KORTE VERSLAGEN

1. Brugge  -   Rijksarchief :  12 november 1960.

We hadden dit bezoek aangekondigd voor fijnproevers!  Wij verwachtten een twaalftal  Leden voor die speciale vergadering.  Er waren er minsten tweemaal zo veel.  En voor het eerst sedert lang was er  heel  de ”oude garde”  met onze sympathieke pastoor van Lapscheure en al  (Sluis was weer dapper aanwezig!).  We hadden ook nooit gedacht dat de  voorziene 2 uren, voor de meesten  veel  te  kort zouden zijn.

Conservator Dr. Jos De Smet gaf een korte inleiding over het ontstaan en het inrichten van dit Rijksarchief en hij noemde het aantal  honderden meter rekken die daar vol  liggen met  kleine en grote schatten  uit het verleden.  Had hij gezegd :  “5 kilometer”,  ik zou het geloofd hebben!

Er lagen in de grote toonzaal, speciaal voor ons uitgestald, een groot aantal documenten ter inzage; stukken die ons werkterrein aangingen.  Eenieder had zijn handen vol  (of zijn ogen!)  en elk zou zijn eigen verslag over die ontdekkingstocht kunnen opmaken.

De ene doorsnuffelde oude kaarten , zoals die van de Varsche Vaart (17e eeuw), de Monding van het Zwin en de grens van 1664 en die van 1718, het Fort St-Donaas (1701),  het Fort van Bavière te Koolkerke, een prachtkaartje van de kust Oostende-Heist (17e eeuw).  Een ander doorbladerde oude “cohiers” en leerde vlaams  geschrift uit de 14e eeuw in het prachtige renteboek van het St-Janshospitaal 1310.

 Anderen mieken kennis met Ommelopers van  St-Anna-ter-Muiden,  Noord-over-de-Lieve, Romhoutswerve  en wat nog?.  Eerw. Zusters doorlazen de 'dekanale bezoeken van de kristenheid van Damme in 1620' en het  'Leenboek van de Burg van Brugge' uit 1465.

Ik heb horen zeggen dat er ook een charter lag van 15 april 1280 over Pylyserdam.  Die miste ik: slechte datum!

We leerden er veel van de heren De Smet en Danhieux: we leerden vooral dat we nog veel te leren hebben. Onze oprechte dank aan de Heren Conservators.

2. Westkapelle  -   17 december 1960.

Ook onze Kring heeft zijn steentje bijgebracht tot het welslagen van de in 1960 gevoerde molenactie. Op een vrije zaterdag  gaf René  De Keyser voor een 30 tal aandachtige toehoorders in een gezellig patronaatzaaltje,  een overzicht van de molens die in ons werkterrein staan of gestaan hebben.  We maakten kennis met de houten standaardmolens, molens op een “torrekot”, en stenen molens met of zonder gaanderij.  Ook de  “rossekoten”  kwamen aan de beurt.

Naar gelang de eigenaars waren er banmolens, abdijmolens, stadsmolens en molens van kerken, dissen of van particulieren.

Aan de hand van een bondig overzicht van de bijzonderste wetsbepalingen , verschenen in de loop der eeuwen,  werd door de zeer onderlegde spreker de evolutie van de molens en van het molenaarsberoep geschetst.

En de XIXe eeuw -toen bijna al onze stenen molens werden gebouwd- betekende een  voordien nooit geëvenaard hoogtepunt  (Knokke ging van 1 naar 6 !);  daarna kwam onherroepelijk de ondergang als gevolg van de mechanisatie.

Vele molens zijn reeds verdwenen, en hebben  een onherstelbare leemte in het landschap nagelaten. Mocht men van hogerhand inzien, dat er  geen enkele van de nog bestaande molens zou mogen verdwijnen.  Zo men het toerisme wil  uitbaten,  moeten aantrekkelijkheden verzorgd  worden. Molens die vele geslachten ver door dezelfde familie werden uitgebaat, vielen ten offer aan onze moderne tijd!   Niettegenstaande  blijkt de liefde voor de molens uit de talrijke miniatuurmolentjes  in tuinen en zelfs langs wegen.

