Spaarkassen in de volkscafés
André Desmidt
Velen onder ons hebben ze wel al zien hangen in de cafés, die houten kastjes met horizontale genummerde gleuven waar de vaste klanten regelmatig wat geld instoppen.
We vonden het nuttig en leuk om dit eens van naderbij te onderzoeken en te bekijken en deden dan ook een (moeizaam maar vochtig) onderzoek.
Al bij al geen gemakkelijke klus want veel literatuur rond dit onderwerp bestaat er niet en de “actieve leden” weten doorgaans alleen maar waar ze hun geld moeten instoppen...
We gingen te rade bij prof. Top, dé heemkundige van Vlaanderen die ons verwees naar prof. Els Witte, hoogleraar geschiedenis aan de Vrije Universiteit Brussel.
Sparen
Sparen en vergaren zijn woorden die ons zeer vertrouwd in de oren klinken. Wellicht inspireerde men zich op bepaalde dieren (hamsters, eekhoorntjes...) die een wintervoorraad aanlegden tegen slechtere tijden (de winter).
Sparen had dus als eerste doel op korte termijn te kunnen overleven.
Het dateert uit de tijd toen men nog leefde van de jacht en de visvangst, wat later evolueerde naar kleinschalige landbouw. Op een gegeven ogenblik had men overschot en men zocht manieren om het “aan de kant te leggen” of beter gezegd om het te bewaren.
Het was toen nog niet met de bedoeling een méér-opbrengst te realiseren maar gewoon om nog iets te hebben in de (onzekere) toekomst. Handel was toen nog ruilhandel en de gewone mens wist nog niet wat geld was. Men betaalde (ruilde) met eigen gewonnen producten. Zo kon men met eigen overschot iets anders bekomen.
In de Middeleeuwen moest de pachters betalen aan de grootgrondbezitters (edelen, kloosters). Men betaalde zijn “belasting” met eigen producten a rato van 10 % van de eigen opbrengst.
Zo ontstonden er tiendenschuren zoals Ter Doest in Lissewege bijvoorbeeld. Daar werden de ingeleverde landbouwproducten bewaard en kon de rijke eigenaar overwinteren en/of ruilen tegen andere producten. Het was hun liggend kapitaal dat naargelang de schaarste van het ogenblik ook meer waard werd (men kon dus ook toen al wat speculeren...).
Pas in de 19de eeuw komen heel wat mensen in loondienst en verdienen zij een centje (geld). De eventuele en schaarse overschotten werden meestal thuis opgeborgen (in de ons wel bekende oude kous).
De plattelandsbewoners hadden tot in de 19de eeuw door eigen kweek en winning een feitelijke bestaanszekerheid (als ze gespaard bleven van ziekte of tegenslag!).
Maar wie uit ging werken voor een loon verkeerde in een andere situatie. Denken we hier maar aan onze vissers die hele periodes niet in zee konden en dus niet konden werken met als gevolg geen inkomen.
Men was dus verplicht wat geld op zij te leggen of... schulden te maken.
Geld voor solidariteit
De maatschappij verandert en de risico’s nemen nog toe. Gelukkig groeit er een gevoel van solidariteit vooral bij het ontstaan van het syndicalisme.
In de tweede helft van de 19de eeuw komen er hulpfondsen en voorzienigheidskassen met als principe dat een groep mensen zich verenigen en als lid van de organisatie er zich toe verbinden om op vooraf bepaalde tijdstippen een vast bedrag te betalen.
Zij worden lid en/of aandeelhouder en kunnen dus mee beslissen wanneer, conform de statuten of een reglement van inwendige orde, een aangesloten lid (familie) moet gesteund worden. Dit kan bijvoorbeeld naar aanleiding van een zwaar werkongeval of een overlijden van de kostwinner.
Kas van Voorzienigheid Visschers Heyst
Op 30 juli 1841 werd in Heist een Kas voor Voorzienigheid opgericht “dienende om onderstand te verleenen aen weduwen van visschers, benevens een verminkte of bejaerde visscher te Heyst”.
Het speciale aan dit fonds is dat het gespijsd wordt door de reders belanghebbenden in vaartuigen. Het is dus ook een soort spaarkas met dat verschil dat de betaalde bedragen niet terugkeren naar de spaarders maar samengebracht worden als een soort reservefonds voor bijzondere noodgevallen.
Dit alles werd zorgvuldig vastgelegd in een “Reglement voor het inrichten eener Kas van Voorzienigheid dienende om onderstand te verleenen aen weduwen van visschers, benevens aan verminkte en bejaerde visscliers te heyst”.
De kas werd opgericht omdat de armoede in de visserij jaarlijks groeide en het officiële “Bureel van Weldadigheid” (later C.O.O. Commissie van Openbare Onderstand en nog later O.C.M.W.) die armoede niet voldoende kon lenigen wegens gebrek aan middelen.
Spaarkassen in herbergen
Tot voor 1880 was er bij de arbeidersgezinnen geen sprake van sparen, dat was iets voor de rijken en de middenklasse. De arbeidersgezinnen moesten elke maand vechten om het einde van de maand te halen.
Toch werd het arbeiderssparen aangemoedigd vooral vanuit socialistische hoek. De arbeiders met een iets hoger loon namen deel aan de (meestal openbare) spaarkassen. Het collectief sparen als vorm van groepssolidariteit kwam langzaam maar zeker tot stand in de arbeidersklasse.
Via wekelijkse zeer kleine inleggingen verzekerde men zich tegen ziekte, ziekenverzorging, ongevallen, werkloosheid en ouderdom. Dit werd uitgebreid tot betaling van wederkerende uitgaven zoals aankoop van kledij en brandstof... en zelfs de begrafenis.
In opvolging van de bijstandskassen werden zo ziekenkassen, pensioenkassen en werklozenkassen opgericht. Maar daarnaast bleef het cafésparen zeer populair: het was goed dat men niet alles “verdronk”. En er ook wat gespaard werd en... men had nog een reden om eens op café te gaan (om te sparen...).
In een tijd zonder radio of televisie (in Heist was er 1 op de 15 huizen een café rond 1900) zochten vooral de mannen elkaar op in de cafés waar er gekaart werd of waar men deelnam aan een wedstrijd pijproken en waar er ook gespaard werd!
Dit geld werd één of meerdere malen per jaar “gelicht”, meestal op de vooravond van carnaval of de kermis. Zo had men geld om te feesten en de gewiekste cafébazen zaten aan de bron om er voor te zorgen dat eventuele drankschulden onmiddellijke konden worden vereffend.
Nog steeds bestaat het systeem van spaarkassen in een aantal cafés in Heist.
De bestuursleden van Heyst Leeft kregen de aangename (en vooral vochtige) opdracht om een inventaris op te maken van de nog functionerende spaarkassen in Heist-Duinbergen.
*******************
Naar aanleiding van dit artikel plannen we een reeks over de nog bestaande volkscafés te Heist-Duinbergen.
We spreken er met de huidige uitbaters en zoeken de voorgeschiedenis uit en proberen het geheel aantrekkelijk te maken door publicatie van heel wat foto’s.
Alle hulp is van harte welkom.
Bronnen
- De kracht van coöperatieve solidariteit - CERA 1892 - 1998 uitgave Mercatorfonds 2002 van Eric Buyst, Martine Goossens en Leen Van Molle
- Samen sparen - De geschiedenis van de spaarbank CODEP en haar voorlopers - 1989 uitgave Kutak van Els Witte en René De Preter