Herinneringen aan Gilbert Decock en Luc Peire
in de zestiger jaren

Paul B. Mattelaer

SELECTIEVE ACHTERGROND

In 1944 en 1945 correspondeerden Gustave Nellens en Jef de Vliegher. Deze laatste was voor WO II advocaat van Dr. R. De Beir in Heist en na de oorlog kunstraadgever van Gustave Nellens, over Luc Peire en de tentoonstellingen in ‘Galerij Apollo’ in Brussel (1). In die galerij stelde ook Floris Jespers (1889 - 1965) tentoon(2). De naoorlogse periode was moeilijk voor de schilders. Het expressionisme was uitgedoofd.

Floris Jespers keerde na de oorlog terug naar zijn atelier ‘De 5 Ringen’ in Knokke, waar hij vrienden en leerlingen liet werken, wiens werk hij ook signeerde. Luc Peire, leerling van Constant Permeke, werd lid van de “Jeune Peinture Belge”, die hij, als figuratief schilder, kort nadien verliet omdat die beweging teveel onder invloed was van de Franse abstracte kunst(3). De enigste stijl die zonder problemen de oorlog heeft overbrugd is het surrealisme.

Zo nodigde de kunstverzamelaar Gustave Nellens in 1953 René Magritte uit om in het Casino een grote fresco te maken (4). De abstracte kunst kende een vrij plotse wederopstanding na een eerste bloeiperiode tijdens de ‘dolle twintiger jaren’. De lyrisch abstracte kunst, Cobra, werd halfweg de jaren ’50 opgevolgd door geometrisch abstract. Tentoonstellingen werden ingericht over de vroege abstracte kunstenaars zoals Victor Servranckx, Joseph Peeters e.a. in het ‘Hessenhuis’ in Antwerpen in 1959 (5). Een onontkoombare zaal in Brussel was de ‘Galerie Saint-Laurent’ van Philippe E. Toussaint, ‘Toussy’ voor de ingewijden, tijdens de periode 1949 - 1972. Een kunstenaar kon er tentoonstellen, indien hij nog geen grote solotentoonstelling had gerealiseerd. Als tegenprestatie werd een klein werk afgestaan. Grote namen van de Belgische schilderkunst maakten er hun debuuttentoonstelling (6). De teksten van de tentoonstellingen werden geschreven door invloedrijke kunstcritici zoals Maurits Bilcke, Marcel Duchateau, J. L. Sosset, e.a.. Een opmerkelijke tentoonstelling was “Vormen van Heden”, georganiseerd door Luc Peire en Karel Elno in het Casino van Knokke in 1957.

FLORIS JESPERS en LUC PEIRE

Jespers en Peire als expressionistische schilders hebben elkaar leren kennen in de ‘Galerij Apollo’ in 1944. Tijdens het interbellum had Jespers een atelier gebouwd ‘Den Bries’ later ‘De Vijf Ringen’ genaamd, aan de Graaf Jansdijk op een plaats gekozen door Dr. Raymond De Beir. Als Antwerpenaar mocht hij van de bezetter niet in Knokke verblijven en hij verhuisde naar de Ardennen.

Na WO II, terug in Knokke, was hij artistiek gezien op den dooi. Hij nodigde meerdere kompanenartiesten en ‘leerlingen’, meestal vrouwen, uit in zijn atelier. Hun werken in zijn stijl gemaakt, signeerde hij vaak (7). Zijn zoon had zich als arts gevestigd in Congo, in Kamina in de provincie Katanga.

