Dokter Reimond de Beir,
arts te Knokke (1879-1945)
Paul B. Mattelaer
Deel 5-Tekeningen, Gouaches en Opstelletjes
Oostende, Kursaal 1962, « Painting Doctors ». Van 24 april tot 6 mei wordt een tentoonstelling met 223 werken van 134 geneesheren-schilders uit 9 landen gehouden onder de Hoge Bescherming van Koningin Elisabeth, de Consuls van Denemarken en Groot-Brittannië, verscheidene ministers, de Gouverneur van West-Vlaanderen, Burgemeester Piers en het schepencollege van Oostende en met de medewerking van Frank Edebau. De kritiek is bijzonder lovend voor de ingezonden werken van Dr. R. De Beir (DDB): “Les trois oeuvres signées par R. De Beir sont â compter parmi les meilleures “. Een postume hulde voor een nederig maar karaktervol talent.
DDB heeft vele talenten. Professioneel is hij een bezorgde, leergierige en bekwame huisarts, die zijn patiënten lichamelijk en geestelijk bijstand geeft zoals aan Sjareltje (zie verder). Moeilijke “gevallen” stuurt hij naar bekende specialisten zoals Prof. Sebrechts en Prof. Daels.
Professioneel een goede arts, als mens een “homo universalis”. Op literair vlak, leest hij de klassiekers, soms in het latij n. Door Karel Van den Oever en Jules Persyn, ballingschapsvrienden in Nederland tijdens WO 1, is hij vertrouwd met het literaire leven in Vlaanderen. Vele auteurs, zoals Felix Timmermans, worden ontvangen in de Woning De Beir, ter gelegenheid van een spreekbeurt in zijn Noordzeehotel. Virtuoos op de piano, speelt hij werk van Bach tot Debussy, toen hedendaags componist. Met zijn dochter, de latere Mevr. E. Mattelaer, eveneens een bekwame pianiste, speelt hij “quatre-mains “. DDB bewondert uiteraard de werken van zijn vrienden F. Jespers, Permeke en Servaes, maar ook in zijn modernistische periode Afrikaanse beelden en later ook romantische en oud-Hollanse schilderijen. Een bijzonder talent heeft hij voor tekenen en schilderen in gouacheverf. Een honderdvijftigtal werken zijn bekend, waarvan enkele in oude Knokse families, zoals bij Decuypere en Degroote. Een zeldzame keer wordt een werk geveild. Hij schrijft sierlijke brieven en vanaf de jaren veertig pent hij poëtische opstelletjes neer.
VROEGE TEKENINGEN
Geboren tekenaar tekent hij op 14-jarige leeftijd zijn pas overleden hondje Imago canis mei Azor, rnortui die 21 Febr 1893 (Fig 1). Tijdens zijn ballingschap in Nederland (WO T) tekent hij fauvistische landschappen onder invloed van zijn dierbare vriend Rik Wouters, in zwart krijt en meestal omringd door een zwarte streep (Fig 2).
1. “Azor”, door de 14-jarige Reimond. - 2. Fauvistisch landschap, Soesterberg 1917.
4. Dinska Bronska. 3. Vissersbootje aan de Zuiderzee
Een pointillistisch tekeningetje (Fig 3) leert ons dat DDB ondanks zijn ballingschap op de hoogte is van de prille evolutie van de moderne kunst. Zo maakt de Zwitserse schilder A. Gos een kubistisch portret van zoon Frank, afgebeeld in Deel 1. Samen met vriend Huib Hoste wordt hij een bewonderaar van de revolutionaire kunst, De Stijl. Architect Huib Hoste, buurman van DDB in Soesterberg, heeft onnoemelijk veel geluk gehad de vriend te mogen zijn van DDB, die hem maar liefst zes opdrachten heeft gegeven zoals het Noordzeehotel en de Woning De Beir, in de volksmond het “Zwart huis”. Uit die modernistische periode (1920-1926) dateert een tekeningetje in kleurpotlood in kubistische stijl: Dinska Bronska, naar het gelijknamig gedicht van Karel van den Oever (1879-1926) (Fig 4). De Poolse vrouw ontvlucht uit armoede haar land met het beroemde schip The Red Star vanuit Antwerpen.
