. Granaten bij Idalie Celen, Dreypondt, H. Missiaen en op het stadhuis. Veel stoffelijke schade.

Alleen reeds aan het horen van het artillerievuur, kunnen we de opmars der geallieerden volgen richting Cadzand.

Nu en dan jachtbommenwerpers. Ze bombarderen Duitse batterijen in de streek welke voornamelijk opgesteld staan op hoger gelegen hofsteden, maar zich iedere nacht een andere standplaats uitzoeken om te vuren.

maandag 30 oktober 1944

Zeer rumoerige nacht geweest. Granaten vallen in de dorpskom. Mooie dag. In de voormiddag juist toen ik even hout haalde in een bijgebouw, plots beschieting in de onmiddellijke omgeving. Dak van gebuur, landbouwer Snauwaert afgeschoten. Scherven vliegen tot rond mij. Gelukkig niet getroffen. ‘s Namiddag treffers op de maalderij van De Groote. Cadzand en Zuidzande veroverd. Talrijke aanvallen van jachtbommenwerpers.

dinsdag 31 oktober 1944

Zeer rumoerige nacht geweest. Bijna voortdurend ontploffen granaten van allerlei kaliber.

Treffers bij mej. Missiaen, Felix Hongenaert, Van Daele, enz. ‘s Voormiddag komt een Duitse soldaat bij ons op bezoek (hij brengt ons wat eten in opdracht van een landbouwer van Oostkerke, waar hij ingekwartierd is). Van hem vernemen we dat de geallieerden reeds op het Hazegras zitten en de intocht in Westkapelle en Knokke reeds voor de eerste uren is. In elk geval voor morgen.

‘s Nachts werd Knokke ook hevig beschoten, Op Westkapelle wordt deze voormiddag veel geschoten, maar ‘s namiddag is het opvallend rustig. Dit duurt tot tien uur ‘s avonds. Dan herneemt de beschieting weer.

woensdag 1 november 1944

Prachtig weder.

Onrustige nacht geweest. Voltreffers bij D. Ysebaert, Cyriel Dupont en op talrijke huizen langs de baan naar Knokke. De gewezen veldwachter van Westkapelle, dhr. Thiel, die gans de nacht in een soort schuilplaats had doorgebracht, gaat tegen de ochtend wat rusten op een bed. Een granaat ontploft dicht bij het venster, een scherf slaat binnen, treft dhr. Thiel in zijn hoofd en doodt hem praktisch ogenblikkelijk in zijn slaap.

Om elf uur komt dhr. Leterme (die enige dagen bij ons geschuild had) uit Knokke op bezoek; de geallieerden zijn deze morgen Knokke binnengetrokken! Ze zijn momenteel bezig zuiveringsoperaties uit te voeren. Hij zelf heeft met de soldaten gesproken en is dan te voet naar Westkapelle gekomen.

Halfweg Knokke en Westkapelle is echter nog een sterke stelling van de Duitsers, het “Lager”. Eigenaardig dat aan het “Lager” de Duitse soldaten alle burgers van en naar Knokke ongehinderd laten passeren. Verscheidene burgers gaan deze voormiddag dus van de geallieerde zijde naar de Duitse en terug naar de geallieerden.

In Westkapelle zelf zijn nu voor het eerst op klaarlichte dag enige Duitsers te zien, die zich op verdediging schijnen voor te bereiden. In een paar huizen installeren ze zich in de voorkamers en stellen er een machinegeweer op.

‘s Voormiddag wordt praktisch nergens geschoten. Zullen de geallieerden Westkapelle vanuit Knokke benaderen of vanuit Sluis? Het worden spannende ogenblikken voor ons. De oorlog is echter nog niet ten einde, want plots om twee uur een geweldige beschieting ingezet op de dorpskom. Dit duurt een uur. We zijn weer in onze bunker gevlucht en proberen alle geluiden van de ontploffingen te lokaliseren en ook de aard van de geluiden. Geleidelijk wordt het weer kalmer.

Om vier uur twintig stijgt een soort hoerageroep op uit de dorpskom. We komen buiten en zien in de omgeving van de kerk (ongeveer tweehonderd meter van ons huis) een massa volk samentroepen.

De geallieerden zijn er!

Mijn broer Maarten en ik lopen vlug langs de passerelles in de richting van de samenscholing en plots zie ik de eerste soldaten: twee gehelmde en in kaki geklede soldaten richten hun geweer op ons; maar als ze zien dat we burgers zijn, doen ze teken om te naderen.

In totaal zijn er niet meer dan een vijfentwintigtal soldaten in het dorp. Ze zijn allen nat tot boven hun knieën want ze komen door het water uit de richting Sluis. De Westkapellenaren staren naar de. soldaten als naar bovennatuurlijke wezens. De soldaten behoren tot het regiment “Queens own rifle”, zijn in “battle dress”, waarboven een soort lederen vestje zonder mouwen, waarin los voor het grijpen een aantal mus handgranaten. Handen worden gedrukt, maar de soldatengezichten vertonen een soort mengeling van vriendelijkheid en zenuwachtigheid. Een machinegeweer wordt opgesteld in de richting Brugge, bijna vlak op ons huis gericht!

