Kaart van de oude gemeente Koolkerke met een bijhorende historische schets tot 1850 - Deel 1

Willy Wintein

Vervolg van: Kaart van de oude gemeente Koolkerke met een bijhorende historische schets tot 1850 - Deel 1

6e Begin (27 Romb)

190. ‘S Gravenhoeke, Kad. A 86

Stuk land, na 1702 in het Fort. - “te s’gravenhoucke” 1609, 1701.

5e Begin. (26 Romb)

191. Verdwenen hofstede, Kad. A 117

eig. Legillion (1701) - “huys en boomgaert” 1701. - Gebouwd in de 17e eeuw, verdwenen in de 19e eeuw

4e Begin. (25 Romb)

192. Verdwenen hofstedeke. Kad. A 137

“wylent hofstedeke” 1609 - Oude hofstede, verdwenen tegen 1600.

193. Twee huizen. Kad. A 136/2

eig.: De armen van Koolkerke - “2 woonsten” 1609, 1701. - Rond 1900 noemde dit “Het Vlaskot”. Die gebouwen bestaan nog.

194. Brug over het Oud Zwin, Kad. A 145 midden

Deze brug vervangt de verdwenen Koolkerke Brug, die meer noordwaarts lag. - Ze werd gelegd in de tweede helft van de 17e eeuw. Getekend op kaart 1779.

195. Het Molenhuis. Kad. A 149

“molenhuys” 1701.

196. De Dorpsmolen. Kad. A 147

“aende meulenwal” 1701 - eig. Busset (1701) - kaart 1779: houten staakmolen. “molen van Koolkerke” kaart 1819. Het was een houten staakmolen op een molenwal naast de dijk van het Oud Zwin. Werd afgebroken in 1907. De molenwal is nog te herkennen, juist naast het huis van de huidige mechanische molen.

197. Het Meulenstick. Kad A 152

Stuk land zuid van voorgaande molen. “t’meulenstick” 1701

198. Molenstuk. Kad. A 132 e.a,

Verschillende stukken land, zuidoost van het voorgaande stuk. 1701.

199. De Hellepit, Kad. A 87

Een drinkput voor het vee, die de mensen in verband brachten met toverij. (zie artikel hierover). In het Fort. - “de helmeput” 1609 - “lant heet de helsche pit” 1701.

200. Kasteelgoed van Stappens, Kad. A 133, 134, 200

86 gemet 266 roeden; leen gehouden van mevrouwe van maldegem van hier of bij damme (1701) eig. van Caloen (1609); Stappens, heere van Harnes, schout der stad Brugghe (1701, 1800); De Knuyt van Maldegem (1825); de Breydel (l832). - Bewoner: Ollebeke in 1720.- “casteel en hofstede” 1609 - “kasteelgoet in syn wallen, hofstede met het goet en boomgaert” 1701 - kaart in 1764 van het kasteelgoed. - Een oud kasteel: het is blijven bestaan naast het Fort. In de 18e eeuw werd het herbouwd. Enkele jaren geleden is het afgebroken.

201. Verdwenen hofstede. Kad. A 130

“geruïneerde hofstede in haer belcken” (=met een haag rond) 1609 - “wylent een hofstede” 1701. - Weeral een hofstede die rond 1600 verdween.

202. Verdwenen hofstede, Kad. A 126

“geruïneerde hofstede daer … wylent woonde” 1609 - “wylent hofstede” 1701 Zelfde bemerking als voorgaande.

3e Begin. (24 Romb).

203. Hofstede, Kad. A 190

eig. Van Lieheke (1701); Stappens (1805); leen, - “mette hofstede in de noordoosthouk” 1701. - Gebouwd in de 17e eeuw bij de wederopbloei van de landbouw.

204. Hofstede, Kad. A 185, 186, 189

eig. De Meulenaere (1701); 5tockhove (1805). - “hofstede, wylent twee hofsteden” 1609 - “hofstede met een huysken en hof van plaisance daer op staende” 1701, - Een oude hofstede die nog bestaat. In de hof stond dus een zomerhuisje.

205. Verdwenen hofstede, Kad. A 183 west

“geruïneerde hofst. Daer … woonde” 1609 – “wylent hofstede” 1701.

206. Verdwenen hofstede, Kad. A 204

“daer aende vervallen hofstede mette boomgaerde” 1609 - “wylent hofstede” 1701 Beide voorgaande hoeven zijn verdwenen rond 1600: armoede op het platteland.

2e Begin. (23 Romb).

2Q7. Batterie. Kad. A 159m, 155s, 158c

“in batterie 433 roeden” bijnota in omml. 1701. - Dit was het derde kleine fortje gelegen rond het grote Fort van Bavière. Tegen 1000 was het ook verdwenen. Nu is aldaar nog een kleine verhevenheid van de bodem te zien.

208. Verdwenen hofstedeke, Kad. A 159

“ho±fstedeken” 1609 - “wylent hofstede” 1701 - Dit hofstedeke is blijkbaar verdwenen begin 17e eeuw, dus iets later dan vele andere.

209. Verdwenen hofstede. Kad. A 165

eig, Nieuwlant (l609); “sysseelsche lant”. moest dus belasting betalen aan de heerlijkheid van Sijsele. - “hofstede” 1609 - “was wylent een hofstede” 1701.- Bemerking als boven.

210. Verdwenen hofstede. Kad. A 177

“was wylent hofstede in de zuydwesthouk” 1701 - Bemerking als bij voorgaande.

211. Net Zwanestuk. Kad. A 205

Stuk land - “t’swaenestuck” 1701

212. Kasteelgoed van Sinx. Kad. A 207 oost

eig. Stockhove (1609); Sinx (1701); Stappens (1740); Stockhove (1764, 1776); Van Steenkiste (1831). - “t’goet, hofstede en boomgaert, dat Jan Stockhove openhoudt” 1609 - “Boomgaerd met den goede ende huysingen daerop staende” 1701 - “huys” 1805 - Dit oud kasteel is verdwenen begin 19e eeuw.

213. De Zagersdreve, Kad. A 207 midden

“t’zagersdreve” 1609 - “was wylent ‘t zagersdreve” 1701 – Een dreef naast voornoemd kasteel.

214. Verdwenen hofstede, Kad. A 207 west

“wylent hofstede” 1609 .

215. Een verdwenen kapel. Kad A 211

“met een capelle op den oosthouck daer ten deele op staendc” 1609, 1701.

216. Het Kapellestuk. Kad. A 211 n en m

Stuk land naast de voornoemde kapel – “cappellestuck” 1701 - eig. Grave Delval (1701); Leen ter sysseelschen.

217. Verdwenen hofstede op voornoemd stuk land, Kad. A 2ll m

eig, Voet (1609); Leen ter Sysseelschen, - “hofstede mette bogaerde” 1609. Deze hofstede schijnt dus ook verdwenen te zijn begin 17e eeuw, aangezien hij in 1701 niet moer vermeld staat.

218. De Jan Breydele Leenweg, Kad. bij A 219

“jan breydele leenweg aende zuydwestzyde” 1609 – “dreve” 1701 - Een dreef die loopt naar het Jan Breydele Leen (zie nr 223).

1e Begin. (22 Romb).

219. Verdwenen hofstede, Kad. A 236/2

eig. Den disch van O.L.Vrouwe in Brugge (1701) - “vervallen hofstede” 1609 -“wylent hofstede” 1701 - Deze hofstede is dus verlaten rond 1600, later afgebroken.

