MEDEDELINGEN
1. Verheugende Tijdingen
In een jaar kan veel gebeuren. Rond de Poldertorens 1962 nr 1, klaagde het verval aan van het Kasteel van Kleihem bij Zulenkerke, de jammerlijke toestand van het Kasteel van Moerkerke, laatste historisch gebouw op deze gemeente en wees op de inspanningen van een groep molenliefhebbers tot het behoud van de Molen van Oostkerke.
Het is verheugend dat hier nu kan medegedeeld worden dat het gevaar voor afbraak van het Kasteel van Moerkerke geweken is, en het gebouw als een rustoord voor ouden van dagen zal ingericht worden.
Het Kasteel van Kleihem, dat opgebouwd is in de weiden die reeds sedert 1.000 jaar onder deze naam bekend staan, zou binnen kort hersteld en terug bewoond worden. Terwijl eveneens al gauw de officiële erkenning als monument van de Molen van Oostkerke, kan verwacht worden.
Op het ogenblik zijn ook smaakvolle herstellingen aan gang aan de 17e eeuwse woning op Werdenwal, even buiten de dorpskom ten oosten van Dudzele.
Vier historische gebouwen blijven aldus bewaard in het landschap van onze werkkring.
Maar in onze streek getuigen nog talrijke mooie Dijken voor de strijd die onze voorouders geleverd hebben om die zelfde streek op de zee te veroveren of er tegen te beschermen. Die dijken lopen dagelijks gevaar, niet door het water, maar door de moderne vooruitgang. Ik noem de Krinkeldijk, de Dijk van Romboutswerve, de Graaf Jansdijk, enkele bewaarde stukken van de Blankenbergse Dijk en van de Dulleweg, alsook van de Evendijk, van de Greveningedijk, van de Bloeloze Dijk en van de Kleidijk tussen Blankenberge en Zeebrugge. Deze resten van onze oudste zeeweringen zijn monumenten onafscheidbaar van het landschap waarin ze liggen. Tenminste een deel van elk van de genoemde dijken zou dienen bewaard te blijven. Vooral, nu van langsom beter bekend wordt, de rol die zij vervuld hebben bij het tot stand komen van ons Heem.
R. De Keyser.
2. Nog een verheugende Tijding.
Op 4 november werd onze Penningmeester weer rijker: hem werd een zoon geboren, Wim! Geheel de St-Guthagofamilie wenst Mijnheer en Mevrouw W. Theerens-Lagrou, bij dit blijde gebeuren, Gods mildste zegen over de nieuwe Spruit en over gans hun mooi gezin!
3. Een Tonneput te Heist.
Ons medelid F. Vandepitte meldt ons dat bij verbouwingswerken aan zijn woning in de Pannestraat vóór een paar jaar, een tonneput werd waargenomen. Achteraan zijn huis stond een oud vissershuisje. Toen men de kelder er van uitdiepte, vond men daaronder op ongeveer 2 m diepte, een rechtstaande houten ton van een waterput. Het hout was vermolmd en werd weggevoerd met de afval. De ton was omtrent 80 cm hoog en had een doorsnede van ongeveer 60 cm. Daaronder stond nog zo een ton die in de grond is blijven steken.
De vindplaats ligt 15 m ten noorden van de Pannestraat in de wijk die het Oostdorp van Heist noemde en reeds in de 15e eeuw moet bewoond geweest zijn. De bovenlaag daar, bestaat nu uit zandige grond. Dat zand is daarover gestoven in de loop van de 17e en de 18e eeuw. Daaronder zit grond die vermengd is met steengruis en daaronder de polderkleilaag. Waarschijnlijk steekt de water put in deze laatste laag.
In het vissershuisje werd verder achter een houten beschot een stenen haard ontdekt, waar de as nog in lag. De haardketting is nog in het bezit van de heer F. Vandepitte.
M. Coornaert
4. Onze Zeevisserij in 1898.
Sedert 1900 is onze scheepvaart geweldig geëvolueerd. Het zijn niet enkel de zeeschepen die groter geworden zijn, ook onze vissersboten hebben zich ontwikkeld, bij zover dat de visserssloepen, die op talrijke plaatsen van onze kust, op het strand werden getrokken, omdat er geen haven was, nu volledig verdwenen zijn. In 1925 heb ik er nog enkele geweten te De Panne.
Ik vond de beschrijving van de Belgische vissersvloot van 1898.
In de drie vissershavens waren er toen samen 325 visserssloepen. Te Oostende: 157 garnaalboten, 115 zeilsloepen en 14 stoomtrawlers; te Blankenberge: 49 visserssloepen en te Nieuwpoort 10.