Op 3 januari 1951 vertrekt Floris Jespers naar Congo, net als Paul Gauguin naar Tahiti. Daar maakt hij kennis met het Vlaams cultuurleven met o.a. Odon Spitaels, gehuwd met de Knokse Cecilia de Langhe, dochter van Benoît De Langhe, katholiek schoolmeester in de liberaalgezinde gemeenteschool. Een volledig nieuwe Jespers is geboren, gekenmerkt door dynamisch verticalisme en aardekleuren (8). Reeds in 1952 stelt hij werken tentoon in Leopoldstad (Afb. nr. 1)

2014 12 05 1653491. Floris  Jespers, Compositie met staande negerinnen, 1952, 94 x 119 cm

Naar aanleiding van een Italië-reis, waar hij geboeid is door Giotto maakte Luc Peire een evolutie door met vooral een progressieve reductie van de vormen. In 1950 schilderde Luc Peire in de hal van cinema ‘Monty’ voorheen ‘Het Noordzeehotel’ een fresco, helaas vernietigd. In de zomer van 1951 kreeg Luc Peire een beurs, toegekend door het ministerie van Koloniën. Die beurs, niet aangevraagd, gaf hem als leerling van Constant Permeke, net zoals Floris Jespers, een kans om te ontsnappen aan het zieltogend expressionisme. In mei 1952 arriveerde hij in Congo en verbleef er enkele maanden. In dit jaar schilderde hij inlandse vrouwen (Afb. nr. 2) in koele blauwe kleuren, tentoongesteld in 1953 in Kamina, waar de twee schilders elkaar waarschijnlijk hebben ontmoet (Afb. nr. 3).

De vraag wordt soms gesteld of Luc Peire beïnvloed is geweest door Floris Jespers? Het antwoord is negatief. Bij Jespers is de Congo een revolutie geweest van een oudere man. Bij de jonge Peire is de Congo een evolutie na zijn reizen in Italië en Marokko. Bij beide ‘Afrikanisten’ is het verticalisme dominerend. Jespers schildert met veel dynamiek, overwegend in warme kleuren, terwijl Peire eerder grafisch werkt in een zuiver en koel coloriet.

Zowel in de biologische als culturele evolutie zijn sommige vormen gelijkend. Men noemt dat fenomeen congruentie.

Luc Peire had mij ooit verteld dat hij en Floris Jespers goed overeenkwamen. Dat veranderde in 1958 na de Expo tentoonstelling en de eveneens in 1958 gehouden Congo-tentoonstelling van Floris Jespers in Antwerpen, een groot succes.

2014 12 05 1654102. Luc Peire, Inlandse Vrouwen, cat.nr 493

2014 12 05 1654383. Foto Luc Peire en Floris Jespers. (Stichting Jenny & Luc Peire, Knokke).

MIJN HERINNERINGEN

Wat mij trof, was dat jonge abstracte kunstenaars zoals Jean Rets (1910 - 1998) en Jo Delahaut (1911 - 1992) hun loopbaan begonnen in Expo-58-stijl met ronde en scherpe lijnen in navolging van de Italiaan Alberto Magnelli (1988 - 1971) (Afb. nr.4), dat de kunstpauzen toen meer bescheiden waren (9) en dat de kunstenaars liever hun werk ten huize verkochten dan in de galerijen. Dat had als nadeel dat ze het nationaal en internationaal netwerk van die galerijen hadden gemist. Parijs was toen hét middelpunt. Vele Belgische kunstenaars gingen dan voor korte of lange tijd naar de lichtstad, de stad van de internationale paus van de abstracte kunst, Michel Seuphor, pseudoniem van Fernand Berckelaers (1901 - 1999).

2014 12 05 165457

De meeste humaniorajongeren kregen een vrij klassieke opvoeding in plastische kunst en over moderne kunst werd stilletjes gezwegen. Ik was wel vertrouwd met de Vlaamse kunst. Mijn grootmoeder had nog een deel van de grote verzameling van haar echtgenoot, Dr. Raymond De Beir (1879 - 1945) met werken van Constant Permeke, Albert Servaes en Floris Jespers.

Maar toen kwam EXPO ‘58 met een fenomenale overzichtstentoonstelling van de kunst van de 20e eeuw, die de eindejaar humaniorastudent 4 of 5 maal bezocht.

Piet Mondrian en Paul Klee waren mijn grootste ontdekkingen en ik was gewonnen voor moderne kunst en in ’t bijzonder de abstracte kunst.