220. De Californie, herberg, Kad. A 240

Gebouwd na 1850 op de opgevulde bedding van se Sluise Vaart (dit gebeurde kort na 1800). Deze herberg bestaat nog.

221. Verdwenen hofstede, Kad. A 234 noord

“geruïneerde hofstede” 1609 - Zelfde bemerking als voor nr 219.

222. Het Kommetje, herberg en hofstede. Kad. A 231

“herberghe den Com” 1609 - “boomgaert met d’herberghe het kommeken daerop staende” 1701 - Een oude herberg juist buiten de grens van Brugge-buiten. Tevens was het een hofstede ~ deze bestaat nog.

223. Jan Ereydele Leen. Kad. A 233 en 237

Weiland, 3 gemet, leen. – eig. Jan Breydele (1609).- “jan breydele leen, met drie putten daerin ligghende” 1609.

224. De Vijf Ringen, herberg. Kad. A 218 oost

“taveerne de vijf Ringen jeghens over de Drie Brauwers” 1559. - Dit is een herberg aan de overkant van de Damse Vaart, op St-Kruis. De herberg op Koolkerke heeft er zijn naam aan ontleend. - “2 vervallen woonsten genaemt de vijf ringen” 1609 - “de herberghe de 5 Ryngen ten zuydoosthende daerop” 1701. - Werd dus maar herberg in de 17e eeuw.

225. De Bommeloze Mande, herberg, Kad. A 218 midden

“herberge de bommeloose mande” 1609,1701. - In 1850 was daar nog een hemberg.

226. De Drie Brauwers, herberg. Kad. A 218 west

“de drie Brauwers” 1447 (Reg. Proossche) - “bij de drije brauwers” 1665 - “herberge de 3 brouwers daerop staende” 1701. - Van de drie herbergen hierboven, is deze laatste de oudste. Waarschijnlijk was er een brouwerij bij, die later een afzonderlijke herberg is geworden. Op te merken valt, dat deze drie herbergen weerom juist buiten de paalgrens van Brugge lagen (vergelijk met Ter Panne). Vanaf 1900 zijn ze de een na de andere verdwenen. Nu staan er daar nog een paar oude huizen aan de huidige grens van Koolkerke.

227. De negende grenspaal van Brugge-buiten. Kad. aan A 218 zuid

Het was een witte steen. Hij stond ongeveer aan kilometerpaal 1, langs de Vaart, aan de westzijde van de dijk.(1664).

228. Verdwenen huis. Kad. A 212a

“met een vervallen huys aende dyck hierop staande” 1609.

229. Zotteghern. Kad. A 2l2a

Plaats waar voornoemd huis op stond. - “dat men heet zotteghem” 1609.

230. Net Smouthuis, gebouw. Kad. A 221

“daer het smouthuys op staet” 1609 - “een plaatsken van lande daer wylen t’smouthuys op gestaen heeft” 1665. - Later stond daar geen gebouw meer. Zeer waarschijnlijk was dit een slachterij, die met de algemene agrarische depressie rond 1600, ook te niet is gegaan. Het gebouw verdween in de eerste helft van de 17e eeuw.

Rond 1900 kende men te Koolkerke weerom een Smouthuis, een slachterij langs de Koolkerke steenweg; ook deze bestaat niet meer. Hieruit blijkt dat de veeteelt in onze streek al vroeg van belang is geweest, voornamelijk om Brugge van vlees te voorzien. Ook de landbouwprodukten van onze streek vonden vooral in Brugge een goede afzet.

231. Verdwenen hofstede, Kad. A 222a midden

“geruïneerde hofstede daer … wylent woonde” 1609. - Dus nog een hofstede die pas verlaten werd (rond 1600), aangezien men nog weet wie er op woonde.

232. Het Zwaentje, herberg. Kad. A 245

“met de heerberghe daerop staende jegens de nieuwe vaert” 1609. - “herberghe genaemt t’Swaenken” l665 - “t’Zwaentje” 1701 kaart; 1850. - Dit is een oude herberg die in 1900 nog steeds bestond. Nu staat er op deze plaats een nieuw gebouwde herberg, ook genaamd Het Zwaantje.

233. Een verdwenen Kruis. Kad. A 250

“een stuck daer t’cruyce op stont” 1609.

254. Verdwenen hofstede. Kad. A 250

eig. Sierens (1609); Proostland - “daer wylent de hofstede op stond” 1609. - Ook deze hofstede is verdwenen tegenaan 1600.

Prochie Sint-Kruis (Tussen Zwenen)

235. Den Duits, herberg, Kad. A 260

herberghe van ouden tijden genaemt herentals, nu den duyts” 1655 - “Den Duits” 1701 kaart - “cabaret L’Allemand” 1810. - Een zeer oude herberg die verschillende namen heeft gehad. Na 1900 is hij veranderd in een reeks huizen, die nog bestaan achter de de huizen van de Koolkerke steenweg.

236. Verdwenen hofstede. Kad. A 253

kaart Romboutswerve 1755. - Een hofstede gebouwd in de 17e eeuw, verdwenen in de 19e eeuw, met de opkomende huizenbouw in die wijk.

237/2. Fabriekjes gebouwd na 1800, onder andere touwslagerij, graanhandel, e.a. - Ze zijn verdwenen na 1900 (1830 Dict. Vandermaelen).

237. (Groot) Noordweghe, herberg. Kad. A 254

kaart 1852. Hij werd gebouwd na 1810, en bestaat nu nog als herberg “Groot Noorwegen”.

238. Jan Puypens Brug. Kad. aan A 257 west

Den brug over het begin van het Oud Zwin, later Sluise Vaart. - kaart 1550: op die plaats staat een houten brug getekend. - kaart 1715: “Jan Puypens brugghe” Het is alleszins een zeer oude brug, waarschijnlijk van in de tijd dat men het Oud Zwin gegraven heeft (13e eeuw). Vergelijk met Bleckaers Heule (nr 125), die ook zo oud is, en eveneens de naam van een persoon draagt. De Jan Puypens Brug was alleszins noodzakelijk als verbinding tussen de beide dijken van het Oud Zwin. Een andere mogelijkheid om op de oostdijk te komen was er niet, want over de Reie (nu Damse Vaart) lag tegen Brugge in 1550 geen brug; en zeer waarschijnlijk vroeger ook niet. (zie bijkaart 7). Na 1621 was de Jan Puypens brug, de enige weg geworden om vanuit het noordwesten in Brugge te komen (zie bijkaartje 3). De Jan Puypens Brug is verdwenen kort na 1800, bij het opvullen van de Sluyssche Vaert.

Brugge (zie de bijkaartjes 7, 8 en 9)

239. Het Cattegat.

Een sluis buiten de Sint-Lenaertspoort op de Ieperleet. Hij werd gemaakt in 1375 (Atlas J. van Deventer, 1550). In 1621 is hij verdwenen met de verbouwing van de Dampoort. - “wylent het Cattegat” kaart 1713). - Door deze sluis stond de Ieperleet in verbinding met de Reie.

240. De Sint-Lenaertspoort, oude stadspoort van Erugge.

“wylent de Sint~Lenaertspoorte” kaart 1713 - “Sint-Lenaerts- of Dudzeelsche poort” 1550 (J. van Deventer) - Deze poort werd versterkt in 1362, en herbouwd in 1586. Hij werd afgebroken in 1621.

241. De Dampoorte, nieuwe stadspoort van Brugge.

“Dampoorte gemaakt in 1621” kaart 1713. - Nu bestaat nog de westelijke toren ervan (is nu Café du Phare). - Rond 1810, bij de nieuwe aanleg van het sas van de Dampoort en het graven van de nieuwe Damse Vaart, was hij buiten gebruik.