Daarna zagen we door de goede zorgen van  E.E.B.B. Filip en  Gaëtan bijna alle molens van ons werkterrein in welgelukte dia’s.

Tot slot haalde spreker de voornaamste molenaarsfamilies aan,  waardoor bleek dat het molenaarsberoep,  meer dan gelijk welk ander,  een familieberoep is geweest.

3. Knokke  -   26 februari 1961.

Onze eerste vergadering van het 3e jaar ging door bij de E. Br. Xaverianen te Knokke.  Daar  sprak  dhr.  Antoon Vermeersch over Lapscheure.  Er waren veel  Leden opgekomen.  Moest ik nog veel haar hebben, ik zou nu bij het opmaken van dit verslag met mijn handen in het haar zitten.  Ik heb 5 blz.  nota’s,  maar ‘t is allemaal zo ingewikkeld en zo lang,  dat het moeilijk gaat, die erg gestoffeerde toespraak  in een kort verslagje behoorlijk voor te stellen.
 
De Geschiedenis van Lapscheure werd door de zee in drieën gesneden. Eerst de trage ontwikkeling van een klein dorp dat na de regressie van de Duinkerke- II   in de 8e en 9e eeuw ontstaan was door het  inpolderen van drooggekomen gebieden.  Een dorp dat volop in ontwikkeling  was  toen de Duinkerke III b ,  overstroming rond 1135 heel  het woongebied wegspoelde.

Maar heel gauw (reeds in 1165 terug vermeld) wordt de streek weer in gebruik genomen en ontstaan de polders volgens een patroon dat nu niet meer in de bodem terug te vinden is, maar wel op de kaart  Pourbus  en in de beschrijving van 1497, waarover de spreker stuk voor stuk uitwijdt.  Zo maken we kennis met de Marketepolder, de Maldegemse Polder,  de Luciepolder,  de Polder van Namen;  en met het stille middeleeuwse dorp rond de kerk  (nu  tegenaan het  Lapscheurse Gat).

Dan komt de 2e grote ramp over Lapscheure. Vrijwillig worden de dijken doorgestoken en einde 1500, begin 1600 staat weer alles onder water.  Het in- en uitspoelen graaft een diepe geul:  Het Lapscheurse Gat.  Oorlogen en  Vredesverdragen  trekken een  rijksgrens  dwars  door de gemeente. In de eerste helft van de jaren 1600 is alles te herbeginnen:  tegen het Lapscheurse Gat nu.  Maar kerk en huizen, wegen en dijken zijn zodanig verwoest en verdonkerd, dat vele eigenaars hun eigen land niet terugvinden. Vele ruzies.
Er begint een nieuwe inpoldering naar het oosten toe, naar een heel nieuw patroon, waarin de oude polders niet meer te herkennen zijn.  In de ommeloper van 1497 worden 61 hof steden vernoemd;  in die van 1625 nog amper 10 (de rest geruineerd).  Men is verplicht over te gaan tot een herverkavelen van de gronden:  een echte ruilverkaveling van voor 300 jaar!  Niets nieuws onder de zon!  De gemeente verliest een heel stuk grondgebied  in het oosten,  kerkepuin  en kerkhof  liggen  in  ‘t schorre.  Daarom wordt ook een nieuwe kerk  (de huidige)  een  heel  eind  verder  naar het zuidwesten  gebouwd.

Er volgde een korte bespreking over de stove die te Lapscheure stond, niet verre van het Zwin.  De uitleg van dhr. van Catz bleek de meest aanvaardbare:  dat het een hennepstove kan geweest zijn, waarop hennep werd gestoofd voor het braken.  Eigenaardig  genoeg,  nu nog wordt bij die plaats hennep gekweekt, wist Pastoor Pollet ons te zeggen.

Korte verslagen (1961-01): Bezoek bij conservators De Smet en Danhieux - Verslag Molenactie 1960 - Lezing Antoon Vermeersch over Lapscheure

Redactie

Rond de Poldertorens
1961
01
037-038
Achiel Calus
2023-06-19 14:44:32