EXPRESSIONISTISCHE TEKENINGEN en GOUACHES
In Deel 3 van deze biografie wordt in hoofstuk 5 en 6 uitvoerig geschreven over de ruptuur met het modernisme en zijn grote vriendschap met Constant Permeke. Tengevolge van een geschil betreffende de intresten van een belangrijke lening van DDB aan Permeke voor de bouw van de woning van Permeke De Vier Winden in die crisisjaren en de vijandigheid tussen Mevr. Permeke en Mevr. De Beir betreffende de prijzen, ontaardt de grote vriendschap en ziet DDB tot zijn groot verdriet dat hij twee majeure werken, de Zeug en de Zaaier niet kan verwerven. Beide werken zijn nochtans de bron van zijn inspiratie, zowel inhoudelijk als formeel. Het grootste deel van zijn oeuvre creëert hij tussen 1929 en 1933, de periode van zijn vriendschap met Permeke. Hij signeert zijn werken met “DB”. Vanaf 1934, na het einde van de vriendschap met Permeke, tekent DDB slechts sporadisch en signeert voluit. Net zoals de Zeug en de Zaaier zijn de werken van DDB uitgevoerd in late expressionistische stijl (humanistisch of postromantisch expressionisme) waarin kubistische vormen verdwijnen. De inhoud, namelijk het harde maar nobele leven van de boer en zijn environment (boerderij, erf, boer en zijn gezin) worden zwaar in de verf gezet met grove toetsen, sterke contrasten en sombere kleuren. In januari 1930, toen er nog geen vuiltje aan de lucht is, vraagt Permeke aan DDB naar de vorderingen van zijn werk. In die tijd maakt DDB een portret van Permeke, afgebeeld in Deel 3.
TEKENINGEN VAN KNOKKENAARS EN POLDERLANDSCHAPPEN
Voor 1930 maakt DDB tekeningen in kleurpotlood voornamelijk van de torens van Lissewege en Oostkerke, dikwijls in een compositie met bijbelse verhalen, zoals de “Drie Koningen”.
Vanaf 1930 maakt hij tekeningen in zwart en bruin potlood, daarna in houtskool, Oost Indische inkt of zwarte gouacheverf. Van landbouwer Pol Sys, geboren te Knokke op 4 juli 1860 en door de Knokkenaars Koo Slekke genoemd, bestaan een tiental portretten (Fig.5, 6 en 7). Slekke woont aan de Paulusstraat, vroeger Oosthoekstraat genoemd. DDB tekent graag portretten van boeren want als arts gestart voor WO 1 in Westkapelle, is hij huisarts van veel landbouwersgezinnen. De broer van Koo, Sjarel (Karel Sys) heeft hij gedurende meer dan 30 jaar verzorgd voor een zeer ernstige gelaatsziekte, Lupus vulgaris mutilans, een vorm van TBC.
Van de toen bekende Knokse hengstenboer, Cissen Kadee, alias Frans Janssens van de Jodenstraat (nu De Judestraat) maakt DDB krachtige portretten (Fig. 8 en 9).
Tussen de vele anonieme portretten bevindt zich waarschijnlijk dat van Futtel, alias Emiel Debusscher, een legendarisch volksfiguur. Geboren te Middelburg (B) in 1874 vestigt hij zich in de wijk Driewege als slunsemarchand, een vodden-en schroothandelaar. Hij wordt vermoord, de schedel ingeslagen, in juli 1947. Van de daders geen spoor (2). Van Gusten Mattheeuws (August, Pepersstraat, °Knokke) bestaan portretten zonder en met Leopold II-baard (Fig. 10). Begin derjaren ‘40 gaat DDB als arts op huisbezoek bij de zieke Koo Slekke, waar toevallig Futtel en Mattheeuws eveneens de zieke man bezoeken. DDB noteert zijn indrukken in volgend opstelletje:
5. Koo Slekke in 1930. - 6. Koo Slekke met kater op schoot, 1933.
7. Koo Slekke in 1937. - 9. Cissen Kadee met grote muts.
8. Cissen Kadee 74 jaar in 1931. - 10. Gusten Mattheeuws.
Van mijn arme Drie Koningen
Koo Slekke, ik kan nooit hem vergeten metzijnplatten dikken neus in ‘t gerimpeld aangezicht en haar in zijn ooren-, zat met een ziek been op de stoel bij de kachel. Hij smekte profijteljk aan een kort doorgerookt stenen pijpje, dat in zijn tandenloozen mond stak, waarboven een vuile snor als een slak. In zijn kop zaten een paar vinnige vissenoogskens (fisjauwoogskens zeggen ze in West-Vlaanderen). Ditpaar sympathieke deugnietsoogen geven aan den simpelen landarbeider een expressie die psychologisch interessant zou kunnen verklaard en uitgelegd worden.
Futtel, de leurder in oud ijzer vodden en beenderen, met zijn jodelende falsetstem, een gemoedelijke reus die geen vlieg zou kwaad doen en Gusten Mattheeuws, de kluizenaar vrijgezel op leeftijd met den breeden Sinte-Niklaasbaard waren op bezoek bij kamaraad Koo, die zwijgzaam met zijn pootige hand den grjzen kater op zijn schoot zat te aaien. Futtel was zoo maar eens te Koo ‘s een pijp komen opsteken en voerde alleen het hooge woord, binst dat zijn twee spitsbroeders stil zaten te luisteren en af en toe ja-knikten of met een kort en dof keelgeluid instemden met Futtels gebazel.
Gusten was door ook om den bras (minderwaardig voedsel) van Koo zijn “zwin(je “te koken en de “keuns” eten te geven, “keuneteten” noemen ze dat bij ons. Onverwachts was ik met de deur in huis gevallen, zulks was mij toegestaan bij mijn beste vrienden, het drieverbond van mijn Driekoningen. Ik rookte daar een pijp , ze mochten eens van mijn tabak stoppen en wij beleefden te samen veel plezier van dat onverwacht onder-onsje. Hoe dikwijls heb ik mij niet beroemd op de genegenheid en het vertrouwen van die brave eenvoudige menschen, echte Bruegheliaanse typen die menigmaal voor mij poseerden om zich te laten portretteeren?
Over Karel Sys, die hij gedurende meer dan 30 jaar verzorgde voor een gelaatsziekte, Lupus (lupus betekent ook wolf), volgend aandoenlijk opstelletje:
Sjareltje met de Vretende Wolf
“Sjareltje Sys, Kooijes ongelukkige broer~ met zijn walgwekkend aangezicht door den knagende lupus uitgevreten, den lupus, nooit geheel verslonden prooi van den terecht daarom genoemde “vretende wolf mocht ik jarenlang mijn liefdevolle zorgen wijden. Na een leven van onbeschrijfeljke ellende en lijden naar ziel en lichaam stelde de voor hem genadige tering een eind aan zijn treurig bestaan. Den eerste keer dat ik hem zag, dat is nu ruim dertig jaar geleden, stond hij op het land te werken, een breed linnen doek voor het aangezicht waarboven slechts twee rood-omkransde en gedurig betraande oogen te zien waren onder zijn ingedeukten verschoten ouden hoed, een type waarvan ik in Brueghel’s werk geen weergaken Dat was Sjareltjes toilet van de heete zomerdagen wanneer hij zich moest beschermen tegen de aaszoekende vliegen die in zwermen rond zijn hoofd kwamen gonzen.