242. De Speybrugghe.

Daar lag ook de Speye: een sluis aan het begin van de vaart naar Damme, waar deze in verbinding stond met de Reie in Brugge. - Op de plaats van de oude Speibrug is er nu een stenen brug. Er was dear ook een watermolen, waar nu het watervalletje is.

243. De Speypoorte, oude stadspoort van Brugge.

“wylent de Speypoorte” kaart 1713 - “Porte de Damme ou Coolkercke ou Saint - Nicolas avec sa dépendance la poterne du sas dite spey” 1550. - Deze poort bestond reeds in 1269, en is ook in 1621 verdwenen.

244. Een oud tolhuis aan de ingang van de stad Brugge. - “wylent tolhuys” kaart 1713.

2016 03 07 134023 “Duiventoren” bij de Groene Poort

Hst. 4 - Algemene Bronnenopgave

1. Ommelopers

1147 Groot-Reygaersvliet                    Arch. St-Janshosp. Brug.: Reg. AS

1567 Groot-Reygaersvliet                    R.A.B. Wateringen 717 (5d)

1609 Romboutswerve                         R.A.B. Aanwinsten 4096

1665 Paallanden van Brugge                R.A.B. Aanwinsten 6388/l

1701 Parochieboek van Koolkerke                R.A.B. Jonckheere 1195

2. Figuratieve Kaarten (Rijksarchief Brugge)

17e E. Parochies St-Gillis en Koolkerke + Tiendesecties: Kaarten en Plans 546

17e E. Brugge + Paallanden: Jonckh. Portef. IV 7204

1674  Wateringen Romboutswerve: Kaarten en Plans 670

1701  Kaartjes in ommeloper van 1701: Jonckh. 1195

1715  Kasteelgoed Rosieres: Jonckh. VI 64

1715  Watering Groot-Reigaartsvliet: Kaarten en Plan 520

1715  Hofstede Roode Poort: Kaarten en Plans 585

1715  Landen rond de Klinkewal: Jonckh. VI

1729  Twee hofsteden langs de Koolk, stw.: Mestd. 238

1755  Zeven Eken en Peralta: Mestd. 236

1756  landen benoorden de Sluyssche vaert: Mestd. 244

1756  Kanaal naar Sluis + dorp Koolkerke: Kaarten en Plans 346

1764   Kasteel in 25e Begin Romboutswerve: Jonckh. VI 125

1766  Hofstede Zeven Eken: Jonckh VI 42

1770  Fort van Bavière: Mestd. 237

1779  Fort van Bavière: Jonckh. VI 45

1779  Hofsteden bij Kruisabele: Jonckh. VI 92

1780  Kasteelgoed Te Loogem: aanwinsten 5836

1780  Steenweg Westkapelle-Brugge: Kaarten en Plans 474

1782  Fort Lapin: Kaarten en Plans 456

1783  Kasteelgoed Ten Bergen: Jonckh. LIV 42

1791  Het Steenstraetken: Mestd. 2156

1792  Fort de Bavière: Jonckh. VI 243

1799  Parochies in de Watering Groot-Reigaartsvliet: Kaarten en Plans 519

18e E. Fort Lapin: Kaarten en Plans 328

18e E. Watering Romboutswerve te Koolkerke + begrenzing van beginnen: west 245

18e E Hofstede Groene Poort: Jonckh. VI 555

18e E. Hofstede van Logghe: Jonckh. VI 192

1801  Hofstede van de Chartreuzen: Jonckh. VI

1807  Hofstede van Corthals + dorp Koolkerke: Jonckh. VI 305

1815  Landen bij Terpannemolen: Mestd. 246

1819  Nieuwe Damse Vaart + gedempte Koolkerkse Vaart: Jonckh. LII 12

1852  Landen te Koolkerke (Romboutswerve) Jonckh. VI

19e E. Fort Lapin: Jonckh. VI 124

3. Algemene Kaarten

1550  Atlas van Stadsplannen door Jacob Van Deventer

1571  Kaart van het Brugse Vrije door Pourbus

1777  Carte de cabinet van Ferraris (1/11.250)

1838   Groot Reigaartsvliet door Drubbele

1842 Buurtwegenatlas van Koolkerke

1850 Kaart Vandermaelen (1/20.000)

1850 Oude Popp-kaart van Koolkerke (1/2.500)

1870 Oude Militaire kaart (1/20.000)

1870 Waterwegenatlas van Koolkerke

na 1950     Dè huidige topografische kaart (1/10.000)

na 1950     Bodemkaart van België, blad Brugge (1/20.000)

4. Bibliografie

Ameryckx Verklarende tekst bij de Bodemkaart, blad Brugge.
  Ontstaansgeschiedenis van de Zeepolders.
  Ontstaan en evolutie van het Zwin,
  Het Oude Zwin.
  Bodem en bewoning in de Zeepolders.
  Daringdelven in de Zeepolders.
Blanchard La Flandre, étude géographique de la plaine flamande (1906)
De Keyser Rene Artikels in "Rond de Poldertorens".
De Flou Woordenboek der Toponymie van W-Vl.
De Smet Ant. Het Waterwegennet ten NO van Brugge in de 13e eeuw.
De Smet Jos. Artikels in "Brugs Ommeland”
  Het Vlaams Polderland en de Kust.
Drubbele Beschrijving van Groot Reygaersvliet.
Gijsseling Toponymisch Woordenboek van België (1960).
Lindemans Geschiedenis van de Belgische landbouw.
Sanderus Flandria Illustrata.
Slicher van Bath Agrarische geschiedenis van West-Europa.
Stalpaert Toverij in het Brugse Vrije
Vandermaelen Dictionnaire géographique de Belgique 1836 (deel 2).
Verhulst A. Historische Geografie van de Vlaamse Kustvlakte tot 1200 ('59)- . - .
  Enkele historisch-geografische problemen i.v.m. de oudste geschiedenis van de Vlaamse Kustvlakte (1958)
  Evolutie van het landschap - in Flandria Nostra
Wintein W. Artikels in "Rond de Poldertorens".

 

2016 03 07 134046Pathoeke 1715

Hst. 5. - Het Kasteel Ten Bergen

Het kasteel Ten Bergen, of zoals het vroeger noemde: “ t’ Hof Ten Berghe “, is het belnngrijkste kasteel van Koolkerke. Het is een oude heerlijkheid, en een leengoed van de Burg van Brugge. Het ligt in het 161e begin van Groot Reigaartsvliet, parochie Koolkerke,en sedert 1500 grondgebied Brugge. Kad C 93

1. Vermeldingen:

“Adelisia uxor filii Willelmi dicti de Berghe de Coolkercke” 1267 (Chart. O.Vr.Br) - “één leene datz te wetene de stede ten Berghe” 1370 - “ende ist hof ten berghe” 1147 - “jacob despaers, 14 gemeten, t goed ten Berghe” 1485 (Fland) - “t goet metten oasteele, walgraohten, ghenaemt het goet ten berghe, met een dreve en poorte” 1567, 1701. - Vele kaarten uit de 18e eeuw en later, in het bijzonder de kaart van het goed Ten Bergen van 1783 (fonds Jonckheere).

