Heistse kunstschilders

Georges Devent

Naar aanleiding van de zeer succesvolle realisatie van een tentoonstelling ‘Impressionisten’ in het cultuurcentrum te Knokke (waarvoor de organisatoren 50000 fr. steun ontvingen van het Gemeentebestuur, willen we graag nog even terugblikken op een gelijkaardig initiatief van Heyst Leeft in 1981 in de zaal Ravelingen te Heist.

Toen kregen wij van het Gemeentebestuur 5.000 fr ...

Het was de collectie van Georges Devent, aangevuld door een aantal waardevolle doeken in privé-bezit die op een mooie manier aan het grote (Heistse) publiek werden voorgesteld.

Kunstenaars waren onder de eersten die ontdekten hoeveel moois het vissersdorpje Heist te bieden had. Voornamelijk de zee en het vissersvolk dat, vooraleer het toerisme de kuststrook openlegde, volkomen afgezonderd leefde, trokken hun aandacht. Het waren dan ook meestal West-Vlaamse kunstenaars die in Heist zochten wat Oostende en Blankenberge reeds niet meer konden bieden: het ongerepte en de rust.

Onder de eersten noemen we de Brugse zeeschilder Paul Jean Clays, de Kortrijkse advocaat-schilder Louis Robbe, leermeester van Alfred Verwee en zijn streekgenoot uit Kuurne Evariste Carpentier en de Oostendenaars die daar de drukte ontvluchtten zoals August Musin, Euphrasine Beernaert en Paul Permeke.

Later zakten ook veel kunstenaars uit Blankenberge af naar Heist. Velen om hier te blijven werken, anderen op doortocht naar het toen nog toeristenvrije Knokke. Zo verbleef Félicien Rops in 1871-1872 te Blankenberge, kwam hij in 1875 kortstondig naar Heist om zich dan in 1877 voor een langere periode in Knokke te vestigen. Alfons Cogge, die in 1884 vanuit Blankenberge naar Heist kwam zou te Heist een groot deel van zijn werken borstelen.

Naast de opkomst van het toerisme en de beroering in de kuststreek gistten er ook nieuwe ideeën in de kunstwereld. Rond 1880 ontstond na het verstard classicisme en romantiek een nieuwe kunstrichting. De kunstenaars werden meegesleept door de kracht van het licht dat inwerkt op de vormen.

De voorstelling werd slechts bijzaak, de impressie de hoofdzaak. Zij namen hun schildersezels en trokken in de vrije natuur.

Zo vonden talrijke schilders, die hier het vissersleven, het strand, de zee en het landbouwleven op doek vastlegden, onderkomen in een bemeubeld kamertje dat ter beschikking gesteld werd door de Heistse kunstschilder Bellis. Louis Bellis woonde in een grote villa met ruim terras nabij de sluizen.

Eigenlijk stond zijn villa naast een houten barak genaamd Chalet des Ecluses, waarin de Fransman Vassevière café hield.

Onder druk van het toenemend aantal kunstenaars veranderde de villa al vlug in een taveerne “La taverne royale”, die de joviale Bellis zelf uitbaatte.

Velen zouden aldus innig met Heist verbonden blijven en een groot deel van hun oeuvre realiseren. We denken hierbij aan de Gentenaar Alfons Cogge, de Antwerpenaar Ghisbert Combaz en niet in het minst dierenschilder Jan Verhas, die reeds in 1882 naar Heist kwam en er op de Zeedijk een villa kocht, en nog in het jaar van zijn dood (1894) één van zijn meesterwerken schilderde “La procession à Heyst”, wat ook recent op de tentoonstelling in Knokke te zien was.

Terwijl er zich te Knokke rond Verwee een ware schildersschool vormde, broeide het ook te Heist. In het klein “Café Français” ingesloten in het centrale deel van de Kursaalstraat, waren de kunstenaars trouwe klanten van Madame Camille en haar dienster Joséphine.

In 1897 volgde het cliënteel Madame Camille naar een grotere zaak op de dijk met dezelfde naam. Schilders als Fernand Toussaint, Louis de Burbure, Leon Philippet, Ernest Hoorinnckx, Frans Hens, Paul Bams, Albert Pioch en anderen bleven te Heist, hetzij voor het strand en de zee, hetzij voor Madame Camille...

De Heistenaars hadden het vooral op de zee en het strand gemunt, terwijl de Knokkenaars meer aangetrokken werden door het polderlandschap. De Knokkenaars, en dan voornamelijk Parmentier en Verwee, kwamen zeer graag naar Heist. Het omgekeerde was veel minder...

Was er sprake (toen reeds) van enige rivaliteit?

Dit uitte zich soms in kaartwedstrijden tussen beide schildersgemeenschappen. Voorbeeld is de “piquet-partij” in het Kursaal te Heist waar het Knokse duo Verwee-Bastin het haalde van Bellis-Quitman. Match vereeuwigd door Philippet nu nog te zien de raadzaal van het stadhuis Knokke. Rond die tijd schilderden ook echte Heistenaars zoals H. Breydel en Leopold-Charles Dumonceau (Vlamingstraat 39 +1893).

Het toenemende toerisme in Heist betekende het einde van de rust en meteen ook van de schildersgemeenschap. Er kwamen natuurlijk nog kunstenaars (zoals de in Pittem geboren René De Pauw) die in 1938 zelfs een huis kocht te Heist op het Albertplein (Square).

Ook Isidoor Boerewaard (Blankenberge) bracht een groot deel van zijn leven door te Heist. Hij verkocht zijn doeken in een winkeltje in de Parkstraat (+Knokke 1972).

Ook tussen 1920 en 1940 verbleven schilderes Alice Collin en de schildersfamilie Frederic (Leon en Georges) in Duinbergen.

Bron: Catalogus Heistse zichten in privé-bezit

De tentoonstelling liep van 6 tot en met 8 juni en telde meer dan 3.000 bezoekers.

Heistse kunstschilders

Georges Devent

Heyst Leeft
2008
01
014-015
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:43:22