Iedereen in het dorp kende Sjarelje bij zijn kozenaam. Die arme stakkerd kon waarachtig nog glimlachen niettegenstaande zijn verschrikkelijk aangezicht waarin de tanden blootlagen en de bovenlip en ruim de helft van den neus waren weggevreten, een levend doodshoofd met den stank en fietse kleuren van verrottend vleesch.”
11. Douanier Pietje Verbanck. - 12. Schilder Lebbe.
13. Kok Morel. - 14. Charles Mauvy.
Van andere Knokse figuren maakt hij portretten. De douanier Pietje Verbanck, van Adinkerke afkomstig (1974) (Fig. 11), de schilder Lebbe (Fig. 12), kok Morel, die naast Dr. Everaert woont in de Lippenslaan (Fig. 13) en van Charles Mauvy, bediende bij het Kadaster (3) (Fig. 14). Verder portretten van een aantal gekende en onbekende Knokkenaars, zoals ene Spruyt, 85 jaar in 1932, Fons, 57 jaar in 1933 en van ene Barbara. Dienstmeid Sidonie Durnez poseert meermaals. Vriend Pastoor Verstraete van de St-Margarethakerk, tekent DDB vanop de preekstoel (Fig. 15). Treffend getekend zijn een Knokse moeder en Kind (Fig. 16). Ernstig zijn zelfportret (Fig. 17).
15. E. H.Verstraete op de preekstoel. - 16. Knokse moeder en kind.
17. Zelfportret. - 18. Mevrouw R. De Beir
19. Groote en Kleine Lieve. - 20. Cor Jass
22. Het Rubensplein.
21. Patisserie Peperstraete. - 23. Hoeve met duiventil en knotwilgen.
24. Groots Polderlandschap. - 25. Het Erf.
Uiteraard portretteert hij zijn familie zoals Mevr. De Beir (Fig. 18) en zijn dochter (Mevrouw E. Mattelaer) met zijn eerste kleindochter, een maand oud, ook Lieve genaamd: Groote en Kleine Lieve (Fig. 19). Leuk zijn het circustafereel Cor Jass (Fig. 20) en Patisserie Peperstraete (Fig. 21), gelegen in de Lippenslaan, tegenover de Woning De Beir. Een aardig document is het Rubensplein (Fig. 22). Sterk is de tekening voorstellend een Hoeve met duiventil en knotwilgen (Fig. 23). Tot slot een Groots Polderlandschap gezien vanuit het Hazegras, met in de verte de torens van Oostkerke en van Westkapelle (Fig. 24).
Gouaches
In dezelfde periode van de tekeningen oefent DDB zich in de kunst van het schilderen met gouacheverf, een moeilijke techniek. Omdat correcties niet mogelijk zijn worden eerst meerdere proeven gemaakt : recto en verso van de bladen zijn meestal beschilderd. De felle kleuren zoals rood, groen en geel met weinig bruin verwijzen eerder naar het Duits expressionisme dan naar Permeke, alhoewel de thematiek geïnspireerd is door de Meester van Jabbeke met als typisch voorbeeld Het Erf(Fig. 25). Afgedrukt in een monochrome kleur verliezen deze felgekleurde en contrastrijke gouaches hun karakter en zijn ze in klein formaat afgedrukt. Nederige Knokse polderhoevetjes zijn een favoriet thema : Hoeve nabij het bos (Fig. 26), Boerenpaard (Fig. 27), Polderhoeve in de winter (4) (Fig. 28) en de Kalfmolen met de prachtige Vaucellisschuur, gezien vanaf de J. Devischstraat, nu Kalfstraat (Fig. 29). Veel zonsondergangen in de polder of in het bos zijn gekend, maar niet reproduceerbaar, tenzij de Cokes fabriek te Zeebrugge bij zonsondergang, nu afgebroken (Fig. 30).