2. Eigenaars, tevens de bewoners:

Vóór 1390 was Jonkheer Jan Walhier de eigenaar. Hij verkocht het goed in dat jaar aan de familie Van Rooden, In 1447 was Lodewijk Van Rooden de eigenaar.- Cornelis Despaers kocht het goed in 1482. In 1490 was Jacques Despaers eigenaar. - In 1567 was Nicolaas Despaers de kasteelheer. Hij was eerst schepen en later burgemeester van Brugge, waar een straat naar hem werd genoemd. Hij was tevens kroniekschrijver. In 1567 overleed hij er. - In 1610 ging het goed door erfenis over aan de familie de Croeser de Berges. In 1701 was baron Frans de Croeser eigenaar; in 1777 en 1783 Charles de Croeser de Berges, heere vanden Ryne en van Knokke. - In het begin van de 19e eeuw ging het goed over aan de Familie van Caloen. De huidige eigenaar is Baron Ernest van Caloen.

3. Oppervlakte

Het ganse leengoed beslaat 53 gemeten 4 roeden (1783), verdeeld als volgt:

  • 1e leen: 14 gemet 33 roeden (perc. 1 à 6)
  • 2e leen: 11 gemet 292 roeden
  • 3e leen: 4 gemet 68 roeden
  • 4e leen: 3 gemet 70 roeden
  • 5e leen: 16 gemet 214 roeden
  • 6e leen: 2 gemet 231 roeden (perc. 40)

De percelen zijn verdeeld als volgt:

a/ binnen de grote wal:

  1. casteel met opperhove en alle wallen. –
  2. den hof van het casteel met de reservoiren -
  3. het nederhof (= de boerderij) -
  4. Het boerenhof (= de tuin) –
  5. de boomgaard -

b/ buiten de grote wal:

6. de oude dreve vóór de poort -

7. tot 39. stukken land, weiland of bos -

40. het capellestuk. (stuk land bij Kruisabele) -

4. Ontstaan en Evolutie

Het gebied waar het kasteel Ten Bergen staat, behoort tot de Duink. III B - strandvlakte, die na 1150 kwam droog te liggen. Grote delen van dit gebied werden door de Graaf van Vlaanderen in leen gegeven aan belangrijke wereldlijke heren die hier later de voornaamste grondbezitters zijn. Zo ook voor het leengoed Ten Berghe dat dus ontstaan zou zijn rond 1200; waarschijnlijk in leen gegeven door de Burg van Brugge.

Het kasteel was een groot herenhuis, rondom in het water met een toegangsbrug aan de westzijde. Rond het geheel van kasteel en boerderij lag nog een grote wal. Ook daarover is een brug, met een toegangspoort. Rondom de buitenwal was er bos, want de grond is slecht geschikt voor landbouw.

Op 7 oktober 1490 werd het kasteel ingenomen en platgebrand door de soldaten ven graaf Engelbert van Nassau. Jaccues Despaers liet het kasteel herbouwen zoals het vroeger was. Een tekening van het kasteel vinden we in “La Flandre, revue des monuments d’histoire” en op de kaart van 1783.

Tussen 1870 en 1880 werd het kasteel grondig vergroot en vernieuwd. Het huidige gebouw met de hoge toren, dateert uit deze periode.

Altijd heeft er op Ten Berghe een adellijke familie van grondbezitters gewoond. Zij hadden ook nog vele hoeven in eigendom buiten het kasteelgoed. Nooit is Ten Bergen een “maison de plaisance” geweest, zoals vele kasteelhof- steden het waren in de 17e-18e eeuw (zie ons artikel in Rond de Poldertorens nr 3 van 1964). - Tegenwoordig is de helft van Koolkerke eigendom van Baron van Caloen, de huidige eigenaar van Ten Bergen.

00000000000       0000000000000000   00000000000000

Hst. 6. – Kasteelhofstede De Roode Poort

Wij hebben deze hofstede als voorbeeld uitgekozen van de vele grote pacht- hofsteden op het grondgebied van Koolkerke. Haar geschiedenis is ons het best bekend, omdat het nu nog de bekendste hofstede van Koolkerke is, en omdat wij er zelf wonen. Tevens is het ook een der oudste grote hcfsteden in de streek. Zij ligt in het 135e begin van Groot Reigaartsvliet (oud nummer 33e begin). Kadastraal B 15 tot 20,

1. Vermeldingen in de ommelopers

1447 : “inden houc ende is de stede daer … wuent” -

1567 : “inden houck vanden rontsaertweglle t ghoet mette nederhove op t westende, met geheel de wytgracht op de zuydzyde hiertoe gemeten, jegens den rontsaertwegh, streckende cum westhende aende dudzeelschen heerwegh en mette oostende. inden halven landwegh”. - “aende noordzyde daeran twee stryngen bogaert”.

1701 : “t goet metten boomgaerd ende nederhof op t westhende, met geheel den wytgracht jegens den rontsaertwegh; Casteel daer ... woont”.

2. Vermeldingen op kaarten

1571 : ingangspoort, kasteel, 2 stallen, walgraoht, bcomgaard. -

1715 : tekening van de poort en het kasteel. -

1715 : kaart van heel het kasteelgoed: hofstede + alle landen (zie bijkaartje op de grote kaart).

1777 : zoals in 1571.

1838 : idem + naam: Roode Poort.

1850 : idem + naam.

3. Eigenaars

In 1447 was Cornelis Sey eigenaar van het kasteelgoed. In 1567 was het Jan de Cherf, die het domein gekocht had van Arent Galle. In 1578 werd Ferdinand Bastoen eigenaar van deze eigendom. Op 1 oktober 1606 kocht Daneel de Schietere, Heer van Walincourt, deze hofstede met lusthof (“sohoone pleisir goed”). Later was Niclaeijs de Damhouder eigenaar. Op het einde van de 17e eeuw kocht Ignace van Steelandt de eigendom van Mevrouw Francisca de Schietere. In 1701 was Heer Commis Steelandt de eigenaar. Daarna kwam het goed in handen van Demey, die reeds in 1715 eigenaar was. In 1790 was de eigendom in bezit van Albert Coppieters. Rond 1900 was Kannunik Coppieters uit Brugge de eigenaar. Bij zijn dood schonk hij zijn bezittingen aan Hubert Coppieters -Stockhove. Bij zijn dood ging de eigendom over op zijn echtgenote, de huidige eigenares. Het laat zich veronderstellen dat bij haar dood de hofstede zal overgaan naar haar schoonzoon, Baron Ernest van Caloen van het kasteel Ten Bergen.

4. Enkele Bewoners

De bewoners zijn altijd pachters geweest van bovenvermelde eigenaars. In 1447 woonde Clement de Backer op de hofstede. In 1567 was de bewoner Willem Vanden Bussche. In 1720 woonde Maerten Vande Brouke op het kasteel. In 1757 en 1797 was het Jan Devlieghere. In 1805 was de pachter Jan Wenteijn, de eerste van de familie Wintein, die nu nog op deze hoeve woont. Het waren achtereenvolgens Jan, Casimir (+ 1888), Jules (+ 1951), en nu Gerard Wintein.

5. Historiek

De Roode Poort in Koolkerke ligt aan het kruispunt van de oude weg van Ter Doest - Lissewege naar Koolkerke en de Damse Vaart (de Vieringweg - Rontsaart weg - Doestweg), en de weg van Brugge naar Westkapelle over Dudzele (de Dudzeelse heerweg). Tevens ligt de hofstede naast een kreekrug, op de Duinkerke III B - strandvlakte, die droog kwam te liggen tegen 1200.