Op de Expo ’58 werd ook een interessante tentoonstelling gehouden in het Paviljoen Belgisch Congo: Kunst van Congo: de kunsten en hun expressiemiddelen (10). Opvallend was het immens fresco van 11 x 30 m van Floris Jespers “Synthèse du Congo Belge” en een revelatie was het prachtige abstract werk van Luc Peire “Mwinda Mingi” (1955), een van zijn eerste abstracte werken.

Gilbert Decock (1928 - 2007)

In 1959 had ik mijn humaniora af en kreeg van mijn vader een cadeau: een schilderij van de Knokse kunstenaar Gilbert Decock (Afb. nr. 5), in Magnelli- of Expo-stijl. Mijn vader, toen Schepen van Knokke, had reeds twee werkjes verworven in 1957 in dezelfde stijl. Decock had de jaren voordien figuratief werk tentoongesteld in ‘Studio Jacobs’ van het Jacobs Hotel.

In de loop van 1960 werd ik uitgenodigd op het kleine atelier van Gilbert Decock in de Parmentierlaan 14. Er volgden dan bijeenkomsten op zondagochtend ten huize van Decock waar duchtig werd geaperitiefd met zijn familie en enkele Knokkenaars. Gilbert toonde zijn laatste scheppingen en de losgemaakte tongen maakten hun kritische opmerkingen en suggesties. Een probleem, typisch voor abstracte kunstenaars, was het vinden van een ‘titel met sfeer’ in plaats van de traditionele ‘Compositie nr. x’. Zo gaf ik titels aan sommige werken als “Tiento” en “Quatuor”.

Ik heb het voorrecht gekend de evolutie te hebben meegemaakt van een schildernavolger tot een zeer persoonlijke kunstenaar. In het begin waren de invloeden schering en inslag. Via Gilbert heb ik de Blankenbergse abstracte beeldhouwer, Ferdinand Vonck, leren kennen (Afb. nr. 6), inspiratiebron van vroege werken van Decock, zoals “Blauwe variatie” (Afb. nr. 7).

In 1961 werd een rendez-vous gemaakt bij Luc Peire in de De Judestraat. Ik was onder de indruk van zijn werk en zijn autoriteit. Tijdens een bezoek van de Duitse, maar in Frankrijk wonende, abstracte kunstenaar Leo Breuer (1893-1975) (Afb. nr. 8 en nr. 9) met wie Luc Peire de kunstbeweging ‘Mesure’ oprichtte, spelde hij Gilbert de les dat geometrisch-abstracte kunst geen achtergrond verdroeg.

2014 12 05 1655196. Ferdinand Vonck, Houten kunst-relief.

2014 12 05 165552

Gilbert schilderde daarop een werk als een détail van een werk in stijl van Vonck (Afb. nr. 10). Een grote stap vooruit. Gilbert Decock was toen echt een geometrisch-abstract kunstenaar. Maar ook het verticalisme van Luc Peire had een grote invloed op zijn nieuw werk, ca. 1964, dat een tijdje vrij ‘Peiristisch’ was (Afb.nr. 11). Op een zondag in 1965 toonde Gilbert me een zeer persoonlijk werk, zonder enige invloed van Vonck of Peire. Zijn werk was volwassen geworden (Afb. nr. 12). Geleidelijk aan van composities in diagonaal of in loodrechte vorm doen de cirkel en vierkant hun intrede en uiteindelijk zouden cirkel en vierkant dominant zijn vanaf 1970. In een later stadium maakte hij zich weer los van deze twee primaire geometrische vormen.

G. Decock, Compositie10. G. Decock, Compositie -

2014 12 05 16562912. G. Decock, Tiento, 1966 -- 11. G. Decock, Compositie

Gilbert stelde veel tentoon hetzij in groep, hetzij solo, in buitenland en binnenland. Viermaal is hij present in de Galerie Saint Laurent (11). De tentoonstelling in 1964 is mij steeds bijgebleven. Gilbert was overdag met zijn schilderijen naar Brussel gegaan. In de namiddag kwam ik in de galerij en ik zag Gilbert in paniek. Hij had namelijk zijn gouaches vergeten. Ik nam onmiddellijk de trein naar Knokke om de gouaches op te halen en ik kwam terug met mijn vader. (Afb. nr. 13 en nr. 14).