26. Hoeve nabij bos. - 27. Boerenpaard.
28. Polderhoeve in de winter.
29. De Kalfmolen met Vaucellisschuur.
30. De Cokes fabriek bij zonsondergang. - 31. Het strand.
Floris Jespers
Floris Jespers en DDB zijn vrienden geweest voor het leven. Bij een bezoek van de gebroeders Jespers aan Rik Wouters in het kamp van Zeist maakt DDB kennis met de Flor. Eind 1944, enkele maanden voor zijn overlijden, stuurt DDB de depressieve Jespers een aanmoedigende brief (5). Vanaf de jaren ‘29 is hij dikwijls te Knokke en krijgt hij van DDB een atelier in een appartement naast de Woning De Beir. Jespers heeft het moeilijk met de bewondering van DDB voor het werk van Permeke. In een ongedateerde brief (6), waarschijnlijk in 1932, schrijft de schilder een brief aan DDB over het werk van zijn vriend: “Misschien heb ik je veel verdriet gedaan het Zwyn en het Kalfniet te bezien gelijk gij, mijn beste Raymond... “. In dezelfde brief schrijft Jespers over zijn nachtelijke wandelingen “op den dijk gansch alleen met de zee nevens mij” en maakt allusie op het werk van Permeke. “Wat ikga doen in de Stad (Antwerpen) weet ik nog niet “. De gesprekken over het expressionisme met DDB hebben zonder enige twijfel de “Flor” beïnvloed.
De laatste gouaches van DDB staan dan wel onder de invloed van F. Jespers. Het strand (Fig. 31) met lichtblauwe zee en lichtgeel zand en Villa E. Fourdin (1903) (Fig. 32), gelegen in de Mosselmanstraat en gezien vanuit de Woning De Beir zijn twee voorbeelden van die invloed.
Zoals reeds medegedeeld maakt DDB onder invloed van zijn vriend Felix Timmermans meerdere tekeningen en gouaches van bijbelse figuren zoals de Drie Koningen met op de achtergrond een polderlandschap of de toren van Oostkerke; de koning met baard is Cissen Kadee. In 1934 maakt hij een reeks gouaches van de boetprocessie te Veurne. Enkele dagen voor de stoet in Veurne zoekt hij personen op die als boeteling de stoet zullen meemaken en maakt hij gouaches van die boetelingen die voor hem poseren. Van deze voorstudies maakt hij thuis definitieve gouaches,die hij samenbundelt in een speciaal daartoe bestemde map.
Jespers krijgt de map in bruikleen en gebruikt de gouaches als motieven voor zijn wandtapijt De Boetprocessie te Veurne, afgebeeld in Deel 3. De schilder weigert de map terug te geven aan DDB, waardoor een fikse ruzie ontstaat met zoon Emmanuel als getuige. Een voorstudie in felle kleuren voorstellend Christus met doornenkroon en twee beulen (Fig. 33) is bijzonder gelijkend op een détail van het wandtapijt (Fig. 34), (afgebeeld in Deel 3). Jespers heeft het daarna goed gemaakt voor DDB een achter-glas-schilderij te maken naar een voorontwerp van DDB.
32. Villa E. Fourdin (1903). - 33. Christus met doornenkroon en twee beulen.
34. F. Jespers, Wandtapijt 1935, detail.
OPSTELLETJE
Na het uitbreken van WO II is het kalm geworden aan de kust. Zijn familie verblijft in Rixensart uit vrees voor een landing van de geallieerden aan de Belgische kust. DDB zet zich aan het schrijven en maakt poëtische opstelletjes, waarschijnlijk voor een krant, en signeert ze onder de naam “Verduin”. De stijl is nogal verwant aan deze van K. van de Woestijne. Hieronder een impressie van het Zwin bij zonsopgang, op uitnodiging van Boer Lierman van de Zoutelaan op vogelvangst.
Octobermorgen in de Zwinnepolder.
Op vogelvangst met Pietje Lierman.
Stil hangt de nacht nog zijde-zacht te suisen over den Zwinnepolder: donkere hemelkoepel waarin een ietsje vaal-grjs over defluweelen uitgestrektheid van de zwartvochtige aarde. Hier gaat het wonder gebeuren van den nieuwen dag uit de nachtelijke duisternis over land en zee.