We nemen dus aan dat de hofstede ontstaan is op een belangrijk wegenkruispunt, waardoor men geen rekening hield met de bodemgesteldheid; alhoewel deze bij toeval op die plaats tooh geschikt was tot het bouwen van een hoeve. Toeval is ook veel gezegd, want de oude wegen zullen toch ook de gunstigste bodems volgen en niet de waterzieke gronden.

Als tijdstip van ontstaan nemen we het begin van de 13e eeuw, t.t.z, als de drooggekomen strandvlakte onder de grootgrondbezitters werd verdeeld en in ontginning genomen. Men vertelt dat de hofstede zou gesticht zijn door de paters van Ter Doest. Dit is niet helemaal onmogelijk, daar ze toch ligt langs een oude weg die naar Ter Doest loopt. Het volksgeloof wil zelfs dat het een oud klooster zou zijn van de Tempeliers. Dit berust veeleer op bijgeloof, want vele belangrijke hofsteden werden om hun goede of slechte hoedanigheden aan de Ternpeliers toegeschreven. Wat er ook van zij, zeker is alleszins dat het van in den beginne een belangrijke kasteelhofstede moet geweest zijn.

Het kasteel zelf was een vierkant gebouw met een klein torentje ten noorden daar tegenaan. In het gebouw was een grote kamer, een voute, een kelder eronder en een zolder. Tegen de toren was een grote regenput. Aan de ingang van de dreef stond en staat nog een monumentale ingangspoort. Rondom het erf lag een brede walgracht. Het huis zelf was van een tweede gracht omringd, waar over aan de noordzijde een toegangsbruggetje lag. In 1634 werd het kasteel aan de westzijde uitgebreid tot zijn huidige lengte. Men heeft op een oude knop- vormige deurklink van de vroegere voordeur, die in deze vleugel was, het jaartal: “1634” gevonden.

De aanvankelijke grootte van het domein was 15 gemeten. In een verkoopakte van 1 oktober 1606 wordt het goed beschreven als een “schoone pleisir goed”. In het midden van de 17e eeuw werd het grondbezit uitgebreid tot 42 gemeten 32 roeden. In deze tijd van ernstige landbouwkrisis in onze streken, was de grond goedkoop en werden dan ook veel gronden opgekocht door de nieuwe grootgrondbe- zitters van de steden. In een verkoopakte van juni 1719 wordt het domein beschreven als zijnde een hofstede met kasteel, vijver en lusthof, dragende de naam van “ Roode Poort ”. Op de kaart van deze hofstede van het jaar 1719, vinden we naast het woonhuis met torentje, twee stallen ten zuiden van het woonhuis, en de stenen toegangspoort. Het hele domein bestond uit vele stukken 1and: akkerland, weiland en een deeltje bos.

Op de Popp-kaart (1850) staat het nog in dezelfde toestand als in 1715. In 1873 werd de grote stal afgebroken, de kleine stal (voor de schapen) staat nu nog op zijn oude plaats (als varkensstal). Een nieuwe stal, alsmede een grote schuur werden dan gebouwd op het perceel ten westen van het woonhuis, buiten de inmiddels grotendeels gedempte walgracht. In hetzelfde jaar werd het toren- tje afgebroken en werd aan de noordkant van het oude gebouw een keuken aange- bouwd met een lessenaarsdak. De torenkelder is hierin ingebouwd.

In 1954 werd nog een zomerhuis bijgebouwd. Ee huidige oppervlakte van het bedrijf is 30,8 ha of 70 gemeten, waarvan 22 ha of 50 gemeten op het oude grondgebied van Koolkerke. De hofstede had vóór 1900 ook grond in gebruik aan het Fort Lapin en de Krakele, alsmede in het gebied van de Brugse Haven. Tegenwoordig is 2/3 van de totale oppervlakte weiland, terwijl het vroeger in hoofdzaak een akkerbouwbedrijf was.

2016 03 07 134114De Roode Poort

Hst. 7. Forten

A. Het Fort van Beieren of de Bavière -(bijkaartje 6)

Het is een militaire versterking die werd aangelegd in 1702. Dit is in de Spaanse Successieoorlog die Spanje en de Zuidelijke Nederlanden plaatste tegenover Engeland en de Noordelijke Nederlanden. Deze hadden de Linie van Cantelmo te Westkapelle en het Fort St-Donaas ten zuiden van Sluis bezet. Om hen weerstand te bieden liet het Spaanse leger een fort bouwen te Koolkerke in de Watering van Romboutswerve. Pet Fort van Beieren ontleent zijn naam aan Maximiliaan Emmanuel van Beieren (= de Bavière), toenmalig gouverneur-generaal van de Zuidelijke Nederlanden.

Het Fort was 45 gemeten groot, De vorm was de klassieke stervorm met dubbele aarden wal en walgracht. Langs de achterkant (kant Brugge) was er bovendien midden de courtine een ravelin. Ten noorden van het fort werden nog 500 gemeten land overstroomd ter verdediging. Het kasteel van Stockhove, dat langs die kant lag, werd afgebroken. Daarbij werden nog drie kleine fortjes (batterijen) aangelegd rond het grote fort, om dit te beschermen. Binnen in het fort stonden houten barakken en tenten voor de soldaten. In de aarden wal waren er laagten: openingen voor de kanonnen. Langs de noordelijke kant was er geen ingang, wel langs de andere kanten.

Het fort werd gebouwd door mensen van de streek, die ervoor gehuurd werden. De soldaten immers waren van alle handenarbeid vrijgesteld. De gronden van het fort werden altijd gehuurd. Bij het verlaten van het fort werd gans het domein ineens verkocht aan de eigenaar van het kasteel dat er ten zuidwesten van lag. Tot 1744 werd het fort door de Oostenrijkers bezet. In l745 ver sloeg Frankrijk Oostenrijk en bezette het fort tot 1748. Op het einde van de 18e eeuw vinden we op de kaarten: “geapplaneerd fort de Bavière”; wat er op wijst dat het in verval was geraakt.

Rond het fort werd er nooit gevochten. In de rekening van het Ambacht Oostkerke vinden we vele vermeldingen over leveringen die de mensen van de streek moesten doen aan de soldaten van het fort. In 1818 vinden we volgende beschrijving van het oude fort: L’ancien Fort de Bavière, autrefois situé entre les deux canaux de 1’ Ecluse et de Damme, entouré de fossés, et une place dans l’intérieur nommée la plaine avec une casemate encore en son entier; les fortifications sont en culture comme étant aujourd’hui une propriété particuliaire. (Stat top) .

Vandermaelen duidt het fort in 1836 aan, als ten dele verwoest. In het huidige bos van Koolkerke van 15 ha, zijn de vervallen wallen van het Fort de Bavière nog duidelijk te zien. Het gebied is privaat bezit van Baron van Caloen. Een belangrijke kolonie blauwe reigers (zeldzaam in België) hield er tot voor enkele jaren verblijf. Nu is zij verhuisd naar het bos ten noorden van Ten Bergen. Ook de flora van het Fort, waar de grond gelijkt op deze van de duinen, is merkwaardig. Daarom dient het Fort als natuurgebied bewaard te blijven.

B. Het Fort Lapin. - (bijkaartje 8)

Dit fort werd in 1621 aangelegd door de Spaanse Generaal Andrea de Cantelmo, die ook de Cantelmolinie te Westkapelle bouwde. Het Fort Lapin lag langgerekt tegen de vestingen van de stad Brugge. Waarschijnlijk werd het opgericht tegen de Nederlandse legerbenden die de streek ten noorden van Erugpe onveilig mieken. Dit was in de oorlog tussen Spanje en de Verenigde Provincies ten tijde van hun afscheuring.

