Verhuisfirma Vermeersch: drie generaties bijna 60 jaar jong
André Desmidt
Wanneer we nu in de comfortabele Mercedes van de huidige bedrijfsleider René Vermeersch van Knokke naar Brugge rijden, dan komen we ter hoogte van Westkapelle voorbij het ouderlijk huis van Jozef Vermeersch..
René Vermeersch en Maria Lierman woonden inderdaad in de Knokkestraat nummer 44 (thans Dorpsstraat 9) te Westkapelle.
Daar werden niet minder dan 15 kinderen geboren, waarvan er vier vroegtijdig stierven. Een zware dobber voor deze twee werkmensen in de boerenbuiten, die met het karig inkomen van een metser in die tijd de crisisjaren van 1930 moesten doorstaan.
Vader René was bouwvakker en werkte onder meer aan het Knokse Casino, een van de laatste grote werken in de streek. Toen hij in 1932 werkloos werd, wist hij aanvankelijk moeilijk op welke manier hij voor de toekomst het welzijn van zijn groot gezin zou kunnen verzekeren.
Hij nam toen in deze moeilijke periode de moedige beslissing om in het onderhoud van zijn “menage” te voorzien door een zelfstandige beroepsactiviteit.
Hij deed toen het nodige om zelfstandig voerman te worden op de lijn Brugge-Knokke, net zoals Staf Dewitte dat deed van Heist naar Brugge. Dagelijks nam hij ‘s morgens zeer vroeg afscheid van vrouw en kinderen om met paard en kar op te trekken naar Brugge. ‘s Morgens om goed vier uur rolde hij “uit zijn mande” om iets voor vijf uur aan te zetten naar Brugge, waar hij omstreeks acht uur aan kwam in de Oude Burg. Het paard werd uitgespannen in “De Gouden Sleutel” achter de halletoren en er werd uitgekeken naar de grossisten die daar verzamelden met hun "Marchandise"!
Een zicht van de vijf gebroeders Vermeersch actief in het bedrijf (van l naar r: Sylvain, Hilaire, Marcel, Romain, Jef)
Na het opladen vertrok Vermeersch dan kort na de middag huiswaarts. De meest uiteenlopende zaken werden vervoerd: winkelwaar voor de Knokse neringdoenders, huisraad voor de mensen aan de kust die wel in Brugge kwamen kopen maar geen mogelijkheden hadden om het mee te nemen naar Westkapelle, Knokke of Heist.
Zo sleurde Vermeersch met fonten kachels, zware étagères, grote houten hobbelpaarden.
In Brugge werd zeep aangemaakt zodat regelmatig dergelijke kratten behoorden tot de vracht. Ook zout was een courant artikel. Voor de pastoors werden hosties meegebracht, voor Dieusaert in Heist werd bakken speciaal bier aangevoerd, voor de glazenmakers werden kisten glas meegebracht, voor Achille Debaets “de storemaker” werd hout vervoerd.
Hoewel er nooit flesjes van Dieusaert gekraakt werden onder de baan, werd wel af en toe eens afgestapt. . . omdat het paard wat moest rusten. Jef maakte toen al van de gelegenheid gebruik om wat gerstenat door te spoelen, goeie gewoonte die hij nu nog steeds in ere houdt, in ‘t Hespekotje en in de Groene Wandeling.
Om te eten werd er evenwel niet gestopt, want dat ware verloren tijd geweest. Men knabbelde de boterhammetjes van moeder de vrouw op de kar.
Omstreeks vier uur in de namiddag arriveerde men te Westkapelle, tijd om te eten, het paard uit te spannen . . . en jawel, zich klaar te maken voor de rit naar Knokke.
Immers, het vele gerief bestemd voor de winkels en hotels te Knokke moest nog dezelfde dag geleverd worden. En zo was het elke dag opnieuw een lange dag, en kwam men vermoeid ‘s avonds laat thuis.
Halverwege de jaren dertig begon vader te sukkelen met zijn gezondheid en moesten de jongens inspringen. Jef was de oudste en kreeg als jonge man, in de fleur van zijn leven, de zware opdracht om in het levensonderhoud van het grote gezin te voorzien door de beroepsactiviteit van vader over te nemen.
Tot overmaat van ramp brak in 1940 de oorlog uit. Jef was toen amper vijftien jaar oud.
Vader René stierf in 1942 en liet 11 kinderen achter en een vrouw, die wonderwel de zaak kon beredderen.