Tentoonstellingen volgden elkaar op. In 1961 werd de Prijs van de Stad Knokke voor schilderkunst uitgereikt. Luc Peire is de laureaat; Gilbert Decock behaalt de 3e vermelding. Bij de lijst der deelnemers bevindt zich ene Paul Bernard, pseudoniem van Paul Mattelaer. Ik maakte toen witte werken beïnvloed door Mondriaan en Klee.

In 1967 is Decock laureaat van de Nationale Prijs voor Schilderkunst van Knokke. Begin december 1965 gingen wij samen naar de vooropening van de tentoonstelling “Victor Servranckx” in Elsene. Servranckx vertelde mij over Dr. De Beir en H. Hoste over hun projecten in Knokke. Hij had zoveel spijt gehad dat zijn project in de hal van de “Woning De Beir”, een ‘De Stijl environment’, niet was uitgevoerd (12). De oude kunstenaar (1897-1965) was op de tentoonstelling kortademig en had blauwe lippen. Voor een student geneeskunde was het vrij gemakkelijk de diagnose van hartfalen te stellen. Tegen de eminente heren en Gilbert zei ik dat hij niet lang meer zou leven. Hij stierf een week later op 11 december 1965. Gilbert was toen onder de indruk (13).

2014 12 05 16564413. Foto. P. Mattelaer en G. Decock in Gal. St-Laurent (Angèle Decock)

2014 12 05 16570014. Foto. Dr Eug. Mattelaer en G. Decock in Gal. St-Laurent (Angèle Decock)

Luc Peire (1959-1966)

Het eerste bezoek in 1961, samen met Decock, aan het atelier van Luc Peire had iets betoverends voor een jonge student. Peire was toen op het toppunt van zijn kunnen en was de grootmeester van de toenmalige Belgische kunst, gewaardeerd in binnenland, Frankrijk en zelfs in de VSA.

Autoritair, maar uiterst beleefd, kon hij op subtiele manier een collega kunstenaar kelderen. Zijn collega’s waardeerden hem maar hij was dan ook gevreesd. Bewust van zijn superioriteit, had hij in feite alleen respect voor buitenlanders. Maar met de student klikte het. Zijn echtgenote, Jenny Verbruggen, charmeerde mij. Ik bezocht zijn atelier, niet zo regelmatig maar eerder op afspraak. Ik voelde mij een beetje tussen twee vuren, tussen Gilbert Dpcock en Luc Peire, en verzweeg zorgvuldig mijn bezoek aan de andere partij.

Peire had een specifieke visie op kunst en architectuur, overeenkomstig zijn tentoonstelling Vormen van Heden. Ik aanzie het nog altijd als een bijzonder groot voorrecht dat ik mocht aanwezig zijn terwijl hij schilderde. In de zomer van 1962 werkte hij aan zijn grootste schilderij Olympos van ca. 2,50m x 2m (14). Hij toonde mij zijn techniek om met een lat fijne lijntjes te schilderen. Hij gebruikte zeer vloeibare verf. Hij legde mij uit dat je in een abstract geometrisch werk geen oneffenheden mocht zien en dat de specificiteit van een schilder niet mocht gezien worden in de penseelstreep (écriture picturale) maar in de finesses van compositie en kleurnuances. Daarom mengde hij zijn verf met white spirit met een licht effect glanzend (15). Hij was uiterst tevreden over dat werk en zou het nooit verkopen. Een kleine broertje van dat werk heb ik dan verworven (16). Hij maakte ook experimenteel werk dat hij later vernielde.

Hij maakte onder meer een zwart-witgrafie; aan de achterkant monteerde hij gekleurd neonlicht dat weerkaatst werd door een wit formicapaneel.

