11 september 1920
Overleden te Knocke : William BABTIE
Vereerd met het Victoria Cross
De Engelse kolonie in Knokke was nauw betrokken bij de ontwikkeling van onze badplaats. Nog voor de uitbouw van het Zoute in 1908 verbleven geregeld Engelsen in Knokke, die hun geliefde golfsport kwamen beoefenen in de duinen. Een van de realisaties van de pas opgerichte Cie. Le Zoute, was de aanleg van een golf. Er werd zelfs een Anglicaans kerkje gebouwd voor de vele Engelse bewoners van de eerste villa’s en cottages in het Zoute. De meeste eigenaars waren gepensioneerde oorlogsveteranen.
Tussen beide wereldoorlogen bezochten de Engelsen op hun toeristische uitstappen de slagvelden van toen en belandden in Brugge en in Knokke. Op 12 september moet dienstdoende schepen Pieter Vermeire de overlijdensakte opstellen van William BABTIE, die de avond voordien rond 9 u overleed in Hotel Central. Zijn schoonzoon Gérard Hayes en loodgieter Gerard Janssen uit Knokke deden de aangifte op het stadhuis.
Wie was deze 62-jarige gewezen luitenant van het Engelse leger?
Babtie werd geboren in Dumbarton (Schotland) op 7 mei 1859 als zoon van John en Janet Craig en huwde met Edith Mary Barry. Het echtpaar woonde in Godalming, County Surrey.
Babtie was 40 jaar toen hij als majoor diende in het Royal Army Medical Corps gedurende de “Boer War” in Zuid-Afrika. Op 15 december 1899 bij de “Battle of Colenso” begaf hij zich onder hevig geweervuur naar een groep gewonde militairen die als voorhoede in een ravijn lagen. Een voor een gaf hij de eerste zorgen aan de getroffen soldaten zichzelf blootstellend aan het aanhoudend geweervuur. Later op de dag trok Babtie met een andere officier, Walter Norris Congreve, eropuit om de zwaar gewonde luitenant Frederick H.S. Roberts van het veld weg te halen, dit eveneens onder aanhoudend vijandelijk geweervuur.
Voor deze daden kreeg William Babtie het VICTORIA CROSS, de hoogste militaire onderscheiding die men kon behalen voor dapperheid in de strijd tegen de vijand of zoals het zo mooi in neergepend in de voorwaarden: “in the presence of the enemy and under circumstances of extreme danger”.
Als gekwalificeerd chirurg was hij in 1901 Assitant Director-General in het Army Medical Service Corps en bij het uitbreken van WO I werd hij naar India gestuurd als Director of Medical Supplies (bevoorrading medisch materiaal en medicijnen). Hij was betrokken bij de acties in Mesopotamië onder Generaal Barrett en John Nixon. Duizenden soldaten vielen ten prooi aan epidemieën en ziektes en er stierven er meer dan op het slagveld. Er kwam heel wat kritiek van de buitenwereld over het tekort aan medische verzorging op de diverse fronten.
Van juni 1915 tot 1916 verbleef Babtie in het Middellandse Zee gebied en was verantwoordelijk voor de medische bevoorrading in het fameuze Gallipoli, in Egypte en Salonika.
Na WO I werd hij Director of Medical Supplies in London en kreeg een ridderorde. Hij werd voorzitter van de Babtie committee on Reorganisation of the Army Medical Service. Kort voor zijn op pensioenstelling werd hij nog bevorderd tot Luitenant-Generaal.
Na het vervullen van de formaliteiten bij het overlijden in het Hotel Central werd het stoffelijk overschot overgebracht naar Engeland. Sir William Babtie werd begraven op het Stoke Cemetery in Guildford.
Zijn V.C. medaille berust in het Army Medical Services Museum in Aldershot, England.
Enkele interessante gegevens over het Victoria Cross:
Sedert 1854 werd het V.C. 1354 keer toegekend. De eerste maal was dit voor verdiensten in de Krimoorlog. Elk V.C. wordt nog altijd gemaakt van het brons van de “cascabel” van twee Chinese kanonnen op de Russen veroverd gedurende de Krimoorlog in Sebastopol. (De cascabel, een grote dikke knop aan de achterkant van het kanon, hield het touw tegen als het kanon handbediend werd).
Een weinig bekend feit, zelfs voor vele experten, is dat het metaal gebruikt om het V.C. te maken, behoed wordt door 15 Royal Regiment Logistic Corps. Het brons ziet zelden het daglicht want het ligt verzekerd in speciale kluizen en wordt enkel onder uitzonderlijke omstandigheden bovengehaald.
De laatste verstrekking van een stuk (brons) metaal, juist 55 ounces voldoende voor 12 V.C. medailles, gebeurde op 23 oktober 1959 aan de Koninklijke juweliers Mrs. Hancocks & Co die ononderbroken sedert 1857 elke medaille gemaakt hebben. De overblijvende 358 ounces zijn voldoende voor nog eens 85 V.C. eretekens.