De Slavenmeesters van Lapscheure (Mededelingen 5.)
Antoine Vermeersch
Voor de kommuniebank in de kerk van Lapscheure, lezen we op een paar grafzerken: “Sepulture van den eersaemen Zegerus Van de Moere fs Gillis in syn leven Slaefm[eester] vande confrerie van de H.H. Dryevuldigheyt, O. L. Vrouw en H. Sacrament Meester mitsg[ade]rs poincter deser prochie van Lapscheure overleden den 27 7ber [september] 1751 oudt 40 jaeren”.
Een pointer was een aangestelde verdeler van de grondbelastingen.
“Sepulture van den eersaemen Tobias Servyt fs Pieter bij Marie Van Nieuwerburgh geboortig van Moerkerke, in synen leven O. L. Vrauw Meester en Slaefmeester deser Prochie van Lapscheure, overleden den 10 Juli 1770 in den ouderdom van 51 jaer en 7 maenden”.
Deze heer heeft zelfs 2 zerken in de kerk van Lapscheure. De laatste werd er geplaatst door zijn “derde en latste huysvrauwe”.
Verder, links in de kerk:
“Vrye sepulture vanden eersaemen en discreten Joannes Stul fs Joseph in syn leven Slaef- ende O. L. Vrauwm[eeste]r deser kerc, overleden (niet ingevuld, maar zijn vrouw Anna Marie Maertens stierf 23 jan 1754)”.
Bovenaan deze laatste zerk is in het witte marmer een rococo cartouche gebeiteld waarin een halfnaakte slaaf zijn arm omhoog steekt, waaraan een zware ketting hangt.
Wat waren die Slavenmeesters? Wij spreken ook van Kerkmeesters en van Dismeesters.
Tijdens de octaaf van de consacrering van de nieuwe kerk in juli 1652, werd te Lapscheure opgericht de Broederschap van de Allerheiligste Drievuldigheid tot Vrijkoping van de Slaven.
Deze Broederschap zorgde voor het ophalen van aalmoezen gedurende de kerkelijke diensten. Het ingezamelde geld werd aan de Orde van de Trinitariërs overhandigd.
De persoon die met deze omhaling gelast werd, noemde men Slavenmeester van de Confrerie van de H. Drievuldigheid.