Tijdens de oorlog werd er minder handelswaar vervoerd omwille van de rantsoenering en de schaarste. Er werd wel veel verhuisd, en men spitste zich daar dan ook op toe. Vele rijken uit het binnenland ledigden hun villa’s in de bedreigde kustzone. Vermeersch slaagde erin regelmatig van de Duitse bezetter een doorgangsschein te bekomen, die hij dan eigenhandig meerdere malen verlengde.
Met een gehuurde camion evacueerde men vele hotels, werden grote hoeveelheden meubels overgebracht naar de verkoopzalen. De camion reed niet op benzine of diesel, maar was een stoommachine.
Dat wil zeggen dat men zowat een uur voor het vertrek het vuur moest aansteken, want er werd gestookt met kolen. Later bouwde men om naar een houtbrander die instond voor de verwarming van een speciaal gas wat opgeslagen zat in een vat naast de stuurcabine. Een bijzonder edele opdracht was het in die tijd om de giften van de gelovigen over te brengen naar het bisdom in Brugge. Jef was zodoende een goede bekende van mgr. Lamiroy en zijn naaste medewerkers. Van smokkelactiviteiten had de bisschop geen weet.
En toch werd er al eens “zwarte marchandise" vervoerd. Zo herinnert Jef zich nog het illegaal vervoer van enkele zakken tarwe, die wegens geldgebrek niet aan de voorziene man konden gebracht worden. Wegens de schaarste was het geen grote moeilijkheid om deze landbouwproducten toch te verkopen.
Bij het overladen op een steekkar begaf de laatste zak het en het graan vloeide rijkelijk over de Brugse kasseien, wat niet onopgemerkt voorbijging.
De waakzame Brugse politie had het gezien en de commissaris werd ingelicht.
Grote heibel, verhoor op het commissariaat... waar Jef zonder blozen beweerde dat het graan was voor ‘t bisdom. Men informeerde, en door een leugentje om bestwil heeft de bisschop dan wel de huid van Jef gered. Het gevolg was dat de politie zich excuseerde en dat men met de patrouillewagen de vijf zakken zelf vervoerde naar het bisschoppelijk paleis.
Nog geen uur later stond Jef daar met zijn camion om de boel opnieuw op te laden en te vertrekken, richting Westkapelle.
Op ‘t einde van de oorlog moest Heist grotendeels ontruimd worden. Per dag verhuisde Vermeersch toen een drietal gezinnen naar Knokke. Gelukkig steeds zonder ongelukken.
Na de oorlog kocht Jef voor het “Verhuisbedrijf weduwe Vermeersch” een nieuwe verhuiswagen. Het werd een Buick met aanhangwagen, die spoedig door gans het land trok, steeds maar laden en lossen. Soms vertrok men ‘s morgens om vier uur om pas na middernacht thuis te komen, oververmoeid van al de handenarbeid, het “tjolen” langs de meestal te smalle trappen.
En toch had Jef blijkbaar nog de tijd en de fysiek voor het vrouwelijk schoon, want in 1949 aasde hij zodanig op Yvonne Kaas ‘Decorte) dat hij er hetzelfde jaar ook mee trouwde. Het jonge koppel vestigde zich in de IJzerstraat te Heist, waar men een verkoopzaal inrichtte, en waar Yvonne vendeuse werd.
Tussendoor moest zij ook de tijd vinden om te zorgen voor de kleine René.
In de jaren vijftig werd de zaak rustig uitgebouwd. In de “vendisies” werden meubels opgekocht en te koop aangeboden in de verkoopzaal, waar later ook “einde reeksen” verkocht werden.
Het werd een drukke bedoening en in 1962 (de 31ste maart preciseert Yvonne) verhuisden Jef , Yvonne en René naar de nieuwbouw aan de markt. Het was er toen nog niet zo druk, want in de rij stonden nog niet te veel woningen.
Wel was er de zonnekant van de markt met café Londen (met moeder Liz van den aap en Sissen van kattens), café Modern, café De Beurze, en de inmiddels verdwenen post.
Jef was er steeds graag bij “als er iets te nutten viel”. Vandaar dat hij steeds waakzaam was als er gemeenteraad gehouden werd op het stadhuis. Hij installeerde zich dan bijtijds in “café ‘t Marktplein” om de traktaten van de Gheldere en Parez en anderen niet te missen.
De planton van de politie wisten ook wel dat het interessanter was in de cafés dan in hun bureaus. De werkzaamheden ‘s nachts werden dan ook zo geregeld dat er één bleef, en dat de anderen op bezoek gingen aan de overkant.
Wanneer er controle was of wanneer er oproepen waren, dan werd een paar keer met de lichten geknipperd, en de ordehandhavers waren onmiddellijk weer present.