Luc Peire had vele relaties in Parijs, want tijdens de wintermaanden had hij daar een atelier. Aan de beeldhouwer Ferdinand Vonck had hij voorgesteld op atelier te gaan werken bij Ossip Zadkine (1890 * 1967), maar dat aanbod werd geweigerd. In zijn tuin staat trouwens een mooi werk van Vonck. Jenny Verbruggen heeft een foto genomen van dat werk met Luc Peire en mijzelf als bewonderaars (Afb. nr. 15).

2014 12 05 16572215. Paul Mattelaer en Luc Peire in de tuin met een sculptuur van Vonck. (Foto j. Verbruggen).

Toen ik in 1963 op vakantie ging naar Spanje, schreef hij zijn vriend Josep Maria Subirachs in Barcelona van mijn komst (17). De bekende beeldhouwer met de zware bril had een prachtig atelier en maakte krachtige geometrische constructies in mooie materialen. Het was een betoverende dag.

Bij Luc Peire werd veel gepraat over esthetiek en filosofie.

Ik begon toen ook kleine teksten te schrijven en correspondeerde met bekende kunstcritici (18). De krant De Gids van 27 november 1962 publiceerde een bijlage over Knokke. Daarin stond een artikel van Dr. Eug. Mattelaer en een tekst van mijzelf onder het pseudoniem van ‘Paul Bernard’ : Twee Knokse schilders, Gilbert Decock en Luc Peire.

Authenticiteit was het thema van het artikel. Luc Peire had voor die bijlage een originele gouache gemaakt als affiche waarin het icoon van ‘Het Zoute’ was ingelast. Na de verschijning heeft Peire mij die originele gouache geschonken (Afb. nr. 16 en nr. 17) (19).

2014 12 05 16575917. Luc Peire. Project voor affiche, Gouache.

2014 12 05 16581918. Foto van Michel Seuphor en Luc Peire -1962. (Stichting. Jenny & Luc Peire, Knokke).

2014 12 05 165847

In 1963 verhuisden de Peires in een nieuw gebouwde bungalow. In de zomer was Michel Seuphor er geregeld te gast (Afb. nr. 18). Hij nam dikwijls deel aan de poëziedagen in het Casino. Seuphor, anagram van Orpheus, pseudoniem voor Ferdinand Berckelaers (1901 - 1999), was wereldwijd de meest bekende kunstcriticus en kunsthistoricus van de abstracte kunst. Peire ontmoette Seuphor reeds in 1954 in Parijs.

Op een warme dag bezochten wij, in gezelschap van Seuphor, de ‘Woning Dr. R. De Beir’ ook het Zwart Huis genoemd. Seuphor moest alle kamers zien. Hij vertelde dat hij Huib Hoste had uitgenodigd deel te nemen aan zijn beweging “Cercle et Carré”, die hij in 1929 in Parijs had gesticht na zijn definitief vertrek uit Antwerpen in 1928. Seuphor vond de woning buitengewoon modernistisch voor zijn tijd (1924) maar de rode tegels van de gevel waren hem niet “abstract” genoeg. Nochtans was die kleur door Victor Servranckx, gekozen (20).

Toen wij in de grote kamer kwamen, in 1925 als een ‘De Stijl environnement’ ingericht door H. Hoste, maar ca. 1928 in het groen geverfd onder invloed van Floris Jespers, hield Luc Peire een lange tirade over die kleur: groen was geen abstracte kleur want eigen aan de natuur en nooit zou hij een werk schilderen in groene verf. Hij voegde er wel aan toe dat hij vroeger goed bevriend was met Jespers (+1965) maar dat hij hem nu niet meer zag. Na dit bezoek hebben Peire, K. N. Elno, Dr. Eugène Mattelaer en de auteur vruchteloze stappen ondernomen in Brugge om de Woning De Beir te laten klasseren.

