4. Lissewege - En leid ons niet in bekoring...
(Kortere mededelingen)
Johan Ballegeer
Gelukkig zijn we tegenwoordig voorzien van een behoorlijke dosis kritische zin als we bezig zijn met onze heemkundige, folkloristische of toponymische studies of hobby. Iedereen zal toch wel eens van het fantasieduiveltje bekoord geworden zijn wanneer hem het laatste schakeltje in de ketting ontbrak. Zo gebeurde het ook met mij.
Sedert lange tijd intrigeerde het mij dat de herberg nabij de Roelandsbrug te Lissewege, op de hoek van de Poermolen, de naam droeg van St.- Amand. Daar de eigenares of uitbaatster niet de minste aanleg schijnt te hebben om prefekte van de congregatie of van andere godvruchtige broederschappen te worden, en daar St. Amand te Lissewege geen bij-neven- noch onderpatroon is, probeerde ik de oorsprong van de naam elders te zoeken.
Zou er geen verband hebben kunnen bestaan met Uitkerke? St.- Amand wordt immers te Uitkerke vereerd en Heer Roeland van Uitkerke had landerijen omtrent de Roelandsbrug in de Middeleeuwen. Zou de naam van de herberg hier op enig verband kunnen wijzen? Wij konden niets anders dan bij de bazin zelf eens ons licht gaan opsteken.
- “Odila-joenk, hoe komt da’ toch da’j giender junder café “Sint-Amand” ê ‘heten?“
- “Se, Meester, ‘k weten ‘t zelve nie! Da’ kwam azo. Me zaten wieder hier. En ‘t was al open. Mö me n’adden nog geen name. En Manken Pauw zat hier ook. Je zegt azo: ”Dila hoe go junder café heten?” Me n’haan wieder dô nog nie op gepeisd, mô ‘k zeggen ik azo, voer entwa te zeggen en omdat Manken (= Amand) zoe zwiegen: In Sint Amand! En ‘t is St. Amand gebleven...!”