Speciaal spektakel was het ook wanneer er een brandje was. Jules Engelrelst, de conciërge van ‘t stadhuis, loeide de sirene en de leden van het vrijwilligerskorps kwamen dan aangesneld, want het was een prestigezaak om zich bij de eersten aan te melden.
De activiteiten beperkten zich niet tot verhuizingen alleen. Er werd ook veel gewerkt voor de deurwaarders, die goederen van faillissementen naar de markt moesten brengen voor Openbare verkopen.
De eerste auto van de “PVBA Gebroeders Vermeersch” was een Minerva, maar was rap te klein en werd dan vervangen door een Fargo, die op zijn beurt plaats moest maken voor een zware Volvo.
Met het oog op een vestiging in Knokke kocht men de grond aan in de Smedenstraat van het domein Paardetram. Yvonne wilde als rasechte Heistenaar niet mee naar Knokke, zodat Jef dan ook maar in heist gebleven is... en hij heeft het zich nog niet beklaagd, zegt hij (maar Yvonne zat toen naast hem...).
Met de heropbloei van het toerisme werd er ook veel “bagage” verhuisd. Diegenen die vroeger appartementen verhuurden zullen zich inderdaad nog wel herinneren dat de vreemdelingen zich het eerst aanmelden met een aantal rieten manden met huisraad en kleding, ofwel gebracht door de voerder van de spoorwegen, ofwel door Vermeersch.
Verhuizen is een zware job, bij zoverre dat Jef vaak oververmoeid achter het stuur zat, ja zelfs in slaap viel. Op een gegeven ogenblik vloog Yvonne achter het stuur van de zware camion, zonder enige ervaring.., maar ze kwamen veilig thuis.
Hoewel Jef en nu ook René steeds zorgen voor de nodige arbeidsvreugde zijn er ook zwarte bladzijden in het levensboek van het bedrijf.
Broer Sylvain, de chauffeur, is ingevolge een val in de garage gestorven. Bij een verhuis in Westkapelle was de nogal nieuwsgierige, maar spijtig genoeg ook ietwat onvoorzichtige eigenaar, op straat gekomen vanachter de grote camion: hij werd gegrepen door een voorbijrijdende wagen en stierf aan de opgelopen verwondingen. Jef was er drie dagen ziek van en verkeerde in shocktoestand.
Soms komen er ook eigenaardige oproepen binnen, die Yvonne dan bestempelt als spoedgevallen. Het betreft dan echtparen waar het niet goed meer botert en waarbij er één uittrekt.
En soms komt men bij dergelijke verhuizingen rare toeren tegen. Zo was er eens een verhuis bij een visser, na een oproep door de vrouw die het echtelijk dak wenste te verlaten, maar alles onder het dak wilde meenemen.
Wanneer men goed bezig was kwam taxi Pierre aangereden met het “slachtoffer”, die de verhuis niet apprecieerde. Als een woesteling kwam hij naar boven en bedreigde Jef Vermeersch met een rondzwaaiende stoel. Na enig overleg werd alles terug gezet, en kon de firma in alle stilte het pand verlaten.
Verleden jaar ging Jef op pensioen, hoewel we hem nog dikwijls rond de grote verhuiswagen zien.
Toch heeft hij nu al meer tijd om te fietsen, of om een pintje te gaan drinken bij vrienden in ‘t Hespekotje. Jef is enkel lid van de raad van eer van de Cercie, en of het kenmerkend is voor een “Cercletrutte” weten we niet, maar te pas en te onpas zet hij zijn keelgat open en roept: Dames nodigen uit.
Ondertussen is het vak veel geëvolueerd en met de invoer van de lift is het minder zwaar geworden voor de zwaar belaste ruggen.
Toch zijn er nog specifieke problemen, zoals de mogelijkheid tot parkeren, het feit dat men in de steden enkel ‘s nachts kan werken omdat overdag de tram moet doorkunnen...
Ook verkeersvrije zones (zoa1s onze Zeedijk) zijn oorzaak van veel moeilijkheden. Maar gewapend met een flanellen band rond de lenden en een zwarte rekkerband als steun, trekt men er nog elke dag gezwind op los.
Zoals bij de aanvang reeds gemeld is het bedrijf nu in handen van René.
Hij geeft op zijn beurt een eigen wending aan het bedrijf, dat nu ook regelmatig internationaal transport doet. René is een kwekeling van het bedrijf en werd als klein jongetje reeds geconfronteerd met het soms zware labeur. Daarenboven was hij steeds onder de indruk van de grote camions.
