Mensen maken de geschiedenis - DEEL 10
Victor Depaepe
Vervolg van: Mensen maken de geschiedenis - Deel 9
Niemand zal mij beletten dit recht te verdedigen. Ik zal de stemming vragen als een echte Vlaming en met de fierheid van een Vlaming, want ik steek het noch onder stoelen of banken, ik zou beschaamd zijn moest ik vanavond op de Markt voorbij het standbeeld gaan van Jan Breydel en Pieter de Coninck of voorbij de Halletoren, moest ik dit niet gedaan hebben. Waar is ons Vlaams bewustzijn?
Mijnheer de Burgemeester, ik heb mijn gedacht gezegd. Er is misschien wel wat literatuur bij, maar er zijn ook veel juridische gronden bij. Wanneer ik naar Engeland zal varen met een schip, dan ben ik overtuigd dat ik daar voor een rechtbank zal komen en dat ik zal overwinnen. Ik zal trouwens Hare Majesteit Koningin Elisabeth verwittigen op welke dag en zelfs op welk uur ik zal komen, ik zal ook de Britse admiraliteit verwittigen, omdat ik niet wil gaan als piraat, overtuigd zijnde dat wij daar mogen Vissen en daarmee geen laakbare daad stellen. Dat is ons recht en niemand mag dat boycotten. Dus, ik vaar af en neem dit risico in de overtuiging dat ik voor het Britse gerechtshof, waar ik zal verdedigd borden door de Britse advocaten die ik aangesteld heb, zal gelijk halen.
Krijg ik een geleibrief in regel, of krijg ik die niet, of maar half, ik zal doordrijven. Ik moet hier de vier punten van mijn interpellatie niet herhalen. U kent die allemaal. U kent ook de tekst. Ik wil hier een principe stellen, omdat ik zal doordrijven tot het laatste haartje op mijn hoofd. Maar wanneer het ogenblik zal zijn aangebroken dat mijn proces onontvankelijk zal worden verklaard in het raam van het recht dat ik wil verdedigen door het ontbreken van die geleibrief, dan zullen wij steeds mogen zeggen dat de schuld weegt op hetgeen hier vandaag zal beslist worden.
DE HEER CLAES. Ik heb de uiteenzetting betreffende de rechtsgeldigheid van het privilegie aandachtig gevolgd.
Het groot bezwaar van de Minister van Buitenlandse Zaken is dus wel het geven van een geleibrief door een openbaar bestuur aan een particulier, en hem hierdoor het recht geven of schijnen te geven, de Belgische wet of de Engelse wet te overtreden. Er is natuurlijk een gevaar, dat een dergelijke geleibrief in de ogen van de Openbare opinie het gevolg zou kunnen hebben dat de Stad Brugge verantwoordelijk zou kunnen gesteld worden.
Maar indien uitdrukkelijk op deze geleibrief zou staan, dat hij afgeleverd wordt mits aan de titularis bevel gegeven wordt dat hij er niet toe gerechtigd is enige Belgische of vreemde wetgeving te overtreden, dan zie ik persoonlijk niet hoe de verantwoordelijkheid van de Stad zou kunnen ingeroepen worden.
De Heer Depaepe meent dat hij met deze geleibrief de wet niet overtreedt, Dat is zijn zaak. Maar de verantwoordelijkheid van de Stad valt er dan helemaal buiten.
DE HEER VERSTAPPE. Bijzonderlijk omdat Minister Fayat bekent dat het geen Belgische kwestie is, maar een plaatselijke kwestie van de stad Brugge. Daarmee begint hij zijn brief. Hij begint inderdaad met te zeggen: “‘t Is geen Belgische kwestie, maar een zuiver Brugse kwestie.”
DE HEER BURGEMEESTER. Hij zegt: “Te Privaten Titel aan de stad Brugge verleend.” Maar hij zegt ook: “Aangaande de geldigheid van deze titel is de Belgische regering verplicht rekening te houden met beslissingen van de Belgische wetgever”.
Op 27 mei 1963 heeft U mij telefonisch laten weten dat U een aanvraag zou worden overgemaakt tot het bekomen van een geleibrief van de stad Brugge om de door Karel II verleende privilegies in de Britse wateren te kunnen uitoefenen.
Terzake herinner ik eraan dat deze keure een private titel is aan de stad Brugge verleend. Aangaande de geldigheid van deze titel is de Belgische regering verplicht rekening te houden met beslissingen van de Belgische wetgever. Maar de Minister voegt eraan toe rekening te houden met de beslissingen van de Belgische wetgever.
De heer Verstappe: Dat is iets anders, ik weet niet of Brugge als privaat wordt beschouwd in de keure en of wij, als privaat, moeten rekening houden met de Belgische wetten. Deze keure is afgeleverd in 1666 en toen bestond de rechtsgeldigheid over België niet.
Burgemeester: Sedertdien kwam de conventie van 1882.
De heer Verstappe: Ik meen dat collega Depaepe voor een groot deel gelijk heeft. Daarin opgaande, als de geleibrief gegeven wordt zoals in feite bedoeld wordt, en dat daarin staat dat de geleibrief niet toelaat de wet noch de Belgische, noch de Engelse te overtreden.
De heer Demey : Het moet niet moeilijk zijn een geleibrief op te stellen met zekere reserves die de verantwoordelijkheid van de stad niet zouden in het gedrang brengen. Het voorstel van meester Claes zou mogen onderzocht worden.
Burgemeester: Ik laat opmerken dat een borgsom (1.000 gulden) moet gestort worden door de reder.
De heer Cant: Dat is iets anders, dan heeft dit niets te maken met de geleibrief. Men hoeft de borgsom niet te storten om de geleibrief te kunnen bekomen.
Burgemeester: Het staat in het privilegie, gegeven door Karel II dat een borgsom in de stadskas moet gestort worden. Want, indien de Stad een geleibrief geeft, dan valt de verantwoordelijkheid op de Stad met alle gevolgen daaraan verbonden.
De heer Verstappe: We kunnen nu niet uitmaken wat 1.000 gulden uit die tijd nu waard is. Laat ons aannemen één symbolische frank die 1 .000 gulden vertegenwoordigt.
Burgemeester: Dat was voorzien om de gerechtskosten te betalen.
De heer Cant: de zaak van de borgsom is een private zaak.
De heer Depaepe: Die 1.000 gulden borg moesten door de schipper aan de Stad betaald worden omdat hij ging vissen in de Engelse wateren en omdat hij zijn visvangst niet zou verkocht hebben aan een vijandelijke mogendheid van Engeland. Ten tweede, ook omdat in het schip geen associatie van personen of organismen van vijandelijke mogendheden van Engeland zou ontstaan zijn.
Toen was Engeland veel in oorlog en wilde een waarborg opdat geen visvangst aan zijn vijanden zou verkocht worden.
Burgemeester: Maar heel uw boot zal aangeslagen worden. Wanneer wij een geleibrief geven dan nemen wij de verantwoordelijkheid op ons.
De heer Verstappe: De zaak van de borgsom is iets anders.
De heer Claes:: De kwe3tie van de borgsom is op te lossen met een bankgarantie. De bank moet dan de zaak onderzoeken en zien hoe dit moeilijk is.
Burgemeester: Een bankgarantie? En de bank moet dan die zaak onderzoeken? Is Mijnheer Depaepe wel bereid die bankgarantie voor te leggen?
De heer Demey: Die zaak moet toch oplosbaar zijn.
LEES VERDER: Mensen maken de geschiedenis - DEEL 11