Het Fort had vier bastions, een dubbele aarden wal en walgrachten errond. Tegen l70O waren de aarden wallen afgevlakt. Tegen 1800 werden ook de grachten opgevuld. Nu is er, buiten de vorm van enkele straten, niets meer van dit fort te zien. De wijk waar het lag, noemt nu nog “Fort Lapin”.

Zie ook ons artikel in “Rond de Poldertorens” jaarg. 6 nr. 3, met de kaarten van beide forten.

Hst. 8. Evolutie van de Dampoort - (grens Koolkerke-Brugge)

Op de bijkaartjes 7, 8 en 9 hebben we geprobeerd een reconstructie te maken van wat nu de Dampoort geheten wordt. In de loop der eeuwen was dit de noordelijke stadspoort van Brugge. Verschillende keren is hij van aangezicht veranderd, te wijten aan de aanleg van het Fort Lapin en later aan het dempen van de Koolkerkse Vaart.

Op kaart 7 vinden we de toestand zoals Jacob van Deventer hem aangeeft in zijn atlas van de Stadsplannen uit 1550. Er waren toen twee poorten: de St- Lenaardspoort of Dudzeelse poort en de St-Nikolaaspoort, Koolkerkse poort of Damse poort. De eerste (nr 240) werd vcrsterkt in 1362 en herbouwd in 1586. Naast die poort was de spei “het Kattegat” vaardoor de Ieperleet in verbinding stond met de Reie, Deze sluis bestond al in 1375. De tweede poort (nr 243) bestond reeds in 1269. Naast deze poort was er ook een sas “de Spey”, waardoor de Reie liep. Eroverheen lag de Speybrug (nu 242). Deze poorten maakten dus deel uit van de oude Brugse vestingen van 1297 en later.

Op kaart 8 is de toestand van 1621 afgebeeld. In dat jaar werd het Fort Lapin geconstrueerd, alsook de Dampoort (nr 241). De twee andere poorten zijn dus verdwenen, evenals het Kattegat. De Ieperleet stond nu al over de Kom (gegraven in 1620) rechtstreeks in verbinding met de Koolkerkse of Sluise Vaart (het vroeger Oud 7win). Om naar Dudzele en Koolkerke te gaan moest men nu over de Jan Puypens Brug (nr 238). Deze laatste bestond ook al bij de vorige toestand, waarschijnlijk zelfs sedert het graven van het Oud Zwin.

Op kaart 9 vindt U de tegenwoordige toestand. Rond 1810 vulde men de Koolkerkse Vaart op en werd de nieuwe Damse Vaart gegraven. Toen heeft men weer gans de Dampoort veranderd. Van de oude poort bestaat nu nog alleen de westelijke toren (nr 241).

Hst. 9. Bestuursorganisatie van het Gebied van Koolkerke

1. wateringen

Heel het poldergebied werd ingedeeld in wateringsgebieden. Dit gebeurde in de 13e eeuw, na het definitief droogkomen van de polders, na de Duinkerke III transgressie.

Het bestuur van elke watering moet zorgen voor de afvoer van het overtollige water uit haar gebied naar de zee. Deze indeling in wateringen bestaat nog ten huidigen dage. Koolkerke ligt ten dele in twee wateringsgebieden: ten noord-westen van de Koolkerkse steenweg (= het verdwenen Oud Zwin) in de Watering van Groot Reigaartsvliet, ten zuidwesten daarvan in de Watering van Rombouts-werve. Het 22e tot en met het 29e Begin (= sectie) van de Watering van Romboutswerve wordt ook genoemd de Watering van Tussen Zwenen. De boeren moeten polderhelasting of watergesohot betalen aan de watering, die dan de beken en sommige wegen moet onderhouden.

2. Administratieve grenzen

Sedert ongeveer 1300 was het Brugse Vrije verdeeld in 35 Ambachten. Het Brugse Vrije is het landelijk gebied rond Brugge, en bestaat sedert 1089. Het maakt deel uit van het Graafschap Vlaanderen. Koolkerke lag voor het grootste deel in het Ambacht Dudzele, namelijk het gebied dat behoort tot de Watering van Groot Reigaartsvliet. Dus ook het dorp lag in het Ambacht Dudzele. De rest, namelijk het gebied tussen het dorp en de Damse vaart, behoorde tot het Ambacht Oostkerke.

Aan het hoofd van een Ambacht stond een amman, die zorgde voor het administratief werk. Naast zich had hij nog een politie-officier, de berijder. In ieder parochie was er bovendien een hoofdman die zorgde voor het innen van de belastingen.

Daarbij komt nog dat Brugge in 1275 zijn grondgebied uitbreidde met gebieden rond de stad, die bij het stadsgebied van Brugge werden ingelijfd. Zij worden paallanden van Brugge genoemd, ofwel Brugge-buiten. Deze paalgrens was met stenen palen aangeduid. Op het grondgebied van Koolkerke stonden twee dergelijke grenspalen, namelijk de achtste en de negende. De paalgrens door Koolberke verliep rechtlijnig vanaf de Drie Brouwers naar Ter Fanne, en verder over de Lisseweegse Watergang naar de kerk van St-Pieters-op-de-Dijk. Brugge breidde zijn grondgebied uit omdat het te klein geworden was voor de groeiende bevolking. Een deel van de inwoners was in de omliggende gebieden gaan wonen langs de wegen die vanuit de stad de buiten intrekken.

Daarenboven behoorden nog vele stukken van het Koolkerkse grondgebied tot ofwel de Heerlijkheid van het Proostse (de proostlanden), ofwel tot de Heer- lijkheid van het Kanunnikse (canonisch land), ofwel tot de Heerlijkheid van het Maandagse, ofwel tot de Heerlijkheid van het Sijseelse. Deze gebieden moesten aan de respectievelijke heerlijkheden hun belasting betalen.

Deze toestand bleef bestaan tot in 1796, toen Be1gië door dc Franse bezetting administratief heringericht werd en ons huidige bestuursapparaat ontstond. De gemeente Koolkerke werd gevormd uit de parochie Koolkerke, het deel van de parochie Sint-Gillis tussen de Lisseweegse Watergang, de Oostendse Vaart en de Koolkerkse Vaart; en een deeltje van de parochie Sint-Kruis tussen de Koolkerkse en de Damse Vaart. De totale oppervlakte van Koolkerke bedroeg toen 801 ha. Koolkerke behoorde tot het kanton Damme, afgeschaft in 1800. Van dan af heeft iedere gemeente zijn eigen gemeentebestuur. Voor het verloop van de oude gemeentegrens verwijzen wij naar de grote kaart.

In de 19e eeuw waren er te Koolkerke negen wijken: Koolkerke dorp, Fort de Bavière, Smouthuis, Fort Lapin, Ter Panne, Ten Berghe, Klinkewal, Zeveneeken en kruisabeele.

Op 12 juli 1899 werd een groot deel van de gemeente Koolkerke door Brugge ingepaimd om er het Zeekanaal en de Haven aan te leggen. Het waren de wijken Ter Panne, Fort Lapin en Zeveneeken. Voor de nieuwe en huidige gemeentegrens verwijzen wij eveneens naar de grote kaart. De gemeente Koolkerke beslaat nu nog 417 ha.

Alle gebouwen, waaronder enkele belangrijke hofsteden en kastelen, die in het havengebied vielen, werden afgebroken. Alleen een stukje van het oude Koolkerke boven de Haven (met de hofsteden Zeveneken en Peralta) bestaat nog. Het is ook grondgebied Brugge. Ook de wijken Fort Lapin en Ter Panne veranderden grondig van uitzicht door de aanleg van de wijk Sint-Jozef, ook Brugs grondgebied.