Bij een bezoek van een uitgenodigde persoon aan zijn atelier, had ik het voorrecht de kleine schilderijen te mogen presenteren op de schildersezel. Op een zomerse namiddag, waren drie geneesheren met hun echtgenote uitgenodigd: Dr. Robert Pannier, Dr. Robert Maenhout en Dr. Eugène Mattelaer. Bijna gans de collectie werden één voor één gepresenteerd. De kleine door mij en de grote door Luc Peire en mijzelf. Die dag betekende voor Dr. Pannier het begin van zijn verzameling van moderne kunst. Ook mijn vader kocht een topwerk Imuthes, geschilderd in 1957 (Afb. nr. 19). Het werk had eerder de naam Stabiliteit. Die titel klonk nogal zwaar. Ik stelde Imuthes voor, de befaamde Egyptische architect en geneesheer. (21)

Mijn laatste persoonlijke ervaring was ter gelegenheid van een bezoek aan zijn eerste Environment. Binnen in het kunstwerk maakte ik een schampere opmerking, zeggende dat de oneindigheid van het verticalisme in een groene sfeer baadde. Hij antwoordde op een norse manier dat er geen glas te vinden was, sterk genoeg, dat vrij was van een groene tint (22).

De twee Knokse schilders hadden een totaal verschillende persoonlijkheid. Decock noemde ik Gilbert en de Peires Meneer en Mevrouw.

Het contact met de twee kunstenaars was voor mij een onvergetelijke en leerzame belevenis geweest. Door hen leefde ik mee in hun wereld. Maar de grootste les die Luc Peire en Gilbert Decock mij hebben geleerd is dat de essentie van alle kunst in de vorm ligt.

2014 12 05 16590319. Foto van Luc Peire op atelier. Achteraan ‘Imuthes'  (Stichting Jenny & Luc Peire, Knokke).

