Korte verslagen
1. Studiereis naar Frans-Vlaanderen - 1 mei 1961
We zouden een half nummer van “Rond de Poldertorens” kunnen vullen met het verslag over onze zeer goed geslaagde eerste studiereis. Maar ons tijdschrift dient niet voor lange reisverhalen; temeer dat ieder Lid van de Kring een korte beschrijving van de reisroute heeft ontvangen.
Met 45 Leden die heel ons gewest vertegenwoordigden, in een pracht-autocar, ging het, stipt op tijd, naar de grens. Pas over de “Schreve”, vielen we “De Roos” binnen om geld te wisselen en ontdekten dat ook daar heemkundigen leven: herinner U maar het mooi gesneden Sint-Sebastiaans-beeldje.
Te Eke was de Rederijkerskamer “vermoord” in 1940; maar het vaandel van 1541 hebben we bewonderd en ook de jonge Broucke in het narren-kostuum.
In Kassel was er veel het zien waard, maar eerst leidde Dhr. De Smet een groep liefhebbers naar het kerkhof. Daar vonden we het graf van Generaal Van Damme. Op de zuil staan al de plaatsen vermeld waar die heer gevochten heeft voor de Republiek en voor Napoleon. Bovenaan prijkt Kadzand. Herinneringen aan Generaal Van Damme in onze streek zijn:
- Het Eiland Van Damme, de zandbank in het Zwin, waarlangs het Dievengat loopt;
- Ten oosten van Sluis, de Sophia Polder (omdat zijn vrouw zo heette); waar de Brugse Vaart in het Zwarte Gat liep: de Austerlitz Polder (omdat hij daar gevochten heeft); en wat meer naar ‘t westen, de Diomede Polder (op de grafzuil staat ook die naam van zijn zoon). Hij kreeg van Napoleon deze schorren, die hij inpolderde respectievelijk in 1805, 1807 en 1827.
We doolden door het Bos van Klommeren en vonden de abdijresten: die waarlijk doen denken aan Ter Doest - maar het is alles wijdser.
Iedereen voelde diep aan, de treurnis om de Franse slordigheid die ons de heerlijke Sint-Bertijnstoren deed verliezen in 1948. Best maar dat we in de Jezuïetenkerk niet binnen konden, daar zou iedereen nog meer geërgerd zijn geweest. Gelukkig heeft de kathedraal veel goed gemaakt.
“Waten” [in het Frans = Watten] met zijn torenpuin en zijn vestingen, was voor velen nieuw en verrassend. En al over de zachte heuvelruggen daalden we naar de rijke volksdevotie bij het Kapelleke en de koortsbron van de Heilige Mildreda.
Te Ekelsbeke spraken we "Vlamsch" en in Sint-Wonksbergen was het wat koud: hoera voor het vernieuwde belfort. Mensen die nog te veel Frans geld hadden wilden het kwijt in Hondschote, en anderen lazen er op het monument dat ook hier Generaal Van Damme gevochten had in 1794 tegen de Engelsen.
Om een wegversperring te vermijden reden we over IJzenberge, de parochie van de Heilige Mildreda. Wie beklaagt zich het bezoek aan het wonderfraaie O.L.Vrouwkapelletje in zuiver Franse Rococo ? ... en wie de traktatie op de bovenkamer van de smidse?
Een voorbeeld van een reisje! De meesten spraken al van “tenaastejare” . Ja, dan vooruit en voor al naar Bokrijk .
2. Bezoek aan Lapscheure - 11 juni 1961
Het regende pijpestelen toen we langs Platheule naar Lapscheure reden en wij verwachtten er een stuk of 6 hardnekkige liefhebbers: we waren met meer dan 30 !, waarbij al de mannen van het eerste uur.
Gezellig samenzijn in de Gemeenteschool. Dhr. Antoine Vermeersch kwam het eerst aan het woord. Tussen de 8e en de 11e eeuw ontstond er een kapel die vernield werd door het ontstaan van de Zwin-arm in de 12e eeuw. Na 1200 werd er een kerk gebouwd in de Spermaliepolder. Door de strategische overstroming van 1583, die het Lapscheurse Gat deed ontstaan, werd die kerk onbruikbaar en later afgebroken.
In 1620 timmerden de bewoners een noodkerk. Er werd een fraai kerkje in nieuwe stijl gebouwd (de nu bestaande) in ‘t midden van de gemeente en gewijd op 28 juli 1652 (door de vredesverdragen verloor Lapscheure heel zijn grondgebied ten oosten van het Lapscheurse Gat).
Daarna hield dhr. Guido Vermeersch, die zijn vader als schoolhoofd heeft opgevolgd, een lezing over die 1e en 2e kerken. - Een zeer rijke documentatie, die wij wel hopen te kunnen publiceren in Rond de Poldertorens! -
De patroon van de 1e kerk was de H. Christiaan. Op zijn feestdag deden de gelovigen een ommegang rond de parochie. Driemaal werd er gepreekt: 1° aan de Sint-Christiaans preekboom, 2° aan de Sint-Dionisius preekboom en 3° aan de preekboom van Ter Myle. Wat de huidige kerk betreft, handelde dhr. G. Vermeersch over het bouwen, het consacreren, het feestmaal, de toewijding aan de H. Drievuldigheid, de meubilering, de schilderijen, de grafzerken in de kerk enz, enz,
Vervolgens gingen we naar de kerk, waar E. H. Pastoor Pollet ons de kerkschat liet bewonderen. O.m. een kelk van begin 17e eeuw, een gedreven koperen offerschotel in Morenstiji van 1755, een tinnen schotel, gift van de familie Bonte (Juffr. Maria, geen heiligschennende diefstal, he!), 2 offerkannetjes van 1751, een sierlijk wierookvat van omstreeks 1646, de reliek van Sint-Kornelius op een gouden hoorn, een fluweel-brokaten goud-en-rood kazuifel uit de 16e eeuw.
In de kerk hadden we vooral oog voor de schone Garemijns, voor het fijne preekstoeltje, voor het Godsoog in het gewelf, en voor de grafzerken. Hier trof ons die eigenaardige titel: O.L.Vrouw en Slaevenmeester. Bovenaan staat een slaaf getekend die zijn ketens verbreekt. Dhr. G. Vermeersch had ons uitgelegd: hier bestond een Broederschap tot vrijkoping van de slaven en de man die rond ging om de bijdragen in te zamelen, heette Slaven-meester.
Intussen was het zonnetje van de partij en reden we naar de Spermalie-polder, waar eens de kerk heeft gestaan, en naar de Blauwe Sluis, waar we later nog meer over zullen horen. Het was één van die echte Heemkundige Wandelingen waarop wij luisterend, rondkijkend, koffiedrinkend, en de streek onderzoekend, heel veel hebben geleerd. We keren naar Lapscheure terug!
N.B. Het verslag over Knokke, 13 augustus, is voor de volgende keer.