3. Parochiële grenzen

Heel het gebied van Koolkerke behoorde vóór 1150 tot de parochie St-Gillis uit Brugge. Rond 1150 werd de kerk van Koolkerke opgericht als hulpkerk van St-Gillis. Daarna werd de parochie Koolkerke gescheiden van St-Gillis. Voor de parochiegrenzen, zie ook op de grote kaart. Heel de parochie Koolkerke lag dus binnen het grondgebied van Koolkerke uit de 19e eeuw. De Paallanden tot de Koolkerkse Vaart en de Zevenekenhoek behoorden tot de parochie St-Gillis in Brugge. Een klein stukje in het zuidoosten behoorde tot de parochie St-Kruis. Dit bleef zo tot aan de Franse Revolutie. Dan, in het jaar 1807, werd heel het gebied parochie Koolkerke.

In 1920 werd de parochie Koolkerke herleid tot haar huidige uitgestrekheid, name1ijk heel de huidige gemeente Koolleerke, plus daarbij het gebied tussen de Haven, de Bommelbeek en de Dudzeelse steenweg. De rest vormt de nieuw opgerichte parochie St-Jozef. Het stukje boven de Haven behoort nu tot Sint-Pieters,

4. De Tiendehoeken

Vóór de Franse Revolutie moesten de boeren kerkelijke belasting betalen, namelijk de tiende. Oorspronkelijk werden ze in natura betaald. Om de administratie te vergemakkelijken werd het gebied in tiendehoeken verdeeld. De tiende van Koolkerke ging naar het kapittel van Sint-Donaas te Brugge. In ruil daarvoor onderhielden ze de kerk en de geestelijkheid. Met de franse overheersing werden deze kerkelijke belastingen afgeschaft en werd de geeste- lijkheid later door de staat betaald.

Hierna volgen de tiendehoeken van Koolkerke met hun uitgestrektheid.          

  • Speihoek (221 gemeten): tussen de Lisseweegse Waterg., het Spermaliewegelken, de Vaneweg en de Panneweg. (156e en 157e begin van Groot Reigaersvliet).
  • Zevenekenhoek (119 gem): tussen de Lissew. Waterg., het Spermaliewegelken, de Vieringweg en de weg naar St-Laureins ( 165e en 166e beg. van Groot Reig.).
  • Molenhoek of Vanehoek (131,5 gem.): tussen de Vaneweg, de Vieringweg en de Duzele steenweg (158e en 159 begin Groot Reigaertsvliet).                
  • Kruisabeelhoek (164 gem): tussen de Vieringweg en de Dudzele steenweg (160e en 161e begin Groot Reigaertsvliet).
  • Pannehoek of Poorthoek (+- 356 gem., waarvan 62 in de parochie St-Gi11is): tussen de Dudzele steenweg, Fort Lapin, Koolkerke steenweg en de Aartweg (116e tot en met 121e begin Groot Reigaertsvliet).
  • Kerkhoek ( +- 208 gem.): tussen de Dudzele steenweg, de Aartweg, de Koolkerke stw. en de Rontsaartweg (119e, 122e tot en met 125e beg Groot Reig).
  • Zuntmeethoek (151,5 gem.): tussen de Dudzele steenweg en de Rontsaartweg (135e, 136e en 139e begin van Groot Reigaartsvliet). 
  • Grote Hoek (Tussen de Waters), (449 gem., waarvan 38 binnen de palen van Brugge): tussen de oude Koolkerkse Vaart, de Damse Vaart en de Scheidingsbeek. Deze hoek wordt verdeeld in twee delen. Het tweede deel gaat vanaf het Beerwegelken en de Scheidingsbeek.(de rest van Romboutswerve in Koo1kerke: 18e tot 21e en 26e tot 29e begin en een deel van het 25e)
  • Tenslotte nog ongeveer 15 gemeten van de parochie St-Kruis, gelegen tussen de Koolkerkse Vaart en de Damse Vaart.

N.B. De wegen vallen buiten de oppervlakte van de Tiendehoeken.

Hst. 10. De Kerk van Koolkerke

De eerste kerk van Koolkerke werd rond 1150 gebouwd door Ridder Nioolaas Gaillard, de zoon van Karel en de kleinzoon van Hugo Gaillard. Deze familie vestigde zich in de loop van de l1e eeuw in Vlaanderen. De kerk noemde Nicolaas-Gaillards-kerke of Cool-Gaillards-kerke. Dit zou dan de oorsprong zijn van de naam Coolkercke. De kerk was toegewijd aan de heilige Nicolaas, naar de naam van de bouwer. Deze eerste kerk zou opgetrokken zijn geweest in gestampte aarde. Ze had eerder het uitzicht van een kapel. Waarschijnlijk was het een bijkerkje van de parochie St-Gillis in Brugge, zodat de bevolking bui ten Brugge in de polders reeds aanzienlijk moet geweest zijn.

In de 14e eeuw werd dan een grotere stenen kerk gebouwd met baksteen uit Oostende en Lissewege. Ridder Joris Gaillard en zijn echtgenote Katerina van Lissewege liggen in de kerk begraven. Rond 1700 bestond de kerk uit twee beu- ken, zonder grote toren. De kerk zal in de loop der jaren wel verscheidene restauraties ondergaan hebben, maar nauwkeurige inlichtingen hierover ontbreken.

Een grote verbouwing, die aan de kerk haar huidige vorm gaf, werd gedaan rond 1860. De middelbeuk van de huidige kerk dateert nog uit de 14e eeuw. Er was ook een kleine rechterzijbeuk, die werd afgebroken. De nieuwe zijbeuken en de sakristie werden gebouwd in 1860. In 1853 werd de toren gebouwd en in 1856 werd er een grote klok in gehangen. Deze klok werd in de laatste wereldoorlog door de Duitsers weggenomen. Ze woog 475 kg en werd gegoten door de firma van Espen in Aarschot. Sedert enkele jaren hangt er nu een nieuwe klok naast het kleine klokje dat na de oorlog dienst deed.

In 1859 werd de granieten doopvont geplaatst. Hij is versierd met de beelden van de vier evangelisten. Het deksel stelt de doop van Jezus voor. Het is een gift van Ridder De Knuyd de Vosmar, die woonde op het kasteel naast het Fort de Bavière. In 1867 werd de Kruisweg ingezegend. Het hoofdaltaar in neogotiek is een gift van Carolus de Croeser de Berges, heer van Ten Bergen. De familie-steen van het geslacht de Croeser werd toen in het koor geplaatst. In 1875 werd het voorportaal van de kerk vernieuwd.

In 1876 schenkt Baron Paul van Caloen de kommuniebank, versierd met de wapens van zijn blazoen. In 1877 werd de tweede sakristie gebouwd op kosten van de familie de Knuyd de Vosmar, om er de overleden familieleden te bergen, in afwachting dat de grote grafkelder van deze familie op het kerkhof zou gebouwd zijn. In 1878 werd de predikstoel geplaatst. In 1887 geeft baron van Caloen Arents ean wijsteen waarop gedurende de Franse Revolutie in het geheim de Mis werd gelezen, en die nu nog bewaard wordt op het Sint-Niklaasaltaar.