In de andere kustplaatsen zonder haven, waren er 181 zeilsloepen: 65 te De Panne; 55 te Oostduinkerke; 1 te Middelkerke; en 54 te Heist. Deze laatste zijn in 1906 overgegaan naar de nieuwe vissershaven te Zeebrugge.
Het toezicht op de visserij werd in 1898 beurtelings verzekerd door het stoomschip "Ville d’ Anvers” en het zeilschip “Ville d’Ostende”.
J. D. S. (uit de “Gazette van Brugge” van 8 jan 1898)
5. Twee goede Boekjes.
a) Ons werd een heemkundig werkje toegestuurd, dat wij graag onze Lezers aanbevelen. “Legenden van Brugge tot het Zwin” heet het, en is van de hand van Marcel Van de Velde, die velen kennen door zijn wekelijkse zwerftochten door Brugge (In de Brugschen Eenhoorn - Genthof, Brugge), Hier een 13-tal sagen uit ons Heem, tot op Wulpen, het eiland dat “door de Zeewolf verslonden werd”. Al die vertellingen hebben iets gemeens, ‘t zij ze verteld zijn in Meunikeree of in Lamminsvliet: ze zijn wazig als de mist over onze weiden en watergangen, ze zijn in zichzelf gekeerd als de noorse boeren, en ze zijn visionair als die oude “zieners” van schaapherders uit vroeger jaren.
Folkloristen zullen het werkje graag lezen en er een aanleiding in vinden, hopen we, om zelf de hun bekende toververhalen en sagen uit de streek op te tekenen en te bewaren.
b) We kochten voor de bibliotheek van de Kring: ”DE PLAATSELIJKE GESCHIEDSCHRIJVING - Wenken voor vorsers”, door M. Arnould, M. Bruwier, J. Dhondt, F. Rousseau en F. Vercauteren. Uitgave: Pro Civitate (Gemeentekrediet v België).
Onze Kring onderhoudt een ruildienst met het Driemaandelijks Tijdschrift v. h. Gemeentekrediet. In de nrs van januari, april en oktober 1962 verscheen respectivelijk: De Problemen der Plaatselijke Geschiedenis (M. Arnould), Enige Aanwijzingen betreffende het Plaatselijk Historisch Onderzoek (J. Dhondt) en van de hand van Dr. Jos De Smet “Het Heemkundig werk”. Drie artikels die onze vorsers moeten lezen.
Nu verscheen dit pretentieloos boekje: een schat! Onze werkende Leden die zich met lokale geschiedvorsing bezighouden, raden we aan het te kopen (50 Fr). Het geeft klaar en duidelijk de noodzakelijke richtlijnen voor elk plaatselijk vorser. En daarbij komt de concrete aanduiding van de werken die U een efficiente werkmetode zullen aanleren of er U bij leiden.
Br. Gaëtan
6. Kijk, daar vliegt een Westkapellenare!
Dat zeggen de mensen in Lissewege als ze een Blauwe Reiger op trage wiekslagen over hun landouwen zien varen. Maar niet alleen op Westkapelle was er een Reigershof met een rijke reigerkolonie (hofstede Schram ten zuiden van het dorp), Te Koolkerke is er nog een gevestigd in het Fort van Bavière. En er moeten er in der tijd in vele van onze Noorderdorpen bestaan hebben.
Ons bereikte een schrijven van de “Vogelbeschermingswacht West-Zeeuws-Vlaanderen” gevestigd te Oostburg. Daarbij stak een brochure over de stand van de Blauwe Reiger voorheen en thans. Een lijst van niet min dan 60 broedplaatsen! In 1910 waren er van Biervliet tot Sluis 300 nesten, in 1962 nog 12!
Nu vragen die heren dat de Leden van onze Kring zouden meehelpen om een lijst aan te leggen van alle gekende broedplaatsen van Blauwe Reigers in ons gebied, hetzij ze nog bestaan, hetzij ze verdwenen zijn.
Het ware een zeer schoon heemkundig werk, moest in elke gemeente van St-Guthago een Lid gevonden worden die wil nagaan en navraag doen bij ouderen om te vernemen waar en wanneer de Blauwe Reiger bij hen heeft gebroed. Teken op: de plaats, het jaar dat ze zeker nestelden, het jaar dat ze verdwenen, met de reden waarom (vellen van bomen), het aantal nesten en de soort bomen. B.v.: Koolkerke Het Fort van Bavière in 1960 zeker nog 52 nesten in hoge populieren. Op te sturen naar Eerw. Broeder Gaëtan, Mariastraat 7 Brugge.
ZALIG KERSTFEEST GELUKKIG NIEUWJAAR