Om zes uur opnieuw gejuich. Er wordt geroepen: de tanks zijn daar. Nu zo erg is het niet; de “tanks” blijken welgeteld één rijtuig te zijn, namelijk een legendarische jeep, waarop een zware mitrailleur en een zendpost met lange antenne. Het voertuig wordt weldra zo omstuwd door burgers dat het bijna niet meer vooruit kan en bijna volledig bedolven is.

We vernemen thans ook het relaas van de laatste gevechten: er werd deze namiddag nog wat gevochten in de wijk Schapenbrug, strijd die nog een burgerlijk slachtoffer heeft geëist: mej. Loeys.

In Westkapelle slaan de Canadezen thans in kleine groepjes van ongeveer tien man enkele zijstraten in, nadat ze bij de burgers hebben gevraagd waar er eventueel nog Duitsers kunnen verscholen zitten.

Zo gaat het onder meer naar “het Gesticht” (in de Heiststraat), vroeger een geduchte versterking, maar thans is alles zo verlaten als het maar kan.

Daarna wordt er weer verzameld in het dorp (de enige droge plaats in Westkapelle) en verbroederd met de plaatselijke bevolking. Het beste Engels wordt uitgehaald, enkele soldaten blijken ook vrij vlot Frans te kennen, één spreekt zelfs vloeiend... Duits.

Thans verneem ik nadere details over de bevrijding van het oostelijk deel van Westkapelle en de dorpskom; in Knokke zijn de geallieerden niet verder doorgedrongen in de richting van Westkapelle omdat het “Lager” zich niet wilde overgeven. De aandacht werd vooral besteed om meer naar het westen op te rukken, richting Duinbergen-Heist-Zeebrugge.

‘s Voormiddag rukken andere troepen op vanuit Sluis en het Hazegras. Op de wijk Schapenbrug, plaats waar de twee wegen samenkomen, werd weerstand geboden door slechts enkele soldaten met een machinegeweer bewapend. Om twee uur ‘s namiddag werd Schapenbrug en omgeving bestookt met mortiervuur, waardoor onder meer mej. Loeys gedood werd. Om drie uur rukten de geallieerden dan verder en waadden door het water een kilometer verder naar het dorp. Bij de inkom hadden zich nog Duitsers verschanst, namelijk in de smidse van Groosman, maar hier werd een witte handdoek aan een bezemstok uitgehangen. Ook in enkele andere huizen werden een paar Duitsers opgehaald, zonder weerstand. Om vier uur doorzochten de eerste geallieerde soldaten de kelders in de dorpskom, maar spoedig bleek dat alles o.k. was.

Omdat de grootste overstromingen zich juist in de richting Oostkerke en Ramskapelle uitstrekten en het bovendien reeds dicht bij de avond was, werd besloten niet verder op te rukken. Alle huizen in de Dorpsstraat vanaf het gemeentehuis lagen derhalve deze avond in een soort “no-mans land”.

De sfeer bij onze bevrijders werd later meer uitbundiger en er werd hier en daar een fles bovengehaald.

Hier passen enkele woorden, over de houding der bevolking. In de. eerste dagen van september was iedereen hoopvol en verwachtte zoals de rest van België een vlugge bevrijding.

Onbewust van de eerste weerstand der Duitsers aan het kanaal Brugge-Gent (Oostkamp-Moerbrugge-Beverhoutsveld) en daarna van het drama van ’t Molentje Moerkerke, dacht bijna iedereen op een morgen wakker te zullen worden door het voorbijrazen van enkele geallieerde tanks. Waarom komen ze niet, er is hier toch geen enkele Duitser, werd steeds luider geopperd.

En de dagen regen zich aaneen, het werden weken, de herfststormen kwamen en plots werden wij en ook de omliggende gemeenten brutaal wakker geschud door het zinloze en onbegrijpelijke bombardement op Sluis, door de aanvallen van vliegers die zich (ongetwijfeld onbewust) vergisten tussen burgerlijk en militair object. Daarna volgden de dagenlange artillerie beschieting op ons dorp, waarbij geleidelijk steeds meer woningen geheel of gedeeltelijk werden vernield, en waarbij vooral de burgerbevolking geen schuilplaats had door het feit van de overstromingen. Daarbij kwam dan nog de tragische dood van meerdere dorpsgenoten getroffen door het oorlogsgeweld waartegen men zich toch zo moeilijk kon te weer stellen.

Zo ontstond in de tweede helft van oktober een zekere wrevel tegen de geallieerden. Men sakkerde en bedreigde de personen die eventueel zouden vlaggen bij de bevrijding! En hier waren ze dan eindelijk, de lang verwachten!

Er werd inderdaad niet gevlagd, maar toch was men tevreden dat alles eindelijk voorbij was. Met een zekere ironie wezen de Westkapellenaren op hun vernielde huizen, maar de soldaten grijnsden terug; ze waren waarachtig wel andere vernielingen gewoon!