In hetzelfde jaar wordt het vergulde borstbeeld van St-Nikolaas, de patroon van de kerk, geplaatst in een eiken schutkast in de rechter zijbeuk naast het altaar van de Heilige. Dit beeld bevat een relikwie van Sint-Niklaas. Op dit altaar wordt de legende uitgebeeld van Sint-Nikolaas met de drie jongetjes in de vleeskuip. In 1899 wordt een uurwerk op de toren geplaatst. In 1911 wordt de familiekapel van de van Caloen’s gebouwd, naast het portaal. Eronder ligt hun grafkelder.

De kerk bevat enkele schilderijen uit de 16e en de 17e eeuw, waaronder een schilderij van Renier ter herdenking van de overleden leden van de familie Corthals, die woonde op het kasteel ten noorden van het dorp. Aan de muren hangen vele zogenaamde “obiits”, panelen ter nagedachtenis van de overleden leden van de adellijke families die woonden op Koolkerke. Enkele gaan terug tot de 14e eeuw. Men vindt er hun wapenschilden en de datum van hun afsterven. In de kerkvloer en in de muren zijn ook nog verschillende grafstenen aange- bracht, onder andere die van de familie de Croeser. De kerk bezit verder nog een merkwaardig beeldje van O.L.Vrouw “Ghesontheit der Krancken”. Hier kwam men eertijds dienen tegen allerhande ziekten.

2016 03 07 134139Het kerkje van Koolkerke

Hst. 11. De Bevolking van Koolkerke

In de ommelopers worden er negen terpen of moten vermeld op het grondgebied van het latere Koolkerke. Dit is de oudste bewoningsvorm in de Polderstreek, namelijk van zodra het gebied na de tweede Duinkerkse transgressie, droog kwam te liggen. De meeste terpen en ook het dorp liggen op Oudland dat droog bleef vanaf ongeveer 800. Dit wijst er dus op dat er hier al zeer vroeg een zekere bewoning is geweest.

Na de derde Duinkerkse transgressie rond 1150, bleef ook de strandvlakte tussen het huidige dorp van Koolkerke en de stad Brugge, droog liggen. Van op het einde van de 12e eeuw werd heel het gebied dus zeker in ontginning genomen door de vestiging van grote boerderijen, voornamelijk in de 13e eeuw.

Tot in de 14e eeuw nam de bevolking snel toe, zoals overal in Vlaanderen. In de ommeloper van 1447 vinden we 80 woonhuizen in de Watering van Groot Reigaartsvliet te Koolkerke. Dit komt overeen met ongeveer 350 mensen. Opmerkelijk is dat er wel een twintigtal huizen, of hutten wellicht, stonden langs de Lisseweegse Watergang. Misschien wel van schippers. Het dorp Koolkerke telde toen 10 huizen.

In 1527 telde men te Koolkerke 250 communjecanten (mensen boven de 12 jaar). Dit zou ongeveer 400 inwoners geven voor geheel Koolkerke. In de ommeloper van 1567 vinden we 84 huizen in de Watering van Groot Reigaartsvliet te Koolkerke. Dit geeft ongeveer 400 personen. Als we daarbij tellen een 15-tal huizen van Romboutswerve, komen we voor heel Koolkerke aan een inwonersgetal van ongeveer 460 personen in 1567. Het dorp telde toen 23 huizen (124e en 125e begin van Groot Reigaartsvliet).

In het parochieboek van Koolkerke van 1701 vinden we 90 huizen, waarvan 14 in het dorp. Dit geeft ongeveer 500 inwoners voor heel de gemeente.

Zoals men ziet schommelde het aantal inwoners van Koolkerke tot 1800 altijd tussen 400 en 500 personen. Vanaf 1800 is er weer een sterke stijging. In 1813 telde Koolkerke 936 inwoners en in 1840 reeds 980 inwoners. In 1890 waren het er 1705 en in 1899 alweer 1900.

In dat laatste jaar werd een groot deel van Koolkerke, met 1140 inwoners door Brugge ingepalmd. In 1910 telde Koolkerke nog maar 835 inwoners meer. In 1937 was dit nog verminderd tot 791. Na de tweede wereldoorlog is het aantal weer gestegen; in de laatste jaren zelfs aanzienlijk: van 860 in 1955 tot ongeveer 1200 in 1964.

Hst. 12. Volksgeloof

Zoals overal op het platteland, waren ook de mensen van Koolkerke zeer bijgelovig. Voornamelijk het geloof in toverij was hier vrij levendig, tot op het einde van de 19e eeuw. Zo ken men u verschillende toveressegronden aandui- den. Dit zijn ronde plaatsen in de weiden, waar het gras groener staat dan elders. Daar hebben de toveressen bij nacht gedanst. Nachtdansen van heksen zijn veelal een latere ontstane variante op de bekende elfendansen. Moest er iemand die schone ronden met drek bevuilen, ze zouden krimpen totdat de bevuilde plek eruit is. In de omtrek van de vergaderplaatsen van toveressen zat het nooit pluis en het was een waagstuk voor een gewone sterveling om die bijeenkomsten, al was het maar al voorbij gaande, te storen.

Rond 1900 nog geloofde men te Koolkerke dat een bepaalde vrouw toverkracht bezat. Als men voorbij haar boerderijtje reed zonder goedendag te wensen, kon zij u in de gracht doen rijden. Te Koolkerke was er ook een Toveresseberg en een Toveressebos. Beide duiden waarschijnlijk dezelfde plaats aan, namelijk een kleine hoogte langs de Koolkerke steenweg, waar in de 18e eeuw een fortje was, ten zuidwesten van het grote Fort van Beieren (nr 207 op de grote kaart). Op die hoogte, die nog te herkennen is, stonden enkele bomen. Men geloofde dat het daar ‘s nachts kon spoken.

Verder was ook het geloof in klokputten en verzonken kerken levendig te Koolkerke. In de 17e en de 18e eeuw vinden we een toponiern “de hellepit” (nr 199 op de grote kaart). Duivelsputten en helleputten zijn gevaarlijke zaken. Over het algemeen gelden die benamingen op verschillende plaatsen voor klokputten en staan ze aldus in verband met een plaatselijke sage. In dit ver- band kunnen we ook Hollebeke dorp vermelden. Rond 1900 werd die naam gegeven aan een wijk te Koolkerke, waarschijnlijk langs de Koolkerke steenweg. Naast het kasteel Pathoeke was er ook een stuk land genaamd “het quaede gemet”.

Vermelden we ook nog dat er te Koolkerke rond 1700 drie stenen kruisen stonden, wat misschien ook in verband te brengen is met het volksgeloof. Te Koolkerke waren er ook Duitse schapers: mensen uit Limburg die alhier de scha- pen hoedden van de grote boeren. Ze werden altijd als zonderlinge mensen aan- zien, die ook een zekere toverkracht zouden hebben, meestal ten goede. Rond 1900 was er hier te Koolkerke zeker nog één Duitse schaper, op de hofstede ten zuidwesten van het Fort de Bavière.

Ook van de Tempeliers werd er gezegd dat zij te Koolkerke hadden gewoond, namelijk op de hofstede de “Roode Poort”. Er waren goede en slechte Tempeliers, beide hadden tovermacht. Woonde men op het hof van goede Tempeliers, dan was men vlug een rijke boer; anders zou alles tegenslaan.

De spotnaam van de Koolkerkenaars is volgens Edward de Dene, de “Warmoeseters” (warmoes is groenten).

0000000000000000000000       0000000       0000000000000000000000

Kaart van de oude gemeente Koolkerke met een bijhorende historische schets tot 1850 - Deel 2

Willy Wintein

Rond de Poldertorens
1965
01
001-041
Achiel Calus
2023-06-19 14:44:32