Uit het Westen komt het trage rhythme van het zeerot aangedeind waartusschen de snelle dissonanten van overtrekkende watervogels. De vlakte is een grauwe zwijgende zee, een oogenblik nog en in een langzaam crescendo verschijnen der dingen die verscholen zaten in dien baaierd (warboel) van onduidelijkheid de vertraagde film van hun zichtbaar worden. In het wazige verschiet komen de gezichteinders te voorschijn hoog in de lucht jaagt de wolkendriji; straks onderscheidt gij tusschen de verre boomen een vierkanten toren en de speelkaartenhuisjes van een afgelegen dorpje. De vetbruine aarde glimt en lacht tegen den dageraad; de grijsgroene schorre en de blonde duinen liggen in roerloze overgave aan hetjonge licht, in smachtend verlangen naar den eersten zonnestraal. Aan den lagen gezichtseinder stijgt dra de roode morgenzon; warme glanzen kleuren de dampige vlakte; zwarte kladden spreeuwen trekken over de duinenkammen; kievitten, meeuwen en pluvieren dwarrelen op en neer; traag wiekt een eenzame reiger op afstand van een troep wilde eenden met uitgestoken halzen en heele benden kleine sjilpende trekvogeljes laten zich lokken naar het net van den vogelaar die zoet zit tefluiten in zijn camouflage van riet en rjshout. Daar achter twee zware polderpaarden ment de boer den ploeg door ‘t land dofpioffen hun stappen in de vette klei, ;een levendige kwikstaart kladdert rusteloos rond; kraaien tuimelen in de voren. Wat verder zaait de zaaier het kostbare graan, maar toch kan al die bedrijvigheid de rust niet storen over het wijde landschap uitgespreid.
Hoort ! ginder achter de duinen het wijdingsvolle morgengebed van de zee over het land.
Get. Verduin, 28 October 1942.
Hiermee eindigt de biografie van Dokter Reimond De Beir, een groot Knoks figuur, die de geschiedenis zal ingaan als opdrachtgever van zijn woning die zijn naam draagt en een parel is van de Modemische architectuur in België.
Dankwoord. Dit gedeelte van de biografie van mijn grootvader kon niet worden gepubliceerd zonder de medewerking van Danny Lannoy, grote kenner van de jongste geschiedenis van Knokke, en van mijn ooms Frank en Emmanuel De Beir.
Oproep. Een catalogus van het oeuvre van Dr. R. De Beir zal worden samengesteld. Personen die een werk van hem bezitten, kunnen zich bekend maken bij de auteur via de redactie van dit tijdschrift.
NOTA’S
1. De biografie van DDB (1879-1945) is verschenen in “Cnoc is is ier: Deel t. Jeugd, Westkapelle en Holland. jg 2002, nr. 39.-Deel 2. De Nieuwe Beelding en de Gemeenschapskunst. jg 2003, nr. 40. -Deel 3. Het KVV,Volksontwikkeling en het Expressionisme. jg 2005, nr. 42.
2. D. Lannoy, Knokke, de jaren 50, De Distel, 2004.
3. De familie Mauvy woonde in villa Hortensia in de Duinenstraat, nu A. Dansestraat, zijstraat van de Lippenslaan; vader Alfred, geboren in 1888, was werktuigkundige en legde zich toe op de fotografie; zoon Charles was bediende bij het kadaster. D. Lannoy: Knokke & de Belle Epoque, blz. 47.
4. Gouache geschonken aan zijn dochter ter gelegenheid van haar huwelijk met Dr. E. Mattelaer in 1937.
5. Klad van brief bestemd voor Floris Jespers, eind 1944.
6. Ongedateerde brief van F. Jespers aan DDB. In de brief wordt melding gemaakt van het portret van Liesje Goddefroy dat door de familie als te modem wordt beschouwd en van de ziekte van zoon Mare. Waarschijnlijk geschreven in 1931.