Zestig jaar meubels Bonny

André Desmidt

Dat we oog voor traditie hebben, weet de lezer wel. Daarom waren we te gast bij Albert Bonny, stichter van het gelijknamig meubelhuis, dat zowel Verhaeghe als Parez overleefde. Gastheer Albert ontving ons in zijn comfortabele zetel (van bij Bonny...) en bij het vertellen van de vele anekdotes fonkelen de oogjes alsof alles nog eens herbeleefd wordt. Maar Albert staat er niet alleen voor want bestuurslid Chris Bonny, huidig zaakvoerder, heeft blijkbaar de familie opgetrommeld.

Er waren dus bitter weinig stille momenten...

De Bonny's zijn reeds meer dan drie eeuwen in Heist gevestigd. We nemen de draad op bij Pieter Jan Bonny (geboren 31 januari 1869 en overleden 5 januari 1943) die in een eerste huwelijk met Nathalie Dujardin drie kinderen had en in een tweede huwelijk met Emelia Hoestlandt uit Knokke nog 14.

familiefoto bonny 1924Familiefoto uit 1924 met Pieter Jan Bonny en echtgenote Emelia Hoestland en de kinderen

Pieter Jan Bonny ging reeds als kind bij de boeren werken in Westkapelle. Het was een harde tijd en alle verplaatsingen gebeurden te voet. Hij had dan ook gezworen dat alle kinderen een stiel moesten leren zodat zij op een betere manier zouden kunnen leven. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat Pieter Jan geen plezierige momenten kende... hij was ten slotte een Bonny, wat betekent: er goed uit zien !

Hij was dan ook gekend als een dreupelstekker en levensgenieter, die wel wist wat hard werken was. Zo gebeurde het eens dat hij van Westkapelle kwam en op weg naar Heist de garde tegenkwam. Die stelde onmiddellijk een diagnose en de beste remedie voor Pieter Jan was om hem naast de gracht te leggen zodat hij zijn roes kon uitslapen. Conclusie: hij was iets later dan verwacht thuis, maar ook dat is een familietrekje bij de Bonny's...

Zoon Albert Bonny, onze gastheer, begon zijn carrière als 14-jarige jongen bij de familie Verhaeghe in de Vuurtorenstraat als behanger-garnierder. Hij leerde er de stiel en kon zeker zijn mannetje staan tussen al die kleine Verhaeghetjes. Met trots vertelt hij dat daar waar een van de Verhaeghe's een ladder nodig had, hij dit kon zonder ladder, want hij was veel groter dan hen.

Na vier jaar veranderde Albert van baas en ging werken bij Parez in de Vlamingstraat. Het was de periode voor de oorlog en er was nog geen sprake van politiek bij Georges Parez.

Het was een aangename periode en regelmatig trok Albert met zijn baas en André Dhauw en Joseph Devos op stap. Zij deden grote verplaatsingen met de fiets en gingen graag samen naar de koers kijken. Soms legden zij daar grote afstanden voor af, maar dat bleek goed voor de conditie. Albert hield trouwens van verplaatsingen. Zo volgde hij opleiding in het Nederlandse Krommenie en was hij ook een week alleen naar de Expo in 1958.

Na de oorlog begon Albert een eigen zaak met winkel in de Noordstraat, samen met André Dhauw.

Groot probleem was evenwel dat er zeer moeilijke bevoorrading van materiaal was en dat de gevestigde handelszaken voorrang kregen. Dus eerst leveringen voor Verhaeghe en Parez en dan pas voor Bonny. Maar gelukkig waren er de Nederlandse kontakten zodat alles uiteindelijk vlot verliep. Het gezin woonde in een huisje in de verlengde Onderwijsstraat en om geld bij te verdienen deed moeder het seizoen, zoals in Heist algemeen gebruikelijk. Broer Kamiel, de stukadoor, kocht de ijsfabriek in de Pannenstraat, waar nu nog de grote winkel is, en deed de afbraak van het pand.

Op 58-jarige leeftijd kocht Albert grond om daar een nieuwe winkel te vestigen.

Een week voor de opening van de winkel kwam Georges Parez langs om te vragen of zij geen zin hadden om voor hem te komen werken. Was het de bedoeling om de concurrentie uit te schakelen of was het gewoon uit nieuwsgierigheid ? In elk geval werd op dit aanbod niet ingegaan en startte men met de nieuwe winkel, wat een onverhoopt succes werd.

Na de oorlog was er ook al heel wat toerisme in Heist. Toen sprak men nog van de vreemdelingen. Voor Pasen moesten heel wat karweien opgeknapt worden want alles moest in orde zijn tegen dat de vreemdelingen kwamen. En eigenaardig maar waar, pas na Pasen kwam het werk voor de Heistenaars.

Het was immers zo dat men pas de grote kuis deed als de kachels niet meer brandden. En dus werd er ook maar nieuw papier behangen als de stove uit was en er geen stof meer in huis kwam. Een goed moment om het hier even te hebben over de behangmode.

Voor de oorlog werd er behangen met zware bloemen en speciale motieven in de hoeken en in het midden van de muur. Het papier bleef vele jaren hangen, tot het totaal vergeeld was van het roken en bevuild was door de kachels. De interieurs waren eerder duister en donker en het viel allemaal zo niet op. Na de oorlog veranderde het en plakte men een combinaison... Er werd de kamer rond een band papier horizontaal geplakt en afgeboord met een fantasiestreep.