Als klein manneke reed hij reeds per fiets van en naar Lissewege en Dudzele met pakjes.
Toen de markt in Heist onmiddellijk na de fusie in concessie gegeven werd aan de familie Vermeersch, was René er ook steeds bij om de marktkramers hun juiste plaats te wijzen.
Hoewel de combinatie van markten en verhuizingen op het eerste zicht vreemd lijkt, is dit eigenlijk niet zo verwonderlijk. Vroeger beschikten de marktkramers meestal niet over eigen vervoer, en brachten zij hun kist of kisten winkelwaar aan met het openbaar vervoer en werd het aan het station afgehaald door de verhuizers van Vermeersch.
Het was de tijd dat er nog veel meer marktkraampjes moesten opgesteld worden op het marktplein, daar waar men nu meestal volledig geïnstalleerd met een verkoopwagen de markt oprijdt.
Dat René de internationale toer opging heeft ook wel iets met toeval te maken. Het begon zowat met de internationale profvoetballers die naar Brugge kwamen. Zo wordt herinnerd aan de eerste generatie jonge voetballers uit Denemarken (Olsen, Nilsen...).
Voetballisten zijn goede klanten, want zij verhuizen regelmatig. Daarbij valt het wel op dat ze tevreden zijn van Vermeersch en steeds maar terug komen.
Het is dus elk jaar uitkijken naar de transferts. In een korte periode moet men dan zowat gans Europa doorkruisen. Momenteel is Vandereycken de kampioen. Voetballisten zijn ook speciale klanten, want zij trekken zich meestal niet te veel aan of zijn hyperkritisch. Anderzijds zijn het goede betalers en meestal zeer ruim geïnstalleerd.
Zo komt men dus vaak tot zeer eigenaardige situaties, zoals de verhuis naar een luxueuze villa in de Italiaanse bergen... enkel vanop 200 m te bereiken via een klein smal bruggetje... dus alles maar overladen van de camion op kleine wagentjes.
Voor Haan werd het wellicht de duurste rekening, want zijn verhuis duurde niet minder dan 14 dagen. Maar dat was dan ook alles inbegrepen, zoals het aansluiten van de toestellen, het ophangen van de kaders, het monteren van alle kasten.., en het pakken van niet minder dan 21 dozen kleren. Haan beschikt over tien grote dozen overhemden, alle met aangepaste das.
Haan bleek ook zeer tevreden over de firma Vermeersch. Bij zijn verhuis stelde hij dan ook een Mercedes ter beschikking, liet hen uitnodigen naar een belangrijke voetbalmatch, en nodigde hen regelmatig uit voor een etentje. Via de voetbalhelden kwam René Vermeersch en zijn mannen in contact met allerhande mondaine figuren en hooggeplaatste personages : een cocktail met Prins Rainier van Monaco, en zovele babbels en recepties. Maar voor alles primeert het harde werk. Reden temeer dat Jacqueline haar ventje bij elke thuiskomst opnieuw bijzonder verwent.
En ondertussen meldt de vierde generatie zich reeds aan. Geert leerden wij kennen bij de verhuis van het stadhuis te Knokke. Geen gewone voer, maar tonnen en tonnen papieren (archief alleen reeds goed voor 25.000 kg). Toch klaarde de firma alles op in een verlengd weekend.., maar het waren dan ook lange zware dagen, met amper tijd voor een pintje bij Simonne van de Calomar.
Bijzonder moeilijk bleek de verhuis van de brandkoffers, die moesten verwijderd worden met een zware kraan die ingehuurd werd. Ook de kunstwerken vroegen bijzondere aandacht. Burgemeester en Schepenen slaakten een zucht van verlichting toen zij de maandag in het administratief centrum in de Vansteenestraat binnenkwamen, en er de koeien en paarden van Alfred Verwee opnieuw zagen grazen op de keurig opgehangen schilderijen.
Toekomstplannen zijn er niet speciaal: voortdoen zonder achter zich te kijken, en elke nieuwe uitdaging opnemen.
Straks maakt het bedrijf zich op voor het diamanten bestaansjubileum, en wie weet wordt dat niet gevierd in het gezelschap van Heyst leeft en alle reeds door de firma verhuisde voetballers. Zeker een reden om er bij te zijn, en beslist een tip om gevraagd te worden.
Een zicht tijdens de ontruiming van het Knokse stadhuis wat feilloos uitgevoerd werd door de firma Vermeersch... en wie weet mogen zij straks het Heistse stadhuis ook niet verhuizen ???