Hier stonden ze eindelijk in een onbekend, gedeeltelijk vernield en half verdronken polderdorp, de jongens uit het verre Canada, de soldaten van het “Queens Own Rifle”.

Toen viel de avond in een onwezenlijke avond, de duisternis was bijna volledig, en de Canadezen waren spoorloos verdwenen.

Later hoorden we dat juist op deze avond minister Ronse verklaard had: gans het Belgische grondgebied is thans vrij.

België was dus officieel bevrijd, maar ondertussen duurde de oorlog voor ons voort. Er werd niet geschoten, maar na middernacht begon de artillerie weer te schieten. We waren voor het eerst na veertien dagen op een bed uitgestrekt, maar toen de inslagen te dicht leken, vluchtten we opnieuw in onze schuilplaats. Waren we nu bevrijd of niet?

donderdag 2 november 1944

Schoon weder, vooral in de namiddag.

Gedurende de nacht is er nu en dan geschoten en thans vanuit een richting tot hiertoe niet gehoord, namelijk vanuit de kuststreek.

Van in de vroege ochtend is de lucht vervuld door motorengeronk. Een groot aantal Canadese infanteristen lopen in de dorpskom heen en weer. Om halftien worden machine geweren opgesteld richting Brugge (zoals gisterenavond). Plots duikt uit die richting een vreemdsoortig voertuig op: een bruin en wit gevlekt paard trekt een boerensjees vooruit waarin enige Duitse militairen hebben plaatsgenomen. Een witte vlag wordt gezwaaid! De Canadezen stellen vlug een antitankkanon op en richten op de sjees, die echter onverstoorbaar verder sjokt door het water dat tot over de assen reikt. De Duitsers, een hogere officier en enige manschappen, bereiken eindelijk de Canadezen en worden weggeleid in de richting Knokkestraat, waar rond de gemeenteschool een voorlopig hoofdkwartier is ingericht.

Het gerucht wordt verspreid dat de capitulatie is aangeboden van alle nog vechtende troepen in Oostkerke en op de hofsteden die hier en daar nog boven water uitsteken. Om elf uur rijden dertig tot veertig vreemdsoortige militaire voertuigen, een soort amfibietanks door het water, richting Brugge en Oostkerke. Door het geweld van de golven worden alle passerelles die ons huis met de rest van het dorp verbinden, weggespoeld en bijkomende schade aangericht aan de in het water staande huizen.

Kort na de middag keren de voertuigen terug en zijn beladen met enige honderden Duitsers die zich wel degelijk overgeven hebben. Het is weken geleden dat we zoveel Duitsers samen gezien hebben.

Op een plein rond de kerk worden nog andere krijgsgevangenen bijeen gebracht. Ze worden onderzocht op wapens, zoals revolvers, dolken en zakmessen en “in ‘t passant” worden ook vulpennen, polshorloges en andere waarde stukken afgenomen. Een Canadese sergeant, man als een reus, stroopt de mouwen van zijn “battle dress” omhoog: zijn beide armen van pols tot elleboog zijn versierd met polshorloges

Hier in ons dorp zijn de gevechten werkelijk afgelopen, ook het “Lager” heeft zich overgegeven, maar rond Knokke wordt nog fel gevochten. Vanuit deze stad rukken de Canadezen thans op met hun tanks in de richting van Duinbergen en Heist. Talrijke jachtvliegtuigen nemen aan de gevechten deel. Ze duiken onafgebroken op de Duitse bunkers neer. De tanks naderen tot op korte afstand en geven de volle lading, soms ook een stoot uit vlammenwerpers. Men rukt op tot tegen Heist, neemt een aantal krijgsgevangenen, maar keert ‘s avonds terug naar Knokke. Enkele vijandelijke kanonnen blijven nog vuren naar Knokke, waardoor nog een Westkapellenaar gedood wordt aan het kruispunt Lippenslaan en Elisabethlaan.

vrijdag 3 november 1944

Nu en dan regenvlagen en veel wind. Overtrokken weder.

De geallieerde tanks rijden ‘s morgens weer richting Heist en Zeebrugge. De vijandelijke weerstand is eindelijk gebroken! De laatste Duitsers geven zich over in de vroege morgen en de Canadezen bereiken eindelijk de zeesluis aan het Boudewijnkanaal, waar aan de overkant hun makkers sedert bijna twee maanden wachten!

België is eindelijk bevrijd! Een klein monumentje, juist ten noorden van die zeesluis, herinnert ons thans nog aan dit feit.

Een aantekening in het dagboek van de Canadese 9de Infanterie Brigade luidt: “Het gehele land lag in puin en rookslierten dreven over modder en water”.

Voetnoten

7. De puinhopen zouden nog twee maanden smeulen!

8. Gustaaf Vande Rostyne werd gedood op 1 november ‘44 en niet op 2 november ‘44 (red.).

Storm over het Noorden - Deel 2

Karel Aernoudts

Rond de Poldertorens
1994
01
009-039
Mado Pauwels
2023-06-19 14:44:32