In de jaren zestig werd het mode van effen vinylpapier dat dan beschilderd werd. Verschillende kleuren in één kamer en de schoorsteen meestal sterk geaccentueerd. Een tijd lang werden ook de plafonds beplakt en dat had als voordeel dat heel wat oneffenheden en kraken gecamoufleerd werden. Maar plafonds beplakken was niet zo eenvoudig en ook lastig.

Albert Bonny had er met zoon Eddy een speciale techniek voor: zij brachten de strook behangpapier aan met een zachte veegborstel: dat ging vlot en zij hadden geen ladder of stelling nodig. Tijdens de gouden jaren zestig werd er ook veel gebouwd en elke trapzaal stak in de crepi of stuk. Dat was werk voor de schilders en niet meer voor de behangers. Maar naast de verkoop van behangpapier en toebehoren waren er ook de matrassen. Die werden zelf gemaakt, een specialiteit op zich.

Er waren drie soorten vulling: wol, kappok of kring (zeegras = het goedkoopste). De vulling kwam toe in grote balen en dat moest eerst bewerkt worden vooraleer in de matraszak gestopt te worden. De wol werd gekamd. Dit wil zeggen dat dit losgetrokken wordt door een speciaal toestel met de hand te bedienen waarbij twee vlakken met lange nagels over elkaar heen hingen. De zak werd dan door de vrouwen deskundig doorstoken zodat het geheel vast vorm kreeg en stevig was om op te slapen.

Een tweede vulsel was de kappok. Dat werd losgeklopt door er werkelijk op te slaan en het luchtig te maken. En dan volgde het zelfde scenario als voor de wollen matrassen. En tenslotte was er de kring wat een eerder compacte massa bleef en hard was om op te slapen. Hier sprak men meer van slaapzak dan van matras. De doorlegen matrassen werden binnengebracht en het vulsel werd er uitgehaald en naargelang het wol of kappok was opnieuw gekamd of geklopt en... de matras was zo goed als nieuw.

Een matras lag op een resortbak en dat werd ook volledig zelf gemaakt. De veren kwamen van bij Bekaert en het kassement werd zelf in elkaar getimmerd. Vele tientallen jaren hebben die bakken en matrassen hun degelijkheid bewezen. Maar toen kwamen er kapers op de kust: de BEKA-matrassen van Bekaert. Eind jaren zestig werd dit algemeen en verdwenen de zelfgemaakte matrassen.

Het logo van Bekaert was drie katjes en Albert vertelde ons dat Parez ooit in zijn etalage een nest van drie kattenjongen op zijn matras in de etalage gelegd had als aantrekkingspunt. Een goede publicitaire stunt waar GAIA nu wellicht aanstoot zou aan nemen...

Na de introductie van de nieuwe BEKA-matrassen kwamen ook de netten die de resortbakken stilaan maar zeker gingen vervangen. En tenslotte werden die verdrongen door de lattenbakken met als meest bekende Latoflex. Albert vertelt verder nog dat in zijn tijd hij alles vervoerde met een steekkar wat niet altijd even gemakkelijk was. Pas in 1961 kocht hij een R4 (Renault) dat gebruikt werd om matrassen te vervoeren.

Ooit was hij zo overladen met zetels (ook op het dak) dat het autootje kantelde... maar alles kwam uiteindelijk goed terecht bij de tevreden klant. Het gebeurde ook wel eens dat de klant wat meehielp om kosten te sparen. Zo trok men al het papier van de muren zodat Albert minder werk zou hebben. Hij herinnert zich nog levendig een karwei bij Denise Vantorre. Haar dochter had de dag voordien al een aantal muren ontdaan van het oude papier. Albert kwam plakken maar moest na de middag naar een ander werk.

De volgend morgen bleek al het geplakte papier van de muur verdwenen... De dochter dacht dat het oud papier was en had dat 's avonds nog vlug afgetrokken. In 1978 nam zoon Eddy de zaak over, samen met zijn echtgenote die de winkel deed. Het werden drukke tijden en men beperkte zich niet meer tot Heist alleen. Dank zij de auto konden grotere afstanden afgelegd worden.

Er werd veel gewerkt voor winkelinrichtingen Vanlaere het ganse land door. Bonny zorgde voor de afwerking en de vloerbekleding. Soms was men zelfs in Duitsland aan het werk en was men verplicht om een aantal dagen ter plekke te overnachten.

eddy bonny in winkelEddy in de winkel

Zoals gezegd waren het drukke tijden en van congé was er geen sprake. Gelukkig liet de gezondheid dit toe en kon met de zaak verder uitbouwen. Het levensmotto van Albert was en is: werken zonder zorgen en tijd nemen om van alles te genieten. Een levenswaarde die hij zeker aan zijn nakomelingen heeft meegegeven.

Ondertussen heeft op 1 januari 2006 Chris met zijn vrouwtje de zaak overgenomen en zit men reeds aan de derde generatie. Chris is stand by met de gsm en van hem verwachten de klanten dat hij permanent ter beschikking staat. Het blijft druk en er komen steeds activiteiten bij. Naast slaapcomfort is er de grote winkel met salonmeubels waar de vrouw haar mannetje staat.

En bij levering wordt nu verwacht dat men de oude spullen meeneemt. Wekelijks moet Chris dan ook naar het containerpark in Westkapelle om de oude meubels te dumpen. Een vierde generatie is er en het is de vraag of zij zullen zorgen voor het verder bestaan van de zaak. In elk geval kon men tien jaar terug reeds een viergeslacht vieren en ziet men bij de Bonny's de toekomst hoopvol tegemoet.

4 generaties bonny

 

Zestig jaar meubels Bonny

André Desmidt

Heyst Leeft
2006
02
004-009
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:43:22