Voetnoten

  1. KMSK Brussel, Archief Moderne Kunst, Dossier Luc Peire 
  2. In november 1944 had Jespers ambras gemaakt met journalisten in Apollo; Dr. R. De Beir, de levenslange vriend van Jespers, schreef in die maand zijn laatste brief aan Jespers om hem te troosten. De Beir stierf in februari 1945. 
  3. Voor meer details, zie: Jaak Fontier, Individuality and Presence p. 11-42, in M. Peire en Soetaert, Catalogue Raisonné of the oil painting, 2005. 
  4. Het groot fresco ‘Le Domaine enchanté’ in de ‘Luchterzaal’ van het Casino, ontworpen door Magritte, werd in 1954 uitgevoerd door vijf schilders onder leiding van Raymond Art. 
  5. De eerste Abstracten in België, Hulde aan de Pioniers, Hessenhuis, G 58, Antwerpen 1959. 
  6. o.a. Joostens, Van Hoeydonck, Bury, Wyckaert, Van Breedam, Delahaut, Michel Seuphor, M. Wéry, O. Landuyt, Vic Gentils, Vonck, en ook Broodhaers, wiens werk door Toussy als eerste conceptuele kunstenaar naar voren werd gebracht. Cf. Archief Moderne Kunst, KMSK Brussel, doos Toussaint. In 1954 organiseerde Maurits Bilcke en de schilder Jo Delahaut in de Galerie St.Laurent   ‘Les premiers abstraits belges’. 
  7. Veel van die werken, gemaakt door zijn kompanen en leerlingen werden later als echte werken van Jespers verkocht, hetgeen veel kopzorgen veroorzaakte bij kunsthistorici en kunsthandelaars. Zijn Knokse buurman, Michel Loeys (†2009), bracht na WO II karren vol schilderijen naar het hotel-restaurant ‘Les Argousiers’ van de familie Bonehill in de Nellenslaan. 
  8. Karel Jonckheere, De ‘Kongo’ van Floris Jespers, Antwerpen, 1984. 
  9. o.a. Giron van het Paleis van Schone Kunsten, Emile Langui , Karel Geirlandt, de peetvader van Jan Hoet. 
  10. Lynn Thorton, De Belgische afrikanisten van 1940 tot 1960 en het afrikanisme op de wereldtentoonstelling Brussel in 1958, hfst 12, p.253-281 in Jacqueline Guisset, Congo en de Belgische kunst, 2003. Albert Dasnoy: Les Artistes d’Europe au Congo. Expo 58, section du CB et du R.U., Les Arts et leurs moyens d’expression. Brussel, Paviljoen van Congo. 1958. Album in Afrikaanse bibliotheek, Brussel. In het Archief Moderne Kunst in Brussel, Archief Peire, bevindt zich een (door hemzelf?) getypt document met zijn biografie waarin Peire als organisator van de Congo-tentoonstelling wordt genoemd. Luc Peire was niet de organisator van de tentoonstelling maar wel Albert Dasnoy. 
    Samen met H. Hoste had Servranckx in de vorige woning van Dr. De Beir, gelegen in de Lippenslaan zijn bureau 
    ingericht in een “De Stijl environnement”; Hoste maakte de meubelen en Servranckx zorgde voor de algemene 
    vormgeving en de kleuren; de wanden waren in zwarte en warme strepen; het tafeltje van Hoste in het zwart 
    (foto’s bewaard in het St. Lukasarchief, Brussel). Deze kleuren komen terug in de gevel van de woning De Beir. 
    Hoste heeft nadien nooit meer dergelijke kleurcombinaties gebruikt voor de gevels. 
  11. Tentoonstellingen in de Galerie St.Laurent : 1963, 1964, 1965 en 1966. 
  12. Servranckx en de Woning De Beir. De volumes van de hal waren ideaal. Maar De Beirs’ echtgenote was er tegen. De hal van de woning De Beir eindigt op een muur met een klein venstertje. Tussen de hal en de onderzoekzaal was een klein vertrek, de apotheek, gerund door Mevr. De Beir. Zij had via het venstertje toezicht op voordeur en hal. 
  13. Voor meer informatie over deze periode, Cf. Marcel Duchateau, Gilbert Decock, 1978. 
  14. Het standaardwerk over L. Peire is: Marc Peire, Els Soetaert en Jaak Fontier, Catalogue Raisonné of the Oil Paintings, 2005. Olympos is catalogusnummer (Cat. Nr.) 823. 
  15. White spirit, net zoals terpentijn, verdunt de lijnolie, het belangrijkste bindmiddel. Overdreven gebruik van white spirit verzwakt het bindend vermogen van de olie. 
  16. Duomo, Cat. nr. 819. De meeste werken van Peire zijn moeilijk reproduceerbaar in zwart-wit. 
  17. Joseph Subirachs 1928, verbleef in België tussen 1954 en 1956. Maakte toen kubistisch expressionistisch werk, waarvan een exemplaar staat in de tuin van de Stichting L. & J. Peire; later maakte hij magisch-realistische werken en restaureerde hij de Sagrada Familia, de bekende kathedraal van Gaudi in Barcelona. 
  18. Vooral Jaak Fontier, Marcel Duchateau, Maurits Bilcke e.a.  Ik schreef over Peire, Decock en Vonck. In een brief van J. Fontier van 13 april 1962 worden die teksten vermeld en maakt hij mij vaderljke bemerkingen. 
  19. De gouache van Peire was ‘hors catalogue’ te zien op de Tentoonstelling 100 jaar Compagnie Het Zoute, 1908-2008, sept 2008 - jan 2009. 
  20. Het onderste gedeelte van de gevel van de “Woning De Beir”, was inderdaad in vrij homogeen gekleurde oranjerode tegels met dunne voeg om een egaal vlak te verkrijgen in goedkoop materiaal. Maar dat was moeilijk realiseerbaar in 1924. Over de poging tot klassering; cf. P. Mattelaer, Dr. R. De Beir, arts te Knokke, Deel II, De nieuwe beelding en de Gemeenschapskunst (1919-1926), Cnocke is hier, 2004, nr. 40, p.6S en nota 90, p.68. 
  21. In 1960 had ik in Brussel een tentoonstelling gezien over 5000 jaar Egyptische kunst. 
  22. Industrieel glas bevat minimale partikels van ijzeroxide, die oorzaak zijn van een groene tint bij dik glas.

Herinneringen aan Gilbert Decock en Luc Peire in de zestiger jaren

Paul B. Mattelaer

Cnocke is Hier
2010
47a
033-044
Line Serranne
2023-06-19 14:44:32